Brief regering : Onderzoek Jeugd en Riskant Gedrag 2019
35 300 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020
Nr. 166 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2020
Na een jarenlange daling is het gebruik van tabak, alcohol en cannabis door scholieren
gestabiliseerd. Dit is één van de conclusies van het onderzoek Jeugd en Riskant Gedrag
2019, dat door het Trimbos-instituut op mijn verzoek is uitgevoerd. Het digitaal,
interactief rapport stuur ik u hierbij toe1.
Ook de GGD-en hebben onderzoek gedaan onder scholieren, zij het onder een beperktere
leeftijdsgroep, klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs: de Gezondheidsmonitor Jeugd.
De uitkomsten van dit onderzoek zijn in lijn met die van Jeugd en Riskant Gedrag.
Opvallend zijn de grote regionale verschillen in roken naar opleidingsniveau, en de
soms forse regionale verschillen in alcoholgebruik. In sommige regio’s is men er in
geslaagd door een brede samenwerking tussen partijen wel een afname in alcoholgebruik
te realiseren. De uitkomsten van de Gezondheidsmonitor Jeugd zijn vanaf 30 juni te
vinden op de afzonderlijke websites van de GGD-en en op de site van het RIVM2.
Hieronder ga ik kort in op de opzet van het onderzoek Jeugd en Riskant Gedrag, de
belangrijkste bevindingen per thema, en de conclusies die ik aan de uitkomsten verbind.
Opzet Jeugd en Riskant gedrag 2019
Sinds midden jaren tachtig meet het Trimbos-instituut om de vier jaar het gebruik
van alcohol, tabak en drugs onder scholieren in groep 7 en 8 van de basisschool en
alle klassen van het voortgezet onderwijs. Aansluitend op actuele ontwikkelingen zijn
in de loop der jaren nieuwe thema’s toegevoegd, zoals het gebruik van de waterpijp
en de elektronische sigaret, lachgas, gamen en het gebruik van sociale media.
De cijfers in het onderzoek zijn representatief voor scholieren van 12–16 jaar, maar
niet voor 17–18 jarigen, omdat van deze leeftijdsgroep een groot deel naar het middelbaar
of hoger beroepsonderwijs gaat, terwijl een klein deel zelfs helemaal niet naar school
gaat. Onder deze groep heeft het Trimbos-instituut in 2019 aanvullend onderzoek gedaan,
waarvan ik de uitkomsten na de zomer verwacht.
Roken
In vergelijking met 2019 is de prevalentie van roken onder jongeren niet veranderd
vergeleken met 2017. Het onderzoek toont verder aan dat het percentage jongeren dat
ooit een e-sigaret heeft gebruikt is gedaald van 28% in 2017 naar 25% in 2019. Ook
het gebruik van de waterpijp is licht gedaald van 18% naar 15%. Het onderzoek heeft
tot slot voor het eerst het gebruik van verhitte tabak (heat-not-burn producten) uitgevraagd. De prevalentie van verhitte tabak onder 12- t/m 16-jarigen
is 3%.
Ik vind het zeer jammer dat de daling van de prevalentie in 2019 lijkt te stagneren.
In het Nationaal Preventieakkoord hebben we ons voor 2020 tot doel gesteld dat het
aantal jongeren dat start met roken is gehalveerd (van 75 per dag naar minder dan
40). En we streven naar een rookvrije generatie in 2040. Om daar te komen zetten we
in op een rook- en tabaksvrije omgeving voor kinderen. Het kabinet heeft hiervoor
samen met diverse partijen een pakket aan maatregelen en acties afgesproken. Succesvol
beleid voor tabaksontmoediging is gebaseerd op meerdere samenhangende pijlers. Een
belangrijk onderdeel van het pakket aan maatregelen focust op het ontmoedigen van
roken onder jongeren. Dit is in 2019 ingezet en zou kunnen leiden tot het verder terugdringen
van prevalentie onder jongeren. Per 1 april jl. is de accijns met 1 euro verhoogd.
Het doel is de prijs door accijnsverhogingen verder te verhogen naar 10 euro in 2023.
Het blijkt dat jongeren gevoeliger zijn voor een prijsstijging van tabaksproducten
dan volwassenen.
Verder worden per 1 augustus a.s. de terreinen van onderwijsinstellingen rookvrij
en zijn sinds 27 september 2019 rookruimten in de horeca niet meer toegestaan. Het
rookverbod wordt per 1 juli van dit jaar uitgebreid met de e-sigaret en verhitte tabak.
Tevens ben ik voornemens smaakjes van e-sigaretten te verbieden, zodat deze producten
minder aantrekkelijker worden voor jongeren. Ook bereid ik een wetswijziging voor
waarmee voor verhittingsapparaten – net als voor de verhitte tabak die ermee wordt
verhit – onder andere de leeftijdsgrens en het uitstalverbod zullen gelden en wordt
ook het reclameverbod van directe toepassing. Daarnaast zullen per 1 oktober 2020
sigaretten en shag alleen nog in neutrale verpakkingen worden verkocht en is het per
20 mei 2021 verboden om mentholsigaretten of mentholshag te verkopen. Dit draagt ook
bij aan het verminderen van de aantrekkelijkheid van deze tabaksproducten voor jongeren.
Alcohol
In 2019 rapporteert bijna de helft (47%) van de 12- tot en met 16-jarige scholieren
ooit alcohol te hebben gedronken, terwijl iets meer dan een kwart (26%) in de maand
voorafgaand aan het onderzoek een alcoholhoudende drank heeft genomen. En bijna één
op de vijf (19%) scholieren heeft in de maand voor het onderzoek weleens 5 glazen
alcohol of meer bij één gelegenheid gedronken (binge drinken). Op de leeftijd van 15 en 16 jaar beginnen scholieren in het weekend grotere
hoeveelheden alcohol te drinken (bijv. onder de 16-jarigen drinkt één op de vijf (19%)
5–10 glazen alcohol in het weekend). Er is hierbij niet of nauwelijks verschil tussen
jongens en meisjes. Van de 12- t/m 16-jarige alcoholgebruikers in het voortgezet onderwijs
zegt de helft (52%) de afgelopen maand dronken te zijn geweest.
De constatering dat de afgelopen vier jaar het alcoholgebruik onder deze jongeren
niet verder is gedaald, vind ik bijzonder teleurstellend: nog te veel jongeren drinken
alcohol en wanneer zij alcohol drinken ook vaak in te grote hoeveelheden.
Dit onderstreept eens te meer de urgentie van het Nationaal Preventieakkoord, waarvan
u recent de voortgangsrapportage over het eerste volledige jaar heeft ontvangen. Het
RIVM rapporteert in zijn monitoring dat eind 2019 85% van de door partijen afgesproken
acties in voorbereiding of in uitvoering was.
Nu, in 2020, zijn we al veel verder met de implementatie van activiteiten, waarvan
te verwachten is dat zij bijdragen aan het terugdringen van alcoholgebruik onder minderjarigen.
Ik noem hier het inzetten van extra middelen voor de Gezonde School, het aanvullen
van de Gezonde School-aanpak op het thema alcohol met nieuwe interventies, het opleveren
van de Handreiking voor gemeenten, die handvatten biedt voor effectief toezicht op
de leeftijdsgrens en dronkenschap; de invoering van de e-learnings, eveneens gericht op verbetering van naleving, die inmiddels al door duizenden barmedewerkers
van alle branches met succes is afgerond. Ook verwacht ik deze zomer de resultaten
van het verdiepend onderzoek naar waar jongeren alcoholmarketing waarnemen en laat
ik onderzoeken of wetgeving een effectief instrument is om te voorkomen dat alcoholmarketing
op social media jongeren bereikt.
Daarnaast kan ik u melden dat ik dit jaar de strategie voor de campagne NIX18 opnieuw
ga bekijken. De conclusies uit het onderzoek geven daar ook aanleiding toe en spelen
een belangrijke rol. Tot slot, het verkrijgbaarheidsonderzoek van 2019 toonde aan
dat 97% van de jongeren gebruik maakt van sociale bronnen om aan alcoholhoudende drank
te komen, zoals oudere vrienden (73%), ouders (32%) en broers en zussen (6%). Het
strafbaar stellen van wederverstrekking, zoals voorgesteld als wijziging in de Drank-
en Horecawet, is een maatregel specifiek gericht op het verminderen van alcoholgebruik
door jongeren
Cannabis
Eén op de tien (10%) leerlingen van 12 tot en met 16 jaar in het voortgezet onderwijs
heeft ooit cannabis gebruikt en één op de 20 leerlingen (5%) heeft dit in de maand
voorafgaand aan het onderzoek nog gedaan. Ruim de helft (53%) van de 12- t/m 16-jarige
cannabisgebruikers heeft één of twee keer gebruikt in de afgelopen maand en bijna
één op de vijf (18%) 10 keer of vaker. Bijna de helft (44%) van de cannabisgebruiker
zegt dat zij in de afgelopen maand wel eens onder schooltijd hebben gebruikt (tussenuren
of pauze). Zowel voor het gebruik ooit in het leven als in de afgelopen maand geldt
dat de percentages vanaf 2015 ongeveer gelijk blijven.
Deze stagnerende trend onderstreept het belang van een gedegen preventie- en voorlichtingsaanpak.
Dit gebeurt onder meer in het programma «Frisse Start» en «Samen Fris» als onderdeel
van het «Helder op School» preventieprogramma. «Frisse Start» en «Samen Fris» richten
zich op de eerste drie klassen van het voortgezet onderwijs. Cannabisgebruik wordt
hierin apart behandeld. Ook is er voor 16 plus het programma «In Charge», waarin zowel
aandacht is voor cannabis als voor andere drugs. In beide programma’s ligt de nadruk
niet zozeer op het cannabisgebruik op zich, maar in het bijzonder op onderliggende
mechanismen van gebruik. Voorbeelden hiervan zijn omgaan met impulsiviteit, het versterken
van zelfcontrole en het omgaan met sociale normen.
Een andere ontwikkeling op het gebied van cannabis is dat op 1 juli a.s. wet- en regelgeving
in werking treedt die het experiment gesloten coffeeshopketen mogelijk maken. Een
belangrijk punt binnen het experiment is de preventie van gebruik. U wordt in de loop
van dit jaar verder geïnformeerd over de inhoud van de preventieaanpak.
Harddrugs
Waar het gaat om het gebruik van harddrugs hebben scholieren van 12 t/m 16 jaar nog
steeds het meest ervaring hebben met XTC (1,7%), gevolgd door amfetamine (1,2%) en
cocaïne (1,1%). Onder deze doelgroep heeft 2,8% ooit een harddrug geprobeerd, sinds
2007 (3,6%) is hier sprake van een geleidelijke daling. Het gebruik van XTC is echter,
na een afname van 1,9% in 2015 naar 1,0% in 2017, helaas weer gestegen naar 1,7% in
2019.
Het gebruik van harddrugs onder scholieren baart mij zorgen en het is mijn ambitie
om net als bij alcohol en tabak het gebruik bij minderjarigen tot nul te reduceren.
Er gebeurt al veel op het gebied van preventie en voorlichting. Zo zijn er programma’s
op scholen om jongeren bewust te maken van de risico’s van drugsgebruik en ze te stimuleren
niet te gaan gebruiken. Ook ouders hebben een belangrijke preventieve rol: zij worden
gesteund door ouderavonden op school, websites en cursussen, bijvoorbeeld over hoe het gesprek aan te gaan met je kind over de gevaren
van middelengebruik.
Lachgas
In 2019 had 10% van de jongeren in het voortgezet onderwijs ervaring met lachgas,
dat is een stijging ten opzichte van 2015 (toen 8%). Het gebruik is hoger onder jongeren
met een niet-westerse migratieachtergrond vergeleken met groepen met een andere afkomst,
het hoogst onder VMBO-b scholieren en het laagst onder VWO scholieren. Verder komt
naar voren dat meer scholieren ervaringen hebben met lachgas dan met harddrugs.
Voor wat betreft de risico’s verwijst het rapport van het Trimbos-instituut naar de
verschillende risicobeoordelingen die door het RIVM en het Coördinatiepunt Assessment
en Monitoring nieuwe drugs (CAM) in respectievelijk 2016 en 2019 zijn uitgevoerd.
Ondanks de kennis over de werking en risico’s van het recreatief gebruik van lachgas,
zo merken onderzoekers op, ontbreekt nog specifieke kennis over de gevolgen van herhaaldelijk
recreatief lachgasgebruik op jonge leeftijd. Niettemin is volgens de onderzoekers
voorzichtigheid geboden, gezien de kennis over de schadelijke effecten van psychoactieve
stoffen op het ontwikkelende brein. Daarbij komt dat lachgas door jongeren vaak als
relatief onschuldig middel wordt gezien, en het gemak waarmee lachgas verkrijgbaar
is.
Ik neem deze signalen, net als eerdere signalen over problematiek rondom gebruik van
lachgas, zeer serieus. Op dit moment wordt gewerkt aan een wijziging van het Opiumwetbesluit
waarin recreatief gebruik van lachgas op lijst II wordt geplaatst en de oorspronkelijke
toepassingen worden uitgezonderd. Het streven is dat de wijziging per 1 januari 2021
in werking treedt. Met deze maatregel geeft het Kabinet gevolg aan de aanbeveling
van het CAM om de brede beschikbaarheid van lachgas terug te dringen. Daarnaast wordt
– in lijn met het CAM advies – ingezet op preventie en voorlichting. Zo wordt bestaand
preventiemateriaal herzien en wordt aanvullend onderzoek gedaan naar lachgasgebruik
onder risicogroepen jongeren.
Gamen
Het onderzoek laat zien dat 2,5% van de scholieren aan de criteria van problematisch
gamen voldoet. Dit is vaker het geval bij jongens dan bij meisjes. Daarnaast blijkt ook
dat bijna vier op de tien basisschoolleerlingen (38%) en ruim een kwart van de jongeren
in het voortgezet onderwijs (27%) dagelijks gamet. Jongens in het voortgezet onderwijs gamen vaker dagelijks en meer uren per dag dan meisjes. De problematiek blijkt het grootst
onder jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond en jongeren met een lager
opleidingsniveau.
Er zijn geen veranderingen in problematisch gamen sinds 2017 en dat vind ik een relatief positief signaal. Dit neemt niet weg, dat
inzet op preventie en voorlichting nodig blijft. Gamen is voor veel jongeren een populaire en algemeen aanvaarde vorm van vrijetijdsbesteding.
Gamen biedt jongeren de kans om eenvoudig in contact te komen met (buitenlandse) leeftijds-
en interessegenoten en om bepaalde vaardigheden te ontwikkelen. Naast deze positieve
aspecten is er zoals gezegd een kleine groep jongeren bij wie sprake is van problematisch
gamegedrag. Juist voor die groep vind ik een goede voorlichting, preventie en hulp belangrijk.
Onder meer wordt voorlichting op scholen gegeven en voorlichtingsmateriaal aangeboden
specifiek voor ouders, docenten en professionals om problematisch gamegedrag te herkennen en bespreekbaar te maken. Dit gebeurt via gameninfo.nl, de Gamen
Infolijn en het programma «Helder op School». Daarnaast is laagdrempelige hulp beschikbaar
voor gamers en bezorgde ouders, maar ook voor scholen via informatie op specifieke websites,
een hulplijn en via de inzet van sociale media.
Energiedrankjes
Uit het onderzoek blijkt dat het percentage scholieren in het voortgezet onderwijs
dat de afgelopen maand energiedrankjes heeft gedronken, is gehalveerd van 61% in 2011
naar 30% in 2019. Onder scholieren in het voortgezet onderwijs die de afgelopen maand
energiedrankjes hebben gedronken, dronk 11% deze drankjes iedere dag. In het basisonderwijs
is dat 6%. Hoeveel drankjes per dag gebruikt worden, is niet onderzocht.
Ongeveer één op de tien scholieren (9%) in groep 7 en 8 van het basisonderwijs en
bijna een derde (30%) van de 12- tot en met 16-jarige scholieren in het voortgezet
onderwijs heeft de afgelopen maand energiedrankjes gedronken. Naarmate het schoolniveau
hoger wordt, daalt de maandprevalentie van het gebruik van energiedrankjes.
Energiedrankjes zijn geen gezonde keus. Ze staan niet in de Schijf-van-Vijf. Het is
beter om ze niet of alleen bij uitzondering te drinken gezien het hoge suiker- en
cafeïnegehalte. Het Voedingscentrum adviseert vanwege de cafeïne die er in zit aan
kinderen boven de 13 jaar (en zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven)
niet meer dan 1 blikje (250ml) per dag te drinken. Kinderen onder de 13 zouden het
helemaal niet moeten nemen.
Het is goed om te zien dat de maandprevalentie van het gebruik van deze drankjes is
gedaald de afgelopen jaren. Met name voor de kinderen onder de 13 en voor de kleine
groep die meer dan 1 blikje per dag drinkt, zie ik het gebruik graag nog verder dalen.
Zoals ik in mijn brief medio 20183 heb aangegeven, zijn met name specifieke maatregelen hiervoor van belang, gericht
op de risicogroep waar sprake is van probleemgebruik van energiedrankjes. Dit vraagt
bijvoorbeeld alertheid hierop vanuit de JGZ.
Daarnaast roep ik de sector op de eigen code over marketing van energiedranken (geen
marketingactiviteiten gericht op kinderen tot 16 jaar)4 te (blijven) naleven en juich ik besluiten van supermarkten om leeftijdsrestricties
te stellen aan de verkoop van energiedrankjes toe. Zo houden we samen het risicovolle
gebruik zo laag mogelijk.
Ik blijf nauwgezet monitoren hoe de leefstijl van jongeren zich ontwikkelt en inzetten
op effectieve instrumenten om die waar nodig om te buigen naar een gezonde leefstijl.
Ik houd u daarvan graag op de hoogte.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport