Brief regering : Jaarrapportage Kennisprogramma Effecten Mijnbouw
32 849 Mijnbouw
Nr. 203
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2020
In 2017 heeft mijn voorganger het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (hierna: KEM)
ingericht om door middel van onafhankelijk onderzoek het inzicht in mogelijke dreigingen
en risico’s van mijnbouwactiviteiten in Nederland te vergroten. Met de oprichting
van het kennisprogramma is invulling gegeven aan de aanbevelingen van de Onderzoekraad
voor de Veiligheid (OVV)1. De doelstelling van KEM is drieledig: het opbouwen en vergroten van kennis over
de mogelijke effecten van mijnbouwactiviteiten, het ontwikkelen van onafhankelijke,
publiek beschikbare, gevalideerde en gezaghebbende instrumenten ter beoordeling van
deze effecten en het in algemene zin intensiveren van nationale en internationale
onderzoeksactiviteiten. Met dit kennisprogramma werken we gestructureerd aan de borging
van het veiligheidsbelang en de reductie van de onzekerheden die impact hebben op
de besluitvorming over mijnbouw. Voor de regie op het kennisprogramma heb ik een panel
van onafhankelijke wetenschappers aangesteld, dat toeziet op de kwaliteit, relevantie,
volledigheid, geschiktheid en onafhankelijkheid van het programma. Het panel heeft
op 20 maart 2020 zijn rapportage opgeleverd met daarin de bereikte resultaten tot
en met december 2019 en een vooruitblik op de onderzoeksagenda van 2020–2022. Met
deze brief kom ik tegemoet aan de toezegging aan de Tweede Kamer om eens per jaar
uw Kamer over het KEM te informeren. Ik betrek hierin de inhoud van de rapportage
van het KEM panel en de manier waarop ik de resultaten van de onderzoeken heb betrokken
bij mijn beleid en besluitvorming betreffende mijnbouw.
Resultaten van het KEM onderzoeksprogramma 2017–2019
In algemene zin ben ik zeer tevreden met de voortgang van het KEM en onderschrijf
ik wat het panel daarover zegt in zijn rapportage:
«De vraagarticulatie, aanbesteding, uitvoering van het KEM programma en de onderzoeksprojecten
zijn goed op gang gekomen. Het heeft inmiddels geleid tot resultaten, inzichten en
tot instrumenten voor dreigings- en risicoanalyse. De kwaliteit van de publiek beschikbare
kennis in Nederland met betrekking tot dreiging en risico’s veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten
is daardoor aanzienlijk vergroot.»
Het is van belang dat de kennis in Nederland op dit gebied wordt uitgebreid en verdiept.
Tegelijkertijd kan Nederland leren van expertise en ervaring in het buitenland. De
samenstelling van het KEM-panel alsook de elf onderzoeksprojecten, die in de afgelopen
jaren zijn uitgevoerd, weerspiegelen het nationale én internationale karakter van
het programma. Daarmee wordt invulling gegeven aan de doelstellingen van het KEM programma.
Hieronder ga ik kort in op de resultaten van enkele afgeronde onderzoeken en de impact
hiervan op mijn beleid. Voor meer informatie verwijs ik naar de rapportage van het
KEM-panel in de bijlage van deze brief2 of naar de webpagina3.
Afgeronde onderzoeken
De universiteit van Padova, Italië, heeft onderzoek gedaan naar de vraag hoe lege
gasvelden veilig gebruikt kunnen worden voor de opslag van gas4. De nieuwe inzichten over veilige drukken en veilige injectie- en productiesnelheden
heeft SodM gebruikt bij het advies voor de wijziging van het opslagplan voor de gasopslag
Norg. Mede hierdoor kan de Groningen gasproductie verder worden verlaagd naar nul
vanaf medio 2022 in een gemiddeld jaar5.
Om de door NAM gebruikte modelketen voor de berekening van het seismisch risico voor
Groningen onafhankelijk te kunnen valideren is TNO gevraagd een gelijkwaardige modelketen
te bouwen. TNO heeft in 2019 de onafhankelijke en gevalideerde modelketen opgeleverd
waarmee het seismische risico van de gasproductie uit het Groningenveld kan worden
berekend6. Dit model zal, op termijn, publiek beschikbaar gesteld worden. Dit bevordert de
transparantie ten aanzien van de aannames en berekening van het seismische risico en de doorwerking daarvan op de bovengrond. Ook stelt
het de wetenschappelijke gemeenschap in staat gezamenlijk deze modellen te verbeteren.
Voor de kleine gasvelden in Nederland is door Q-con GmbH een geavanceerdere methodiek
ontwikkeld om te kunnen voorspellen of aardbevingen zullen plaatsvinden door gaswinning7. Deze methodiek gaat uit van lokale geologische modellen en gedetailleerde data per
veld. SodM adviseert om vooralsnog gebruik te blijven maken van de huidige statistische
methode voor het inschatten van het seismisch risico van de kleine gasvelden totdat
per veld voldoende data beschikbaar is om aan deze nieuwe methode invulling te geven.
Het meten van lichte trillingen, als die al voorkomen, is een onderdeel van de benodigde
data. Mede daarom wordt geïnvesteerd in het uitbreiden en verdiepen van het seismische
monitoringsnetwerk van het KNMI voor de kleine gasvelden. Dit is in lijn met de motie
van de leden Agnes Mulder en Sienot (Kamerstuk 33 529, nr. 733).
Verder heeft een Frans-Duits consortium de langetermijnrisico’s van het afsluiten
van zoutcavernes8 onderzocht. Uit dat onderzoek is gebleken dat met de huidige methodes de ondiepe
cavernes permanent afgesloten kunnen worden zonder dat dit in de toekomst tot risico’s
significante veiligheidsrisico’s leidt. Ten aanzien van de grotere en dieper gelegen
cavernes is er meer inzicht nodig in hoe deze na afloop van de winningsperiode veilig
achtergelaten kunnen worden. Op dit moment worden deze cavernes daarom nog niet permanent
afgesloten. Uit nader onderzoek zal blijken hoe het veilig verlaten van deze cavernes
kan worden uitgevoerd.
Witteveen & Bos, TU Delft en TNO9, en Fugro, Hanzehogeschool Groningen tezamen met verschillende internationale partners10 hebben de ruimtelijke variatie van bodembewegingen door aardbevingen in Groningen
ten gevolge van onder andere de ondiepe geologie en topografie onderzocht. De resultaten
geven aan dat de variaties in de diepe ondergrond een beperkt effect hebben op bodembewegingen
aan het oppervlak als gevolg van aardbevingen. De variaties in de samenstelling van
de ondiepe bodem kunnen wel een sterk effect hebben op de bodembeweging aan het oppervlak.
Hierdoor kan de ruimtelijke variatie van de grondbewegingen groot zijn. De samenstelling
van de ondiepe bodem wordt daarom meegenomen in het huidige grondbewegingsmodel. De
overige resultaten van deze studies worden betrokken bij de actualisatie van het grondbewegingsmodel
die gebruikt wordt voor het inschatten van de grondbewegingen in Groningen.
Communicatie KEM activiteiten
Het KEM heeft een website opgesteld waarin zij proactief communiceert over de activiteiten
die zij ontplooid11. Deze website ontvangt wekelijks tussen de 25 en 60 bezoekers. Daarnaast is in oktober
2019 een publieke terugkoppelingsbijeenkomst gehouden in Groningen, waar resultaten
van KEM zijn gepresenteerd en input voor nieuwe onderzoeksvragen is opgehaald. Deze
vragen zijn opgenomen in de onderzoeksagenda 2020–2022. Alle onderzoeksresultaten
uit 2019 zijn beschikbaar op de website en worden actief gedeeld met academische onderzoekers
(via bijvoorbeeld het DeepNL onderzoeksprogramma), regionale overheden, een aantal
burgerplatforms, zoals Groninger gasberaad, Groningen dorpen en Stichting bescherming
Historisch Harlingen, en geïnteresseerde individuen.
Vooruitblik op het KEM onderzoeksprogramma 2020–2022
In de periode 2017–2019 zijn veel KEM onderzoeken uitgevoerd die gerelateerd waren
aan de aardbevingen in Groningen, met een focus op de oorzaak, de diepe en ondiepe
ondergrond en de bewegingen aan het oppervlak. In de onderzoeksagenda van KEM voor
de periode 2020–2022 zal aandacht besteed worden aan de afronding van deze onderzoeken,
met onderzoeken naar bijvoorbeeld het effect van meerdere aardbevingen op de bodem
en bodemdaling12. Daarnaast zal de huidige onafhankelijke modelketen, die door TNO is ontwikkeld verbeterd
en uitgebreid worden door het implementeren van de verkregen kennis en inzichten13. Verder zal er onderzoek worden uitgevoerd naar het monitoren van aardbevingen en
het opstellen van een seismische risico alert systeem14.
Gezien de belangrijke rol die de ondergrond speelt in de energietransitie zal vanuit
KEM ook onderzoek starten naar andersoortige en toekomstige mijnbouwactiviteiten.
Deze onderzoeken zullen zich richten op de opslag van, onder andere, waterstof15 en aardwarmte16 alsook andere mijnbouweffecten zoals bodemdaling17, lekkage18, en infrageluid19. Bodembewegingen bij zoutcavernes hebben hierbij speciaal de aandacht20.
Het KEM programma zal ook nadrukkelijk aandacht geven aan de dreiging en risico’s
na stopzetten van de alle typen mijnbouwactiviteiten (olie- en gaswinning, zoutwinning,
geothermie etc.).
Ik waardeer de KEM onderzoeken, niet alleen voor het geven van antwoord op vragen
van bewoners, maar ook voor de toegevoegde waarde van de onderzoeken voor Nederland
en de energietransitie in het bijzonder.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat