Brief regering : Tweemeting OM-Strafbeschikking
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 606 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2020
In deze brief informeer ik u over een aantal eerder met uw Kamer besproken ontwikkelingen
ten aanzien van het Openbaar Ministerie (OM).
OM-Strafbeschikking
Tijdens het algemeen overleg op 10 april 2019 (Kamerstuk 29 279, nr. 516) heb ik uw Kamer, mede naar aanleiding van de motie van het lid Groothuizen1, toegezegd met het College van procureurs-generaal en met de procureur-generaal bij
de Hoge Raad in overleg te zullen treden over een 2-meting door het OM en een vervolgonderzoek
van de procureur-generaal bij de Hoge Raad naar de stand van de kwaliteitsverbetering
van de uitvoeringspraktijk van de OM-strafbeschikking. Het College en de procureur-generaal
bij de Hoge Raad hebben daarop aangegeven deze vervolgonderzoeken te zullen verrichten.
Ik heb u toegezegd de rapportages te zullen toezenden. Heden heb ik de rapportage
van het College ontvangen en ik stuur deze onverwijld aan u toe2. Ik ben verheugd te mogen constateren dat de ingezette kwaliteitsontwikkeling van
de uitvoeringspraktijk van de OM-strafbeschikking zich in vele opzichten heeft voortgezet.
Dat beeld wordt onder meer bevestigd door het dalende percentage vrijspraken in verzetzaken.
Het onderzoek geeft weinig aanleiding om te veronderstellen dat de rechter meestal
lager straft in zaken waarin verzet wordt ingesteld. Het verzetspercentage is iets
toegenomen en op vergelijkbaar peil met het appelpercentage in politierechterzaken.
De rapportage geeft een aantal aanbevelingen aan de hand waarvan het College zal werken
aan een verdere verbetering van de kwaliteit van de praktijk met de OM-strafbeschikking.
Daarbij kan ik u ook mededelen dat het OM mede naar aanleiding van motie van de leden
Buitenweg en Van Nispen3, in het Jaarplan 2020 (Kamerstuk 29 279, nr. 579) heeft aangegeven in 2020 samen met het CJIB in te zullen zetten op het verbeteren
van de communicatie met de burger over de gevolgen van uitgevaardigde strafbeschikkingen.
Naar verwachting zal het aandeel van de OM-strafbeschikking in het totaal van afdoeningen
van strafzaken, de komende tijd toenemen. Om de voorraden strafzaken die mede als
gevolg van de coronamaatregelen zijn toegenomen, te kunnen verwerken, zal het OM de
voorraad zaken herbeoordelen en is daarbij voornemens meer zaken zelf af te doen,
met name door middel van het uitvaardigen van een OM-strafbeschikking. Dit zorgt voor
een snellere afdoening en minder belasting van de rechtspraak. Bijgevoegde rapportage
vormt voor mij een bevestiging dat dit een aanvaardbare werkwijze is, temeer nu het
OM bij het opleggen van strafbeschikkingen in deze zaken desgewenst voor rechtsbijstand
zal zorgen.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad zal diens onderzoek uitvoeren in 2021, zodat
het onderzoek kan dienen als eindmeting van de effecten van het OM-Kwaliteitsprogramma
Strafvordering 2020 op de uitvoeringspraktijk van de OM-strafbeschikking.
Plan van aanpak verbeteractiviteiten n.a.v. rapport van de onderzoekscommissie OM
(commissie Fokkens)
In mijn brief van 16 juni jongstleden stuurde ik u het Jaarbericht van het OM over
2019 toe (Kamerstuk 28 844, nr. 214). In dat Jaarbericht is een uitvoerige toelichting opgenomen op de stand van zaken
rondom de verbeteractiviteiten naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie-Fokkens.
Daarin gaat het OM in overeenstemming met de motie van de leden Van Dam en Groothuizen4 ook in op de ontwikkeling van het (ethisch) leiderschap binnen het OM.
In mijn brief van 7 mei jongstleden5 heb ik u toegezegd naar aanleiding van de derde voortgangsrapportage van het OM daaromtrent,
vóór de zomer een meer uitvoerige schriftelijke reactie toe te zullen sturen. Mede
vanwege gesprekken tussen het College van procureurs-generaal met de parketleidingen
en de ondernemingsraden in de zomer, heb ik echter ingestemd met het voorstel om de
derde voortgangsrapportage op te stellen na deze gesprekken. Naar aanleiding van deze
gesprekken kan het College immers een beter beeld schetsen van de mate waarin het
werk aan een veilig werkklimaat binnen het OM tot op werkvloerniveau vruchten heeft
afgeworpen. Ik zal mijn reactie op deze voortgangsrapportage naar verwachting direct
na het zomerreces aan u kunnen zenden. Ik zal u daarbij ook informeren over het nieuwe
benoemingenbeleid van het OM.
Besteding van extra middelen strafrechtketen
In de motie van het lid Groothuizen6 wordt gevraagd naar een gedetailleerd inzicht in de besteding van de extra middelen
voor de strafrechtketen, waarbij expliciet wordt aangegeven hoeveel geld er is gegaan
naar het OM en hoeveel daarvan beschikbaar is voor de bestrijding van cybercrime.
Naar aanleiding hiervan bericht ik u dat op basis van het bestedingsplan politie voor
de besteding van de middelen uit het Regeerakkoord, met het Prognosemodel Justitiële
ketens (PMJ) is berekend wat deze investering betekent voor de overige organisaties
in de strafrechtketen, zoals het OM, de Rechtspraak, CJIB, gevangeniswezen en reclassering.
Daarbij is berekend wat dit betekent voor de keten in de vorm van het aantal verdachten,
aantal zaken, aantal celjaren etc. Op basis van de prijzen is dit vervolgens omgerekend
naar budgettaire consequenties voor de betrokken organisaties. In navolgende tabel
zijn deze budgettaire consequenties weergegeven, aangevuld met de budgettaire consequenties
die niet via PMJ konden worden berekend.
Het uitkomsten die PMJ levert zijn generiek. Individuele zaaksoorten (zoals cybercrime)
zijn daarin niet te onderscheiden. Deze zijn te klein om betrouwbare uitspraken te
kunnen doen. De onzekerheidsmarges zijn daarvoor te groot.
Wel had het OM in zijn bestedingsplan voor de middelen voor 2018 aangegeven dat € 1,2 mln.
van de voor dat jaar beschikbaar gestelde € 2,3 mln. zal worden ingezet voor versterking
op het terrein van cybercrime.
Daarnaast vraagt de motie Groothuizen om inzicht in de vraag of en in hoeverre extra
inspanningen van het OM die zich niet vertalen in extra strafzaken, worden meegenomen
in PMJ.
PMJ is een model dat het aantal zaken raamt die naar verwachting de komende jaren
de justitiële ketens instromen (strafrechtketen, civiele keten, executieketen, etc.).
PMJ raamt dus louter zaaksaantallen en geen zaakszwaarte. Over extra inspanningen
van het OM, of enige andere organisatie binnen PMJ, die zich niet vertalen in extra
zaken, kan PMJ geen enkele uitspraak doen.
Toezicht op het OM
Ten slotte heb ik toegezegd u nader te informeren over de stand van zaken ten aanzien
van de verruiming van het toezicht op het OM. Ik schreef in mijn brief van 17 februari
jongstleden7 dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad diens toezicht op het OM zal verruimen
naar incidenten waarin het OM een rol heeft gespeeld. Aangezien ook de Inspectie Justitie
en Veiligheid (IJenV) in dergelijke voorvallen onderzoek doet naar de betrokkenheid
van andere organisaties, hebben de PG bij de Hoge Raad en de Inspectie een onderling
afstemmingsprotocol opgesteld om de samenwerking tussen de Inspectie en de PGHR te
bezegelen en de werkwijze vast te leggen. Dit protocol zal binnenkort worden gepubliceerd
op de website van de Inspectie. Ook tussen de PGHR en het OM is een onderzoeksprotocol
afgesproken.
De voorbereidingen zijn er nog altijd op gericht om de verruiming van de toezichttaak
door de PG bij de Hoge Raad vanaf september 2020 te laten aanvangen.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid