Brief regering : Reactie op verzoek commissie om reactie op de rapportage bij (schriftelijke) behandeling van de verantwoordingsstukken VWS over 2019
35 470 XVI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2019
Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2020
De leden van de commissie VWS hebben een rapportage aangeboden met bevindingen en
conclusies naar aanleiding van het jaarverslag 2019 van VWS. U heeft mij verzocht
om een reactie op de bevindingen en conclusies uit deze rapportage en gevraagd antwoord
te geven op de vragen. In de bijlage van deze brief beantwoord ik de door u gestelde
vragen, mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris
van VWS.
Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van de uitgebreide rapportage van de
leden Wörsdörfer (VVD) en Renkema (GroenLinks) bij het jaarverslag 2019 van VWS. Ik
wil de rapporteurs hiervoor hartelijk bedanken. De rapporteurs gaan in hun rapport
in op drie thema’s: (1) bedrijfsvoering en andere aandachtspunten van de Algemene
Rekenkamer, (2) het traject verbetering begroting en jaarverslag en (3) personele
groei van het bestuursdepartement VWS. In deze brief wil ik kort stilstaan bij de
opgenomen conclusies.
Bedrijfsvoering en andere aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer
De Rekenkamer heeft in haar rapport bij het jaarverslag 2018 van VWS het subsidiebeheer
van VWS, de informatiebeveiliging en ICT lifecycle management als onvolkomenheden
aangemerkt. Er zijn en worden inspanningen verricht om deze onvolkomenheden in 2020
aan te pakken.
Zo blijft het toetsen van nieuwe subsidieregelingen voor publicatie op staatssteun
gehandhaafd. Verder tref ik voor bestaande subsidieregelingen met nieuwe activiteiten
maatregelen om het staatssteunrisico verder te beheersen. Mocht blijken dat het juridisch
mogelijk en uitvoerbaar is, dan zal ik eveneens bestaande regelingen aanpassen voordat
ze aflopen, waarbij rekening wordt gehouden met de beginselen van behoorlijk bestuur.
Zoals is toegezegd tijdens het verantwoordingsdebat van 26 mei jl. zal ik uw Kamer
in of na de zomer per brief nader informeren over de stand van zaken van de staatssteuntoetsing
(Handelingen II 2019/20, nr. 74, item 23).
Ten aanzien van de informatiebeveiliging heb ik de ambitie om deze te versterken en
dit in samenwerking te doen met de agentschappen en zbo’s. Er is reeds, in lijn met
de aanbevelingen van de Rekenkamer, in januari 2020 een nieuw draaiboek voor incidenten
en datalekken vastgesteld. Als laatste heeft de Rekenkamer opgemerkt dat een planmatig
onderhoud van ICT-systemen (life cycle management) ontbreekt. De aanbevelingen van
de Rekenkamer neem ik dan ook ter harte om afspraken te maken over het uniform organiseren
van het ICT lifecycle management binnen VWS. In antwoord op de door u gestelde vragen
ga ik hier in bijlage 1 verder op in.
Verbetering begroting en jaarverslag
Het verheugt mij dat de rapporteurs her- en erkennen dat er verbeteringen zijn doorgevoerd
in de begrotingsstukken en dat er meer samenhang is aangebracht in de begrotingstukken,
VWS-monitor en actieplannen. Er is naar aanleiding van het wetgevingsoverleg over
het VWS-jaarverslag 2018 een aantal verbeteringen doorgevoerd. Zo is de VWS-monitor
«opgeschoond» en verrijkt met indicatoren uit de actieprogramma’s en wordt deze separaat
aan uw Kamer aangeboden. Daarnaast zijn in de begroting 2020 en jaarverslag 2019,
zoals u opmerkt, in zowel de beleidsagenda als het beleidsverslag ook indicatoren
opgenomen om in de begrotingsstukken meer inzicht te bieden in de gewenste doelen
en waar mogelijk ook de effecten van beleid.
Wij herkennen de benoemde aandachtspunten zoals onder meer de tijdige beschikbaarheid
van de gegevens (indicatoren, nulwaarde etc). Op het moment dat het VWS-jaarverslag
2019 wordt ingediend bij uw Kamer zijn er nog weinig uitkomsten over dat jaar beschikbaar.
Desalniettemin mag dit ons er niet van weerhouden om deze gegevens zodra ze wel beschikbaar
komen te benutten en te bezien of versnelde aanlevering mogelijk is. Maar als dit
niet lukt blijven de gegevens relevant, juist omdat ook op de langere termijn inzicht
in de effecten van beleid helpt bij het maken van nieuw (toekomstig) beleid.
Ook geven de rapporteurs aan dat er nog ruimte is voor verbetering in de begrotingstukken,
bijvoorbeeld door streefwaarden toe te voegen bij de opgenomen indicatoren en in plaats
van procesbeschrijvingen meer specifiek en meetbaar aan te geven wat er wordt beoogd
en te reflecteren op hetgeen geleerd is of waar bijsturing nodig was. Deze laatste
aanbeveling neem ik ter harte. Zoals ook gewisseld is in het wetgevingsoverleg over
het jaarverslag 2018, ben ik onder meer in de verschillende actieprogramma’s op zoek
naar indicatoren die het maatschappelijk effect weergeven en als dit niet lukt dan
kan een procesindicator ook belangrijke inzichten bieden. Ik blijf daarbij wel voorzichtig
met het opnemen van een streefwaarde, juist omdat daarmee een schijnprecisie kan worden
verondersteld die er is niet is. Als laatste geeft u nog mee dat het wenselijk is
om meer samenhang aan te brengen tussen de begrotingsstukken, VWS-monitor en de actieprogramma’s
en vraagt u ook om duiding. Ook dit punt zal ik telkens bij het opstellen van de begrotingsstukken
en de VWS-monitor meenemen.
Met deze brief wil ik nogmaals van de gelegenheid gebruik maken om u uit te nodigen
om mee te denken met de vormgeving van de VWS-monitor en de hierin opgenomen indicatoren.
Personele groei
U heeft mij gevraagd om een nadere toelichting over de personele groei van de bestuursdepartement
VWS. In de bijlage treft u hierbij de antwoorden op de door u gestelde vragen. Ik
zal voortaan in het jaarverslag de groei van het personeel meer uitsplitsen
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M de Jonge
Bijlage
Vraag 1
Kunt u een helder overzicht met concrete actiepunten en deadlines opstellen ten aanzien
van de aanpak van de drie onvolkomenheden en tekortkomingen die de Algemene Rekenkamer
signaleert in 2019, waaruit de Kamer kan opmaken of, hoe en wanneer de gesignaleerde
problemen zijn opgelost?
Antwoord:
De Rekenkamer heeft in haar rapport bij het jaarverslag 2018 van VWS het subsidiebeheer
van VWS, de informatiebeveiliging en ICT lifecycle management als onvolkomenheden
aangemerkt. Hieronder geef ik aan op welke wijze VWS in 2020 verder werkt aan het
oplossen van deze onvolkomenheden. De aanpak van de onvolkomenheden is opgenomen in
de planning en controlcyclus binnen VWS.
Subsidiebeheer
VWS heeft de aanbevelingen opgevolgd door verder in te zetten op het implementeren
van de staatssteuntoets en door staatssteunrisico’s van grote regelingen inzichtelijk
te maken. Het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) heeft ook de nodige
aandacht gekregen. De in gang gezette verbeteringen van het M&O-beleid zet ik voort
met het doel deze te verduurzamen in de organisatie. De maatregelen die in 2019 zijn
genomen, hebben ook in 2020 hun effect. Bij de voortzetting van de verbetering neem
ik de aanbevelingen van de Rekenkamer ten aanzien van het M&O-beleid over.
De praktijk om nieuwe subsidieregelingen voor publicatie op staatssteun te toetsen
blijft gehandhaafd. Verder tref ik maatregelen voor bestaande subsidieregelingen met
nieuwe activiteiten om het staatssteunrisico verder te beheersen. Mocht blijken dat
het juridisch mogelijk en uitvoerbaar is, dan zal ik bestaande regelingen aanpassen
voordat ze aflopen, rekening houdend met de beginselen van behoorlijk bestuur. Zoals
is toegezegd tijdens het verantwoordingsdebat van 26 mei jl. zal ik de Tweede Kamer
in of na de zomer per brief nader informeren over de stand van zaken van de staatssteuntoetsing.
De informatiebeveiliging
VWS heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in het versterken van de informatiebeveiliging
en blijft dat doen. Ik heb de ambitie om informatiebeveiliging verder te versterken
in samenwerking met de agentschappen en zbo’s die onder mijn ministerie ressorteren.
De aanbevelingen van de Rekenkamer om taken en verantwoordelijkheden helder vast te
leggen, op centraal niveau het inzicht te vergroten en een incidentmanagementproces
in te richten neem ik dan ook ter harte. VWS heeft daarvoor in januari 2020 een nieuw
draaiboek voor incidenten en datalekken vastgesteld.
ICT lifecycle management
De Rekenkamer merkt het planmatig onderhoud van ICT-systemen (ICT lifecycle management)
van VWS over 2019 aan als een onvolkomenheid. De Rekenkamer constateert dat vanuit
centraal niveau geen afspraken zijn gemaakt over ICT lifecycle management en dat het
centrale inzicht in de mate van veroudering en de kosten van individuele ICT-applicaties
slechts in beperkte mate aanwezig is.
Ik acht het van belang dat binnen het getrapte CIO-stelsel van VWS, waarin veel taken
en verantwoordelijkheden op het gebied van lifecycle management zijn belegd bij de
decentrale CIO’s, de CIO van VWS kan sturen op de invulling en uitvoering ervan zodat
het ICT-landschap van VWS toekomstbestendig is. De aanbevelingen van de Rekenkamer
neem ik dan ook ter harte om afspraken te maken over het uniform organiseren van het
ICT lifecycle management binnen VWS. Hiervoor zal ik in afstemming met de CIO’s plannen
van aanpak opstellen en maatregelen nemen om deze aanbevelingen gezamenlijk te implementeren.
Ik ben voornemens om ministeriebrede kaders te laten ontwikkelen voor het onderhouden
van een eenduidige en gestandaardiseerde vastlegging van het ICT applicatieportfolio
inclusief het lifecycle management. Tevens neem ik de aanbeveling over ten aanzien
van de notitie van het CIO-office uit mei 2019. Mijn ambitie daarbij is om acties
te concretiseren en uit te voeren teneinde het inzicht in de ICT-applicaties, de levensfase
en de risico’s te versterken.
Vraag 2
In hoeverre is er sprake van samenwerking tussen VWS-onderdelen, tussen de onder VWS
ressorterende diensten en met andere ministeries op het gebied van informatiebeveiliging
en lifecycle-management? Hoe zijn of worden de door de Algemene Rekenkamer gesignaleerde
punten op dit terrein ook rijksbreed gecoördineerd en opgepakt?
Antwoord:
Zie ook het antwoord op vraag 1. VWS kent een getrapt CIO-stelsel, waarbij de CIO’s
van de concernonderdelen hun eigen verantwoordelijkheden hebben. Er wordt nauw samengewerkt
in onder andere de CIO-raad VWS, maar ook in overleggen die zich specifiek richten
op deelterreinen zoals informatiebeveiliging of privacy. Rijksbreed worden de door
de ARK gesignaleerde punten opgepakt door CIO-Rijk.
Vraag 3
Kunt u een visie opstellen gericht op vereenvoudiging van de geldstromen in de zorg
en een betere informatievoorziening aan de Kamer daarover? Kunt u daarbij ingaan op
mogelijkheden die u ziet om zowel het materiële als formele budgetrecht in de toekomst
te versterken op het snijvlak van begrotings- en premie-gefinancierde middelen?
Antwoord:
Vanuit het perspectief van de belangrijkste geldstromen vloeit het Nederlandse zorgstelsel
voort uit twee wetten: de Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wet langdurige zorg (Wlz).
In zowel de Zvw als de Wlz is het inkopen van de juiste zorg en het bepalen van de
juiste prijs bij een bepaalde zorgaanbieder geen taak van de overheid. Deze taak is
belegd bij zorgverzekeraars respectievelijk zorgkantoren, die daarbij een in de wet
vastgelegde zorgplicht hebben naar verzekerden/cliënten.
De financieringsstromen volgen logischerwijs voort uit deze wetten en inrichting van
het huidige zorgstelsel. Er is op dit moment voor het kabinet geen aanleiding om te
komen tot een brede visie die gericht is op de vereenvoudiging van de financieringsstromen.
Er is wel besloten de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer over te nemen om aan
te sluiten bij de verkenning van de Minister van SZW naar de afschaffing van de BIKK
(beïnvloedt de financieringsstroom van de Wlz).
Voor wat betreft de Rijksbijdrage Wlz, een uitgave op artikel 3 op de VWS-begroting,
wordt door zowel de Algemene Rekenkamer als de rapporteurs van de commissie VWS van
uw Kamer opgemerkt dat deze middelen materieel niet onder het budgetrecht van uw Kamer
vallen en onderdeel uitmaken van de premiegefinancierde Wlz-uitgaven («de uitgaven
verschieten van kleur», wordt gesteld). Onbedoeld kan dit «verschieten van kleur»
de indruk wekken dat er uitgaven verschuiven van de (onder het budgetrecht vallende)
VWS-begroting naar de premiegefinancierde Wlz uitgaven. Dat is niet het geval. De
hoogte van de Rijksbijdrage heeft geen invloed op de Wlz-uitgaven, deze worden bepaald
door de aanspraken die zijn vastgelegd in de Wlz. De Kamer kan als medewetgever direct
invloed op de aard en de hoogte van de premiegefinancierde uitgaven door de aanspraken
in de wet te wijzigen. Meer concreet gaat het hierbij bijvoorbeeld om de samenstelling
van het verzekerde pakket, de hoogte van het eigen risico bij de Zvw en de eigen bijdrage
in de Wlz. Materieel kan uw Kamer via de aanspraken of eigen risico/eigen bijdrage
dus wel degelijk de premiegefinancierde uitgaven beïnvloeden.
De Rijksbijdrage Wlz is met ingang van 2019 ingesteld om het (verwachte) negatieve
saldo van het Fonds langdurige zorg (Flz) te compenseren door een even grote Rijksbijdrage
Wlz in het fonds te storten. De Rijksbijdrage maakt inzichtelijk welk deel van de
premiegefinancierde Wlz-uitgaven niet bekostigd kan worden vanuit de Wlz-premie (via
de Belastingdienst), BIKK of eigen bijdragen. Een negatief saldo in het Flz roept
immers het onbedoelde en onjuiste beeld op dat er onvoldoende budget is om Wlz-zorg
te leveren. Vanuit het Flz worden zorgkantoren gefinancierd en ontvangen pgb-budgethouders
een vergoeding om Wlz-zorg in te kopen. De Rijksbijdrage heeft een puur administratief
karakter en dus geen materiële betekenis. Formeel valt de Rijksbijdrage onder het
budgetrecht van uw Kamer aangezien deze onderdeel uitmaakt van de rijksbegroting,
maar het amenderen van de Rijksbijdrage om andere uitgaven te financieren heeft wel
gevolgen voor het EMU-saldo. Het amenderen van de Rijksbijdrage zorgt dus niet voor
een deugdelijke dekking om elders uitgaven te doen. De Rijksbijdrage is immers niet
alleen een uitgave (op de begroting van VWS), maar tegelijkertijd ook een ontvangst
voor het Rijk (in het Flz).
Voor een goede informatievoorziening aan uw Kamer wordt in de begrotingsstukken van
VWS gerapporteerd over de uitgaven die samenhangen met de aanspraken die voortvloeien
uit de Zvw en Wlz. Tevens wordt nader ingegaan op de bijbehorende financieringsstromen.
In onderstaande schema’s zijn de financieringsstromen opgenomen zoals vermeld in de
VWS-begroting 2020 (Kamerstuk 35 300, nr. 1). Daarnaast wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd via rapportages van de toezichthouders
over de recht- en doelmatigheid van de premiegefinancierde uitgaven uit de fondsen
(Zorgverzekeringsfonds en Fonds langdurige zorg).
Vraag 4
Kan de Tweede Kamer een «spoorboekje» ontvangen waarin systematisch in kaart wordt
gebracht welke concrete verbeteringen en aanpassingen in de toekomstige begrotingen,
jaarverslagen en VWS-monitoren doorgevoerd zullen worden met betrekking tot de in
deze rapportage geschetste verbeteringsmogelijkheden?
Antwoord:
Zoals de Tweede Kamer zelf ook constateert, zijn er sinds het wetgevingsoverleg over
het jaarverslag 2014 in juni 2015 diverse mijlpalen bereikt ten aanzien van de verbetering
van de informatiewaarde van de begroting en het jaarverslag. Het betreft een traject
dat onze aandacht heeft maar tegelijkertijd wellicht nooit helemaal tot een voor iedereen
bevredigend eindresultaat zal leiden, omdat inzicht in de resultaten van beleid niet
altijd volledig beschikbaar komt of met vertraging beschikbaar komt. Ik ben verheugd
dat wordt opgemerkt dat er zowel in de begroting 2020 en in het jaarverslag 2019 ook
door de Kamer wordt opgemerkt dat er zichtbare verbeteringen zijn aangebracht. Zo
zijn in de begroting 2020 voor alle thema’s die aan bod komen in de beleidsagenda
indicatoren opgenomen om de voortgang te kunnen meten. Hoewel niet voor alle onderdelen
al een nulmeting en een actuele waarde kon worden opgenomen en hoewel er voor slechts
enkele indicatoren een concrete doelstelling of streefwaarde was opgenomen, markeert
dit een belangrijke stap. Een belangrijke stap om meer inzicht te geven in de beoogde
resultaten. In het beleidsverslag over 2019 is deze lijn doorgetrokken (ondanks dat
deze niet in de begroting 2019 waren opgenomen) en zijn er een aantal indicatoren
toegevoegd. Daarmee wordt inzichtelijker of het beleid zorgt voor verbeteringen op
de onderwerpen die dit kabinet als prioritair heeft aangemerkt, hoewel daarbij direct
opgemerkt moet worden dat voor veel onderwerpen nog geen gegevens over (heel) 2019
bekend waren op het moment dat het jaarverslag werd opgesteld. Uiteraard is ons streven
om deze cijfers alsnog mee te nemen in de begrotingstukken of VWS-monitor wanneer
deze wel beschikbaar zijn.
Daarnaast wordt de VWS-monitor sinds de begroting 2020 (september 2019) integraal
en afzonderlijk aan de Tweede Kamer verzonden. Bovendien is de VWS-monitor verrijkt
met indicatoren uit de verschillende actieprogramma’s om zodoende meer samenhang te
creëren tussen de begrotingsstukken, de actieprogramma’s en de VWS-monitor.
In de begroting 2021 en het jaarverslag over 2020 zal op een soortgelijke wijze worden
gerapporteerd. Het ligt niet voor de hand om in de laatste begroting van het huidige
kabinet nog majeure wijzigingen aan te brengen, temeer daar ik juist wil laten zien
waar we staan met de realisatie van de ambities van dit kabinet. Uw verzoek om te
komen tot een SMART begroting zal ik echter wederom ter harte nemen. Het jaarverslag
2020 zal als spiegel van de begroting eveneens in beginsel niet afwijken van de opzet
waarvoor is gekozen in de begroting. Uiteraard neem ik uw aanbeveling van harte om
in het jaarverslag meer te reflecteren. Voor de periode daarna kunnen er mogelijk
aanvullende veranderingen worden doorgevoerd die van invloed zijn op de wijze waarop
het nieuwe kabinet om wil gaan met het monitoren van de resultaten van beleid. Ik
verwijs in dit kader graag naar de kabinetsreactie op het rapport van de Algemene
Rekenkamer «Inzicht in Publiek Geld (deel 2)» (Kamerstuk 31 865, nr. 173) van 11 mei 2020 en de brief van het kabinet bij de «Monitor Brede Welvaart & Sustainable
Development Goals 2020» van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de Vierde
SDG-rapportage «Nederland Ontwikkelt Duurzaam» (Kamerstuk 34 298, nr. 31) van 20 mei 2020. Over het verdere gebruik van de monitor Brede Welvaart zal bovendien
de Studiegroep Begrotingsruimte een advies uitbrengen aan het nieuwe kabinet, zoals
gemeld aan de Kamer in de brief van de Minister van Financiën van 3 december 2019
(Kamerstuk 35 300, nr. 75).
Vraag 5
Kan de Tweede Kamer – in september, tegelijk met de nieuwe begroting – een overzicht
ontvangen van de stand van zaken van alle lopende actieprogramma’s? Daarbij graag
inzicht in welke aanpassingen en verbeteringen per programma zijn doorgevoerd ten
opzichte van de stand van zaken die de commissie 22 mei 2019 heeft opgesteld (Kamerstuk
31 865, nr. 143) en in welke mate ze tot extra personele capaciteit hebben geleid? Tevens graag een
gedegen bespiegeling op wat de actieprogramma’s hebben opgebracht en welke lessen
er zijn getrokken.
Antwoord:
Zoals onder andere tijdens het wetgevingsoverleg bij het jaarverslag 2017 d.d. 18 juni
2019 en in antwoord op schriftelijke vragen bij de ontwerpbegroting 2020 is aangegeven,
ontvangt uw kamer op gezette tijden voortgangsrapportages van de verschillende programma’s
waarin telkens een overzicht is opgenomen van de concreet meetbare doelen en bijbehorende
indicatoren. Zo wordt uw Kamer vanuit de context van de diverse programma’s geïnformeerd
over de voortgang en welke resultaten tot dat moment zijn geboekt.
Net zoals ik in juli 2019 heb gedaan (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 135) zal ik voor september conform uw verzoek wederom een overzicht aan uw Kamer sturen.
Hierin zal ik aangeven op welke momenten in het komende parlementaire jaar de voortgangsrapportages
van de lopende beleidsprogramma’s naar verwachting zullen verschijnen.
In de voortgangsrapportages zal ook aandacht zijn voor de aanpassingen en verbeteringen
die gedurende de looptijd zijn doorgevoerd en de lessen die zijn getrokken. De vraag
of en in welke mate ze hebben geleid tot extra personele capaciteit zal daarbij onbeantwoord
blijven, omdat we dit niet separaat registeren.
Vraag 6
Kan in het licht van de toezeggingen bij het debat over het jaarverslag 2018, ingegaan
worden op (1) omvang en aanwending van budgetten in 2019 voor cliëntondersteuning,
(2) verbeterde en geactualiseerde cijfers en doelen ten aanzien van vermijdbare sterfte
en (3) de doelen, tussendoelen, streefwaarden en nulmeting ten aanzien van sociaaleconomische
gezondheidsverschillen?
Antwoord:
Hieronder ga ik in op de drie genoemde toezeggingen bij het wetgevingsoverleg over
het jaarverslag 2018.
Cliëntondersteuning
In 2019 was er € 17,8 miljoen beschikbaar voor onafhankelijke cliëntondersteuning.
Zoals ook in de toelichting in het jaarverslag aangegeven is € 8,2 miljoen hiervan
via het gemeentefonds beschikbaar gesteld aan gemeenten. In mijn brief van 26 september
2019 (Kamerstuk 31 476, nr. 29) licht ik toe waarom ik voor dit instrument heb gekozen en hoe ik zicht houd op de
besteding van deze middelen.
Anders dan in de toelichting beschreven is € 2,5 miljoen beschikbaar gesteld voor
onafhankelijke cliëntondersteuning in de Wlz, onder meer binnen het programma Volwaardig
Leven. Daarnaast is € 2 miljoen beschikbaar gesteld voor de ontwikkelagenda cliëntondersteuning
van de zorgkantoren. De in het jaarverslag zichtbare € 1,7 miljoen is besteed aan
ondersteuning van het koplopertraject door VNG en Movisie en andere onderzoeken en
subsidies. Een aantal kostenposten zijn niet zichtbaar door interne overboekingen
(o.a. kosten monitor RIVM en programmakosten). Dit verklaart het resterende bedrag
van het totale budget voor 2019. Zoals ook in het jaarverslag 2019 aangegeven, is
€ 2 miljoen van de in 2019 totaal beschikbare middelen niet besteed. Deze zijn in
de tweede suppletoire wet vrijgevallen. In 2020 heb ik weer vol ingezet op de werving
van nieuwe koplopers om de volledige beschikbare € 19 miljoen in 2020 te besteden
aan cliëntondersteuning.
In de voortgangsrapportage van het programma Volwaardig leven van 30 september 2019
is gerapporteerd dat er op dat moment ruim 150 deelnemers waren aan de vijf pilots
specialistische cliëntondersteuning. Het aantal in de tabel op pagina 34 van het jaarverslag
2019 is daarop gebaseerd. In de laatste helft van 2019 is het aantal verder opgelopen
tot bijna 250 deelnemers, dat is ca. 50% van de 450 deelnemers die met de vijf pilots
worden beoogd. Inmiddels zijn er ca. 430 deelnemers. Per abuis is bij de tabel op
pagina 34 van het jaarverslag de voortgangsrapportage Thuis in het Verpleeghuis als
bron vermeld, dit moet zijn de voortgangsrapportage Volwaardig leven: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/09/30/kamerbr…
Vermijdbare sterfte
Sinds 2004 volgt het Nivel in samenwerking met Amsterdam Public Health (APH) de ontwikkeling
van patiëntveiligheid in Nederlandse ziekenhuizen en aanverwante sectoren in de zorg.
De 5e monitor Patiëntveiligheid 2019–2022 met vier verdiepingsstudies en voor de vijfde
keer een landelijke meting naar potentieel vermijdbare schade en sterfte in ziekenhuizen
staan gepland voor de periode voorjaar 2020 tot en met eind 2021. Ik zal de Kamer
de resultaten van deze monitor zodra deze beschikbaar zijn toezenden.
Eerder heb ik u geïnformeerd over het plan van aanpak van de veldpartijen op het gebied
van de patiëntveiligheid in ziekenhuizen ten aanzien van het verminderen van vermijdbare
gezondheidsschade en sterfte. Ik heb begin 2020 een subsidie verstrekt van ruim € 15
miljoen om het programma «Tijd voor verbinding» uit te voeren (november 2019 tot en
met december 2023). De ambitie van het programma is om in vier jaar te komen tot een
aanmerkelijke en betekenisvolle daling van de potentieel vermijdbare schade en sterfte,
onder meer door bottom-up een beweging van en tussen zorgprofessionals, instellingen
voor medisch-specialistische zorg en patiënten op gang te brengen. De Nederlandse
Vereniging van Ziekenhuizen zal als penvoerder optreden. Ik zal uw Kamer op de hoogte
houden van de resultaten en voortgang van dit programma.
Een van de pijlers van het programma «Tijd voor verbinding» is gericht op het onderwerp
Safety II en veiligheidsergonomie. Ik heb ZonMw verzocht een onderzoeksprogramma voor
deze pijler op te stellen met als doel wetenschappelijke onderbouwing te leveren van
werkzame elementen voor het toepassen van Safety II in de dagelijkse praktijk van
ziekenhuiszorg in Nederland. ZonMw heeft in november 2019 een programma opgesteld
dat het kader vormt voor subsidieoproepen rond het onderwerp Safety II in ziekenhuizen.
Het is de bedoeling dat nog in 2020 ingediende projectideeën kunnen worden beoordeeld
voor het programma. Het programma Safety II zal bestaan uit 2 projectrondes van ongeveer
1 jaar, met daartussen een evaluatie van deel 1.
Sociaaleconomische gezondheidsverschillen
In de aanbiedingsbrief bij de op 25 mei 2020 gepubliceerde Landelijke nota gezondheidsbeleid
(LNG) is een reactie opgenomen naar aanleiding van deze toezegging (Kamerstuk 32 793, nr. 481).
De kern van die reactie is dat ik heb onderzocht of het mogelijk is een ambitie met
streefcijfer te formuleren voor het verminderen van gezondheidsverschillen. Bij het
opstellen van de LNG is hier met verschillende partijen naar gekeken. Daar is allereerst
bezien dat we niet moeten spreken van gezondheidsverschillen, maar op het behalen
van gezondheidswinst bij mensen met gezondheidsachterstanden, zoals ook de WRR ons
adviseert. Dit is verder uitgewerkt in de LNG. Tevens zijn wij tot de conclusie gekomen
dat het niet opportuun is een concreet streefcijfer te koppelen aan het verminderen
van gezondheidsachterstanden, hoewel wij nadrukkelijk wel achter dit streven staan.
In dat licht zijn voor het verminderen van gezondheidsachterstanden twee ambities
geformuleerd. De eerste is: «In 2024 is de levensverwachting van mensen met een lage
SES toegenomen en het aantal jaren in goed ervaren gezondheid voor mensen met een
lage én een hoge SES toegenomen.» De tweede ambitie is: «Vanaf 2024 passen we gezondheidsbevordering
via de leefomgeving met voorrang toe in wijken en buurten met gezondheidsachterstanden.
Op termijn ontwikkelen we in alle wijken en buurten een leefomgeving die een gezonde
leefstijl mogelijk en gemakkelijk maakt.»
Vraag 7
Wilt u voortaan in het jaarverslag de Tweede Kamer ook informeren over de ontwikkeling
in personele uitgaven in termen van aantallen medewerkers (FTE) en functies?
Antwoord:
Ja, daartoe ben ik uiteraard bereid.
Vraag 8
Kunt u een analyse maken en verklaring geven voor de stijging van personele uitgaven
sinds 2015?
Antwoord:
Er zijn meerdere oorzaken aan te wijzen voor de stijging in personele uitgaven vanaf
2015. Zo was in de cijfers in 2015 nog het effect van een eerdere taakstelling zichtbaar.
Hierna werd er niet meer op formatie gestuurd (aantal fte’s), maar op totaal beschikbaar
budget. Verder zijn er vanaf en vanwege het nieuwe regeerakkoord beleidsintensiveringen
geweest waar extra personeel voor is aangenomen. Onder andere via de oprichting van
meerdere projecten en programmadirecties werd invulling gegeven aan de uitvoering
van het kabinetsbeleid. Daarnaast zijn de personele uitgaven ook gestegen doordat
er vanaf 2015 jaarlijks (of meerdere keren per jaar) structurele loonsverhogingen
hebben plaatsgevonden door nieuwe afspraken binnen de CAO Rijk.
Vraag 9
Kan de personele groei van het Ministerie van VWS worden toegedeeld naar soorten functies,
met daarbij een toelichting op met welke soorten van expertise het ministerie de afgelopen
vijf jaar is uitgebreid en waar dat toe heeft geleid? In welke mate is de personele
uitbreiding ingezet voor het vergroten van het inzicht in de zorguitgaven? Is de groei
van het aantal externen in 2019 eenmalig? Hoe verhoudt de groei van het personeelsbestand
zich tot de groei van externe inhuur?
Antwoord:
De afgelopen jaren is VWS jaarlijks met gemiddeld 4% gegroeid. Deze groei komt voor
een groot deel door een groei van personeel in de functiegebieden beleid, kennis &
onderzoek en bedrijfsvoering. Zie ook in de onderstaande tabel.
Tabel: Groei in fte per functiefamilie VWS concern (mei 2015-mei 2020)
Bezetting Ultimo
Functiegroep (FGR)
MEI 2015
MEI 2016
MEI 2017
MEI 2018
MEI 2019
MEI 2020
Groei afgelopen 5 jaar
VWS totaal
3.991,31
4.150,91
4.320,91
4.499,41
4.704,01
4.916,71
925,5
Beleid
479,8
490,6
512,5
552,0
607,7
692,4
212,6
Kennis &Onderzoek
948,2
1.013,1
1.042,9
1.096,1
1.105,7
1.138,0
189,8
bedrijfsvoering
922,4
909,4
947,6
1.004,2
1.041,6
1.053,3
130,8
Advisering
354,1
387,0
399,8
398,9
434,3
479,1
125,0
Uitvoering
504,6
545,1
571,3
581,5
585,7
617,0
112,4
Toezicht
364,0
398,1
413,0
411,8
460,1
456,6
92,6
Project- en programmanagement
96,8
102,6
106,1
114,8
126,0
133,0
36,2
Lijnmanagement
262,7
258,8
267,6
269,3
276,2
292,8
30,1
Overig
58,6
46,2
60,3
71,0
66,7
54,5
– 4,1
X Noot
1
De aantallen hier genoemd wijken af van het aantal fte’s genoemd in de Jaarrapportage
Bedrijfsvoering Rijk, omdat er andere peildata uit P-Direkt zijn gebruikt.
Het functiegebied «Beleid» is met 212,6 fte het meest gegroeid. Dit is hoofdzakelijk
het gevolg van de door dit kabinet gewenste beleid en de oprichting van verschillende
projecten en programmadirecties waar extra personeel voor is aangenomen, alsmede de
komst van een derde bewindspersoon. Onder de functiegroep beleid valt ook de personele
capaciteit die belast is met het inzicht in de zorguitgaven. Er heeft geen expliciete
capaciteitsuitbreiding plaatsgevonden voor de specifieke taak inzicht in de zorguitgaven
te vergroten. Functies binnen de functiegroep «Kennis & onderzoek» zijn daarna het
meest gegroeid met 189,8 fte. Hieronder vallen voornamelijk functies binnen diverse
onderzoeksafdelingen van het RIVM. De toename van deze functies wordt veroorzaakt
door een groei van de opdrachten die aan het RIVM verstrekt worden.
Functies binnen de «Bedrijfsvoering» groeiden met 130,8 fte. Onder deze functiefamilie
vallen o.a. functies op het gebied van automatisering en communicatie, die in deze
periode zijn uitgebreid om tegemoet te komen aan de toegenomen vraag vanuit de organisatie.
Naar verwachting zal de groei van het aantal externen in 2019 niet eenmalig zijn.
Bij de aanpak van de crisis rond COVID-19 was (en blijft) de inzet van diverse specialismen
noodzakelijk die niet VWS standaard in huis heeft.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport