Brief regering : Update overheidsfinanciën juni 2020
35 300 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 86
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2020
1. Inleiding
De Voorjaarsnota voor het begrotingsjaar 2020 (Kamerstuk 35 450, nr. 1) is eerder dan gebruikelijk naar de Kamer verzonden. Hiertoe is besloten omdat het
kabinet het belangrijk vond de Kamer tijdig te informeren over genomen besluiten over
urgente dossiers rondom CO2-uitstoot en de verlaging van stikstofdepositie.
Ten tijde van de Voorjaarsnota was er geen economische raming beschikbaar die rekening
hield met COVID-19. Ook waren nog geen realisatiecijfers beschikbaar over april voor
de belasting- en premie-inkomsten. In de Voorjaarsnota is daarom toegezegd om de Tweede
Kamer per brief te informeren over het actuele beeld van inkomsten, EMU-saldo en EMU-schuld
voor 2020. Deze brief geeft een update van de overheidsfinanciën op basis van de doorrekening
van de juniraming van het CPB.
De juniraming van het CPB bevestigt het beeld dat de economische gevolgen van corona
buitengewoon groot en onzeker zijn. De economie zal naar verwachting sterker krimpen
dan tijdens de financiële crisis, en zelfs sterker dan tijdens de grote depressie
van de jaren 30. Het kabinet probeert met omvangrijke tijdelijke noodmaatregelen de
klap zoveel mogelijk op te vangen, maar een crisis van dergelijke omvang heeft gevolgen
voor werknemers, ondernemers, zzp’ers en bedrijven.
Deze crisis werkt ook door op de overheidsfinanciën. De doorrekening van de juniraming
laat dit jaar een begrotingstekort van 8,7 procent bbp zien. De overheidsschuld loopt
aan het einde van dit jaar op tot 63,1 procent bbp. Ook dit zijn historisch slechte
cijfers. Tegelijkertijd kunnen we deze kosten dragen door de schuldafbouw die de afgelopen
jaren heeft plaatsgevonden. De steunmaatregelen laten de overheidsschuld nu weer oplopen.
De onzekerheid is nog steeds bijzonder groot. De ontwikkeling van de economie en de
overheidsfinanciën hangt zeer sterk samen met de ontwikkeling van het virus, ook in
het buitenland. Hoe eerder we het virus onder controle krijgen, hoe eerder het economisch
herstel kan beginnen. Daarnaast laat het gebruik van veel noodmaatregelen zich moeilijk
ramen en kent de begroting de nodige neerwaartse risico’s door onder andere vergrote
garantieverplichtingen. De in deze brief gepresenteerde cijfers dienen dan ook geïnterpreteerd
te worden als de best mogelijke inschatting van de overheidsfinanciën gegeven deze
onzekerheden.
Leeswijzer
Eerst wordt ingegaan op het huidige economische beeld en de ontwikkeling ten opzichte
van Miljoenennota, op basis van de groeiraming van het CPB. Daarna wordt de nieuwe
kabinetsraming van de inkomsten – die ontbrak in de Voorjaarsnota – toegelicht, gevolgd
door een toelichting op de ontwikkeling van de uitgaven. Vervolgens wordt de nieuwe
raming van het overheidssaldo en de overheidsschuld besproken, gevolgd door een overzicht
van nieuwe aan corona-gerelateerde garanties. Bijlage 1, 2 en 3 geven respectievelijk
een overzicht van de crisismaatregelen, een uitsplitsing van de belasting- en premie-inkomsten
op EMU- en kasbasis, en een overzicht van het uitstaand risico aan garantieregelingen.
2. Het economisch beeld juni 2020
De laatste paar maanden is de economie sterk omgeslagen, van solide groei naar historische
krimp. In het eerste kwartaal kromp de economie met 1,7 procent ten opzichte van eind
vorig jaar. In de eerste twee weken met coronamaatregelen werd het bbp teruggeworpen
naar het niveau van begin 2019. Volgens het basispad van het CPB krimpt het bbp dit
jaar met 6,4 procent. Een dergelijke daling is buiten oorlogstijd niet eerder voorgekomen.
In 2021 raamt het CPB een gedeeltelijk herstel, met een groei van 3,3%. Deze raming
is echter met veel meer onzekerheid omgeven dan gebruikelijk. De ontwikkeling van
de economie hangt namelijk zeer sterk samen met de ontwikkeling van het virus, die
zeer moeilijk te voorspellen is.
Figuur 1. Bbp-groei sinds 1922
Bron: CBS (realisatie) en CPB (raming)
De economische activiteit valt over de gehele lijn terug; er vallen zware klappen
bij de consumptie van huishoudens (– 7,3%), de uitvoer (– 10,1%) en de investeringen
(– 10,3%). Enkel de gestegen overheidsuitgaven als gevolg van de noodmaatregelen dragen
dit jaar positief bij aan de groei. Productie en werkgelegenheid liggen in de basisraming
eind volgend jaar nog onder het pre-coronaniveau. De oorzaken liggen in het voortduren
van sommige contactbeperkingen die het aanbod van bepaalde goederen en diensten beperken
en in het achterblijvende herstel van vertrouwen, waardoor de consumptie laag blijft.
Het kabinet probeert met omvangrijke noodmaatregelen de economische effecten van de
crisis te dempen, maar een crisis van deze omvang heeft onvermijdelijk ingrijpende
gevolgen voor veel werknemers, ondernemers, zzp’ers en bedrijven. Het aantal gewerkte
uren krimpt in 2020 met 6,8 procent. De werkloosheid neemt in 2020 naar verwachting
niet in diezelfde mate toe. Dit is deels een gevolg van de steunmaatregelen uit de
noodpakketten. Daarnaast zullen bedrijven naar verwachting, vanwege de krappe arbeidsmarkt
voor corona, een deel van het personeel in dienst houden in afwachting van betere
tijden. Desondanks stijgt de werkloosheid van het historisch lage niveau van 2,9 procent begin dit jaar tot 4,8 procent
aan het einde van 2020. Het aantal werkzame personen daalt met 2,1 procent. Onder
ander doordat tijdelijke contracten niet worden verlengd en het lastig zal zijn voor
schoolverlaters om een baan te vinden is de verwachting dat de werkloosheid in 2021
verder oploopt tot 7 procent van de beroepsbevolking. Hiermee komt de werkloosheid
in de buurt van het dieptepunt tijdens de vorige crisis (7,4% in 2014). De lonen reageren
vertraagd, grotendeels vanwege reeds gemaakte loonafspraken, waardoor de loongroei
dit jaar nog doorzet. In 2021 zal de cao-loongroei volgens de huidige vooruitzichten
gelijk zijn aan de inflatie.
Tabel 1: Macro-economische veronderstellingen voor 2020
(groei per jaar in %, mutatie in %-punt)
Miljoenennota 2020
Juni 2020
Mutatie
Volume bbp en bestedingen
Bruto binnenlands product
1,5
– 6,4
– 7,9
Consumptie huishoudens
1,9
– 7,3
– 9,2
Investeringen (incl. voorraden)
2,3
– 10,3
– 12,6
Uitvoer
1,9
– 10,1
– 12,0
Invoer
2,9
– 9,8
– 12,7
Inflatie (hicp)
1,3
1,1
– 0,2
Werkloosheid (% beroepsbevolking)
3,5
4,8
1,3
Bron: Centraal Planbureau, MEV 2019 en Juniraming 2020
Vanwege de grote onzekerheden ten aanzien van het verloop van de pandemie, is de raming
van het CPB met meer onzekerheid omgeven dan normaal. Het CPB heeft naast de basisraming
(roze lijn) daarom ook drie scenario’s uitgewerkt, die de onzekerheid ten aanzien
van zowel het economisch herstel als de ontwikkeling van de pandemie verkennen. Aan
de positieve kant onderscheidt het CPB een scenario waarin de diepte van de recessie
meevalt en het herstel krachtig is. Aan de negatieve kant presenteert het CPB een
scenario met een diepe val en een zwak herstel. De basisraming die hierboven beschreven
is ligt daar tussenin. In het zwakker-herstelscenario (groene lijn) valt het aantrekken
van de wereldhandel tegen door grote economische problemen bij handelspartners, zijn
er negatieve effecten op kredietverlening aan bedrijven en is het herstel van de binnenlandse
vraag zeer aarzelend. In dit scenario is er jaar-op-jaar geen bbp-herstel in 2021
en loopt de werkloosheid op tot boven de 10%. Ook een krachtig terugveren uit de coronarecessie
is denkbaar. In het volledig herstel scenario (paarse lijn) gaat het economisch herstel
voorspoedig en worden meer contactbeperkingen opgeheven. Het bbp komt in dit scenario
in de loop van 2021 weer uit boven het niveau van eind 2019. Ook heeft het CPB een
scenario opgenomen waarin er een tweede golf van besmettingen uitbreekt (roze stippellijn).
In dit scenario daalt jaar-op-jaar gezien in 2021 het bbp verder, en loopt de werkloosheid
op tot 10%.
Figuur 2. Scenario’s economische groei
3. Inkomsten
Ten opzichte van de stand Miljoenennota 2020 (Kamerstuk 35 300, nrs. 1 en 2) is de raming van de belasting- en premieontvangsten 2020 met 29,8 miljard euro neerwaarts
bijgesteld (zie tabel 2). Bij deze berekening is uitstel van betaling verwerkt in
het EMU-saldo door aan te sluiten bij het uitgangspunt dat verlate inkomsten als gevolg
van uitstel van belasting zoveel mogelijk worden toegerekend aan het onderliggende
transactiejaar. In bijlage 2 is een uitsplitsing van de raming naar belastingsoort
opgenomen, op zowel EMU- als kasbasis.
Tabel 2: Belasting- en premieontvangsten 2020 op EMU-basis
(in miljarden euro)
Miljoenennota 2020
Juniraming 2020
Mutatie
Belastingen en premies volksverzekeringen
235,5
206,5
– 28,9
waarvan belastingen
193,8
168,2
– 25,5
waarvan premies volksverzekeringen
41,7
38,3
– 3,4
Premies werknemersverzekeringen
70,1
69,1
– 0,9
Totaal
305,5
275,7
– 29,8
Tabel 3 geeft een uitsplitsing van de oorsprong van de bijgestelde raming ten opzichte
van de stand bij Miljoenennota 2020. Aangepaste beleidsmaatregelen zorgen voor 4,4
miljard euro lagere belasting- en premieontvangsten. Zoals verwacht is de endogene
ontwikkeling, dat is de ontwikkeling van de inkomsten gerelateerd aan de conjunctuur,
sterk negatief. Deze zorgt voor 25,4 miljard euro lagere ontvangsten. Deze bijstelling
volgt uit het economisch beeld op basis van de Juniraming 2020 van het CPB. Daarnaast
is bij de endogene ontwikkeling rekening gehouden met de gerealiseerde kasontvangsten
tot en met de maand april en een eerste inzicht in het beeld van mei, waarin de eerste
effecten van de economische gevolgen van de contactbeperkende maatregelen op de belastinginkomsten
reeds zichtbaar zijn.
Tabel 3: Overzicht mutaties van de inkomsten sinds Miljoenennota 2020
(in miljarden euro)
Ontvangsten
Stand Miljoenennota 2020
305,5
Mutatie
waarvan beleidsmaatregelen
– 4,4
waarvan economisch beeld
– 25,4
Stand Juni 2020
275,7
Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten
Aangepast beleid heeft een neerwaarts effect van 4,4 miljard euro op het EMU-saldo
ten opzichte van de Miljoenennota 2020. Nieuw beleid bestaat voor het overgrote deel
uit fiscale maatregelen die volgen uit de noodpakketten banen en economie. De grootste
budgettaire impact in 2020 volgt uit de mogelijkheid voor bedrijven om een fiscale
reserve in de winst over 2019 op te nemen (– 3 miljard euro in de vennootschapsbelasting),
de mogelijkheid voor directeur-grootaandeelhouders om hun gebruikelijk loon te verlagen
(1 miljard euro in de loonheffing), de vrijstelling van btw voor de aanschaf van mondkapjes,
medische hulpmiddelen en het uitlenen van zorgpersoneel voor – 0,3 miljard euro, en
de tijdelijke opschorting van de premiedifferentiatie bij overwerk op grond van de
wet arbeidsmarkt in balans (– 0,1 miljard euro in de premies werknemersverzekeringen).
Bij de beantwoording van vragen gesteld bij het schriftelijk overleg over fiscale
noodmaatregelen is een compleet overzicht van deze fiscale steunmaatregelen opgenomen.1Daarnaast hebben zorgverzekeraars de nominale zorgpremie voor 2020 uiteindelijk iets
lager vastgesteld dan eerder geraamd, met 0,1 miljard euro lagere zorgpremies als
gevolg.
Tabel 4: Belangrijkste mutaties raming belasting en premieontvangsten 2020 ten opzichte
van Miljoenennota 2020 op EMU-basis
(in miljoenen euro)
Totale mutatie
waarvan beleid
waarvan endogeen
Omzetbelasting
– 6,7
– 0,3
– 6,5
Loon- en inkomensheffing
– 2,4
– 1,0
– 1,4
Premies werknemersverzekeringen
– 0,9
– 0,2
– 0,8
Vennootschapsbelasting
– 14,1
– 3,0
– 11,1
Dividendbelasting
– 1,8
0,0
– 1,8
Accijnzen
– 1,5
0,0
– 1,5
Bpm
– 1,2
0,0
– 1,2
Overig
– 1,2
0,0
– 1,2
Totaal
– 29,8
– 4,4
– 25,4
Endogene ontwikkeling belasting en premieontvangsten
De endogene ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten is sterk negatief,
namelijk 25,4 miljard euro. Contactbeperkende maatregelen om verspreiding van het
coronavirus te voorkomen, maken bepaalde economische activiteiten onmogelijk. Het
inkomensverlies bij burgers en bedrijven wat hierbij optreedt heeft vervolgens zijn
weerslag op de economische groei als geheel, en dus op de belastingontvangsten. Dit
laten mee ademen van de belastinginkomsten met de conjunctuur draagt bij aan automatische
stabilisatie. De maatregelen die het kabinet heeft getroffen om burgers en bedrijven
te ondersteunen, beperken het verlies aan belasting- en premieontvangsten. Zo stimuleert
de NOW dat bedrijven met omzetverlies hun personeel in dienst houden, waardoor de
opbrengst van de loonheffing en premies werknemersverzekeringen relatief op peil blijft.
Ondanks dit beleid daalt de opbrengst van de loon- en inkomensheffing met 1,4 miljard
euro ten opzichte van de Miljoenennota 2020. Dit komt vooral door een dalende werkgelegenheid.
Contractlonen zijn namelijk vaak voor meerdere jaren vastgelegd en reageren minder
snel op economische veranderingen. De opbrengst van de premies werknemersverzekeringen
daalt met 0,9 miljard euro.
De economische crisis heeft een grote weerslag op de bedrijfswinsten, die zeer conjunctuurgevoelig
zijn. De geraamde opbrengst van de vennootschapsbelasting daalt als gevolg van dalende
winsten met 11,1 miljard euro ten opzichte van de raming uit de Miljoenennota 2020.
Bedrijven die door de economische crisis verlies lijden, kunnen dit verlies verrekenen
met de winst uit 2019 en/of met eventuele toekomstige winsten. De opbrengst van de
vpb zal daardoor meerdere jaren op een lager niveau blijven, zelfs indien het economisch
herstel na 2020 voorspoedig verloopt. Bedrijven hebben door het omzetverlies weinig
ruimte tot het uitkeren van dividend. De opbrengst van de dividendbelasting neemt
daardoor af met 1,8 miljard euro.
De opbrengst van de btw daalt met 6,5 miljard euro ten opzichte van de verwachting
bij de Miljoenennota 2020. Bij deze daling speelt met name lagere consumptie van duurzame
goederen een grote rol. Consumenten stellen bij economische onzekerheid grote aankopen
uit. Dit effect heeft ook een grote weerslag op de opbrengst van de belasting op personenauto’s
en motorrijwielen (bpm). De opbrengst van de overdrachtsbelasting blijft in 2020 nog
wel op peil.
Andere belastingen die relatief hard geraakt worden zijn de invoerrechten, de brandstofaccijnzen,
en de kansspelbelasting. Door de uitbraak van het coronavirus neemt het volume van
de wereldhandel sterk af, is er minder verkeer op de weg, en zijn casino’s langdurig
gesloten.
Uitstel van betaling voor belastingen
Om de liquiditeitspositie van ondernemers bij zwaar omzetverlies te ondersteunen,
heeft het kabinet het mogelijk gemaakt om laagdrempelig uitstel van betaling aan te
vragen voor een grote groep belastingen. De invorderingsrente is bovendien tijdelijk
verlaagd naar 0,01%. Veel ondernemers maken inmiddels gebruik van uitstel van betaling,
wat aangeeft dat er een grote behoefte bestaat. Zie voor de meest actuele stand de
recent verzonden brief aan uw Kamer.2 Ondernemers kunnen bij een aanvraag drie maanden gebruik maken van uitstel, en na
deze drie maanden onder voorwaarden dit uitstel verlengen. Aanvragen van uitstel van
betaling is mogelijk tot 1 oktober.
Uitstel van betaling heeft forse invloed op de belasting- en premieontvangsten. In
de Voorjaarsnota heeft het kabinet een zeer grove inschatting gemaakt van het gebruik
van de regeling en de betekenis daarvan voor de financieringsbehoefte. Daarbij heeft
het kabinet ook benadrukt dat deze inschatting met veel onzekerheid was omgeven. Het
kabinet schat in dat uitstel van betaling leidt tot een schuif in de inkomsten van
2020 naar 2021 ter waarde van circa 27 miljard euro. Dit uitstel ziet met name op
de btw (11 miljard euro), de loonheffing (8 miljard euro), en de premies werknemersverzekeringen
(4 miljard euro). Van het totaal verleende bedrag aan uitstel zal vermoedelijk een
deel niet ingevorderd kunnen worden als gevolg van onverhoopte maar niet te voorkomen
faillissementen. De omvang van dit afstel hangt dan ook in belangrijke mate af van
de ontwikkeling van de restricties, de economie, en het effect van de steunmaatregelen.
De huidige inschatting van het kabinet is dat tussen de 4,2% en 9,4% van de uitgestelde
belasting, afhankelijk van de zwaarte van de CPB-scenario’s, niet zal worden terugbetaald
en zal leiden tot afstel. Dat zou naar huidig inzicht neerkomen op ongeveer 1 tot
3 miljard euro, maar ook deze inschatting is met aanzienlijke onzekerheid omgeven.
De raming van de kasschuif als gevolg van uitstel blijft aan grote onzekerheid gebonden.
Over enkele belangrijke factoren moeten namelijk rekenveronderstellingen worden gemaakt.
Ten eerste is het voor de behoefte aan uitstel en de mogelijkheid tot invordering
gedurende het najaar relevant hoe de verspreiding van het virus en de conjunctuur
zich ontwikkelen. Dat heeft weerslag op het aantal nieuwe ondernemers dat de komende
maanden nog uitstel van betaling aanvraagt. Het kabinet gaat er nu vanuit dat het
aantal bedrijven dat gebruik maakt van uitstel gedurende de zomer geleidelijk doorgroeit,
maar de omvang van deze doorgroei is onzeker. Daarnaast hanteert de raming het uitgangspunt
dat ondernemers vanaf oktober geleidelijk weer beginnen met het betalen van lopende
verplichtingen, mede gedreven door normalisering van de invorderingsrente per 1 oktober,
zodanig dat vanaf 1 januari 2021 alle lopende verplichtingen betaald worden. Tot slot
moet een veronderstelling gemaakt worden over het deel van de opgebouwde schuld dat
in 2020 nog afbetaald wordt. Hierbij wordt verondersteld dat van de opgebouwde schuld
vanaf oktober maandelijks ongeveer 5% wordt afbetaald.3 Bovenstaande punten zijn noodzakelijke rekenveronderstellingen voor de raming. Het
kabinet moet nog keuzes maken over de manier waarop ondernemers weer geacht worden
hun lopende verplichtingen te betalen, het verloop van de invorderingsrente, en de
manier waarop de schulden worden afgebouwd. Besluitvorming die afwijkt van bovenstaande
uitgangspunten beïnvloedt ook deze raming. Zoals aangegeven in de hierboven genoemde
brief zal het kabinet bij het uitfaseren van het verruimde uitstelbeleid waar mogelijk
rekening houden met branchespecifieke omstandigheden en ondernemers een passende betalingsregeling
bieden.
In de grove berekening in de Voorjaarsnota werd belastinguitstel toegerekend aan het
relevante kasjaar. De geraamde kasschuif van 27 miljard euro zorgde hierbij voor een
verslechtering van het EMU-saldo in 2020 en een verbetering van het saldo in 2021.
Ramingen van de Europese Commissie, het CPB en DNB – die allen na de Voorjaarsnota
werden gepubliceerd – rekenden de uitgestelde inkomsten zoveel mogelijk terug naar
het relevante transactiejaar. Bij dit uitgangspunt is in deze berekening aangesloten.
Dat betekent dat de geraamde kasschuif van 27 miljard euro zich niet vertaalt in een
lager EMU-saldo in 2020 en ook niet in een navenant hoger EMU-saldo in 2021. Wel is
de kasschuif relevant voor de financieringsopgave voor de overheid en is deze relevant
voor de EMU-schuldpositie van het Rijk. De definitieve wijze van verwerking in het
EMU-saldo wordt later bepaald door Eurostat (consultatie loopt).
4. Uitgaven
Bij juniraming komen de totale plafondrelevante uitgaven uit op 340,7 miljard euro.
Dat is 38,5 miljard hoger dan bij Miljoenennota voorzien. De noodmaatregelen in het
kader van corona verklaren het grootste deel van deze stijging. In totaal bedragen
de noodmaatregelen 36,4 miljard euro, waarvan 20 miljard al was voorzien bij Voorjaarsnota.
Dit bedrag is gecorrigeerd op het uitgavenplafond zodat hier niet voor omgebogen hoefde
te worden. De stijging van de coronamaatregelen bij juniraming bestaat voornamelijk
uit noodpakket 2.04. De raming van het budgettair beslag van veel noodmaatregelen is met onzekerheid
omgeven en hangt sterkt af van het uiteindelijke beroep op bepaalde regelingen. Zo
blijkt uit realisaties en uitvoeringsinformatie van het eerste noodpakket dat er minder
gebruik is gemaakt van de NOW, TOZO, TOGS en de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers
COVID-19. Dit was aanleiding om de raming van deze regelingen met in totaal 4 miljard
euro naar beneden bij te stellen. Omdat de noodmaatregelen in de praktijk buiten het
uitgavenplafond vallen, leiden lagere uitgaven niet tot ruimte voor nieuwe maatregelen.
Omgekeerd leidt een hoger dan verwacht gebruik van deze regelingen niet tot problematiek.
Bijlage 1 geeft een overzicht van de coronagerelateerde uitgavenmaatregelen.
Een actueel overzicht van noodmaatregelen aan de uitgavenkant van de begroting wordt
bijgehouden op Externe link:www.rijksfinancien.nl. Dit overzicht wordt wekelijks geactualiseerd en bevat informatie over de verschillende
extra uitgavenmaatregelen en relevante hyperlinks naar kamerbrieven en (incidentele)
suppletoire begrotingen. De site wordt stapsgewijs uitgebreid met nieuwe visuals over
inkomstenmaatregelen en garanties inzake corona-maatregelen. De cijfers op de website
sluiten niet direct aan op de presentatie van de cijfers in deze brief. Voor de uitgaven
komt dit doordat in tabel 5 alleen de saldorelevante uitgavenmaatregelen zijn opgenomen,
terwijl op de website ook de niet-saldorelevante maatregelen – zoals liquiditeitssteun
aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten – in het totaal meelopen. Voor de inkomstenkant
geldt iets soortgelijks voor belastinguitstel. Daarnaast lopen de hierboven beschreven
actualisaties van een aantal noodmaatregelen nog niet mee in het totaal op de website,
omdat deze op dit moment nog uitgaat van begrotingsstanden. De visual van de fiscale
maatregelen dient als voorbeeld en is gebaseerd op verouderde begrotingsstanden. In
juli zal een geactualiseerde versie op de website gepubliceerd worden.
Figuur 3: Overzicht noodmaatregelen Externe link:www.rijksfinancien.nl
Door de verslechterde economische situatie als gevolg van de coronacrisis zijn ook
de uitgaven aan WW en bijstand toegenomen. Bij Voorjaarsnota was dit effect nog niet
zichtbaar in de cijfers. De overige stijging van de plafondrelevante uitgaven is beperkt
en bestaat voornamelijk uit de loon- en prijsbijstelling die reeds in de Voorjaarsnota
was opgenomen. Voor een verdere uitsplitsing en toelichting bij deze mutaties wordt
verwezen naar de plafondtoetsen en verticale toelichting in de Voorjaarsnota.
Tabel 5: Verticale ontwikkeling juniraming t.o.v. Miljoenennota 2020
Uitgavenstand bij Miljoenennota 2020
302,2
Maatregelen corona
36,4
w.v. bij VJN
20,0
w.v. bij Juniraming
16,4
WW en bijstand
1,5
w.v. bij VJN
– 0,4
w.v. bij Juniraming
1,9
Overige uitgaven onder het plafond
0,6
Uitgavenstand bij Juniraming 2020
340,7
5. EMU-saldo en EMU-schuld
De overheidsfinanciën zijn aanzienlijk verslechterd ten opzichte van Miljoenennota.
Het geraamde begrotingsoverschot bij Miljoenennota is omgeslagen in een omvangrijk
tekort van 68 miljard euro, ofwel 8,7 procent bbp. Dit is het gevolg van zowel de
verslechterde economische situatie als van beleid. De sterke krimp van de economie
werkt door in het saldo via lagere belasting- en premie-inkomsten en hogere uitgaven
aan WW en bijstand. Dit leidt tot een verslechtering van het saldo van meer dan 3
procentpunt. De noodmaatregelen aan de uitgaven- en inkomstenkant leiden tot een verdere
verslechtering van het saldo van meer dan 5 procentpunt.
Het begrotingstekort werkt door in een hogere schuld. De schuld stijgt hierdoor van
onder de 50 procent bbp bij Miljoenennota 2020 tot naar verwachting 63,1 procent bbp.
Naast de doorwerking van het saldo verslechtert de schuld door het belastinguitstel
en de lening aan KLM. Voor het saldo worden uitgestelde belastinginkomsten toegerekend
aan het relevante transactiejaar 2020. Daarmee heeft de circa 27 miljard euro aan
uitstel over de jaargrens geen effect op het overheidssaldo (=EMU-saldo), maar wel
op het kassaldo en daarmee op de schuld. In tabel 7 is belastinguitstel verwerkt in
de post kastransverschillen en overig. Voor de lening aan KLM geldt iets soortgelijks.
Omdat dit een financiële transactie betreft heeft deze geen effect op het saldo, maar
wel op de schuld.
In de grove berekening in de Voorjaarsnota werden de uitgestelde inkomsten als gevolg
van belastinguitstel toegerekend aan het EMU-saldo 2020. Hierdoor kwam het saldo lager
uit. Daarnaast werd in deze berekening uitgegaan van het IMF-scenario dat een grotere
krimp raamde dan het CPB in de juniraming. Daartegenover staat dat een groot deel
van de noodmaatregelen nog niet was meegenomen in deze berekening. Het CPB raamt met
– 7,6 procent een beter saldo. Dit komt voornamelijk doordat het CPB lagere uitgaven
aan coronamaatregelen raamt. Het CPB kijkt hierbij niet alleen naar realisaties, maar
ook naar de doorwerking van zijn macro-economische raming op de noodmaatregelen. Een
volgende actualisatie en budgettaire verwerking van de noodmaatregelen volgt bij Miljoenennota
2021.
Dit alles illustreert dat deze cijfers met grote onzekerheid omgegeven zijn. Het uiteindelijke
effect van corona op de overheidsfinanciën hangt sterk af van de ontwikkeling van
het virus en het effect hiervan op de economie. Daarnaast zijn de ramingen van de
verschillende inkomsten- en uitgavenmaatregelen met meer dan de gebruikelijke onzekerheid
omgeven en kent de begroting de nodige neerwaartse risico’s, onder andere in de vorm
van garantieverplichtingen (zie paragraaf 6).
Tabel 6: Verticale ontwikkeling overheidssaldo
(+ is overschot)
Miljarden euro
Procenten bbp
EMU-saldo 2020 Miljoenennota
1,9
0,2%
Noemereffect
0,0%
Belasting- en premie-inkomsten
– 29,8
– 3,8%
Maatregelen corona
– 36,4
– 4,7%
Loon- en prijsontwikkeling
– 0,6
– 0,1%
WW en bijstand
– 1,5
– 0,2%
Overige uitgaven onder het plafond
0,0
0,0%
Niet-plafondrelevante uitgaven en overig
– 1,5
– 0,2%
EMU-saldo 2020 Juni
– 68,0
– 8,7%
Tabel 7: Verticale ontwikkeling overheidsschuld
(+ is toename schuld)
Miljarden euro
Procenten bbp
EMU-schuld 2020 Miljoenennota
397,3
47,7%
Doorwerking schuld 2019
– 2,7
– 0,3%
Noemereffect
3,3%
EMU-saldo
69,9
9,0%
Lening KLM
1,0
0,1%
Kastransverschillen en overig
25,7
3,3%
EMU-schuld 2020 Juni
491,2
63,1%
6. Coronagerelateerde garanties
Bij de bestrijding van de coronacrisis vormen risico- en garantieregelingen een belangrijk
onderdeel van de noodpakketten.5 Met een relatief beperkt budgettair beslag is het mogelijk gebleken om een fikse
ondersteuning te bieden aan de nationale en internationale economie. Wel is het uitstaand
risico hierdoor sterk toegenomen. De overheid kan dit dragen doordat het uitstaand
risico in eerdere jaren was afgebouwd, mede door het «nee-tenzij»-beleid dat het kabinet
hanteert.
Tijdens het wetgevingsoverleg over de crisismaatregel herverzekering van leverancierskredieten
op 15 april 20206 heeft Staatssecretaris Vijlbrief toegezegd mij te vragen een overzicht te sturen
van de bedragen waar de Nederlandse Staat in totaal garant voor staat. Hieronder wordt
kort ingegaan op de nieuwe corona-gerelateerde garanties. Een overzicht van het totale
uitstaand risico van het Rijk is opgenomen in bijlage 3 van deze brief.
Tabel 8 geeft een overzicht van het uitstaand risico en de begrote schades voor crisisgerelateerde
garanties. In totaal is voor ruim 33 miljard euro aan garanties afgegeven om de economie
door de corona-crisis te helpen, waarbij voor ongeveer 2,7 miljard euro aan schade
wordt verwacht. Een aantal bestaande nationale regelingen voor ondernemersfinanciering
(zoals de BMKB en GO) zijn verruimd, waarbij het garantieplafond is verhoogd en een
aantal voorwaarden versoepeld. Met deze regelingen biedt de overheid financiers meer
zekerheid voor leningen aan met name midden- en kleinbedrijven (MKB, met minder dan
250 werknemers) die zijn getroffen door de coronacrisis.
De meeste nieuwe nationale garantieregelingen hebben betrekking op de gezondheidszorg,
zoals garanties aan het Landelijk Centrum Hulpmiddelen (LCH) en de Nederlandse Vereniging
van Ziekenhuisapothekers (NVZA). Deze regelingen dragen bij aan het bestrijden van
de medische gevolgen van het coronavirus. Zo staat de overheid garant voor de financiële
risico’s die voortvloeien uit de gezamenlijke inkoop van genees- en hulpmiddelen gerelateerd
aan de behandeling van COVID-19. Ook is er een nieuwe garantieregeling gekomen voor
het herverzekeren van leveringskredieten, zijn internationale garanties aan verschillende
multilaterale instellingen verruimd en is een nieuwe garantie voor de Europese crisismaatregel
SURE in het leven geroepen. Tot slot is een garantieregeling opgezet voor KLM als
onderdeel van een breder steunpakket voor de luchtvaartmaatschappij. De maatregelen
staan uitgebreid toegelicht in bijlage 3.
Tabel 8: Garanties n.a.v. bestrijding coronacrisis (bedragen in duizenden euro’s)
Garantie
Verhoging
Geraamde schade
BMKB-corona
735.000
203.000
Borgstelling voor de Landbouw
230.000
36.000
DNB – deelneming in kapitaal IMF
619.200
0
Europese Investeringsbank (EIB)
1.301.381
260.276
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)
9.600.000
1.075.000
Groeifaciliteit
1
Herverzekering leverancierskredieten
12.000.000
970.000
KKC (Kleine Kredieten Corona)
713.000
164.000
LCH (Landelijk Consortium Hulpmiddelen)
2
NVZA geneesmiddelen
20.400
SURE
5.764.798
KLM
2.160.000
Totaal
33.143.779
2.708.276
X Noot
1
De groeifaciliteit is verlengd door gebruik te maken van reeds aanwezige middelen.
Er is geen aanvullende schade geraamd.
X Noot
2
Deze regeling kent geen plafondbedrag of verwachte schade.
7. Tot slot
De juniraming van het CPB bevestigt het beeld dat de economische gevolgen van corona
buitengewoon groot zijn, zowel voor de economie als de overheidsfinanciën. In voorzichtige
stappen, met verschillende fases en noodpakketten heeft het kabinet getracht passende
maatregelen te nemen in onzekere tijden. Tegelijkertijd is het opstapelen van noodpakketten
op termijn niet wenselijk en houdbaar. In de toekomst is het daarom de uitdaging om
het steunbeleid beheerst af te bouwen. Het is nog onduidelijk wanneer de economie
weer volledig is hersteld, en in sommige sectoren zal het coronavirus langdurige of
zelfs permanente gevolgen hebben. Daarom is het nodig om de steunmaatregelen verder
te richten op aanpassing van de economie. Het kabinet gaat de komende maanden bezien
wat hiervoor nodig is.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Bijlage 1: Overzicht corona-maatregelen
Tabel 1: Overzicht uitgaven corona-maatregelen
(in miljoenen euro)
Gemeld in Voorjaarsnota
Aanvullend sinds Voorjaarsnota
Totaal
Koninkrijksrelaties en BES-fonds
*Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint Maarten
135
135
Humanitaire hulp
17
17
*Liquiditeitssteun loonsubsidie Aruba en Sint Maarten
35
35
*2e tranche liquiditeitssteun Aruba, Curaçao, Sint Maarten
185
185
Buitenlandse Zaken
Consulaire bijstand
7
7
Justitie en Veiligheid
Derving ontvangsten door tijdelijke maatregel verlopen rijbewijzen
3
3
Binnenlandse Zaken
Doorbouwen tijdens coronacrisis
70
70
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aanvullende ondersteuning culturele sector
300
300
Steunpakket onderwijs
326
326
Steunfonds voor lokale informatievoorziening (media)
24
24
Financiën en Nationale Schuld
Verzuimboetes en kostenvervolging
59
158
217
Belasting- en invorderingsrente
88
66
154
Herverzekering leverancierskredieten
970
970
EIB: pan-Europees garantiefonds
260
260
*Lening KLM
1.000
1.000
Premieontvangsten garantie en rentebaten lening KLM
– 22
– 22
Infrastructuur en Waterstaat
Beschikbaarheidsvergoeding OV
1.321
1.321
Ferryverbinding Caribisch gebied
2
2
Subsidie drinkwater Caribisch Nederland
1
1
Economische Zaken en Klimaat
Garantie Ondernemingsfinanciering
80
80
Garantie Ondernemingsfinanciering coronamodule
1.000
1.000
Borgstelling MKB
203
203
Qredits
31
31
Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS)
1.670
– 775
895
Corona Overbruggingslening
100
200
300
Subsidiemaatregel telecom Caribisch NL
2
2
Subsidiemaatregel netbeheer elektriciteit Caribisch NL
5
5
Garantieregeling Kleine Kredieten Corona
164
164
Tegemoetkoming vaste lasten (TVL)
1.400
1.400
Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden
100
100
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Borgstelling MKB-landbouw
14
15
29
Sierteelt, voedingstuinbouw en fritesaardappelsector
650
– 350
300
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW)
10.000
– 1.558
8.442
NOW 2.0
12.800
12.800
Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO)
3.796
– 1.296
2.500
– w.v. leningen*
370
TOZO 2.0
1.500
1.500
Subsidie Voedselbanken Nederland
4
4
Vergoeding eigen bijdrage kinderopvang
175
158
333
NL leert door
50
50
Noodopvang Kinderopvang
23
23
Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA)
200
200
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Aanschaf distributie en verkoop medische hulpmiddelen
680
680
Bijdrage vaccinonderzoek (CEPI)
50
50
Zorgkosten Caribisch Nederland
32
32
Opleiden extra zorgpersoneel
23
23
Onderzoek ZonMw
20
20
Diverse coronagerelateerde maatregelen (w.o. RIVM en GGD)
27
27
Ondersteuning Sportsector
110
110
Vaccin-ontwikkeling
700
700
Uitbreiding testcapaciteit
300
300
Aanschaf distributie en verkoop medische hulpmiddelen (2.0)
272
272
GGD en veiligheidsregio's COVID-19
20
20
Programma Realisatie Digitale Ondersteuning COVID-19
10
10
BCG-vaccin
5
5
Campagne Alleen samen
4
4
ZonMw Onderzoek COVID-19
3
3
Gemeentefonds
Bijdrage SW bedrijven
90
90
Continuïteit zorg, uitstel noodzakelijke zorg en meerkosten Jeugdwet en Wmo 2015
144
144
Lokale cultuur
60
60
Tegemoetkoming decentrale overheden – Toeristen- en parkeerbelasting
225
225
* totaal niet-saldo relevante maatregelen
– 135
– 1.590
– 1.725
Totaal EMU-saldo relevant
19.979
16.435
36.414
Bijlage 2: Uitsplitsing belasting- en premieontvangsten op EMU- en kasbasis
Raming belasting- en premieontvangsten 2020 op EMU-basis (in miljarden euro's)
Stand MN 2020
Stand Juniraming 2020
Mutatie
Indirecte belastingen
96.522
85.923
– 10.599
Invoerrechten
3.500
3.174
– 325
Omzetbelasting
60.478
53.770
– 6.708
Belasting op personenauto's en motorrijwielen
2.462
1.257
– 1.206
Accijnzen
12.388
10.899
– 1.489
– Accijns van lichte olie
4.610
4.037
– 573
– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie
4.030
3.244
– 786
– Tabaksaccijns
2.614
2.549
– 65
– Alcoholaccijns
333
318
– 16
– Bieraccijns
441
424
– 17
– Wijnaccijns
360
328
– 32
Belastingen van rechtsverkeer
6.045
5.716
– 330
– Overdrachtsbelasting
3.131
3.042
– 89
– Assurantiebelasting
2.914
2.673
– 241
Motorrijtuigenbelasting
4.392
4.266
– 126
Belastingen op een milieugrondslag
4.520
4.300
– 220
– Afvalstoffenbelasting
233
232
– 1
– Energiebelasting
3.984
3.760
– 224
– Waterbelasting
300
306
6
– Brandstoffenheffingen
2
1
– 1
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.
296
266
– 30
Belasting op zware motorrijtuigen
202
191
– 11
Verhuurderheffing
1.791
1.635
– 155
Bankbelasting
447
449
2
Directe belastingen
97.032
82.046
– 14.986
Inkomstenbelasting kas
3.516
5.037
1.520
Loonbelasting kas
59.927
59.389
– 538
Dividendbelasting
5.153
3.328
– 1.826
Kansspelbelasting
590
328
– 261
Vennootschapsbelasting
26.167
12.070
– 14.097
– Gassector
370
200
– 170
– Niet-gassector
25.797
11.870
– 13.927
Schenk- en erfbelasting
1.679
1.895
216
Overige Belastingontvangsten
230
280
50
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland
157
130
– 27
Totaal belastingen op EMU-basis
193.783
168.249
– 25.534
Premies volksverzekeringen op EMU-basis
41.672
38.296
– 3.376
Premies werknemersverzekeringen
70.056
69.133
– 922
waarvan zorgpremies
43.163
42.3
89
– 389
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis
305.511
275.679
– 29.833
Raming belasting- en premieontvangsten 2020 op kasbasis (in miljoenen euro's)
Stand MN 2020
Stand Juniraming 2020
Mutatie
Indirecte belastingen
96.074
74.047
– 22.027
Invoerrechten
3.492
3.160
– 333
Omzetbelasting
59.997
43.703
– 16.294
Belasting op personenauto's en motorrijwielen
2.466
1.123
– 1.343
Accijnzen
12.366
9.453
– 2.912
– Accijns van lichte olie
4.605
3.275
– 1.330
– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie
4.024
2.575
– 1.449
– Tabaksaccijns
2.602
2.534
– 68
– Alcoholaccijns
334
318
– 16
– Bieraccijns
441
424
– 17
– Wijnaccijns
359
327
– 32
Belastingen van rechtsverkeer
5.995
5.706
– 290
– Overdrachtsbelasting
3.091
3.053
– 38
– Assurantiebelasting
2.904
2.652
– 252
Motorrijtuigenbelasting
4.391
4.256
– 134
Belastingen op een milieugrondslag
4.632
4.105
– 527
– Afvalstoffenbelasting
237
232
– 5
– Energiebelasting
4.093
3.567
– 526
– Waterbelasting
300
306
6
– Brandstoffenheffingen
2
1
– 1
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.
296
266
– 30
Belasting op zware motorrijtuigen
201
190
– 12
Verhuurderheffing
1.791
1.635
– 155
Bankbelasting
447
449
2
Directe belastingen
96.981
74.891
– 22.091
Inkomstenbelasting
3.516
4.235
719
Loonbelasting
59.880
54.594
– 5.286
Dividendbelasting
5.153
3.328
– 1.826
Kansspelbelasting
586
269
– 317
Vennootschapsbelasting
26.167
10.570
– 15.597
– Gassector
370
200
– 170
– Niet-Gassector
25.797
10.370
– 15.427
Schenk- en erfbelasting
1.679
1.895
216
Overige Belastingontvangsten
230
280
50
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland
157
98
– 59
Totaal belastingen op kasbasis
193.286
149.217
– 44.068
KTV Belastingen (aansluiting naar EMU-basis)
498
19.032
18.534
Premies volksverzekeringen op kasbasis
41.720
35.614
– 6.106
KTV premies vvz (aansluiting naar EMU-basis)
– 48
2.682
2.730
Premies werknemersverzekeringen
70.056
64.864
– 5.191
KTV premies werknemersverzekeringen (aansluiting naar EMU-basis)
0
4.269
4.269
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis
305.511
275.679
– 29.833
Bijlage 3: Overzicht risicoregelingen van het Rijk en uitstaand risico
De garantieregelingen van het Rijk kunnen worden onderverdeeld in nationale garanties,
internationale garanties en achterborgstellingen. Bij garanties staat de overheid
direct garant voor bepaalde (internationale) financiële verplichtingen, en neemt het
de verplichting over als de partij waaraan de garantie is verleend deze niet langer
kan nakomen. Bij achterborgstellingen geeft de Staat een garantie aan een waarborgfonds
en staat het daarmee indirect garant. Voor alle garantieregelingen geldt dat er sprake
is van een hoge mate van onzekerheid en verschil tussen de verschillende typen regelingen.
Dit maakt het onmogelijk om een kwantitatieve inschatting van het totale risico te
maken. Wel kan worden gekeken naar het uitstaand risico en de aannames bij de bepaling
van de verwachtte schade van individuele risicoregelingen.
Deze bijlage begint met een toelichting op de ontwikkelingen rond garantieregelingen.
Vervolgens worden de crisisgerelateerde garanties nader toegelicht en worden de individuele
garanties per type garantieregeling besproken. Hierbij wordt ten eerste een historisch
overzicht van het uitstaand risico gegeven en wordt het uitstaand risico in 2019 gepresenteerd
(het uitstaand risico in 2020 wordt gerapporteerd bij de Miljoenennota 2021). Onder
de tabellen worden de verschillende garantieregelingen individueel toegelicht.
Ontwikkelingen en beleid rondom risicoregelingen
Na de financiële crisis is het volume van garantieregelingen aanzienlijk toegenomen.
Om de risico’s voor de overheidsfinanciën te beheersen, en een goede afweging tussen
verschillende beleidsinstrumenten te bevorderen, hanteert het kabinet een «nee-tenzij»-beleid
ten aanzien van risicoregelingen. Dit beleid is vastgelegd in de begrotingsregels7 en houdt in dat het kabinet terughoudend is met het aangaan van nieuwe en verruimingen
van bestaande regelingen. Soms kan het verstandig zijn om nieuwe risico’s aan te gaan
– bijvoorbeeld tijdens deze coronacrisis – maar hier is wel een goede onderbouwing
voor noodzakelijk. Deze controle aan de poort heeft concreet vorm gekregen in het
Toetsingskader Risicoregelingen8, dat eveneens is vastgelegd in de begrotingsregels. Dit toetsingskader zorgt ervoor
dat we ook in deze onzekere tijden een degelijke afweging blijven maken. Bij consequente
toepassing in de toekomst zullen de risico’s na de crisis weer afnemen.
Crisisgerelateerde garanties
In tabel 1 wordt een overzicht van de nieuwe garanties ter bestrijding van de gevolgen
van de coronacrisis en de verhoging van het uitstaand risico in 2020 gegeven.
Tabel 1: Garanties n.a.v. bestrijding coronacrisis (bedragen in duizenden euro’s)
Garantie
Verhoging
Geraamde schade
BMKB-corona
735.000
203.000
Borgstelling voor de Landbouw
230.000
36.000
DNB – deelneming in kapitaal IMF
619.200
0
Europese Investeringsbank (EIB)
1.301.381
260.276
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)
9.600.000
1.075.000
Groeifaciliteit
1
Herverzekering leverancierskredieten
12.000.000
970.000
KKC (Kleine Kredieten Corona)
713.000
164.000
LCH (Landelijk Consortium Hulpmiddelen)
2
NVZA geneesmiddelen
20.400
SURE
5.764.798
KLM
2.160.000
Totaal
33.143.779
2.708.276
X Noot
1
De groeifaciliteit is verlengd door gebruik te maken van reeds aanwezige middelen.
Er is geen aanvullende schade geraamd.
X Noot
2
Deze regeling kent geen plafondbedrag of verwachte schade.
Toelichting crisisgerelateerde nationale garanties
BMKB-corona
Het garantiebudget van de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) is naar aanleiding van
de corona-uitbraak verhoogd van 400 miljoen euro tot 1,5 miljard euro. Dit leidt naar
verwachting tot hogere kosten voor de overheid om toekomstige verliesdeclaraties op
te vangen. Daarnaast wordt het borgstellingskrediet van de BMKB verruimd naar 75 procent
van het totaal te verstrekken krediet (was eerder 50 procent). De overheid staat voor
90 procent borg op het borgstellingskrediet. Financiers kunnen daardoor gemakkelijker
en sneller krediet verruimen, waardoor meer MKB-bedrijven eerder en meer geld kunnen
lenen. Zie de toelichting bij de nationale garanties met schade voor een uitleg bij
de BMKB-regeling.
Borgstelling voor de Landbouw
De Borgstelling voor de landbouw wordt uitgebreid met een tijdelijke kredietfaciliteit
(BL-C) om op korte termijn liquiditeitssteun te bieden. Daarnaast worden ook visserij-
en aquacultuurbedrijven met liquiditeitssteun geholpen door deze faciliteit ook voor
hen open te stellen. Het garantiebudget wordt verhoogd, als gevolg van hogere verliesdeclaraties.
DNB – deelneming in kapitaal IMF
Als gevolg van de coronacrisis is er een acute behoefte aan financieringsmogelijkheden
voor opkomende economieën en lage-inkomenslanden. Het IMF voorziet in deze financieringsbehoefte
door middel van het verstrekken van concessionele leningen aan lage-inkomenslanden
via het Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT). Gezien de omvang en het aantal verzoeken voor noodliquiditeit bovenop de
verwachte reguliere programma’s, is de huidige omvang van de leningenaccount van het
PRGT onvoldoende. De Nederlandse bijdrage is noodzakelijk om via het IMF ruimte vrij
te maken voor investeringen in de gezondheidszorg en om de impact van de economische
crisis te bestrijden. De Nederlandse bijdrage bedraagt 500 miljoen SDR (Special Drawing Rights, munteenheid IMF), gelijk aan 619,92 miljoen euro. De Nederlandse bijdrage wordt
verstrekt in de vorm van een lening van De Nederlandsche Bank (DNB) namens de Nederlandse
Staat aan het IMF. De Nederlandse Staat garandeert de lening van DNB aan IMF. Deze
systematiek is gebruikelijk voor Nederlandse bijdragen aan het IMF. Budgettair leidt
de Nederlandse bijdrage in 2020 tot een verhoging van de garantieverplichting aan
DNB inzake IMF van 619,92 miljoen euro. Zie voor een nadere toelichting de beschrijving
bij internationale garanties.
Europese Investeringsbank (EIB)
De EIB-groep heeft als onderdeel van maatregelen op Europees niveau een voorstel gedaan
om de economische gevolgen van de coronacrisis op te vangen door de oprichting van
een pan-Europees garantiefonds (EGF). Het fonds is een onderdeel van het pakket aan
maatregelen dat op 9 april 2020 door de Eurogroep werd afgesproken9. Door de oprichting van een garantiefonds van 25 miljard euro, waarvan het Nederlands
aandeel 1.301,381 miljoen euro bedraagt, kan naar schatting tot 200 miljard euro aan
financiering voor het Europese bedrijfsleven worden gemobiliseerd. Doel van het garantiefonds
is het financieren van hoge risicoprojecten, waarbij de focus ligt op het MKB. De
investeringsperiode van het garantiefonds loopt tot 31 december 2021, met de mogelijkheid
tot een verlenging van 6 maanden als een meerderheid van de deelnemende lidstaten
hiervoor stemt. Hierna kan de investeringsperiode alleen verlengd worden als alle
deelnemende lidstaten hier unaniem mee instemmen. Zie voor een nadere toelichting
de beschrijving bij internationale garanties.
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)
Het garantieplafond van de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) wordt verhoogd van
400 miljoen tot 10 miljard euro, met een percentage van 90 procent MKB en 80 procent
voor bedrijven daarboven. In totaal is daarom 11,2 miljard euro beschikbaar in de
markt. Hierdoor kunnen meer bedrijven aanspraak maken op deze regeling. Dit leidt
naar verwachting tot hogere kosten voor de overheid om toekomstige verliesdeclaraties
op te vangen. De GO wordt nader toegelicht bij de nationale garanties zonder schade
op de begroting.
Groeifaciliteit
Vanwege de coronaproblematiek wordt de geplande uitfasering van de Groeifaciliteit
met één jaar opgeschort tot 1 juli 2021. Met de Groeifaciliteit krijgt de financier
van een onderneming een overheidsgarantie van 50 procent op achtergestelde leningen
en op aandelen van participatiemaatschappijen. Opschorting is nodig om de doelgroep
tijdens de coronacrisis te blijven helpen met het aantrekken van financiering. In
de Kamerbrief van 15 februari 2018 over Invest-NL was aangekondigd de Groeifaciliteit
uit te faseren per 1 juli 2020, omdat de doelen via Invest-NL gerealiseerd kunnen
worden. Momenteel is Invest-NL bezig met een alternatief gericht op snelgroeiende
innovatie bedrijven. Echter voor de andere doelen van de Groeifaciliteit (zoals balansversterking,
reorganisatie) is Invest-NL nog niet up-and running. De verlenging kan binnen de huidige
garantiebudget worden gerealiseerd. Zie voor een nadere toelichting op de Groeifaciliteit
de beschrijving bij de nationale garanties zonder schade op de begroting.
Herverzekering leverancierskredieten
De garantie herverzekering leverancierskredieten betreft een nieuwe garantie om te
voorkomen dat de kortlopende kredietverlening in de private verzekeringssector stilvalt.
Deze vorm van kredietverlening dreigde voor 75.000 bedrijven op korte termijn geheel
te verdwijnen, doordat kredietverzekeraars hun blootstelling op een groot deel van
de door de corona-maatregelen getroffen bedrijven per direct konden en moesten afbouwen.
Vele bedrijven konden hierdoor failliet gaan, met als gevolg dat banen verloren zouden
gaan. De Staat kon de dreiging van het tot stilstand komen van kredietverlening tussen
bedrijven voorkomen door de volledige portefeuilles van de private verzekeraars voor
het gehele jaar 2020 (dus met terugwerkende kracht) te herverzekeren middels een garantie,
met een omvang van 12 miljard euro. Om deze oplossing uit te kunnen voeren was een
nieuwe garantie van 12 miljard euro nodig, die losstaat van het reguliere plafond
van 10 miljard voor exportkredietverzekeringen. De exportkredietverzekering wordt
toegelicht bij de nationale garanties met schade.
KKC (Kleine Kredieten Corona)
Om in het kader van de corona-problematiek ook ondernemers te helpen die geen bestaande
kredietrelatie hebben met een bank of maar een kleine kredietbehoefte hebben, wordt
in samenwerking met de banken een garantieregeling van 95 procent in uitvoering genomen
voor kredieten tot 50.000 euro.
LCH (Landelijk Consortium Hulpmiddelen)
De Staat is op 23 maart 2020 een overeenkomst aangegaan met Mediq als inkopende en
leverende partij bij het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). De Minister van
VWS staat hiermee garant voor alle directe schade die op welke wijze dan ook voor
Mediq voortvloeit uit hoofde van de overeenkomst en daaruit voortvloeiende overeenkomsten
bij de inkoop van hulpmiddelen voor de bestrijding van COVID-19. Daarnaast verstrekt
het Ministerie van VWS leningen die de voorfinanciering van de inkoop mogelijk maakt.
NVZA geneesmiddelen
De Staat is op 7 april 2020 een overeenkomst aangegaan met de Nederlandse Vereniging
van Ziekenhuisapothekers (NVZA), waarbij de NVZA de mogelijkheid heeft om namens de
Staat garant te staan richting marktpartijen bij de aankoop van geneesmiddelen, grondstoffen
en andere geneeskundige middelen voor de gezondheidszorg gerelateerd aan de behandeling
van COVID-19 patiënten. Het maximale bedrag van de garanties betreft 20,4 miljoen
euro.
SURE
In de Eurogroep van 9 april 2020 is overeengekomen een «European instrument for temporary support to mitigate unemployment risks in an emergency (SURE)» op te richten, om lidstaten financiële assistentie te bieden met betrekking
tot uitgaven als gevolg van de coronacrisis, die direct gerelateerd zijn aan arbeidsmarktmaatregelen
en relevante gezondheidszorg. De totale garantstelling van de lidstaten aan de Europese
Commissie (EC) bedraagt 100 miljard euro. Op basis van de garantstelling van de lidstaten
is de EC in staat om op de kapitaalmarkt obligaties uit te geven, waardoor leningen
kunnen worden uitgegeven aan steun behoevende lidstaten. Het Nederlandse aandeel in
de garantstelling bedraagt circa 5,8 miljard euro, gebaseerd op de Europese BNI-verdeelsleutel
(EU-27).
KLM
Naar aanleiding van de uitbraak van COVID-19 heeft KLM het aantal vluchten drastisch
terug moeten brengen. Als gevolg hiervan is de financiële situatie bij KLM sinds begin
maart significant verslechterd en zouden op termijn liquiditeitsproblemen ontstaan.
Om het publieke belang dat KLM dient te borgen is een steunpakket afgesproken waaronder
een garantieregeling.
De garantie loopt 6 jaar en garandeert maximaal 90% van de totale omvang van een door
private financiers (banken) aan KLM te verstrekken kredietfaciliteit van € 2,4 miljard.
De staat draagt dus op deze garantie een risico van maximaal 2,16 miljard euro. De
liquiditeit is vormgegeven in een zogenoemde revolving credit facility (RCF) waarbij
KLM de liquiditeit kan aantrekken wanneer nodig en dient terug te storten wanneer
deze overvloedig is. Hierdoor heeft KLM geen kasoverschotten en betaalt zij niet onnodig
kosten voor liquiditeit die niet benodigd is. Tegelijkertijd is op deze manier geborgd
dat de onderneming niet onnodig gebruik kan maken van de staatssteun. De premie die
KLM aan de Nederlandse staat betaalt voor deze garantie loopt op gedurende de looptijd
en wordt berekend over de hoogte van het kredietplafond.
Nationale garanties
Uit figuur 1 blijkt dat het uitstaand risico van nationale garantieregelingen na de
financiële crisis van 2008 sterk is gestegen. Na deze crisisjaren is het uitstaand
risico geleidelijk afgenomen. Voor 2020 kan nog geen compleet beeld worden gepresenteerd,
maar zoals uit tabel 1 blijkt zorgt deze crisis opnieuw voor een forse toename van
de nationale garanties. Het uitstaand risico in 2020 wordt bij de Miljoenennota bekend
en met de Tweede Kamer gedeeld. Zoals blijkt uit tabel 1 zorgt de coronacrisis voor
een forse stijging van het uitstaand risico bij de nationale garanties.
Figuur 1: Historisch overzicht nationale garanties (uitstaand risico in miljoenen
euro’s)
Overzicht nationale garanties
Tabel 2: Nationale garanties (bedragen in duizenden euro’s)
Garantie
Uitstaand risico 2019
Aardwarmte
45.475
Achterborgovereenkomst NRF
327.990
BMKB
1.868.331
Bouwleningen academische ziekenhuizen
151.212
DGS BES-eilanden
66.762
Exportkredietverzekering
16.402.594
FMO
5.507.000
Fractiekosten
8.391
Garantie DGGF
157.642
Garantie DTIF
8.730
Garantie FOM
22.827
Garantie voor investeringen & werkkapitaal landbouwondernemingen
329.853
Garantie voor natuurgebieden en landschappen
327.502
Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS
15.954
Garantiestelling Hypothecaire leningen aan JJI's
19.956
GO
320.912
Go Cure
1.633
Groeifaciliteit
91.193
Hypotheekgaranties
17
Indemniteitsregeling
250.354
Inkoop Max
402.670
KNM
2.531
Liquiditeitsprobleem Kadaster
25.000
Microkredieten
124.980
MKB-financiering
268.200
NBM
2.500
Niet sedentaire personen
571
NWB
1.134
Stg. Biomedical
22.349
Tennet
8.043
Terrorismeschades (NHT)
50.000
Voorzieningen t.b.v. gezondheidsinstellingen
255.082
WAKO (kernongevallen)
9.768.901
Totaal
36.856.289
Toelichting nationale garanties
Aardwarmte
De garantie Aardwarmte correspondeert met een geologisch risico. Bij een geothermieproject
is onzekerheid over het wattage dat op een locatie kan worden gerealiseerd. Daarom
kan voor deze projecten een regeling worden afgesloten. Na een onderzoeksrapport over
de te verwachten opbrengst van een locatie wordt het verschil tussen het vermogen
dat met 90 procent waarschijnlijkheid kon worden verwacht en de realisatie vergoed.
Daarom is het risico op een uitkering van deze garantie (statistisch gezien) 10 procent.
De uitkering is maximaal 85 procent van de subsidiabele investeringen in het geothermieproject.
Het geologisch onderzoek wordt bij iedere aanvraag gecontroleerd door de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO).
Achterborgovereenkomst NRF
Het Nationaal Restauratie Fonds (NRF) is een verstrekker van hypothecaire leningen
aan eigenaren van Rijksmonumenten, om daarmee restauraties uit te voeren. De garantie
van het Ministerie van OCW zorgt ervoor dat het NRF deze hypothecaire leningen tegen
een gunstige rente kan aanbieden. De achterborgovereenkomst kan in werking treden
en tot daadwerkelijke kasverplichtingen komen, wanneer de eigenaren van rijksmonumenten
op grote schaal niet meer in staat zijn aan de rente- en aflossingsverplichtingen
te voldoen en het eigen vermogen van het Nationaal Restauratiefonds is uitgeput. Omdat
het eigen vermogen van het NRF is op dit moment ruim voldoende is om de uitstaande
verplichtingen te dekken kent deze garantieregeling een laag risico. Deze verwachting
komt tot stand in overleg met het NRF, zonder externe controle.
BMKB
De BMKB is een regeling die zowel banken als niet-bancaire financiers een borgstelling
biedt voor leningen aan midden- en kleinbedrijven (MKB, met minder dan 250 werknemers)
voor zover deze bedrijven onvoldoende zekerheden kunnen bieden aan de bank. In de
jaren 2019 tot en met 2022 is gemiddeld circa 6 miljoen euro per jaar beschikbaar
ter afdekking van de schades die niet door premieontvangsten worden gedekt. Deze bedragen
zijn middels een interne berekening tot stand gekomen. Het is aannemelijk dat de BMKB
tot schade zal leiden in 2020, waarvoor ruimte op de begroting is gereserveerd. De
verhoging van de BMKB als gevolg van de corona-uitbraak wordt besproken bij de crisisgerelateerde
garanties.
Borgstelling MKB-Landbouwkredieten
De Borgstelling MKB-Landbouwkredieten kent een specifiek deel om de gevolgen van de
corona-uitbraak (BL-C) voor de landbouw te beperken, dat wordt besproken bij de crisisgerelateerde
garanties. Deze reguliere garantie moet tot betaling overgaan als bedrijven die de
borgstelling hebben afgesloten hun leningen niet langer kunnen afbetalen. Er wordt
rekening gehouden met het niet kunnen nakomen van betalingsverplichtingen bij 20 procent
van de bedrijven. De meest recente cijfers van de banken, die de garantie uitvoeren,
tonen aan dat meer bedrijven van deze regeling gebruik willen maken dan verwacht,
maar dat de kans op faillissementen kleiner lijkt te zijn. Op de begroting is een
reservering van in totaal 30 miljoen euro aanwezig om de verwachte verliesdeclaraties
op te vangen. De garantie wordt uitgevoerd door banken in samenwerking met de RVO.
Bouwleningen academische ziekenhuizen
Deze garantie betreft enkele in het verleden afgesloten leningen door academische
ziekenhuizen, die sinds 1996 niet meer zijn aangegaan. Sindsdien zijn daarom geen
additionele garanties verstrekt. De academische ziekenhuizen lossen jaarlijks af op
deze leningen, met een looptijd van 40 jaar. Dat betekent dat expiratie in het jaar
2035 zal plaatsvinden. Als academische ziekenhuizen hun aflossing niet langer kunnen
voldoen zal de overheid deze overnemen. Omdat de rente en aflossingen gefinancierd
worden vanuit de OCW-begroting is er in feite geen risico op deze garantie. Hiervoor
heeft geen externe controle plaatsgevonden.
DGS BES-eilanden
Het Deposito Garantiestelstel (DGS) BES-eilanden garandeert deposito's van ingezetenen
van de BES-eilanden tot 10.000 Amerikaanse dollar bij banken die op die eilanden actief
zijn. Enkel bij een faillissement van een bank kan een beroep worden gedaan op deze
garantie. Aangezien het een garantie in Amerikaanse dollars betreft is het risico
in euro's gevoelig voor ontwikkelingen in de wisselkoers. Het betreft een tijdelijke
oplossing, die geheel of gedeeltelijk kan worden beëindigd zodra meer structurele
oplossingen gerealiseerd zijn. In 2020 zal de hoogte van de garantie opnieuw worden
berekend.
Exportkredietverzekering
De exportkredietverzekeringsfaciliteit (EKV-faciliteit) is bedoeld om, in aanvulling
op de markt, de Nederlandse export naar en investeringen in het buitenland te bevorderen
middels krediet- en investeringsverzekeringen. De EKV is een aanvulling op de particuliere
kredietverzekeringsmarkt en dus vooral bedoeld voor transacties die niet of nauwelijks
op de markt verzekerbaar zijn door hun lange krediettermijnen, hun omvang of omdat
het gaat om transacties op meer risicovolle landen.
Voor de reguliere EKV wordt nog bezien of de coronacrisis leidt tot het uitkeren van
meer schades dan op dit moment geraamd is en ook wat het effect is op de premieontvangsten.
Op dit moment is hierover nog niet genoeg duidelijkheid om de ramingen aan te passen.
In de Ontwerpbegroting 2021 wordt een eventuele aangepaste raming opgenomen.
FMO
De Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) neemt actief
risico's die voortvloeien uit het verschaffen van leningen en eigen vermogen aan projecten
in ontwikkelingslanden. Daarmee bereikt FMO haar doel om de private sector in ontwikkelingslanden
te bevorderen. Het gegarandeerde bedrag van meer dan 15 miljard euro is groot, maar
vanwege her risicomanagement van FMO wordt het risico klein geacht. Het risico van
FMO wordt namelijk beheerst door behoedzame kapitaal- en liquiditeitsposities en een
jaarlijkse herziening van de risicobereidheid van FMO. FMO heeft een bankvergunning
en valt onder het toezicht van DNB. Relevante ontwikkelingen worden met de rijksoverheid
besproken tijdens kwartaaloverleggen en de aandeelhoudersvergadering.
Fractiekosten
De fractiekosten worden voor het merendeel gebruikt voor de loonkosten van de fracties
van de Tweede Kamer, waarbij volgens de Regeling financiële ondersteuning fracties
Tweede Kamer 2014 de fracties een voorschot van 100 procent kunnen krijgen op deze
loonkosten. De loonkosten fluctueren slechts in beperkte mate, en bieden daarom een
beperkt risico voor de Staat.
Garantie DGGF
De Dutch Good Growth Fund (DGGF)-garantie wordt uitgevoerd door de RVO. Daar is een totaal aan uitstaande garanties
van 21,68 miljoen euro. Daarnaast worden wisselfinancieringen verstrekt door Atradius.
Er is voor beide vormen van deze garantie geen indicatie dat deze tot schade op de
begroting zullen leiden. De definitieve cijfers zijn nog niet voorhanden, waarmee
de cijfermatige impact nog onduidelijk is.
Garantie DTIF
De Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) betreft uitstaande garanties van RVO en wisselfinancieringen die door Atradius
worden verstrekt. Daarnaast vallen hier enkele risicoregelingen onder die uitstaan
in het kader van het private sector-instrumentarium van het Ministerie van BuZa. Wanneer de partijen aan wie de garantie
wordt verstrekt hun verplichtingen niet langer na kunnen komen gaat de garantie tot
uitbetaling over. Er is nog geen indicatie dat deze garantie tot schade voor de begroting
zal leiden. De definitieve cijfers zijn nog niet voorhanden, waarmee de cijfermatige
impact nog onduidelijk is.
Garantie FOM
De FMO heeft een portfolio aan leningen aan bedrijven. Deze garantie op dit portfolio
is aflopend. Als de betalingen op deze leningen niet langer worden voldaan moet deze
garantie overgaan tot uitkering. Vooralsnog is er geen schade voorzien op deze garantie.
De definitieve cijfers zijn nog niet voorhanden, waarmee de cijfermatige impact nog
onduidelijk is.
Garantie voor natuurgebieden en landschappen
Deze garantie is afgegeven door het Ministerie van LNV om de opgave rond de Ecologische
Hoofdstructuur (EHS) te realiseren. Met de verleende garantie is bij banken geld geleend,
waarmee gronden zijn aangekocht. Deze gronden worden beheerd door de provincies. Er
worden geen schades aan deze natuurgebieden en landschappen verwacht. Hier ligt geen
verdere cijfermatige analyse aan ten grondslag. Er is ook geen externe controle op
deze verwachting.
Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS
De Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS, ook bekend als de Garantiestellingsregeling
(GSR) curatoren, gaat bij een lege boedel na faillissement over tot uitkering. Voor
de corona-uitbraak was de schade geraamd op 3,5 miljoen euro in 2020. Vanwege de corona-uitbraak
zal het aantal faillissementen, en daarmee de totale schade van deze garantie, toenemen.
Mede daarom is er een redelijke kans dat deze garantie tot schade zal leiden in 2020,
waarbij de verwachte schade begroot is. De verwachte schade wordt intern bepaald.
Garantiestelling Hypothecaire leningen aan JJI's
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) geeft garanties aan particulieren Justitiële
Jeugdinrichtingen (JJI's) voor leningen die zij afsluiten, bij banken of het schatkistbankieren
(MvF). Enkel als een JJI failliet gaat moet deze garantie overgaan tot uitbetaling.
Een faillissement van een JJI is gezien de financiële situatie van alle JJI's niet
voorzien. Deze verwachting wordt intern bepaald.
GO
De Garantie Ondernemerskrediet (GO) is opgezet als een kostendekkende regeling. De
premies hebben tot op heden de schades kunnen dekken. In het kader van de corona-uitbraak
is een aparte GO-corona-module opgericht, waarvoor hogere garantiepercentages gelden,
zoals wordt toegelicht bij de crisisgerelateerde garanties. Om eventuele schades te
dekken is een buffer van 1 miljard euro gecreëerd. Enkel wanneer deze buffer onvoldoende
is moet deze garantie tot uitkering overgaan. Het gaat om een interne berekening.
GO Cure
De tijdelijke regeling Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg (GO Cure)
is ingesteld in het kader van de kredietcrisis, om de bouw in de gezondheidszorg te
stimuleren. De overheid heeft tot 2012 garanties verstrekt voor 50 procent van leningen
van ziekenhuizen en diverse andere soorten instellingen van 1,5 tot 50 miljoen euro
bij banken. Omdat deze garantie een maximale looptijd kent van 8 jaar lopen de laatste
garanties in 2020 af. Aangezien de regeling is gesloten worden er geen nieuwe schades
verwacht. Hier ligt geen verdere cijfermatige analyse aan ten grondslag. Er is ook
geen externe controle op deze verwachting.
Groeifaciliteit
De Groeifaciliteit is in opzet een kostendekkende regeling. Er is een raming gemaakt
van de te verwachten premieontvangsten bij een volle benutting van de het garantieplafond.
Deze ruimte is gedesaldeerd op de begroting ter afdekking van de schades. Tot op heden
is de Groeifaciliteit – met inachtneming van de financiële crisis – kostendekkend
geweest. Door de problematiek rond de corona-uitbraak kunnen verliesdeclaraties toenemen,
zoals wordt toegelicht bij de crisisgerelateerde garanties. Om deze mogelijke tegenvaller
op te vangen is een begrotingsreserve aanwezig. De verwachting is daarom dat er naast
deze reserve geen schades worden geleden. Het gaat hierbij om een interne berekening.
Indemniteitsregeling
De Indemniteitsregeling heeft een tweeledig doel. In de eerste plaats draagt het bij
aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen
van bijzondere bruiklenen in Nederland. Dit is mogelijk omdat musea te maken hebben
met lagere kosten van verzekering van deze stukken. Daarnaast blijkt deze regeling
te fungeren als internationaal keurmerk. Wanneer een eigenaar schade lijdt op een
kunstwerk, bijvoorbeeld vanwege verlies, vergoed de overheid de eerste 30 procent
van de verzekerde waarde. Binnen het garantieplafond van 300 miljoen euro zijn geen
uitgaven voorzien voor opgelopen schades. De aanvraag door erkende musea wordt getoetst
door de Rijksdienst Cultureel Erfgoed.
Inkoop Max
Inkoop Max is een vroegpensioenregeling voor de politie en betreft de voorwaardelijke
inkoop van extra pensioen voor een bepaalde categorie politiemedewerkers. De garantie
moet overgaan tot uitkering als er additionele inkoop van pensioen moet worden gedaan
bij het ABP. Het risico van deze garantie loopt daarmee gelijk met het risico van
het pensioenfonds, zoals de verwachtte uittreedleeftijd, sectorale exit-kansen en
de rekenrente. Omdat een groot deel van de verplichtingen reeds is ingekocht kent
deze garantie een beperkt risico. In 2018 is de contante waarde van deze garantieregeling
bepaald door EY. Ook is er een jaarlijkse toetsing door de externe accountant.
Liquiditeitsprobleem Kadaster
Deze garantie was tijdelijk in het leven geroepen vanwege een liquiditeitsprobleem
bij het Kadaster. De garantie moet tot uitkering overgaan als het Kadaster haar verplichtingen
niet langer kan voldoen. Gezien de huidige liquiditeits- en vermogenspositie van het
Kadaster wordt niet verwacht dat deze garantie een uitkering zal moeten doen. Deze
verwachting is gebaseerd op de financiële gegevens van het Kadaster en is intern tot
stand gekomen.
Microkredieten
Dit betreft garanties op de financiering van Qredits door EIB, BNG en Council of Europe
Bank. Voor de garanties op financiering voor Qredits zijn geen schadebedragen geraamd.
Bij Qredits worden veel kredieten afgedekt met Europese garanties. Daarnaast heeft
het Ministerie van EZK een achtergestelde lening verstrekt van 45 miljoen euro. In
het geval dat deze middelen niet toereikend zijn geldt deze garantie. Om deze redenen
is de kans dat deze garantie wordt ingeroepen klein. Deze bedragen zijn middels een
interne berekening tot stand gekomen.
MKB-financiering
De garanties MKB-financiering betreffen garanties op de financiering van alternatieve
financiers (naast banken). Dit is in opzet een kostendekkende regeling. Als MKB-bedrijven
hun verplichtingen aan deze financiers niet na kunnen komen staat de overheid hiervoor
garant. Op deze garantie zijn tot op heden nog geen garanties geregistreerd. Ook wordt
er geen schade verwacht en geraamd. Het gaat hierbij om een interne berekening.
Niet sedentaire personen
Onder de noemer niet-sedentaire personen vallen garanties die in het verleden zijn
verstrekt aan een voorganger van de stichting IrisZorg. Als deze stichting haar verplichtingen
niet na kan komen, staat de overheid hiervoor garant. Omdat de garanties aflopen in
2020, 2023 en 2024, waarna de regeling gesloten wordt, zijn er geen verwachte schades
van deze garantie. Hier ligt geen verdere cijfermatige analyse aan ten grondslag.
Er is ook geen externe controle op deze verwachting.
Rijkshypotheekgaranties
De hypotheekgaranties zijn een aflopende garantie op hypotheken, die qua omvang afnemen.
Deze garantie moet tot uitkering overgaan als van hypotheken waarvoor een garantie
is gegeven de hypotheeklasten niet langer worden betaald. Vanwege de historie van
deze garantie is de verwachting dat er ook in 2020 geen beroep zal worden gedaan op
de hypotheekgaranties. Deze verwachting is gebaseerd op de gegevens van voorgaande
jaren. In 2020 gaat het slechts nog om één garantiehouder.
Stg. Biomedical
Dit betreft een garantie voor een lening van Stichting Biomedical bij de Bank Nederlandse
Gemeenten (BNG). Indien Stg. Biomedical haar verplichtingen aan BNG niet langer kan
nakomen zal de overheid deze overnemen. Omdat de rente en aflossingen gefinancierd
worden vanuit de OCW-begroting is er in feite geen risico op deze garantie. Deze inschatting
is intern tot stand gekomen.
Tennet
TenneT verzorgt de levering van elektriciteit via het hoogspanningsnet. TenneT betaalt
een jaarlijkse premie over deze garantie, die in 2020 afloopt. Omdat TenneT een solide
onderneming met een A-rating is zal TenneT haar verplichtingen naar verwachting nakomen.
Bovendien heeft de staat als aandeelhouder oog voor de financiële stabiliteit van
het bedrijf. De kans dat de garantie door TenneT wordt ingeroepen is daarom klein.
De impact zou vanwege de omvang echter relatief groot zijn. Omdat de garantie in 2020
afloopt zal het risico daarmee verdwijnen. Voor deze garantie wordt geen externe controle
ingezet.
Terrorismeschades (NHT)
Terrorismebestrijding vergt vanwege de hoge dreiging onverminderde politieke aandacht
van de Staat. Deze garantie moet tot uitkering overgaan bij financiële schade als
gevolg van een terroristische aanslag. De financiële risico’s voor de Staat zijn in
eerste instantie beperkt doordat de verzekeraars en herverzekeraars de eerste 950
miljoen euro van de dekkingscapaciteit garanderen. Pas daarna kan de garantie van
de Staat worden aangesproken. Voor deze garantie wordt geen externe controle ingezet.
Voorzieningen t.b.v. gezondheidsinstellingen
Deze garanties komen voort uit de Garantieregeling inrichtingen voor de gezondheidszorg
1958, de Rijksregeling Dagverblijven voor gehandicapten inzake erkenning, subsidiëring,
verlening van garanties en toezicht uit 1971 en de Rijksregeling Gezinsvervangende
Tehuizen voor gehandicapten, ook uit 1971. Toen deze regelingen bestonden had de overheid
een expliciete verantwoordelijkheid voor de bouw en de spreiding van intramurale zorgvoorzieningen.
Deze regelingen zijn gesloten voor nieuwe gevallen waardoor het financiële risico
van het Ministerie van VWS door reguliere en vervroegde aflossing van de uitstaande
leningen geleidelijk wordt afgebouwd. De laatste rijks-gegarandeerde lening loopt
af in 2043. Daarvoor is geen schade voor de begroting voorzien. Het monitoren van
de instellingen aan wie een rijks-garantie verstrekt is, alsmede van de leningen,
wordt sinds 2004 in mandaat uitgevoerd door het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ)
namens de Minister van VWS (Besluit van 17 december 200310).
WAKO (kernongevallen)
Kerncentrales moeten voldoen aan strenge veiligheidseisen en staan onder streng nationaal
en internationaal toezicht. In Nederland verzorgt de Autoriteit Nucleaire Veiligheid
en Stralingsbescherming het toezicht op kerncentrales. Deze garantie gaat enkel over
tot uitkering in het geval van een kernongeval. De regelmatige inspecties van de ANVS
geven geen aanleiding om bezorgd te zijn over een kernongeval in de kerncentrale van
Borssele of andere (kleinere) centrales in Nederland. Daarom wordt ook geen schade
aan deze garantie verwacht. Ook internationale toezichthouders beoordelen de Nederlandse
centrales als veilig en verwachten daarom geen schade aan deze garantie.
Internationale garanties
Op internationaal vlak worden als gevolg van de coronacrisis verschillende garantieregelingen
uitgebreid, zoals aan de EIB, of gestart, zoals SURE. Deze garantie wordt besproken
bij de crisisgerelateerde garanties aan het begin van deze bijlage. Hieronder worden
de garanties die reeds bestonden ten tijde van het FJR 201911 en hun uitstaand risico getoond.
Figuur 2: Historisch overzicht internationale garanties (uitstaand risico in miljoenen
euro’s)
Na de financiële crisis van 2008 en vooral na de Europese schuldencrisis van 2010
zijn de internationale garanties fors toegenomen, zo blijkt uit figuur 2. Na deze
crises zijn de internationale garanties ligt afgenomen, maar nog altijd kent de Nederlandse
Staat een fors hoger bedrag aan internationale garanties dan voor de crisis van 2008.
Zoals uit tabel 1 blijkt zorgt ook de coronacrisis voor een toename van de internationale
garanties, die niet in figuur 2 is weergeven.
Overzicht internationale garanties
Tabel 3: Internationale garanties (bedragen in duizenden euro’s)
Garantie
Uitstaand risico 2019
9e Europees ontwikkelingsfonds
1.876.000
AIIB
734.378
DNB – deelneming in kapitaal IMF
43.832.909
EBRD
589.100
EFSF
34.154.159
EFSM
2.940.000
EIB
9.895.547
EIB – kredietverlening in ACP en OCT
58.464
ESM
35.429.900
Garanties African, Asian en Inter-American Development Bank en IS-Raad van Europa
(AfDB, AsDB, IDB en IS-RvE)
2.397.994
Garanties IS-NIO
119.044
Kredieten EU-betalingsbalanssteun
2.450.000
MIGA
29.824
Single Resolution Fund
4.163.500
Wereldbank
5.387.429
Totaal
144.058.248
Toelichting internationale garanties
9e Europees ontwikkelingsfonds
De garantie voor het 9e Europees ontwikkelingsfonds valt samen met een subsidie vanuit
de Europese Commissie. Omdat die subsidie naar verwachting in 2020 wordt afgewikkeld,
vervalt ook de garantie. De ervaringen uit het verleden zorgen ervoor dat de verwachting
is dat ook in 2020 geen uitkering plaats zal hoeven vinden.
AIIB
De Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) is een ontwikkelingsbank die infrastructuurprojecten in Azië en Oceanië financiert.
De garantie kan worden ingeroepen door de AIIB op het moment dat de AIIB niet meer
aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. Van gebruik maken van de optie om
garantiekapitaal in te roepen is bij de internationale financiële instellingen nog
nooit ter sprake geweest. De AIIB heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Het risico wordt ook geadresseerd door het prudent risicobeleid van de bank.
De kredietbeoordelingsbureaus geven de AIIB allen een AAA-rating. Dat is een reflectie
is van onder meer de governance-raamwerken van de AIIB, waaronder het risicomanagement- en liquiditeitsbeleid, de
sterke kapitaaltoereikendheid en de steun van de brede aandeelhoudersbasis. De kans
dat deze garantie wordt ingeroepen wordt daarom als zeer klein aangemerkt.
DNB – deelneming in kapitaal IMF
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) kent garantiekapitaal. Dit is nog nooit ingeroepen,
zelfs niet tijdens eerdere crises. Bovendien kent de IMF revolverende kredietverlening
(met terugbetaling) aan landen die het ondersteunt. De garantie van de Nederlandse
Staat aan DNB dekt de middelen die Nederland beschikbaar stelt aan het IMF, voor de
theoretische situatie dat DNB door het IMF niet meer wordt terugbetaald. De kans dat
dit gebeurt is klein, onder andere omdat het IMF een preferred-creditor status kent, waardoor het IMF bij terugbetalingen voorrang krijgt boven andere private en
publieke crediteuren. Het komt nauwelijks voor dat landen achterstanden hebben bij
het IMF, mede dankzij het prudente beleid dat het IMF voert. Een belangrijk element
hierin vormt het toegangsbeleid: voordat het IMF een programma verstrekt wordt vastgesteld
of een land voldoende capaciteit heeft om het IMF terug te betalen. De vormgeving
van het programma en de gestelde conditionaliteiten zijn belangrijke waarborgen voor
terugbetaling. Bovendien zijn betalingsachterstanden van debiteuren bij het IMF slecht
voor hun reputatie op de financiële markten en bij andere internationale instellingen.
In het geval van achterstallige betalingen kan het IMF terugvallen op de reservebuffer,
de zogenaamde precautionary balances. Overigens kan er geen directe koppeling worden gemaakt tussen individuele IMF-programma’s
en de Nederlandse bijdrage aan het IMF. De Nederlandse bijdrage aan IMF-middelen wordt
conform de reguliere systematiek verstrekt door De Nederlandsche Bank (DNB). De verhoging
van deze garanties als gevolg van de coronacrisis wordt besproken bij de crisisgerelateerde
garanties.
EBRD
De Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) heeft als doel om voormalig
communistische landen als markteconomie te integreren in de wereldeconomie. De garantie
kan alleen worden ingeroepen door de EBRD wanneer de EBRD niet meer aan haar verplichtingen
kan voldoen en de bank dus failliet dreigt te gaan. In dat geval staat Nederland niet
alleen maar samen met 63 landen garant. De EBRD voert prudent beleid, kent een gezond
portfolio en heeft daarom een AAA-rating van alle kredietbureaus ontvangen. Ook is
er een audit comité dat toezicht houdt. Deze garantie is internationaal tot stand
gekomen.
EFSF
De Europese Financiële Stabiliteitsfunctie (EFSF) krijgt vorm in samenhang met het
ESM en EFSM. Op het moment dat een lidstaat, die steun uit het EFSF ontvangt, niet
aan de betalingsverplichtingen aan het EFSF kan voldoen en als gevolg daarvan het
EFSF haar schuldeisers niet meer kan betalen, zal Nederland naar rato haar aandeel
in de garantie moeten bijdragen aan het EFSF. Als andere landen die garanties hebben
verleend op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het EFSF te voldoen, dan
zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen.
Nederland krijgt hierdoor een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat.
Zodra het EFSF garanties inroept heeft dit effect op het Nederlandse EMU-saldo en
de EMU-schuld. Het EFSF heeft leningen uitstaan bij Griekenland, Ierland en Portugal.
Op het moment dat één van deze landen niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen
ontstaat een risico voor deze garantie. Vanwege de huidige financiële situatie ligt
dit niet in de lijn der verwachting. Deze garantie is op Europees niveau tot stand
gekomen.
EFSM
Het Europees Financieel Stabiliteitsmechanisme (EFSM) werkt samen met het EFSF en
ESM. Het betreft financiële steun aan landen die toegang tot de financiële markten
verliezen, middels een leningenprogramma onder strikte voorwaarden. Om de financiële
ondersteuning vanuit het EFSM te kunnen financieren is de Europese Commissie gemachtigd
om namens de EU geld aan te trekken op de kapitaalmarkten. Deze leningen worden via
de EU-begroting gegarandeerd door de EU-lidstaten. Zodra het EFSM garanties inroept,
betekent dit een effect op het Nederlandse EMU-saldo en de EMU-schuld. Het EFSM heeft
leningen uitstaan bij Ierland en Portugal. Op het moment dat één van beide landen
niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen ontstaat een risico voor deze garantie.
Vanwege de huidige financiële situatie ligt dit niet in de lijn der verwachting. Deze
garantie is op Europees niveau tot stand gekomen.
EIB
De Europese Investeringsbank (EIB) is winstgevend en kent een historisch gezien goed
portfolio. Dit wordt gereflecteerd in een AAA-rating van alle kredietbeoordelaars.
Wanneer de EIB niet langer aan haar verplichtingen kan voldoen staat Nederland, samen
met andere Europese landen, garant voor deze verplichtingen. Omdat de EIB een zeer
prudent risicobeleid voert en het inroepen van de garantie zelfs in crises niet ter
sprake is gekomen wordt het risico als zeer klein aangemerkt. De EIB volgt de Best Banking Practice (BBP) Guiding Principles, volgt alle voor commerciële banken relevante regelgeving (of moet uitleggen waarom
deze niet relevant is) en kent een Audit Comité dat toezicht houdt. De uitbreiding
van de garantie aan de EIB als gevolg van de coronacrisis wordt besproken bij de crisisgerelateerde
garanties.
EIB – kredietverlening in ACP en OCT
De EIB heeft ook kredieten verleend in Afrikaanse, Caribische en Pacifische (ACP)
en Overzeese Landen en Gebieden (OCT), waarvoor Nederland deels garant staat. Deze
garantie kan worden ingeroepen door de EIB als de betalingen rond kredietverlening
in het geding komen. Om inspraak van de lidstaten in financieringsbesluiten, gefinancierd
uit zowel EDF als eigen middelen, te waarborgen is er een comité opgericht waarin
alle lidstaten vertegenwoordigd zijn. Dit comité beoordeelt alle investeringsvoorstellen
inhoudelijk en brengt advies uit aan de Raad van bewind van de EIB inzake eventuele
goedkeuring. Tevens heeft het beheer van de portefeuille dezelfde waarborgen als de
EIB-portefeuille binnen de EU. De kans dat deze garantie tot uitkering moet overgaan
is daarom klein. Deze garantie is op Europees niveau tot stand gekomen.
ESM
Het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) werkt in samenhang met het EFSF en EFSM.
Het ESM kent een structuur die verschilt van het EFSM en EFSF, waardoor de risico’s
voor landen die garanties verstrekken zijn ingeperkt. Indien lidstaten die steun hebben
ontvangen uit het ESM niet in staat zijn om aan de betalingsverplichtingen van het
ESM te voldoen en als gevolg daarvan het ESM haar schuldeisers niet meer kan betalen,
dan zal het ESM deze verliezen moeten opvangen. Het ESM zal dan eerst putten uit het
reservefonds, daarna uit het volgestort kapitaal en als laatste optie pas het oproepbaar
kapitaal (garanties) oproepen. Als andere garanderende landen op dat moment niet in
staat zijn hun bijdrage aan het ESM te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere
lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen. Het ESM heeft leningen uitstaan
bij Griekenland, Spanje en Cyprus. Op het moment dat één van deze landen niet aan
haar betalingsverplichtingen kan voldoen ontstaat een risico voor deze garantie. Vanwege
de huidige financiële situatie ligt dit niet in de lijn der verwachting. Deze garantie
is op Europees niveau tot stand gekomen.
Garanties African, Asian en Inter-American Development Bank en IS-Raad van Europa
(AfDB, AsDB, IDB en IS-RvE)
De garanties voor verschillende ontwikkelingsbanken bestaan uit «niet volgestort aandelenkapitaal».
Dit kan worden opgevraagd door deze ontwikkelingsbanken. De kans dat banken een beroep
doen op een storting van die aandelen wordt nihil geacht, omdat deze instellingen
een preferred creditor status hebben zodat zij als laatst worden benadeeld als landen hun verplichtingen niet meer
kunnen nakomen. Ook geldt voor deze ontwikkelingsbanken dat eerder gekozen zal worden
voor het versnellen of verhogen van toekomstige middelen dan dat zij het garantiekapitaal
zullen inroepen. Door de corona-uitbraak kunnen op de middellange termijn wijzigingen
optreden in de kapitaalbalans van de banken. Hierdoor zouden binnen enkele jaren kapitaalverhogingen
nodig kunnen zijn. Ook dan zal de garantie niet tot uitbetaling hoeven overgaan. De
definitieve cijfers zijn nog niet voorhanden, waarmee de cijfermatige impact nog onduidelijk
is.
Garanties IS-NIO
De Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) beheert een portefeuille
van bilaterale, concessionele leningen. Deze portefeuille is inactief omdat er na
2001 geen nieuwe leningen zijn verstrekt. De overheid staat garant voor de financiering
van NIO. Dat betekent dat de obligaties die NIO heeft uitgegeven onder een staatsgarantie
vallen. Als landen hun verplichtingen aan NIO niet nakomen en NIO op haar beurt de
verplichtingen aan obligatiehouders niet na kan komen gaat deze garantie over tot
uitkering. Vanwege de gevolgen van de coronacrisis hebben verschillende (multilaterale)
partijen opgeroepen tot uitstel van betaling dan wel kwijtschelding van deze leningen.
De omvang en vorm van deze initiatieven is op dit moment nog onduidelijk, waardoor
geen schade wordt verwacht op de begroting. Echter wordt er in internationale circuits
gesproken over schulduitstel of -kwijtschelding, dus is de kans aanwezig dat garanties
worden ingeroepen.
Kredieten EU-betalingsbalanssteun
Het doel van de Betalingsbalansfaciliteit is om de financiële stabiliteit van de gehele
EU te waarborgen opdat risico’s voor de Nederlandse economie, financiële sector en
begroting niet escaleren. Doordat de Europese Commissie (EC) op grond van een impliciete
garantie van de EU-begroting leningen kan verstrekken hoeven de EU-lidstaten geen
kosten te maken voor het verstrekken van deze leningen. Als de EC haar verplichtingen
niet langer na zou komen staat Nederland voor een deel garant. Omdat het om een garantie
op de EC gaat betreft dit een laag risico.
MIGA
Het agentschap van Multilaterale Investeringsgaranties (MIGA) verleent als internationale
financiële instelling politieke risicoverzekeringen en garanties voor kredietverlening.
Sinds MIGA in 1988 is ontstaan is er in enkele gevallen overgegaan tot uitkering van
schade, maar vaker zijn claims voorkomen door middel van een regeling. Hiervoor is
de hefboomwerking vanuit de Wereldbank op overheden belangrijk. Het risico op een
uitkering is, mede na een wisselkoerscorrectie in 2019, beperkt.
Single Resolution Fund
Op het Single Resolution Fund (SRF) kan niet direct een beroep worden gedaan om de verliezen van een instelling
te absorberen. Bij eventuele verliezen is het uitgangspunt dat deze worden gedragen
door aandeelhouders en crediteuren van een falende bank, om te voorkomen dat de belastingbetaler
deze kosten moet dragen. Daarom geldt dat tenminste 8 procent aan bail-in van de totale
passiva, inclusief het eigen vermogen, plaats moet vinden. Hierna mag maximaal 5 procent
van de totale passiva, inclusief het eigen vermogen, worden aangevuld vanuit het SRF.
Enkel wanneer alle niet-preferente passiva van de bank zijn afgeschreven mag een groter
beroep worden gedaan op het SRF. Het risico dat tot uitkering moet worden overgegaan
is op zichzelf laag, omdat enkel in laatste instantie een beroep kan worden gedaan
op de garantie. Ook kent de SRF een getrapt systeem, afhankelijk van de mate waarin
lidstaten zijn gemutualiseerd. Omdat het fonds in de komende jaren wordt gevuld door
banken neemt het risico van deze garantie bovendien af. Deze garantie is op Europees
niveau tot stand gekomen.
Wereldbank
De Wereldbank (Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling – IBRD) verstrekt
leningen aan ontwikkelingslanden en landen met een gemiddeld inkomen. De garantie
kan worden ingeroepen door de IBRD op het moment dat de IBRD niet meer aan haar financiële
verplichtingen kan voldoen. Van gebruik maken van de optie om garantiekapitaal in
te roepen is bij de internationale financiële instellingen nog nooit sprake geweest.
Het risico wordt geadresseerd door het prudent risicobeleid van de Wereldbank. De
kredietbeoordelingsbureaus geven de IBRD allen een AAA-rating. Dat is een reflectie
is van onder meer de governance-raamwerken van de Wereldbank, waaronder het risicomanagement- en liquiditeitsbeleid,
de sterke kapitaaltoereikendheid en de steun van de brede aandeelhoudersbasis. De
kans dat deze garantie wordt ingeroepen wordt daarom als zeer klein aangemerkt.
Achterborgstellingen
Naast de garanties kent Nederland voor de woningbouw (WEW en WSW) en de zorg (WFZ)
achterborgstellingen, die worden getoond in tabel 4. Het WEW is het fonds achter de
Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en kent het grootste uitstaand risico (70 procent).
De achterborgstellingen kennen een veel kleiner risico dan de eerdergenoemde garanties.
Ten eerste wordt in het geval van een achterborgstelling de garantieverplichting niet
afgegeven door de overheid, maar door een daarvoor aangewezen waarborgfonds zodat
de overheid enkel indirect garant staat.
Ten tweede bestaat de zekerheid van achterborgstellingen uit meerdere lagen die het
risico voor de overheid beperken. Het vermogen van het fonds zelf vormt daarin de
eerste laag.
Ruim 70 procent van de achterborgstellingen zijn in het Waarborgfonds Eigen Woningen.
Voor de overige achterborgstellingen geldt de verplichting voor deelnemers om het
fonds financieel bij te staan als het vermogen onder een bepaald niveau daalt, wat
het obligo wordt genoemd.
Pas in een uiterst geval kan het fonds een beroep doen op de overheid. Een fonds krijgt
dan een renteloze lening van de rijksoverheid, soms samen met decentrale overheden.
Deze lening dient weer te worden terugbetaald. Het risico van een achterborgstelling
is daarmee beperkt. De achterborgstellingen kennen weliswaar een kleiner risico, maar
zijn qua omvang significant groter dan de garanties.
Figuur 3: Historisch overzicht achterborgstellingen (uitstaand risico in miljoenen
euro’s)
Hoewel figuur 3 een gestage stijging laat zien is het uitstaand risico van de achterborgstellingen
in feite al jaren gelijk aan de omvang van de drie achterborgstellingen die Nederland
kent. Omdat het WEW is gekoppeld aan de gemiddelde woningprijs, die is toegenomen,
is ook het uitstaand risico van het WEW gestegen. Dit heeft geleid tot de groei van
het uitstaand risico van de achterborgstellingen sinds 2008, zonder een toename van
het aantal achterborgstellingen.
Overzicht achterborgstellingen
De achterborgstellingen zijn groter in omvang dan de garantieregelingen, maar kennen
een kleiner risico zoals wordt toegelicht aan het begin van deze bijlage.
Tabel 4: Achterborgstellingen (bedragen in duizenden euro’s)
Garantie
Uitstaand risico 2019
Achterborgstelling Stichting Waarborgfonds (WFZ)
6.763.700
WEW-achterborgstelling
200.000.000
WSW-achterborgstelling
80.061.000
Totaal
286.824.700
Toelichting achterborgstellingen
Achterborgstelling Stichting Waarborgfonds (WFZ)
Het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) verstrekt garanties op leningen ten behoeve
van zorgaanbieders. De Minister van VWS staat op zijn beurt garant voor dit Waarborgfonds.
Op de begroting is deze garantie opgenomen als Achterborgstelling Stichting Waarborgfonds.
Gezien de portefeuille en positie van het WFZ wordt geen schade verwacht.
WEW-achterborgstelling
De Nationale Hypotheekgarantie (NHG) geeft garanties over hypotheken. Als huiseigenaren
hun hypotheeklasten niet langer kunnen betalen zal in de eerste plaats de NHG de betaling
overnemen, omdat zij garant staan. Als de het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) hier
niet langer toe in staat is staat de overheid hiervoor garant. Een achterborgstelling
kent een beperkt risico, zoals toegelicht aan het begin van deze bijlage. Vanwege
de goede vermogenspositie van de NHG wordt geen schade verwacht. Deze verwachting
komt intern tot stand op basis van een liquiditeitsprognose en actuarieel onderzoek.
WSW-achterborgstelling
De WSW-achterborgstelling is een garantie op het Waarborgfonds Sociale Woningbouw
(WSW). De garantie wordt in samenwerking verleend met lokale overheden. Wanneer een
woningcorporatie niet langer kan voldoen aan een verplichting, zoals aangegaan vanwege
een investering in woningen, neemt het WSW deze verplichting over. Wanneer het WSW
haar verplichtingen niet langer na kan komen moet de overheid hier steun aan verlenen.
Zoals toegelicht aan het begin van deze bijlage kent een achterborgstelling een beperkt
risico. Bovendien heeft het WSW op dit moment een goede vermogenspositie. Deze verwachting
komt tot stand met een rekenkundig model en kent een externe controle.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën