Brief regering : Gevolgen COVID-19 voor het klimaat- en energiebeleid
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 534
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2020
Het kabinet heeft het afgelopen jaar na bespreking met uw Kamer het Klimaatakkoord
vastgesteld. In mijn brief van 20 maart jl. heb ik u geïnformeerd over de fase van
uitvoering die sindsdien is gestart en de concrete stappen die worden gezet op weg
naar 2030.1
Op dit moment zijn Nederland en de wereld in de greep van COVID-19. In deze brief
ga ik, mede naar aanleiding van vragen van uw Kamer, in op de zekere en nog onzekere
gevolgen van de coronacrisis voor het mondiale, Europese en nationale klimaat- en
energiebeleid en de wijze waarop het kabinet hierop reageert en anticipeert. Dat doe
ik mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) en de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat (IenW). Met deze brief geef ik ook invulling aan het verzoek van de
vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat om een reactie op de position papers
en op recente publicaties van DNB over de effecten van de coronacrisis op de energietransitie.2
Achtereenvolgens komt in deze brief aan bod: (i) de inzet van het kabinet op de vastgestelde
klimaatambities, (ii) de kortetermijngevolgen van COVID-19 en de maatregelen die worden
ingezet om deze gevolgen te mitigeren, (iii) de kansen voor economisch herstel en,
tot slot, (iv) de lange termijn, mede met het oog op een aanscherping van de Europese
reductiedoelstelling.
Vasthouden aan ambities
De uitbraak van COVID-19 en daaropvolgende contactmaatregelen hebben de afgelopen
maanden gezorgd voor een substantiële daling van de wereldwijde broeikasgasemissies.
De omvang van de mondiale emissiereductie voor 2020 is op het moment nog erg onzeker,
maar inmiddels is duidelijk dat deze substantieel zal zijn. Volgens de World Meteorological
Organisation zou de terugval van CO2-emissies als gevolg van de pandemie in 2020 circa 6 procent kunnen belopen.3 Het Internationale Energie Agentschap komt tot vergelijkbare schattingen voor energiegerelateerde
emissies.4 Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zal in de Klimaat- en Energieverkenning
2020 een actueel beeld geven van de impact op broeikasgasemissies en energieverbruik
in Nederland. Uit een korte scenariostudie van het PBL blijkt al wel dat ook in Nederland
een dergelijke daling denkbaar is. Zo’n daling is groot, maar verwaarloosbaar in perspectief
van de structurele emissiereductie die richting 2030 en 2050 moet worden gerealiseerd.
Volgens UNEP is structureel een reductie van gemiddeld 7,6 procent per jaar nodig
om de doelstelling van 1,5 graden binnen bereik te houden. Bovendien is te verwachten
dat wanneer economische activiteiten aantrekken, ook de emissies weer zullen toenemen.
Het kortetermijneffect op de mondiale en nationale emissies betekent dan ook geenszins
dat de klimaatopgave gemakkelijker wordt, of dat we tijdelijk achterover kunnen leunen.
Hoewel de precieze doorwerking van de coronacrisis op het klimaat- en energiebeleid
zich nu onmogelijk laat voorspellen, is duidelijk dat de urgentie van de klimaatopgave
door de coronacrisis niet is afgenomen. De analyses van DNB laten ook zien dat de
dreiging van klimaatverandering onverminderd vraagt om een transitie naar een klimaatneutrale
economie. Het kabinet houdt daarom vast aan haar klimaatambities: mondiaal, Europees
en nationaal.
Wereldwijd staat het momentum voor ambitieus klimaatbeleid als gevolg van COVID-19
onder druk. De acute gezondheidscrisis en de economische gevolgen daarvan vereisen
nu begrijpelijkerwijs alle aandacht. Tegelijkertijd is de noodzaak voor landen om
hun nationale bijdrage aan de mondiale klimaatdoelstellingen van Parijs aan te scherpen
nog net zo groot en is de kwetsbaarheid voor economische schokken toegenomen. Ook
nu COP26 noodgedwongen is uitgesteld, blijft de inzet van het kabinet dat landen dit
jaar ambitieuze Nationally Determined Contributions en langetermijnstrategieën indienen. Over de mondiale klimaatdiplomatie wordt uw
Kamer separaat geïnformeerd.
In Europa moet eveneens worden voorkomen dat noodzakelijke aanscherpingen van het
beleid op de lange baan worden geschoven als gevolg van de coronacrisis. Samen met
18 EU-lidstaten heeft Nederland ervoor gepleit dat het tegengaan van klimaatverandering
en biodiversiteitsverlies prioriteit blijft en dat de European Green Deal en het European
Green Deal Investment Plan een centrale rol spelen in het herstel. Het kabinet is
dan ook verheugd dat de Europese Commissie met het herstelpakket Next Generation EU
vasthoudt aan de ambities en de tijdlijn van de Europese Green Deal grotendeels intact
houdt. Ook blijft de Commissie ondanks COVID-19 doorwerken aan de 2030 impact assessment.
De Commissie presenteert deze, conform planning, in september. Het kabinet juicht
dit toe, omdat dit een belangrijke basis vormt voor het besluit over de ophoging van
het EU 2030-doel. Samen met de kopgroep van klimaatambitieuze landen blijft Nederland
onverminderd inzetten op verhoging van de EU-emissiereductiedoelstelling naar 55%
in 2030. De Europese Raad neemt, wat het kabinet betreft, dit besluit nog in 2020.
Directe gevolgen voor uitvoering Klimaatakkoord en mitigerende maatregelen
In Nederland heeft de uitbraak van COVID-19 gevolgen voor de uitvoering van het Klimaatakkoord.
Het gesprek hierover vindt onder andere plaats in de sectorale uitvoeringsoverleggen
en het overkoepelende voortgangsoverleg van het Klimaatakkoord.
In de uitvoering zijn er zorgen over drie type problemen die ontstaan of dreigen te
ontstaan, afhankelijk van de duur van de pandemie en economische recessie:
1. Meest direct dreigt vertraging in de doorlooptijden van processen. Het gaat enerzijds
om vertraging van de fysieke uitvoering van projecten door beperkingen in de beschikbaarheid
van personeel en/of materiaal. Anderzijds worden besluitvormingsprocessen opgehouden
doordat inspraakmomenten als gevolg van contactbeperkende maatregelen niet goed mogelijk
zijn.
2. Een tweede type probleem betreft de opbouw en het behoud van kennis en capaciteit
die nodig is voor de transitie. De gevolgen van tijdelijke vraaguitval kunnen lang
doorwerken als deze leiden tot faillissementen en ontslag van mensen die later weer
nodig zijn.
3. Een derde type probleem wordt veroorzaakt door de economische neergang en veranderende
marktomstandigheden. Dalende inkomens en inkomsten hebben gevolgen voor de betaalbaarheid
van maatregelen voor huishoudens respectievelijk bedrijven. Prijsontwikkelingen van
energie, fossiele grondstoffen zoals olie, kolen en gas en COhebben een negatieve invloed op de businesscase van duurzame alternatieven. Hierdoor
worden duurzame alternatieven mogelijk op korte termijn minder aantrekkelijk.
Juist met het oog op de langere termijn zijn veel van de partijen die hun commitment
hebben uitgesproken voor het Klimaatakkoord met het kabinet van mening dat de klimaatambities
overeind moeten blijven. De sectorale uitvoeringsoverleggen spelen hier een belangrijke
rol. In deze overleggen wordt volop nagedacht over de gevolgen van COVID-19 en gewerkt
aan gezamenlijke oplossingen om de uitvoering van het Klimaatakkoord ondanks de coronacrisis
doorgang te laten vinden. Het kabinet spant zich met partijen in om de directe impact
van op de uitvoering zoveel mogelijk te verzachten. Daarbij heeft het kabinet reeds
een aantal concrete mitigerende maatregelen getroffen in het klimaat- en energiedomein.
Deze maatregelen zijn hieronder uiteengezet.
Het kabinet hecht eraan dat projecten die gericht zijn op het verduurzamen van onze
economie, mits dit veilig kan gebeuren, zoveel mogelijk doorgang vinden. De beschikbaarheid
van de SDE+(+) is daarbij voor veel projecten een belangrijke randvoorwaarde. Vandaar
dat de inzet is om de geplande openstellingen van de SDE+(+) volgens de oorspronkelijke
planning door te laten gaan. Dit betekent dat de eerstvolgende ronde eind september
open gaat. Ik hoop op korte termijn hiervoor de benodigde regelingen te kunnen publiceren.
Het kabinet werkt aan het wetsvoorstel voor de CO2-heffing industrie die per 1 januari 2021 in dient te gaan. Het doel van de heffing
is om bedrijven effectief te prikkelen om CO2 te reduceren en zo te borgen dat de reductiedoelstelling uit het Klimaatakkoord wordt
behaald. Het kabinet kiest voor een voorzichtige start van de heffing door de nationale
reductiefactor in het begin zo vast te stellen dat bedrijven relatief veel dispensatierechten
krijgen ten opzichte van de feitelijke uitstoot. Door de heffing in te voeren met
een helder reductiepad, waarbij in 2030 de vrijgestelde uitstoot is gebaseerd op de
doelstelling uit het Klimaatakkoord, zal de industrie hiermee rekening houden in de
investeringsbeslissingen. De borgende werking van de heffing blijft daarmee in stand.
De CO2-heffing is een belangrijk onderdeel van het maatregelenpakket gericht op de verduurzaming
van de industrie en zorgt samen met de verbrede SDE++ en de inzet op innovatie, pilots
en demo’s en het wegnemen van knelpunten in infrastructuur dat de industrie investeert
in de transitie in Nederland.
Daarnaast wordt voor de industrie de subsidiemaatregel «Versnelde Klimaatinvesteringen
Industrie» (VEKI) opnieuw opengesteld dit najaar tot en met 14 december 2021 met een
budget van 28 miljoen euro. De regeling biedt onder andere subsidie voor energiebesparing
van productieprocessen en kan gebruikt worden om de efficiency van productie in de
industrie te verbeteren.
Om vertraging in de doorlooptijden te beperken zijn de termijnen van verschillende
regelingen en processen verruimd. Zoals ik in mijn brief van 21 april 2020 heb aangegeven,
kan voor projecten met een SDE+-beschikking gelden dat het betreffende project door COVID-19 niet tijdig gerealiseerd kan worden.5 Daarom is besloten om alle projecten met een realisatietermijn in 2020 met vertraging
buiten hun invloedssfeer op aanvraag een jaar ontheffing te geven. Hiermee wordt ook
uitvoering gegeven aan de gewijzigde motie van de leden Van der Lee en Sienot.6 Een belangrijke voorwaarde voor deze ontheffing is dat projecten naar verwachting
binnen dat extra jaar kunnen worden gerealiseerd. Projecten moeten de ontheffing daarom
zelf bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) aanvragen en bij deze
aanvraag verklaren dat realisatie binnen de ruimere periode mogelijk is. Om de businesscase
voor windenergie op zee aantrekkelijk te houden wordt de looptijd van de vergunning
voor nog uit te geven windparken verlengd naar 40 jaar.
Voor de Regionale Energie Strategieën (RES’en) is samen met de koepels van de decentrale
overheden, en de voorzitters van de Elektriciteitstafel en het Voortgangsoverleg Klimaatakkoord
besloten tot verruiming in het tijdschema met vier maanden. Voor de concept-RES betekent
dit dat de deadline voor het aanleveren van de bestuurlijk vastgestelde concept-RES
1 oktober 2020 is. Het doel is de regio’s meer ruimte te bieden voor een politiek
en maatschappelijk gedragen proces. Ik heb uw Kamer hierover begin april geïnformeerd.7
Veel regio’s hadden deze periode gepland om volksvertegenwoordigers en inwoners te
betrekken. Zowel het kabinet als de regio’s vinden het belangrijk dat er een goede
participatie van inwoners en maatschappelijke partners mogelijk is en dat het regionale
en lokale democratische proces kan plaatsvinden. De lopende ondersteuning van het
NP RES en activiteiten van de Participatiecoalitie voor de RES’en gaan door, maar
vinden online plaats in plaats van fysiek. Het Programma Aardgasvrije Wijken heeft
voor de website aardgasvrijewijken.nl kennis en ervaring opgehaald en gedeeld over
hoe participatie vorm te geven in tijden van coronamaatregelen.
Besluitvorming over de transitievisies warmte kan doorgaan ondanks de uitgestelde
inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2022. In het Klimaatakkoord af
afgesproken dat gemeenten hun transitievisies warmte uiterlijk eind 2021 vaststellen.
Gemeenten kunnen op grond van hun autonome bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsplannen
de transitievisie warmte vaststellen. Als een transitievisie warmte wordt vastgesteld
die voldoet aan de eisen voor een programma onder de Omgevingswet, komt deze te gelden
als een programma onder de Omgevingswet.8
Met de Regeling Reductie Energiegebruik zetten gemeenten projecten op om huiseigenaren
te stimuleren tot kleine energiebesparende maatregelen in huis. Gemeenten moeten dit
eind 2020 hebben afgerond maar deze termijn wordt met drie maanden verlengd in verband
met corona.
Op het gebied van mobiliteit is op 4 juni 2020 de aanschafsubsidie voor particulieren
voor elektrische personenauto’s gepubliceerd in de Staatscourant. De subsidie brengt
zowel de eerste als tweedehands elektrische auto dichterbij voor particulieren. Aan
de uitwerking en timing van de subsidie is op nadrukkelijk verzoek van de sector vastgehouden
om de sterke terugloop in autoverkopen deels te herstellen. Het loket voor aanvragen
van de subsidie bij RVO gaat op 1 juli open. Het kabinet zet de uitrol van laadinfrastructuur
voort en sluit hiervoor momenteel samenwerkingsovereenkomsten met de regio’s.
Deze periode biedt ook kansen om de transitie naar duurzame werkgebonden mobiliteit
te versnellen. Regionale werkgeversnetwerken, coalitie Anders Reizen en het Ministerie
van IenW maken opstartprotocollen die passen bij een duurzame bedrijfsvoering die
snel kan reageren op een veranderende omgeving. Daarnaast zal, zoals toegezegd bij
het notaoverleg openbaar vervoer, infrastructuur en corona, de Staatssecretaris van IenW uw Kamer
voor de zomer informeren over de plannen voor de fiets. De fiets speelt een belangrijke
rol in de anderhalve meter samenleving en is een goed alternatief voor het openbaar
vervoer op de korte afstand. Deze inzet gebeurt in nauwe samenwerking met de decentrale
overheden in het samenwerkingsverband «Tour de Force» en werkgevers.
Mobiliteitsapplicaties zoals de OV- en MaaS-apps worden van drukte-indicatoren voorzien.
Met de G5 wordt bezien of stad- en streekvervoer kan worden ontlast via een versnelde
introductie van hubs waar (elektrische) deelmobiliteit drukte in tram, bus en metro
kan opvangen.
Als het gaat om innovatie is de indieningstermijn van de MOOI-regeling (Missiegedreven
Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie) met vier weken verlengd en de vooraanmeldingsfase
versoepeld. Er is groot enthousiasme bij de vooraanmeldingsfase van de MOOI-regeling
en de DEI+ loopt tevens voorspoedig. Het kabinet zal bezien of het mogelijk is een
groter aantal kwalificerende innovatieprojecten te faciliteren binnen de budgettaire
kaders van de bestaande innovatieregelingen. Verder zijn de deadlines van lopende
NWO-calls verruimd en is er een pauze ingesteld voor instrumenten waarbij sprake is
van consortia of cofinanciering van bedrijven. Deze worden een maand na opschorting
van de landelijke maatregelen weer opgestart.
Tot slot raakt de coronacrisis de arbeidsmarkt hard, en daarmee mogelijk ook de uitvoering
van het Klimaatakkoord. De diverse Uitvoeringsstructuren ontwikkelen voorstellen om
op de korte termijn de schade op de arbeidsmarkt te beperken en daarna het Klimaatakkoord
te benutten voor duurzaam economisch herstel. Zo heeft het Uitvoeringsoverleg Elektriciteit
aangekondigd een sectorplan voor de sector op te stellen, met voorstellen om mensen
die in andere sectoren hun baan verliezen te begeleiden naar werk in de elektriciteitssector
waar vooralsnog veel vraag is naar arbeidskrachten. De Uitvoeringsstructuur Arbeidsmarkt
en Scholing coördineert en ondersteunt de planvorming en kijkt wat sectoroverstijgend
nodig is zodat de voorstellen elkaar kunnen versterken en voorkomen wordt dat sectoren
zich op dezelfde arbeidskrachten richten. Ik verwacht u na de zomer verder te kunnen
informeren over de voortgang van deze plannen.
Naast mitigerende maatregelen in het klimaat- en energiedomein, zijn er ook generieke
steunmaatregelen getroffen die het klimaat- en energiedomein helpen. Besluitvormingsprocessen
over het klimaat- en energiebeleid zijn geholpen bij het initiatief van de Minister
van BZK om gedurende deze uitzonderlijke situatie een tijdelijke wettelijke voorziening
te treffen, een spoedwet, die digitale besluitvorming mogelijk maakt. Deze wet is
op 9 april in werking getreden en geldt vooralsnog tot 1 september 2020.9
Om de ingezette transitie naar een meer duurzame land- en tuinbouwsector voort te
kunnen zetten is het belangrijk dat bedrijven blijven investeren. Conform de motie
van het lid Lodders c.s. en de motie van het lid Essers c.s. wordt onderzocht wat
de consequenties zijn van de aanpassingen in de ODE voor sectoren waaronder de glastuinbouw.10 Overeenkomstig deze moties wordt indien nodig naar een oplossing gezocht. Generieke
maatregelen uit het noodpakket, zoals de mogelijkheid voor energieleveranciers om
uitstel van betaling energiebelasting en ODE te bieden maar ook de sectorspecifieke
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 en de crisismaatregelen
die in het kader van de gemeenschappelijke marktordening landbouw zijn genomen, helpen
bedrijven zo goed mogelijk door de COVID-19 crisis heen. Zo heb ik uw Kamer onlangs
per brief geïnformeerd over hoe het kabinet uitvoering geeft aan de moties betreffende
de ODE. Voor investeringen wordt naast de reguliere inzet op het klimaatspoor en de
verkenningen rondom economisch herstel, door de Minister van LNV samen met banken
en andere financiers verkend hoe door middel van duurzame landbouw agrofinanciering
de omslag naar duurzame landbouw, klimaatslimme of natuurinclusieve landbouw, bevorderd
kan worden.
Met de ontwerp-, bouw- en technieksector heeft het kabinet kort na de contactmaatregelen
het Protocol «Samen veilig doorwerken» vastgesteld waarin de algemene richtlijnen
zijn vertaald naar de bouw- en techniekbranche. Hierdoor kunnen bouwwerkzaamheden
weer veilig doorgang vinden. Ook het doorbouwplan dat het kabinet op 20 mei jl. heeft
aangekondigd, bevat maatregelen om de verduurzaming van de gebouwde omgeving in 2020
zoveel mogelijk door te laten gaan.11 Een voorbeeld is de investeringsimpuls voor maatschappelijk vastgoed waarmee renovatie
en groot onderhoud in scholen en sportaccommodaties naar voren wordt gehaald en wordt
gekoppeld aan verduurzaming en energiebesparing. Tot slot neemt het kabinet met de
grond-, weg- en waterbouw (GWW) sector maatregelen om de aanleg en het onderhoud van
infrastructuur onder de huidige omstandigheden volop draaiende te houden en waar mogelijk
te versnellen.12
Bij het Noodpakket 2.0 heeft het kabinet het crisispakket «Nederland leert door» aangekondigd.13 Met het ontwikkeladvies krijgen mensen de kans zich te oriënteren op ander werk,
waaraan nu wel behoefte bestaat. Gekwalificeerde loopbaanadviseurs geven mensen door
middel van de ontwikkeladviezen inzicht in kansrijk werk, dus ook voor banen in duurzaamheidssectoren.
Kansen voor economisch herstel
Het kabinet meent dat het Klimaatakkoord een groene basis biedt onder toekomstig economisch
herstel. Economie en duurzaamheid staan niet los van elkaar, maar kunnen elkaar versterken.
Juist nu Nederland terechtkomt in een diepe recessie wordt het van belang daar oog voor te hebben. Ook DNB stelt
dat integratie van de klimaatagenda in economische herstelmaatregelen kan voorkomen
dat de energietransitie vertraging oploopt en financiële risico’s toenemen. Voorbij
de mitigerende maatregelen zoals hierboven geschetst, is het kabinet daarom voornemens
zoveel mogelijk vast te houden aan de kaders die het afgelopen jaar zijn neergezet
voor de lange termijn. Deze stabiliteit in beleid vermindert de onzekerheid voor burgers,
bedrijven en mede-overheden, die in crisistijd toch al groot is. Concreet betekent
dit dat het transitiepad zoals uitgestippeld in het Klimaatakkoord leidend blijft,
inclusief de ingezette instrumenten en prikkels. Indien als gevolg van (tijdelijke)
vertraging door de coronacrisis sprake is van onderuitputting van budgetten waardoor
de voorziene uitrol richting 2030 in het geding komt, is de inzet bovendien dat, mits
dit binnen de uitgavenkaders past, de beschikbare budgetten voor de transitie behouden
blijven. Besluitvorming hierover is aan de orde tijdens de reguliere besluitvormingsmomenten.
Op 20 mei heeft het kabinet een verlenging van het noodpakket aangekondigd.14 Daarin is aangegeven dat het kabinet voor de periode na deze verlenging nauwlettend
zal monitoren hoe de pandemie en de economie zich ontwikkelen, en zich vervolgens
richting Prinsjesdag zal beraden op economisch herstelbeleid. Het kabinet acht het
van belang, zowel voor de transitie als voor banen en werkgelegenheid, dat publieke
en private investeringen zoveel als mogelijk op peil worden gehouden of worden versneld.
Bij dat laatste wordt uitdrukkelijk ook gekeken naar mogelijkheden op het gebied van
klimaatbeleid, met het oog op groen herstel. Gedacht kan worden aan maatregelen op
het gebied van i) uitrol; ii) R&D, innovatie en vroegefase-opschaling; en iii) infrastructuur
die zowel de economie als de transitie helpen.
Op Europees niveau heeft de Europese Raad de groene en digitale transitie als prioriteit
voor herstel aangewezen. In de kamerbrief van 9 juni heb ik uw Kamer geïnformeerd
over de wijze waarop de Commissie het in mei gepresenteerde herstelpakket heeft ingevuld.15 Bij dit Europese herstelpakket is van belang dat de investeringen uit het Next-Generation
EU-pakket net als in de reguliere meerjarenbegroting voor ten minste 25 procent ten
goede komen aan klimaat. Het is daarbij goed dat de nationale klimaat- en energieplannen
(INEK’s) uitgangspunt voor investeringen zijn. Het kabinet zal bij de concretisering
van de Europese plannen ook de koppeling zoeken met nationaal klimaat- en energiebeleid
en kansen voor investeringen en vice versa. Het streven is om zo optimaal gebruik
te maken van de hefboom van de ingezette middelen en beleid.
Mondiaal ziet het kabinet mogelijkheden om via de Nederlandse vertegenwoordiging bij
multilaterale instellingen, zoals de Wereldbank en het IMF, het instrumentarium voor
handel en ontwikkelingssamenwerking en het externe beleid van de EU in te zetten op
groen en inclusief herstel. Herstelmaatregelen die via deze kanalen gefinancierd worden,
kunnen zodoende bijdragen aan de transitie naar een klimaatneutrale en klimaatbestendige
economie.
Implicaties op de lange termijn voor het beleid
Het kabinet houdt vast aan de klimaatambities en is met partijen gecommitteerd aan
een voortvarende uitvoering van het Klimaatakkoord. De Klimaatwet biedt een robuust
kader voor de lange termijn. Daarnaast blijft het kabinet inzetten op een ambitieuze
verhoging van het Europese reductiedoel voor 2030. Het kabinet acht het van belang
dat vooruitkijkend naar de nieuwe kabinetsperiode de structurele gevolgen voor het
beleid worden doordacht. Zoals hierboven beschreven, voert de Europese Commissie momenteel
in het kader van de Green Deal een impact assessment uit die inzicht geeft in de gevolgen
van een ophoging van de Europese reductiedoestelling naar 50–55%. Een ophoging van
deze Europese doelstelling heeft consequenties voor het Nederlandse klimaatbeleid.
De afgelopen jaren is klimaatbeleid geformuleerd terwijl de zon scheen. De uitdaging
voor de komende jaren wordt om mogelijk aangescherpte Europese ambities nationaal
invulling te geven vanuit een situatie van economische onzekerheid.
Om deze uitdaging te doordenken heeft het kabinet een ambtelijke studiegroep ingesteld
die, zonder last of ruggespraak, zal adviseren. De studiegroep is eind mei van start
gegaan onder onafhankelijk voorzitterschap van AFM-voorzitter Laura van Geest. De
studiegroep rondt haar werkzaamheden voor het einde van het jaar af. De uitkomsten
van de studiegroep zullen op dat moment zonder kabinetsreactie aan uw Kamer worden
aangeboden. De opdracht van de studiegroep is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Tot slot
Met deze brief heb ik u geïnformeerd over de gevolgen van de coronacrisis voor het
klimaat- en energiebeleid op basis van de huidige informatie. In de Klimaatnota van
dit jaar zal het kabinet, conform de reguliere cyclus van de Klimaatwet, over het
klimaatbeleid rapporteren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat