Brief regering : Kabinetsreactie Monitoringsrapportage boekjaar 2018 Monitoring Commissie Corporate Governance Code
31 083 Corporate governance
Nr. 59
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2020
Hierbij doe ik u, mede namens de Ministers van Financiën en voor Rechtsbescherming,
toekomen het rapport over de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code
(hierna: de Code) in boekjaar 2018 door beursondernemingen1. Het rapport is opgesteld door de Monitoring Commissie Corporate Governance Code
(hierna: de Commissie) en is 13 december 2019 gepubliceerd. Dit rapport wordt u hierbij
ter informatie aangeboden. Via deze brief reageert het kabinet op het monitoringsrapport.
Eerst wordt de rol van de Commissie toegelicht, vervolgens komen kort de uitkomsten
op hoofdlijnen aan de orde. Daarna gaat de brief in op de appreciatie van het kabinet
van het monitoringsrapport.
Sinds een aantal maanden is door de uitbraak van het coronavirus de economische werkelijkheid
drastisch veranderd. Ook beursvennootschappen worden getroffen door de coronacrisis.
Zij zien zich geconfronteerd met gewijzigde omstandigheden die ook impact hebben op
hun governance. Dit kan zijn beslag hebben zowel op de wijze van naleving van de Code
door beursvennootschappen als op de actualiteit van de Code. Ik zal dit onder de aandacht
brengen bij de Commissie.
De Commissie en haar taak
De Commissie heeft tot taak de actualiteit en bruikbaarheid van de Code te bevorderen
alsmede de naleving van de Code door de Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen
te monitoren. De Code bevat breed gedragen principes en best practice bepalingen over
corporate governance voor beursondernemingen. De Code is een product van zelfregulering
van de bij de markt betrokken partijen, zogenaamde schragende partijen2.
Beursondernemingen leggen in hun jaarverslag verantwoording af over de naleving van
de Code via het «pas toe of leg uit»-beginsel. Dit houdt in dat beursondernemingen
de codebepalingen dienen toe te passen dan wel gemotiveerd dienen uit te leggen waarom
een codebepaling niet wordt toegepast. De Commissie monitort de naleving van de Code
door beursondernemingen en rapporteert hierover jaarlijks.
In januari 2019 is de huidige commissie onder voorzitterschap van Pauline van der
Meer Mohr ingesteld voor een periode van vier jaar en heeft daarbij de vorige Commissie
onder voorzitterschap van Jaap van Manen opgevolgd. De Commissie van Manen heeft in
2016 de Code herzien. De huidige Code is nog niet eerder op naleving gemonitord.
De Commissie Van der Meer Mohr heeft ervoor gekozen om zich met haar eerste rapport
te richten op de naleving van de Code door beursvennootschappen in het boekjaar 2018
en niet ook boekjaar 2017 te monitoren3
4. In het rapport wordt aan een aantal onderwerpen specifieke aandacht besteedt. Dit
zijn de (aangepaste) normen ten aanzien van de centrale onderwerpen in de herziene
Code, zoals langetermijnwaardecreatie, cultuur en gedrag, risicomanagement, diversiteit
en verantwoord belonen. Het zijn onderwerpen die ook in de politieke belangstelling
staan. De Commissie gaat tevens in het rapport in op haar werkzaamheden en de internationale
ontwikkelingen met betrekking tot corporate governance.
Het kabinet heeft met interesse uitgekeken naar deze eerste monitoringsrapportage
van de herziene Code. Bij de herziening van de Code zijn diverse bepalingen nieuw
opgenomen, gewijzigd, aangescherpt of geschrapt. Het monitoren van de naleving van
de Code geeft inzichten in hoe de herziening van de Code bijdraagt aan een verdere
optimalisatie van good governance door vennootschappen.
Monitoring naleving Code
In het monitoringrapport presenteert de Commissie de resultaten van het onderzoek
naar de naleving van de thans geldende Code door beursvennootschappen in het boekjaar
2018. De belangrijkste conclusies ten aanzien van de naleving (en niet-naleving) worden
hieronder puntsgewijs toegelicht, waarna het kabinet zijn reactie geeft.
• De naleving (via het «pas toe of leg uit»-beginsel) en de toepassing van de Code is
naar het oordeel van de Commissie over boekjaar 2018 met 99% onverminderd hoog. De
naleving is daarmee fractioneel hoger dan over boekjaar 2016 (98,8%). Naleving is
hoger onder AEX-genoteerde vennootschappen dan onder de vennootschappen genoteerd
op de andere indices. Lokale fondsen scoren het laagst op naleving.
• De slechtst nageleefde best practice bepaling is, net als in boekjaar 2016, de bepaling
die voorschrijft dat elke vennootschap beleid inzake bilaterale contacten met aandeelhouders
moet formuleren en op de website moet plaatsen.
Naleving Code
Het kabinet is verheugd dat de Commissie heeft geconstateerd dat de naleving hoog
is. Vennootschappen hebben degelijk werk gemaakt van het implementeren van de nieuwe
Code. De Code wordt serieus genomen en de Code heeft effect.
Deze uitkomsten zijn bemoedigend. Het is, gezien het een eerste monitoring betreft,
daarbij nog vroeg om conclusies te trekken over in hoeverre en op welke wijze vennootschappen
de (aangepaste) normen ten aanzien van de centrale onderwerpen in de herziene Code,
zoals langetermijnwaardecreatie, cultuur en gedrag, risicomanagement en verantwoord
belonen hebben opgenomen in hun governance. Het kabinet constateert op basis van de
uitkomsten dat de naleving door de kleinere beursvennootschappen achterblijft bij
de naleving van AEX- en midkap fondsen. Het kabinet verwacht ook van deze vennootschappen
dat ze de Code optimaal naleven.
De Commissie benadrukt dat het hebben van een beleid betreffende bilaterale contacten
met aandeelhouders en de transparantie daarover deze dialoog met de aandeelhouders
stimuleert. Echter, zoals in vorige boekjaren al geconstateerd, vennootschappen schieten
op dit punt nog altijd tekort.
Bij het centraal stellen van langetermijnwaardecreatie en het streven naar een evenwichtige
balans tussen verschillende stakeholderbelangen past het voeren van een dialoog met
stakeholders. Ook, of júist, met aandeelhouders. Net als de Commissie ziet het kabinet
dat een goede dialoog altijd tweerichtingsverkeer is, waarbij ook beursvennootschappen
zich voor de communicatie met aandeelhouders (en andere stakeholders) moeten inzetten.
Het kabinet onderschrijft de visie van de Commissie dat de naleving op dit punt dient
te worden verbeterd.
Relevant in dit verband is de recent in nationale wetgeving geïmplementeerde richtlijn
bevordering aandeelhoudersbetrokkenheid5. De wet beoogt langetermijnwaardecreatie van beursvennootschappen te stimuleren door
de betrokkenheid van aandeelhouders bij de corporate governance van beursvennootschappen
verder te vergroten en de transparantie tussen beursvennootschappen en beleggers te
bevorderen.
Het verdiepende onderzoek is dit keer door de Commissie ingezet om belangrijke wijzigingen
in de Code te belichten: langetermijnwaardecreatie, cultuur, beloningen van bestuurders,
risicomanagement en diversiteitsbeleid. De Commissie laat weten dat haar algemeen
beeld is dat de vennootschappen deze nieuwe principes in de Code omarmen, maar nog
vragen hebben hoe deze nieuwe principes het best te implementeren. Een paar conclusies
wil het kabinet belichten in deze brief.
Lange termijn waarde creatie
• De Commissie constateert dat vennootschappen blij zijn met de nadruk op langetermijnwaardecreatie
in de Code en het feit dat de invulling van de langetermijnwaardecreatie door de Code
grotendeels open wordt gelaten. Hierdoor zijn vennootschappen in staat om een eigen
functionele invulling te geven die is afgestemd op de specifieke context van de vennootschap.
Het kabinet hecht belang aan de bevordering van langetermijnwaardecreatie en treft
maatregelen ter verdere ondersteuning hiervan. Diverse (internationale) ontwikkelingen
zijn gaande die het belang hiervan onderstrepen
6
7 Dit is nader uiteengezet in de brief van de Minister van Financiën van 2 april 2020
met een reactie op de verkenning van de Autoriteit Financiële Markten (hierna de «AFM»),
«In Balans 2019 – Verkenning waardecreatie en follow-up Besluit niet-financiële informatie».
Het kabinet merkt op dat de betekenis van langetermijnwaardecreatie per vennootschap
verschilt. Het is aan ondernemingen zelf om hier invulling aan te geven en het kabinet
erkent hiervan ook de waarde. Echter ziet het kabinet ook dat bij sommige stakeholders
behoefte is aan meer context over wat vennootschappen onder langetermijnwaardecreatie
zouden moeten verstaan. Het kabinet ziet dit als een aandachtspunt voor de Commissie.
De Commissie spoort in haar rapport beursondernemingen aan om in hun volgende jaarverslag
over boekjaar 2019 de langetermijnwaardecreatie in te bedden in de geïntegreerde verslaggevingsmethode.
In dit verband is het relevant om op te merken dat de AFM in haar verkenning heeft
geconstateerd dat meer beursondernemingen rapporteren over langetermijnwaardecreatie,
maar dat er wel ruimte is voor kwalitatieve verbetering in de rapportage. Een goede
geïntegreerde verslaggeving waarbij ook expliciet aandacht is voor transparante duurzaamheidsverslaggeving
acht het kabinet van belang bij de bevordering van langetermijnwaardecreatie.
Cultuur
• Ten aanzien van cultuur constateert de Commissie dat beursgenoteerde vennootschappen
op de goede weg zijn, maar ook dat er nog veel ruimte is voor verbetering. Het is
de Commissie duidelijk dat voor cultuur belangrijke elementen nog niet bij alle respondenten
even ver zijn doorgevoerd.
Het kabinet onderschrijft het belang van cultuur en gedrag in de onderneming. Het
kabinet is, met de Commissie, van mening dat er ruimte voor verbetering is ten aanzien
van verschillende elementen van cultuur en gedrag in de onderneming. Het zou goed
zijn om bij de komende rapportage een duidelijke vooruitgang op deze punten te kunnen
waarnemen. Binnen elke vennootschap moet het vastleggen en naleven van waarden die
bijdragen aan een cultuur gericht op langetermijnwaardecreatie hoog op de agenda staan,
niet in de laatste plaats bij bestuur en raad van commissarissen. Ook de betrokken
stakeholders dienen onderdeel te zijn in deze dialoog.
Beloningsverhoudingen
• De monitoring van de Code geeft inzicht in de naleving en wijze waarop vennootschappen
zich verantwoorden over de beloningsverhoudingen binnen de vennootschap. De Commissie
constateert dat beursgenoteerde vennootschappen bij gebrek aan een eenduidige definitie
verschillende maatstaven hanteren en signaleert tevens dat er behoefte is aan een
eenduidige definitie van «interne beloningsverhoudingen». De Commissie is voornemens
om met een aanbeveling voor een eenduidige meetmethode te komen.
Het is waardevol dat verantwoording wordt afgelegd over de beloningsverhoudingen,
omdat dit binnen de onderneming reflectie op en bewustwording van de beloningsverhoudingen
in de hand werkt. Het kabinet juicht het inzetten op het openbaar maken van beloningsverhoudingen
dan ook toe. De discussie over wat passende verhoudingen zijn tussen de bezoldiging
van bestuurders en andere in het loongebouw onderscheiden groepen is daarbij gediend
met een eenduidige meetmethode. Het kabinet constateert, net als de Commissie, dat
een nadere duiding van wat de beloningsverhoudingen moeten inhouden op zijn plaats
is. In dit verband verwijst het kabinet naar de recent in nationale wetgeving geïmplementeerde
richtlijn aandeelhoudersbetrokkenheid, die een verplichting voor beursvennootschappen
bevat om beloningsverhoudingen weer te geven in het bezoldigingsverslag. Door de Europese
Commissie wordt nog gewerkt aan niet-bindende richtsnoeren over de precieze inhoud
en structuur van het bezoldigingsverslag. Deze richtsnoeren zijn nog niet vastgesteld8.
Diversiteit
• Uit de nalevingsrapportage is de conclusie dat de bewustwording van het belang van
diversiteit en de noodzaak daarop actief te sturen, toe lijkt te nemen. De verantwoording
over dat beleid en de resultaten daarvan zijn echter vaak incompleet.
Het merendeel van de beursvennootschappen die hebben deelgenomen aan de enquête geeft
aan de afgelopen twee jaar maatregelen te hebben genomen ter vergroting van de diversiteit
aan de top, te weten het bestuur, raad van commissarissen en eventueel het executive
committee. Een terechte zaak. Desondanks blijven veel bedrijven achter in het realiseren
van meer diversiteit aan de top. Het kabinet neemt met instemming kennis van het voornemen
van de Commissie om in een volgende nalevingsrapportage nadere suggesties te doen
voor betekenisvolle verbetering van diversiteit aan de top.
Zoals aangekondigd in de kamerbrief met kabinetsreactie op het SER-advies9 en in vervolg op de motie van de leden Verhoeven (D66) en Geluk-Poortvliet (CDA)(Kamerstuk
35 300 XIII, nr. 55), de motie van het lid Kuzu (DENK)(Kamerstuk 35 300 XV, nr. 11) en de motie van de leden Jasper van Dijk (SP) en Van Weyenberg (D66)(Kamerstuk 35 300 XV, nr. 59) daarover, zullen de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap een wettelijke regeling in het Burgerlijk Wetboek introduceren
om diversiteit man/vrouw in de top van het Nederlandse bedrijfsleven te vergroten.
Recent heeft de internetconsultatie van het concept wetsvoorstel «Modernisering NV-recht
en evenwichtiger man/vrouw verhouding» plaatsgevonden10. Nederlandse beursgenoteerde bedrijven worden verplicht een vertegenwoordiging van
mannen én vrouwen van ten minste 30% te realiseren in de raad van commissarissen.
Een nieuwe benoeming die niet bijdraagt aan een verdeling van zetels van ten minste
30% man/vrouw is nietig. Daarnaast worden grote naamloze vennootschappen en besloten
vennootschappen (ongeveer 5000 bedrijven) verplicht om passende en ambitieuze streefcijfers
te formuleren voor de raad van commissarissen, de raad van bestuur en de subtop. Deze
grote vennootschappen dienen een plan te maken waarin wordt aangegeven hoe het streefcijfer
gerealiseerd wordt en transparant te zijn over het proces, de inzet en de resultaten.
Om bovenstaande te kunnen monitoren zal de SER een monitoringsinfrastructuur opzetten.
Met de aangekondigde maatregelen worden grote vennootschappen verplicht om in hun
bestuursverslag te rapporteren over de voortgang ten aanzien van de streefcijfers
en de plannen om deze te bereiken. Ook worden zij verplicht hierover te rapporteren
aan de SER. Dit betekent een uitbreiding van de rapportagevoorschriften ten aanzien
van diversiteit die beursvennootschappen al kennen op basis van de wet en Code11 . Uit de Code volgt dat beursvennootschappen in de corporate governance verklaring
een toelichting dienen te geven op het diversiteitsbeleid en de uitvoering daarvan.
Daarvan heeft de Commissie overigens moeten constateren dat de verantwoording over
diversiteitsbeleid en de resultaten daarvan vaak incompleet is.
De Code schrijft voor dat vennootschappen rapporteren over de wettelijke streefcijferregeling
inzake de verhouding man/vrouw, zoals deze tot 1 januari 2020 van kracht was12. De Commissie laat weten ervan uit te gaan dat de vennootschappen zich minimaal ook
over boekjaar 2019 verantwoorden over afwijkingen van dit streefcijfer. Het kabinet
verwacht dat bedrijven ook na 2019 serieus werk maken van diversiteit. Bedrijven zijn
geïnformeerd over het SER-advies, de kabinetsreactie daarop en de aankomende wetgeving
die verdergaande inspanning en verantwoording van bedrijven vraagt om hier de noodzakelijke
versnelling te bereiken.
Waarde van de Code
In haar monitoringsrapport plaatst de Commissie kanttekeningen bij de hoge naleving
van die bepalingen die gedragsbepalingen worden genoemd. Door het «pas toe of leg
uit»- beginsel, is alleen sprake van niet naleving als vennootschappen bepalingen
niet toepassen en dit niet uitleggen. De Code verplicht vennootschappen niet om een
uitleg te geven bij bepalingen die ze wél toepassen. Daardoor ontbreekt het inzicht
op welke wijze deze bepalingen zijn toegepast. Wanneer de vennootschap niet aangeeft
dat er van een gedragsbepaling wordt afgeweken, volgt de aanname dat de vennootschap
deze bepaling naleeft (naleving is niet te controleren, toepassing wordt verondersteld).
Dit is een aandachtspunt bij het pas toe of leg uit principe. De kanttekeningen van
de Commissie hieromtrent deelt het kabinet. In aanvulling op de rol van aandeelhouders
en de wettelijke verankering, zorgt monitoring van de naleving ervoor dat de Code
geen vrijblijvende vorm van zelfregulering is. Dit kan de effectiviteit van de monitoring
mogelijk ondermijnen.
In dit licht acht het kabinet het van belang dat de Commissie zal bezien of er aanpassingen
in de onderzoeksmethodiek en de rapportage van haar bevindingen nodig zijn om haar
monitoringstaak beter uit te kunnen oefenen.
Toekomstgerichtheid Code
De Commissie benadrukt dat het noodzakelijk is om de Code actueel, toekomstgericht
en relevant te houden. De Commissie ziet dat de geactualiseerde Code 2016 goed lijkt
te zijn geland, maatschappelijke opvattingen over goed bestuur veranderen evenwel
in rap tempo. Ook ziet de Commissie dat vennootschappen de principes van de Code omarmen,
maar bij de uitvoering nog vragen hebben. De Commissie gaat daarom met de schragende
partijen verder in gesprek over de gesignaleerde knel- en aandachtspunten en actualiteit,
om te beoordelen of nadere duiding van de Code behulpzaam zou kunnen zijn. Het kabinet
onderschrijft deze werkwijze van de Commissie. Immers, als instrument van zelfregulering
staat of valt de Code met het draagvlak bij de schragende partijen.
Tot slot
Zoals uw Kamer mij verzocht heeft heb ik, conform de motie van het lid Van der Lee,
maatschappelijk verantwoord ondernemen en langetermijnwaardecreatie onder de aandacht
gebracht bij de Monitoring Commissie Corporate Governance Code13. Ook heb ik de zorg die in de Tweede Kamer leeft ten aanzien van seksuele intimidatie
en de rol van gedrag en cultuur binnen ondernemingen gedeeld met de voorzitter van
de Commissie14. De voorzitter heeft mij laten weten met aandacht te kijken naar alle wensen en signalen
die onder de aandacht van de Commissie worden gebracht en, indien daartoe aanleiding
is, aanbevelingen te doen ter actualisering van de Code.
De Commissie Van Manen zei reeds dat voor de werking van de Code niet de mate waarin
deze naar de letter wordt nageleefd («afvinkgedrag») bepalend is, maar de mate waarin
de intenties van de Code leidend zijn voor het doen en laten van alle betrokkenen.
Dit uitgangspunt acht het kabinet onverkort van belang. Daarbij is essentieel dat
vennootschappen gewetensvol over de naleving rapporteren.
Belangrijk is dat de Code blijft inspireren, dat is de beste borging van goed ondernemingsbestuur.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat