Brief regering : Uitwerking breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 281 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2020
De georganiseerde criminaliteit draait op volle toeren. Terwijl de coronacrisis een
grote wissel trekt op de legale economie, lijkt de grootschalige drugshandel op veel
fronten onverstoord door te gaan. Het aantal inbeslagnames van drugs in bijvoorbeeld
de Rotterdamse haven daalt niet en de vondsten van crystal meth-labs nemen een vlucht.
Dit toont eens te meer de noodzaak van het brede offensief tegen georganiseerde ondermijnende
criminaliteit.
In oktober 20191 en april 20202 informeerde ik uw Kamer over dit brede offensief en de financiering die het kabinet
hiervoor beschikbaar stelt. Middels deze brief informeer ik u over de uitwerking.
In de aprilbrief beschreef ik in grote lijnen hoe de aanpak van georganiseerde criminaliteit
zich in de afgelopen vijftien jaar heeft ontwikkeld en hoe het offensief de (inter)nationale
fenomeengerichte aanpak structureel gaat versterken. Daarmee geef ik een passend vervolg
aan de eerdere inspanningen van dit kabinet, zoals de honderd miljoen euro vanuit
het Regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) voor met name de regionale aanpak, het pakket aan ondermijningswetgeving en de tien
miljoen euro structureel voor hoofdzakelijk het RIEC-/LIEC-bestel.
De nu extra beschikbare gelden bouwen als volgt op: 88 miljoen euro in 2020, 141 miljoen euro
in 2021 en 150 miljoen euro per jaar vanaf 2022.
Hieronder zet ik uiteen welke investeringen het kabinet daarmee doet. Hoofdthema’s
zijn Bewaken en Beveiligen, het Multidisciplinair Interventieteam (MIT) en de preventieve
en regionale aanpak. Tevens presenteer ik een reeks maatregelen die ondersteunend
zijn aan de genoemde onderdelen, of die in bredere zin nodig zijn om de ondermijningsaanpak
toekomstbestendig te maken. Op die manier organiseren we een breed offensief tegen
georganiseerde ondermijnende criminaliteit, volgens het devies «oprollen, afpakken
en voorkomen».
Bewaken en Beveiligen
Aanleiding, doel en focus
Afschuwelijke gebeurtenissen hebben aangetoond dat excessief geweld tegen de dragers
van onze democratische instituties vanuit criminele netwerken geen taboe meer is.
Deze ondermijning van onze democratische rechtsstaat is absoluut onacceptabel. Personen
die in hun werk in dienst staan van de rechtsorde (o.a. lokale bestuurders, zittende
en staande magistratuur, advocaten, agenten en journalisten) moeten hun beroep veilig
en zonder vrees uit kunnen oefenen. Ook kroongetuigen moeten onder veilige omstandigheden
hun rol kunnen vervullen. Bescherming van deze personen is daarom een voorwaarde voor
het functioneren van de democratische rechtsstaat en het brede offensief tegen de
georganiseerde ondermijnende criminaliteit.
De «Bewaken en Beveiligen-zaken» zijn de afgelopen jaren complexer, langduriger en
extremer in omvang en zwaarte geworden. Het aantal personen en objecten dat langdurig
en intensief bewaakt en beveiligd wordt is toegenomen en zal naar verwachting niet
verminderen. Daarom reserveer ik in 2020 33 miljoen euro, in 2021 40 miljoen euro,
in 2022 51 miljoen euro en vanaf 2023 55 miljoen euro per jaar voor een versterking
van de stelsels Bewaken en Beveiligen en Getuigenbescherming.
Hiermee worden deze stelsels over de gehele linie versterkt, zodat beveiligingsmaatregelen
tijdig, effectief en adequaat ingezet kunnen worden wanneer er sprake is van dreiging,
risico of de mogelijkheid van geweld. De investering wordt tevens ingezet om de uitvoering
van beveiligingsmaatregelen te flexibiliseren. Het doel is steeds passende beveiligingsmaatregelen
te bieden aan de personen die dat nodig hebben, zonder dat opschaling onmiddellijk
leidt tot druk op de capaciteit elders.
Aanpak en te behalen resultaten
De structurele versterking en flexibilisering van de stelsels Bewaken en Beveiligen
en Getuigenbescherming is uitgewerkt langs drie sporen: versterking van de uitvoering,
versterking van de stelsels en versterking van de weerbaarheid. Dit jaar maken we
hiermee een voortvarende start. Daarnaast heeft de geïntensiveerde bewaking en beveiliging
van advocaten, officieren van justitie en rechters veel extra kosten opgeleverd. Ik
zet een groot deel van de middelen voor 2020 in om deze kosten te dekken.
a. Versterking van de uitvoering
Het uitvoeringsproces binnen de stelsels Bewaken en Beveiligen en Getuigenbescherming
bestaat uit drie onderdelen:
1) informatieverzameling over dreiging en risico,
2) de beoordeling, het maatregelenadvies en de besluitvorming en
3) de uitvoering van de maatregelen.
In dit proces zijn de Nationale Politie, de Koninklijke Marechaussee (KMar), het Openbaar
Ministerie (OM), de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)
en de veiligheidsdiensten betrokken. De versterkingen zijn erop gericht om voldoende
capaciteit, kwaliteit en middelen voor alle drie de stappen in het proces beschikbaar
te hebben.
Daarom investeer ik circa 30 FTE in de informatieorganisatie van Bewaken en Beveiligen
bij de politie, zowel regionaal als landelijk. Tevens voeg ik circa 50 FTE toe aan
de capaciteit van de (maatregelen)adviseurs bij de politie, het OM en de NCTV. Hiermee
komt de basis van de informatieorganisatie van de politie, vooral ten behoeve van
het proces op eenheidsniveau en opvolging door de andere organisaties binnen het stelsel,
structureel op orde. Met tijdige en verbeterde informatie-uitwisseling en advisering
kunnen adequate en proportionele beveiligingsmaatregelen getroffen worden en kan er
tijdig worden op- of afgeschaald.
Zoals beschreven dienen meer beveiligingsmaatregelen te worden getroffen te dan voorheen.
Daarin moeten we maatwerk kunnen blijven bieden. Daarom investeer ik in de uitbreiding
van de soorten maatregelen, passend bij de diverse dreigingsniveaus en situaties en
in de uitbreiding van de capaciteiten. Dit geldt zowel op landelijk niveau als op
eenheidsniveau. Voor de uitvoering van deze beveiligingsmaatregelen versterk ik de
politie met 120 FTE. Hiermee worden in alle regionale politie-eenheden «Bewaken en
Beveiligen-teams» ingesteld. Deze nieuwe flexteams zijn primair beschikbaar voor de
uitvoering van bewakings- en beveiligingstaken in de eenheden, zoals die nu door de
medewerkers uit basiseenheden worden uitgevoerd. Door toename van het aantal personen
en objecten dat bewaking en beveiliging nodig heeft, is het stelsel Bewaken en Beveiligen
voor een deel van de taakuitvoering afhankelijker geworden van de inzet van deze basiseenheden,
wat ten koste gaat van hun reguliere taken. Daarom wordt geïnvesteerd in onder andere
deze capaciteit, die specifiek is bedoeld voor bewaken en beveiligen.
Daarnaast investeer ik in de capaciteit bij de politie om 24 uur per dag cameratoezicht
te kunnen uitvoeren en stel ik geld beschikbaar voor de uitvoering van minder zichtbare
beveiligingsmaatregelen. Om meer mogelijkheden voor beveiligingsconcepten te creëren
wordt de bestaande capaciteit van de KMar voor objectbeveiliging geschikt gemaakt
om ook persoonsbewakingstaken uit te voeren. Deze beveiligingsconcepten vormen een
aanvulling op de uitvoering van persoonsbeveiliging in het hoogste dreigingsniveau
door de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB), die deze al dan niet
met bijstand van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van de KMar uitvoert.
Met de realisatie van een verstevigd fundament in Bewaken en Beveiligen-capaciteit
op alle drie de onderdelen van het uitvoeringsproces wordt de toegenomen vraag naar
beveiligingsmaatregelen opgevangen, zonder dat dit onmiddellijk leidt tot druk op
de capaciteit elders.
Daarnaast is het van belang dat voor de uitvoering van beveiligingsmaatregelen voldoende
ingespeeld blijft worden op nieuwe ontwikkelingen, de toegenomen inzet van kroongetuigen
en de werking van het MIT. Daarom stel ik financiële middelen beschikbaar voor de
ontwikkeling en uitvoering van alternatieve en innovatieve beveiligingsconcepten en
het creëren van meer gradaties in beveiligingsconcepten die minder beslag leggen op
de beschikbare capaciteit. De komende jaren wordt nader onderzocht of de inzet van
slimme technieken toepasbaar is voor effectieve en adequate bewaking en beveiliging.
Daarbij worden ook de mogelijkheden meegenomen van de uitbreiding van bestaande samenwerkingen
en van het aangaan van nieuwe samenwerkingsvormen. Dit betreft samenwerking met zowel
overheidspartijen, zoals het Ministerie van Defensie, als met private organisaties.
Met bovenstaande en de capaciteitsversterking van de KMar geef ik opvolging aan de
motie van de leden Van Dam en Krol over het nagaan hoe Defensie met personele inzet
kan bijdragen aan de taak van Bewaken en Beveiligen.3
b. Versterking van de stelsels
Ontwikkelingen binnen de samenleving en de georganiseerde criminaliteit staan niet
stil, waardoor het van belang is dat de stelsels daadkrachtig kunnen meebewegen en
adequaat kunnen reageren. Het goed functioneren van de stelsels vraagt niet alleen
om voldoende capaciteit, maar ook om de juiste kwaliteitsontwikkeling en kennisborging.
Daarom wordt een multidisciplinair platform ingericht, om met alle partners kennisdeling,
innovatie en kwaliteitsverbetering te realiseren. Dit leidt tot lerende en toekomstbestendige
stelsels.
c. Versterking van de weerbaarheid
Advocaten, officieren van justitie, rechters en journalisten zijn vanuit hun eigen
rol van essentieel belang voor het waarborgen van onze rechtsstaat. Ook zonder dreigingsinformatie
of andere indicaties kunnen zij te maken krijgen met geweld of intimidatie vanuit
de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Dat vraagt om structurele aandacht
voor – en aanscherping van hun weerbaarheid.
De werkgroep «brede aanpak beroepsgroepen» heeft een ontwikkelagenda voor de vergroting
van de weerbaarheid opgesteld, waarbij geput is uit de kennis en ervaringen van reeds
bestaande weerbaarheidstrajecten. Om deze agenda uit te voeren stel ik financiële
middelen beschikbaar voor capaciteit en weerbaarheidsversterkende initiatieven. Zo
kunnen beroepsgroepen gebruik maken van onder meer trainingen en informatiemateriaal.
De beschikbaar gestelde capaciteit wordt daarbij zowel binnen organisaties als overkoepelend
ingezet, om de ontwikkelagenda uit te voeren en kennis, expertise en handelingsperspectieven
bij de verschillende kwetsbare beroepsgroepen structureel te borgen. Door samenwerking
en het breder delen van best practices met voornoemde en andere beroepsgroepen, kan een stevig integraal beveiligingsbeleid
worden neergezet vanuit werkgevers. Hiermee worden beroepsgroepen in staat gesteld
hun eigen weerbaarheid te vergroten en de werkgever om zijn rol op dit terrein goed
te vervullen. Door beter te kunnen reageren op bepaalde vormen van bedreiging, intimidatie,
agressie of geweld kan rust en een handelingsperspectief geboden worden. Bovendien
kan in gevallen voorkomen worden dat men eerder dan nodig bewaakt of beveiligd moet
worden.
Bewaken en Beveiligen
2020
2021
2022
2023
2024 e.v.
Versterking uitvoering
3,9 mln
30,7 mln
44 mln
47,9 mln
48,2 mln
Versterking stelsels
1,5 mln
1,5 mln
1,8 mln
1,8 mln
1,8 mln
Versterking weerbaarheid
2,1 mln
3,5 mln
1 mln
1 mln
1 mln
Extra kosten intensivering
24,2 mln
Getuigenbescherming
1 mln
3,9 mln
4 mln
4 mln
4 mln
Multidisciplinair Interventieteam
Aanleiding, doel en focus
De georganiseerde, ondermijnende criminaliteit wordt steeds complexer, door sterke
professionalisering en optimaal profijt van de open Nederlandse economie, de gunstige
geografische ligging en de goede logistieke, financiële en digitale infrastructuur.
De mondiaal opererende criminele netwerken zijn tevens lokaal actief in buurten en
wijken, in mainports en greenports, op bedrijventerreinen en buitengebieden. De gevaren
voor de lokale samenleving zijn daarbij evident: drugslabs, schietpartijen en liquidaties
in woonwijken en de openbare ruimte, exorbitante criminele winsten, parallelle samenlevingen,
intimidatie en corruptie.
In de aanpak hiervan zijn op verschillende niveaus veel partijen actief. Op zowel
lokaal, regionaal, nationaal als internationaal niveau werken zij actief samen, onder
meer door informatie te delen en gezamenlijk de beste interventies te kiezen. Vanwege
de toenemende complexiteit (digitalisering, globalisering, professionalisering), het
gebruik van contrastrategieën en de gewaande onaantastbaarheid van de georganiseerde,
ondermijnende criminaliteit is nu behoefte aan extra gebundelde slagkracht op één
werkvloer. Conform de aangenomen motie van de leden Pieter Heerma en Dijkhoff (Kamerstuk
35 300, nr. 13) versterk ik de aanpak daarom structureel met een geavanceerd landelijk Multidisciplinair
Interventieteam (MIT), dat net als de georganiseerde misdaad flexibel is in inzet,
kennis en kunde, (inter)nationaal opereert en voortdurend inzet op innovatie.
De doelstelling van het MIT is het duurzaam verstoren van ondermijnende criminele
bedrijfsprocessen in binnen- en buitenland, door het structureel opsporen en ontmantelen
van criminele netwerken, het aanpakken van sleutelfiguren, het in beslag nemen van
crimineel vermogen en het opwerpen van barrières voor crimineel handelen en voor het
verkrijgen van crimineel geld.
Het team heeft een focus op het duurzaam ontwrichten van criminele bedrijfsprocessen
op nationaal en internationaal niveau. Mede door een gerichte aanpak op de onderliggende
financiële structuren worden de machtsposities van de criminele sleutelspelers – waaronder
kopstukken en facilitators – systematisch aangepakt («joint targeting»). De werkwijze van het MIT kenmerkt zich door vernieuwend werken: multidisciplinair,
data-gedreven, netcentrisch, fenomeen- en vermogensgericht. Vanuit een data-gedreven
aanpak en financiële focus wordt in beeld gebracht waar kwetsbaarheden in rechtmatige
structuren zitten, hoe criminele processen werken en hoe fenomenen in elkaar steken
(financieel, logistiek, relationeel, bedrijfsstructuur e.d.). Uit dit beeld blijkt
op welke wijze criminelen misbruik maken van rechtmatige structuren en waar de kansen
liggen voor interventies waarmee het criminele businessmodel het hardst kan worden
getroffen. Deze interventies zijn divers, waarbij gestreefd wordt naar optimale samenhang
tussen regionaal/(inter-)nationaal, actualiteit/langere termijn en repressief/preventief.
Effectiviteit van de interventies is daarbij leidend.
Een belangrijk gegeven in dit geheel is dat de georganiseerde criminaliteit hoofdzakelijk
financieel gedreven is en dus het meest effectief wordt verstoord door het verdienmodel
aan te pakken. Het MIT focust op het systeem achter criminele fenomenen, identificeert
de sleutelpersonen in het netwerk, legt de fysieke en digitale vermogensbestanddelen
bloot en pakt het criminele vermogen vervolgens ook zoveel mogelijk integraal af.
Hierbij maakt het MIT optimaal gebruik van zijn multidisciplinaire samenstelling,
gemeenschappelijke informatiepositie en doelstelling. In onderlinge afstemming zet
iedere samenwerkingspartner vanuit zijn eigen taak en verantwoordelijkheid zijn eigen
bevoegdheden in. Dus zowel financiële opsporing (straf- en fiscaalrechtelijk) als
toezicht en handhaving (fiscaal-, civiel- en bestuursrechtelijk).
Het MIT opereert in aanvulling op – en in samenwerking met de bestaande intelligence-
en opsporingsteams van politie, Defensie, KMar, OM, Belastingdienst, Douane, de Fiscale
Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en andere (inter)nationale handhavings-,
toezichts- en opsporingsdiensten, die zich met de aanpak van ondermijning bezighouden.
Het MIT staat, net als de andere landelijke (bijzondere opsporingsdiensten), in verbinding
met de bestaande aanpak op lokaal en regionaal niveau, onder meer via het LIEC en
de RIEC’s, de lokale driehoeken, de politie en het OM. De oprichting van het MIT betekent
geen wijziging van bestaande bevoegdheden en gezagslijnen binnen het huidige bestel.
Uitgangspunt is de bevoegdheden van alle instanties optimaal te benutten en eenieder
vanuit zijn eigen expertise en rol verantwoordelijkheid te laten nemen om meer gerichte
slagkracht te organiseren.
Voor de in deze paragraaf beschreven plannen trek ik dit jaar 21,5 miljoen euro uit,
in 2021 82 miljoen euro, in 2022 87 miljoen euro en vanaf 2023 93 miljoen euro per
jaar.
Aanpak en te behalen resultaten
MIT
De gelabelde capaciteit van het MIT zal op termijn bestaan uit circa 400 FTE. Deze
capaciteit komt bovenop de bestaande capaciteit van de diverse deelnemende organisaties.
Het gaat om hoofdzakelijk HBO/WO-opgeleide capaciteit bij politie, FIOD, Defensie,
KMar, Douane, Belastingdienst en OM, die werkzaam zijn op één werkvloer. Het MIT is
opgebouwd vanuit de driehoek Intelligence, Tactische Opsporing en Specialisme (met
name financiële en digitale expertise). Uitgangspunt is dat inzet en sturing op de
betrokken organisaties in het MIT op basis van gelijkwaardigheid plaatsvindt vanuit
eigen expertise, specialismen en vaardigheden. Bundeling hiervan versterkt het totale
inzicht in criminele processen en draagt bij aan de beoogde effect en de impact van
het optreden. De multidisciplinaire sturing wordt uitgewerkt in een governancemodel.
Het MIT wordt organisatorisch en beheersmatig ondersteund door de politie en valt
voor wat betreft de opsporingstaak onder het gezag van het Landelijk Parket en Functioneel
Parket van het OM, met een ruim mandaat.
Cruciaal voor een succesvol MIT is een gelijkwaardige en open cultuur waarin door
verschillende partijen onderling informatie wordt uitgewisseld en verwerkt, om zodoende
een actueel en gedeeld intelligencebeeld op ondermijning te creëren. Aan de basis
hiervan staat de ontwikkeling van een gezamenlijk datawarehouse, waarin niet alleen
informatie wordt verzameld, opgeslagen en gedeeld, maar waar ook, gebruikmakend van
technieken uit de datascience, nieuwe informatie wordt gegenereerd en wordt opgewerkt
tot intelligence.
Op 1 april 2020 is een «vliegende start» gemaakt met de projectmatige multidisciplinaire aanpak. Tevens onderzoekt een werkgroep
informatiedeling onder leiding van mijn ministerie welke mogelijkheden de betrokken
organisaties in het MIT op dit moment hebben om informatie te delen en op welke wijze
de gewenste informatiedeling mogelijk kan worden gemaakt.
Met de oprichting van het MIT geef ik opvolging aan de motie van de leden Pieter Heerma
en Dijkhoff over de inrichting van een interventieteam ondermijning, met als opdracht
criminele netwerken op te rollen en grote sommen crimineel geld te ontnemen.4
Corruptie
Ambtelijke corruptie is een ernstig ondermijnend effect van de georganiseerde misdaad.
Een belangrijke samenwerkingspartner voor het MIT is dan ook een goed toegeruste Rijksrecherche.
De afgelopen jaren is een groeiend aantal ernstige lek- en corruptiezaken door de
Rijksrecherche onderzocht, waarbij ook regelmatig contact met de georganiseerde criminaliteit
werd waargenomen. Deze complexe onderzoeken leiden tot een aanmerkelijke druk op de
capaciteit van de Rijksrecherche. Daarnaast blijft het aantal signalen en meldingen
stijgen. Meer capaciteit bij de Rijksrecherche en meer vervolgingscapaciteit bij het
OM voor Rijksrecherche-onderzoeken is nodig en deze breid ik daarom fors uit. Daarmee
kunnen barrières worden opgeworpen voor criminele netwerken om te infiltreren in overheidsdiensten.
Betere strategie en operatie
De ontwikkelingen in de georganiseerde criminaliteit gaan razendsnel; de coronacrisis
laat het aanpassingsvermogen van criminelen zien en de toename in politievondsten
van crystal meth-labs roept vragen op over nieuwe ontwikkelingen. Het MIT gaat over
dergelijke trends nuttige informatie opleveren, bovenop de informatie die al bij alle
betrokken organisaties wordt verzameld. Door juiste omgang met die informatie kunnen
we weer een extra stap zetten in het krijgen van meer grip op (ontwikkelingen in)
de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Om dit te realiseren investeer ik in
een strategisch kenniscentrum en in landelijke fenomeentafels.
Strategisch kenniscentrum
Bij de partners in de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit bestaat
ontzettend veel kennis, expertise en informatie. Bovendien zijn er waardevolle strategiedocumenten
opgeleverd, die afzonderlijk richting geven aan de partners in de huidige aanpak.
Denk hierbij aan het Serious and Organised Crime Threat Assessment van Europol, het
periodieke Nationaal Dreigingsbeeld, de regionale ondermijningsbeelden en een landelijk
ondermijningsbeeld.
Omdat de partners zich logischerwijs richten op hun eigen expertise, blijft kennis
toch nog te veel versnipperd en leiden de genoemde beelden niet vanzelfsprekend tot
gezamenlijke strategische opvolging. Een landelijk strategisch kenniscentrum kan hier verandering
in brengen. Op basis van de beschikbare informatie bij alle betrokken partners kan
het strategisch kenniscentrum een periodieke analyse maken, waardoor een integraal
beeld in trends en ontwikkelingen van georganiseerde ondermijnende criminaliteit ontstaat.
Daarmee worden de landelijke, regionale en lokale partners, inclusief het MIT, bruikbare
strategische inzichten geboden. Prioriteiten en interventies kunnen zo op basis van
volledige informatie worden afgestemd. Er wordt op korte termijn een kwartiermaker
aangesteld om advies uit te brengen over de juridische voorwaarden, precieze richting
en werkzaamheden van het strategisch kenniscentrum.
Landelijke fenomeentafels
Op dit moment wordt naar aanleiding van een behoefte van landelijk opererende partners
gewerkt aan een uitbreiding van het LIEC, door het inrichten van landelijke fenomeentafels.
Aan deze tafels kunnen strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en fiscaalrechtelijke
instrumenten samen komen en wordt een effectieve inzet daarvan afgestemd. Dit gebeurt
volgens het model dat wordt gehanteerd bij de integrale aanpak van outlaw motorcycle gangs (OMG’s). Deze werkwijze is erop gericht alle spelers bij de aanpak te betrekken;
naast de landelijke partners bijvoorbeeld ook het lokaal bestuur. Het levert een veelheid
aan interventies op. De combinatie van de inzichten van alle betrokkenen leidt tot
nieuwe kennis, die de specifieke aanpak op het thema of fenomeen weer verder kan versterken.
Ook voor de inrichting hiervan wordt op korte termijn een adviserend kwartiermaker
aangesteld, in dit geval gericht op de juridische basis, structuur en precieze taakomschrijving.
Tevens wordt in 2020 de informatievoorziening bij het LIEC ten behoeve van de informatiedeling
met de RIEC’s versterkt.
Met het hierboven beschreven geheel zetten we belangrijke samenhangende stappen in
de aanpak, om deze in de hele breedte en met alle betrokken bestrijdingspartners te
versterken. In de bijlage bij deze brief is een infographic opgenomen over de versterkingen
uit deze paragraaf5.
MIT
2020
2021
2022
2023 e.v.
Politie
5,1 mln
35,5 mln
37,7 mln
40,4 mln
OM (incl. Rijksrecherche)
2,2 mln
10,6 mln
11,3 mln
12,1 mln
Belastingdienst/FIOD/Douane
4,1 mln
17,5 mln
18,6 mln
20 mln
KMar/Defensie
3,7 mln
13,7 mln
14,5 mln
15,6 mln
Rechtspraak
0,7 mln
1,6 mln
1,7 mln
1,8 mln
Wetgeving
0,5 mln
0,5 mln
0,5 mln
Strategisch kenniscentrum
0,4 mln
1,3 mln
1,3 mln
1,3 mln
Landelijke fenomeentafels
0,4 mln
0,9 mln
0,9 mln
0,9 mln
LIEC
4,9 mln
0,5 mln
0,5 mln
0,5 mln
Ondersteunende versterkingen
Aanleiding, doel en focus
Ondersteunend aan de hiervoor beschreven versterkingen investeer ik in een reeks maatregelen
om de strijd tegen ondermijning verder te brengen. Het gaat onder meer de ontwikkeling
van nieuwe werkwijzen en tools, pilots en het tegengaan van voortgezet crimineel handelen
in detentie. In totaal trek ik hier 17,8 miljoen euro voor uit in 2020, 4,4 miljoen euro
in 2021 en 2 miljoen euro per jaar vanaf 2022.
Aanpak en te behalen resultaten
Programma Anti-Ondermijning en kennisagenda
Het Programma Anti-Ondermijning heeft in de bestrijding van georganiseerde ondermijnende
criminaliteit een centrale rol. Dit programma is na het aantreden van het huidige
kabinet binnen mijn ministerie opgezet. Hierin werken medewerkers vanuit verschillende
disciplines samen aan een zo effectief mogelijke ondermijningsaanpak, in nauwe verbinding
met de betrokken partners. Ik investeer in structurele capaciteit om de inspanningen
tegen ondermijning ook vanuit mijn departement voldoende omvang te kunnen blijven
geven. Tevens heb ik het voornemen om voor de algehele coördinatie een directeur-generaal
Aanpak Ondermijning aan te stellen, waarmee de bestaande structuur en voorliggende
opgave verder gecentreerd worden. Hiermee geef ik opvolging aan de motie van het lid
Van den Berge, waarin werd verzocht de instelling van een coördinator ondermijning
te onderzoeken.6 Ik zal uw Kamer hierover op een later moment nader informeren.
In de MIT-paragraaf ging ik al in op de versterking van de strategische analyses en
de operaties. In lijn hiermee geef ik ook de evidence based beleidsvorming een impuls. Hiervoor is het nodig dat we zo goed als mogelijk inzicht
hebben in de aard, omvang en ernst van ondermijningsfenomenen en van de verschillende
aanpakmodaliteiten. Daarom investeer ik in een kennisagenda met drie functies:
– Systematische analyse van bestaande wetenschappelijke en operationele inzichten, waarbij
bundeling en vertaling naar actuele vraagstukken plaatsvindt.
– Nieuw empirisch onderzoek ter beantwoording van openliggende kennisvragen.
– Monitoring van kwantitatieve gegevens, zoals drugsgebruik, -productie,
– – smokkel en -prijzen en cijfers ten aanzien van opsporing, vervolging en afpakken.
De laatstgenoemde monitoring, die ook indicatief is voor de impact van de aanpak,
zal tevens worden gebruikt voor de verantwoording over de aanpak. Hiertoe wordt een
nieuwe monitor ontwikkeld, waarin harde cijfermatige indicatoren worden gecombineerd
met onderzoek naar kwalitatieve aspecten van de aanpak en fenomenen binnen de georganiseerde
criminaliteit. De monitor heeft tot doel de output van de aanpak meerjarig te volgen,
en -voor zover mogelijk- zicht te bieden op het maatschappelijk effect dat met de
aanpak wordt behaald. In het eerste jaar zal de monitor worden ontwikkeld en een nulmeting
worden uitgevoerd, om de resultaten van de aanpak in de komende jaren goed te kunnen
volgen.
Financieel opsporen
Ik tref enkele incidentele concrete maatregelen om crimineel vermogen beter aan te
kunnen pakken. Dit gaat van het beter zicht krijgen op (crimineel) vermogen in de
fase dat iemand verdachte is, tot verbeteringen aan het einde van het afpakproces.
Om beter zicht te krijgen op crimineel vermogen van verdachten, wordt een project
gestart om de vormgeving en invoering van het «vermogensdossier» te bepalen. Met het
vermogensdossier wordt beoogd om in zaken waarin kan worden afgepakt steeds actueel
in beeld te brengen welk vermogen een verdachte heeft. Op die manier wordt duidelijk
waarop en wanneer beslag kan worden gelegd. Het vermogensdossier zal eveneens inzicht
geven in welke onderzoekshandelingen door de ketenpartners naar dat vermogen hebben
plaatsgevonden. Zo kan nog efficiënter worden samengewerkt. Het dossier moet op termijn
worden ingevoerd, zodat het bruikbaar wordt in de fasen opsporing, vervolging en executie.
Er wordt daarbij eveneens ingezet op het sneller te gelde maken van in beslag genomen
voorwerpen, als onderdeel van het beslagplan dat het OM trekt.
Ten aanzien van de executiefase komt er een project om een actueel vermogensbeeld
te krijgen op hoge openstaande ontnemingsvorderingen. Het gaat om een intensivering
om lastig vindbaar vermogen te traceren, waarna het kan worden afgepakt. De uitkomsten
van dit project zullen worden gebruikt om tot best practices te komen, waarmee onderzoek naar vermogen in de executiefase gerichter kan worden
ingezet. De leereffecten zullen worden gedeeld in het project vermogensdossier. Ook
komt er een project bij het CJIB voor het optimaliseren van het proces van afpakken
van crimineel vermogen, waaronder het bevriezingsbeslag, waarmee vermogensbestanddelen
door de opsporing ter plaatse kunnen worden vastgehouden indien er nog een ontnemingsmaatregel
open staat.
Op dit moment worden eveneens de uitvoeringsmogelijkheden van strafrechtelijke curatele
nader onderzocht, naast de voorbereiding van een wettelijke regeling. Strafrechtelijke
curatele moet het mogelijk maken langdurig toezicht te houden op het vermogen van
een veroordeelde, met als doel een (deels) niet geïnde ontnemingsvordering direct
te kunnen innen als een veroordeelde weer vermogen opbouwt.
Daarnaast loopt er momenteel vanuit het OM en Rijksvastgoedbedrijf een verkennend
onderzoek naar de mogelijkheden om in pilotvorm maatschappelijke herbestemming van
afgepakt vastgoed toe te passen. Er wordt nu een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar
de daarvoor vereiste randvoorwaarden. Bij een positieve uitkomst is het voornemen
om – na instemming van de betrokken bewindspersonen – de pilot plaats te laten vinden.
Het uitgangspunt is sociaaleconomische kansen te bieden op lokaal, regionaal en landelijk
niveau, waarmee ondermijnende criminaliteit – vooral preventief – wordt tegengegaan.
De strijd tegen ondermijning wordt daarmee niet alleen zichtbaar voor, maar ook iets
ván de gemeenschap. Ik bekijk graag verdere mogelijke manieren waarop wij zichtbaar
voor burgers kunnen bijdragen aan het herstel van de leefbaarheid in betrokken wijken.
In dat kader verken ik momenteel tevens de mogelijkheden in verband met de eerdere
oproep van onder meer het lid Van Toorenburg en de aangenomen motie van de leden Krol
en Yesilgöz-Zegerius, die verzoekt te onderzoeken of een afpakfonds kan worden ingesteld,
waarin afgepakt geld van drugscriminelen wordt gestort om de drugscriminaliteit tegen
te gaan.7 Daarbij geldt dat rekening moet worden gehouden met het feit dat in het Regeerakkoord
is opgenomen dat de financiële mee- en tegenvallers op de raming van de afpakinkomsten
niet meer landen op de begroting van Justitie en Veiligheid, maar voor het generale
beeld zijn. Bovendien schrijven de begrotingsregels voor dat het oormerken van inkomsten
voor uitgaven niet is toegestaan, ook niet in het geval van (begrotings)fondsen. Dit
om een goede, integrale afweging te kunnen maken tussen de (kosten van) verschillende
beleidsdoelstellingen. In het najaar zal ik uw Kamer nader informeren over de mogelijkheden
die er binnen deze kaders bestaan.
De zogenoemde non-conviction based confiscation (NCBC) betreft de confiscatie van
vermogensbestanddelen zonder voorafgaande veroordeling van een persoon voor het beramen
of plegen van een strafbaar feit. Een dergelijke regeling kan – zo blijkt uit voorbeelden
in de praktijk – in de eerste plaats een oplossing bieden voor het afpakken van crimineel
vermogen in gevallen waarin de verdachte is overleden of de verdachte die het criminele
vermogen heeft «opgebouwd» onbekend blijft. Voor wat betreft deze vorm van NCBC wordt
dan ook met voorrang een wettelijke regeling voorbereid met betrekking tot verbeurdverklaring
van voorwerpen van criminele erfenissen en voorwerpen zonder rechthebbende. Naar aanleiding
van de notitie van de fracties van D66 en SP over een procedure voor onverklaarbaar
vermogen, die is gepresenteerd in het kader van de behandeling van de begroting voor
het Ministerie van Justitie en Veiligheid 2020, is daarnaast overleg gaande met het
Openbaar Ministerie over de mogelijkheid van een dergelijke procedure. Daarbij zijn
vragen aan de orde als de te verwachten opbrengsten van een dergelijke procedure naast
de bestaande mogelijkheden op het gebied van de ontneming van wederrechtelijk verkregen
voordeel, de verhouding tussen een dergelijke procedure en een strafzaak en de verhouding
met het EVRM. Hierover zal Uw Kamer op de hoogte worden gehouden door middel van de
periodieke rapportage over de aanpak van de ondermijnende criminaliteit.
Om de expertise voor de financiële aanpak te borgen wordt tevens één digitaal platform
(door)ontwikkeld, waar opsporingsmedewerkers van onder meer de politie en de FIOD
de benodigde kennis en kunde voor effectieve financiële aanpak kunnen opvragen en
ondersteuning kunnen bieden. Dit betreft in het bijzonder de integratie en modernisering
van de reeds bestaande afpak- en informatiebronnen-apps, zodat informatie beter toegankelijk
wordt.
Het WODC doet daarnaast op mijn verzoek momenteel nader onderzoek naar de duur van
afpakzaken en factoren die daarin een rol spelen. De uitkomsten daarvan kunnen leiden
tot weer verdere verbeteringen in de toekomst.
Tot slot is de vijfde Europese anti-witwasrichtlijn op 21 mei 2020 geïmplementeerd.
Hierdoor wordt onder meer het delen van informatie tussen enkele toezichthouders en
opsporingsdiensten vergemakkelijkt.
Aanpak illegale wapens
Aan de voorkant wil ik illegaal wapenbezit terugdringen. Ik stel daarom middelen beschikbaar
om in risicowijken bewustwordingscampagnes op te zetten en voor lokale initiatieven
om inleveracties voor illegale wapens te organiseren. Dit is onderdeel van een breder
plan van aanpak om de dreiging die samenhangt met de beschikbaarheid en gebruik van
illegale wapens tegen te gaan. Ik informeerde uw Kamer daarover in oktober 2019.8 De aanpak is zowel preventief als repressief van aard.
Tevens financier ik een pilot met een instrument om snel de locatie van een gelost
schot te kunnen herleiden. Voor de politie kan dit een effectief hulpmiddel zijn om
snel en beter geïnformeerd ter plaatse te zijn. De politie is met dit middel minder
afhankelijk van (112-)meldingen van omstanders en krijgt bij een gelost schot direct
een signaal. Dit verhoogt de kans om heterdaad aanhoudingen te kunnen verrichten en
om sporen veilig te kunnen stellen. Het betreft een relatief nieuw instrument waarvan
de werking moet worden getest, alvorens wordt besloten over landelijke invoering van
het middel. De regionale eenheid Amsterdam gaat het instrument als pilot in de praktijk
inzetten.
Detentie
Georganiseerde criminaliteit mag niet doorgaan achter de gevangenispoorten. Er zijn
extra benodigde maatregelen geïdentificeerd om voortgezet crimineel handelen in detentie
tegen te gaan. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) voert in 2020 en 2021 een proef
uit met kleinschalige afdelingen onder intensief toezicht, om voortgezet crimineel
handelen in detentie door gedetineerden uit de hogere risicocategorie te voorkomen.
Daarnaast is binnen het gevangeniswezen gestart met een Bureau Inlichtingen en Veiligheid
(BIV), dat informatie over gedetineerden uit de georganiseerde ondermijnende criminaliteit
beter kan analyseren en effectievere maatregelen kan treffen, om te voorkomen dat
zij in detentie criminele activiteiten voortzetten of nieuwe contacten leggen. Deze
BIV draagt bij aan de informatiepositie van DJI over gedetineerden en hun netwerk
en aan de informatie-uitwisseling tussen DJI, de politie en het OM.
In 2020 wordt verder geïnvesteerd in de extra beveiligde capaciteit van het Detentiecentrum
Schiphol, in verband met de afdoening van grote risicozaken in het kader van ondermijning.
Hierdoor zullen op termijn minder vervoersbewegingen noodzakelijk zijn tussen de extra
beveiligde rechtszaal en de penitentiaire inrichtingen waar de betrokken verdachten
regulier verblijven.
Informatie-uitwisseling en wetgeving
Voor de brede aanpak van ondermijning is het onderling uitwisselen of verwerken van
informatie tussen veel verschillende partijen een voorwaarde. Ik stimuleer de huidige
mogelijkheden op het gebied van informatiedeling en het wegnemen van de gesignaleerde
knelpunten in de praktijk. Ter versterking van de informatie-uitwisseling is, in opdracht
van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO), een modelprotocol ontwikkeld voor de
binnengemeentelijke informatie-uitwisseling in het kader van de bestuurlijke aanpak
van ondermijning. Ik verwijs u graag naar mijn brief van 20 februari jl. over mijn
vervolgstappen met het protocol.9
Er wordt bovendien een inventarisatie uitgevoerd van succesvolle lokale projecten,
waarbij private informatie is toegevoegd aan informatie van bijvoorbeeld RIEC-partners
om tot een completer criminaliteitsbeeld te komen. Doel is om op basis van de inventarisatie
de meest succesvolle trajecten landelijk toe te passen.
Op het terrein van informatie-uitwisseling investeer ik bovendien in de verbetering
van de dataverwerking door de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV).
Die verbetering moet leiden tot meer, nieuwe en andere datagedreven sturingsinformatie
voor de in iCOV samenwerkende partners, onder toepassing van allerlei waarborgen op
het vlak van Privacy by Design. Aldus kan iCOV optimaal gebruik maken van de mogelijkheden
die de beoogde Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) haar in de
toekomst zal bieden.
Tevens worden de implementatiekosten van enkele wetsvoorstellen binnen de ondermijningswetgeving
gedekt. Het gaat om de implementatiekosten bij de politie op het vlak van precursoren
en bij het CJIB op het vlak van kostenverhaal en strafrechtelijk executieonderzoek.
Daarnaast betreft het kosten bij het NFI voor het wetsvoorstel ten aanzien van Nieuwe
Psychoactieve Stoffen.
Maatregelen in het Caribisch deel van het Koninkrijk
In het Caribisch deel van het Koninkrijk investeer ik in lijn met de hiervoor beschreven
versterkingen in informatie-uitwisseling, grenstoezicht en bestrijding witwassen.
De (ei)landen zijn nauw verbonden met het Europese deel en er zijn daarmee goede logistieke
verbindingen. Door de ligging, vlakbij Colombia en Venezuela, en de goede vlieg- en
scheepvaartverbindingen met Europa, zijn de eilanden kwetsbaar voor doorvoer van drugs.
Het achterblijven van de informatie-uitwisseling (zowel onderling als met Nederland)
en dus van het acteren op signalen daaruit maakt dat er sprake is van een gelegenheidsstructuur.
Om de informatie-uitwisseling binnen het Koninkrijk tussen alle betrokken partners
te verbeteren, investeer ik in capaciteit voor informatie-uitwisseling en waar mogelijk
in het wegnemen van eventuele obstakels. Inzet is de verbetering en structurering
van de informatie-uitwisseling tussen diensten binnen het gehele Koninkrijk, waaronder
het Recherche Samenwerkingsteam, het Team Bestrijding Ondermijning, de Douane, de
KMar, de Kustwacht, de Rijksrecherche, de Landsrecherches en de lokale politie.
Daarnaast moeten de eilanden goed beschermd zijn tegen de aanlanding van drugs, wapens
en illegalen, waaronder zware criminelen. Het walradarsysteem van de Kustwacht, dat
een belangrijke rol speelt bij de detectie van bewegingen op zee, raakt verouderd.
Ik investeer daarom in een vervroegde vervanging door een nieuw systeem, dat meer
en beter detecteert en waarmee dus de reactiesnelheid en de effectiviteit van de Kustwacht
kan worden vergroot. De Kustwacht investeert de komende jaren in verdere professionalisering,
zoals informatiegestuurd optreden, en materieel.
Tevens zet ik met de betrokken partners in op de aanpak van witwassen op de BES-eilanden.
Het National Risk Assessment en het Veiligheidsbeeld Openbaar Ministerie BES 2018
laat zien dat de BES-eilanden aantrekkelijk zijn voor witwassen, vooral voor partijen
uit Nederland. Zo zijn er allerlei investeringsmogelijkheden en is het witwasbewustzijn
van sommige meldingsplichtige instanties onvoldoende ontwikkeld. Om meer inzicht in
de aard en omvang van deze criminaliteit te krijgen, wordt op dit moment extra inzet
gevraagd van de intelligencecapaciteit bij de opsporingsdiensten. Het korps politie
Caribisch Nederland zal in 2020 beginnen met een inhaalslag op het terrein van financieel
rechercheren. Hiertoe wordt eenjarig in een FINEC-opleiding geïnvesteerd. Tevens wordt
de samenwerking met de FIOD en Belastingdienst Caribisch Nederland geïntensiveerd.
Om de sturing op deze informatievergaring, de uitwisseling en analyse daarvan, en
voldoende uitvoeringskracht te organiseren, financier ik voor een periode van drie
jaar een speciale anti-witwasofficier voor het Openbaar Ministerie van de BES.
Ondersteunende versterkingen
2020
2021
2022 e.v.
Programma Anti-Ondermijning en kennisagenda
4 mln
2 mln
2 mln
Financieel opsporen
4,3 mln
0,3 mln
Aanpak illegale wapens
1,1 mln
Detentie
2 mln
1,5 mln
Informatie-uitwisseling en wetgeving
1,9 mln
Internationaal, o.a. maatregelen Caribisch gebied
4,5 mln
0,6 mln
Preventieve en lokale aanpak
Aanleiding, doel en focus
Repressie zonder preventie is dweilen met de kraan open. De zorgen over gemakkelijke
uitbreiding van criminele netwerken zijn groot. Met name kinderen, jongeren en jongvolwassenen
in sociaaleconomisch zwakkere wijken komen te gemakkelijk in de georganiseerde criminaliteit
terecht. Onder meer de verleiding van snel en veel geld trekken deze kwetsbare jongeren
de verkeerde kant op.
De afgelopen maanden hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik daarom, samen
met de departementen van OCW, BZK, SZW en VWS, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
en het Aanjaagteam Ondermijning, nader invulling gegeven aan de versterking van de
preventieve aanpak. In dit traject zijn gemeenten nader betrokken middels expertmeetings.
Er is gebruik gemaakt van relevante bronnen, zoals CBS-gegevens, gegevens uit de Citydeal
ondermijning, de Leefbaarometer 2018, de Veiligheidsmonitor en wetenschappelijke onderzoek.
Deze bronnen laten zien dat een effectieve, preventieve aanpak van ondermijnende criminaliteit
gericht is op het wegnemen van voedingsbodems, door het versterken van de samenhang
tussen dadergerichte criminaliteitsbestrijding en de aanpak van sociale problemen
in steden en buurten.
De opgave is dan ook om het veiligheids- en sociaal domein aan elkaar te verbinden,
met maatregelen die zowel persoonsgericht als (leef)omgevingsgericht zijn. Op advies
van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) en in samenwerking met de eerdergenoemde
partners hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik er daarbij voor gekozen de
preventieve aanpak te focussen op (kwetsbare) jongeren en hun leefomgeving, met als
doel te voorkomen dat zij in de criminaliteit terecht komen of hierin verder afglijden.
Voor de versterking van de preventieve aanpak wordt in 2020 15 miljoen euro uitgetrokken.
In 2021 en 2022 is er daarnaast respectievelijk 15 en 10 miljoen euro beschikbaar
voor verdere versterking van de lokale (en regionale) aanpak.
Aanpak en te behalen resultaten
Voorkomen van criminele carrières
We hebben nadere focus aangebracht door met een beperkt aantal onderscheidende gemeenten
samen te werken. Zo kan in deze gemeenten met de beschikbare middelen een geïntegreerde
aanpak worden vormgegeven. Met deze aanpak gaan we lerend evalueren, zodat de werkwijzen en uitkomsten in deze gemeenten als voorbeeld en input kunnen
dienen voor andere gemeenten en de bredere toekomstige aanpak. Op advies van het SBO
zijn nu acht gemeenten geselecteerd, te weten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht,
Tilburg, Eindhoven, Arnhem en Zaanstad. Deze gemeenten hebben te maken met aanzienlijke
ondermijningsproblematiek; bovendien zijn zij in de gelegenheid een vliegende start te maken met de versterking.
De acht gemeenten zijn op mijn verzoek aan de slag gegaan met projectplannen, waarin
zij de preventieve ondermijningsaanpak vanuit de lokale behoeften uitwerken. Daarbij
is het nadrukkelijk van belang dat het projectplan invulling geeft aan een integrale preventieve aanpak: uitgangspunt is dat de verschillende overheidspartners vanuit
één gedeelde ambitie optreden en brede maatschappelijke (publiek-private) coalities
vormen. Aan de gemeenten is de suggestie meegegeven in de aanpak ruimte te bieden
voor onder meer dadergerichte interventies, het weerbaar maken van scholieren, studenten
en docenten in het onderwijs en de inzet wijkregisseurs ter versterking van de samenwerking
tussen de domeinen veiligheid en sociaal.
Bij de uitwerking van de preventieve aanpak heb ik twee toezeggingen in ogenschouw
genomen: de Minister voor Rechtsbescherming heeft tijdens de begrotingsbehandeling
van 2020 toegezegd een analyse te maken van de «blinde vlek» waarvoor deskundigen
waarschuwen. Jongeren die in de criminaliteit terecht komen worden soms al op zeer
jonge leeftijd geronseld voor drugsklusjes om vervolgens razendsnel carrière te maken
in het criminele circuit. Tegen de tijd dat ze in beeld komen bij instanties, politie
en justitie, is het eigenlijk al te laat. Daarnaast heb ik tijdens dezelfde begrotingsbehandeling
toegezegd dat een analyse van de preventieve aanpak van ondermijning wordt meegenomen
in de uitwerking van het brede offensief.
Dit heb ik als volgt vormgegeven. Een belangrijk onderdeel van de preventieve aanpak
is om meer te weten te komen over redenen waarom bepaalde jongeren en jongvolwassenen
de criminaliteit in gaan en welke maatregelen effectief zijn in het voorkomen en doorbreken
van criminele carrières. De aanpak in de acht gemeenten zal hierin tot inzichten leiden.
Daarnaast zetten we op dit moment een meerjarig, multidisciplinair onderzoeksprogramma
op. Concreet betekent dit dat ik de betrokkenheid van jongeren bij zware en georganiseerde
criminaliteit als thema bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
(NWO) heb aangedragen voor plaatsing op de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Dit
onderzoeksprogramma zal nauw worden betrokken bij de preventieve aanpak, zodat geleerde
lessen in de praktijk kunnen worden gebracht. Op die manier kan deze gerichte versterking
als opmaat dienen voor een bredere aanpak in meer gemeenten. In mijn volgende voortgangsbrief
zal ik onder andere stilstaan bij de stand van zaken van dit onderzoeksprogramma.
Naast de investering vanuit de Najaarsnota 2019 (Kamerstuk 35 350, nr. 1) heb ik zoals hiervoor beschreven met de Voorjaarsnota (Kamerstuk 35 450, nr. 1) 15 miljoen euro in 2021 en 10 miljoen euro in 2022 vrijgemaakt voor de lokale en
regionale aanpak. Deze middelen zullen in overleg met het SBO, de VNG en de Regioburgemeesters
worden bestemd.
Met de investeringen in preventieve en lokale aanpak kom ik deze kabinetsperiode zoveel
mogelijk tegemoet aan de motie van het lid Kuiken, waarin de regering wordt verzocht
een wijkgerichte aanpak op te stellen, die als doel heeft de met ondermijning samenhangende
problemen substantieel te verkleinen.10 In deze kabinetsperiode zal in de verdere uitwerking worden aangesloten bij de gebiedsgerichte
aanpak die met gemeenten wordt ingezet vanuit het interbestuurlijke programma Leefbaarheid
en Veiligheid van BZK.11 Daarin wordt eveneens de inhoud van manifest «Kom op voor de meest kwetsbare gebieden»
betrokken, dat op 16 juni jl. door vijftien burgemeesters aan het kabinet is aangeboden.
Vanuit het interbestuurlijke programma wordt een verkenning uitgevoerd naar nut, noodzaak
en mogelijkheden van een integrale maatwerkaanpak van stedelijke vernieuwingsgebieden
en een meerjarige Rijksinzet. In het najaar komt het Strategisch Beraad Ondermijning
op basis van drie essays van het Verwey Jonker-instituut met een integrale visie over
gebiedsgericht werken in het kader van preventie van ondermijning.12 Deze visie wordt eveneens betrokken bij de nadere uitwerking van de gebiedsgerichte
aanpak.
De preventieve aanpak van ondermijnende criminaliteit raakt ook aan de uitvoering
van de motie van het lid Kuik c.s.13 Deze motie roept de regering op om in overleg met de VNG, de MBO-raad, de Vereniging
Hogescholen en de VSNU tot heldere protocollen te komen, met als doel het ronselen
van jeugdigen op scholen door drugscriminelen aan te pakken. Recent is de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid hier mede namens mij in Kamervragen al op in gegaan.14 Zij zal hier nader op terugkomen in een brief naar aanleiding van het verzoek van
de Vaste Kamercommissie over het ronselen van leerlingen op scholen door criminelen.
Deze brief zal naar verwachting voor het zomerreces aan uw Kamer worden verzonden.
Graag had ik de preventieve aanpak direct van structurele financiering voorzien. Zoals
ik in april echter al schreef, is het vanwege de grote financiële implicaties van
de coronacrisis alleen mogelijk beperkt extra structurele middelen in te zetten voor
de aanpak van ondermijning.15 Dit maakt dat ik scherpe keuzes heb moeten maken en dat mijn ambities op het gebied
van preventie, zoals opgetekend in de brief van 18 oktober 2019,16 deze kabinetsperiode niet in de volledige breedte waargemaakt kunnen worden.
Tegengaan normalisering drugsgebruik
Binnen het geheel van activiteiten gericht op preventie neemt het tegengaan van normalisering
van drugsgebruik een bijzondere plaats in. Het gaat hierbij om het voorkomen van het
ontstaan van nieuwe gebruikers en huidige gebruikersgroepen die de markt voor illegale
drugs in stand houden.
Vanuit onze gezamenlijke verantwoordelijkheid zetten de Staatssecretaris van VWS en
ik in op twee sporen: in de eerste plaats willen we optimaal de mogelijkheden benutten
om een gedragsverandering te bewerkstelligen bij gebruikers van illegale drugs. Onder
begeleiding van de Rijksvoorlichtingsdienst zijn de mogelijkheden van grootschalige
publiekscommunicatie verkend. Communicatie als gedragsinterventie ten aanzien van
drugs lijkt effectief te kunnen zijn, mits dit nauw aansluit bij de eigenschappen
van de doelgroep en de context waarin het drugsgebruik plaatsvindt. De komende periode
wordt met deskundigen nader verkend of – en zo ja – bij welke groep(en) recreatieve
drugsgebruikers publiekscommunicatie het meest kansrijk kan worden ingezet.
Het tweede spoor ziet op de ondersteuning van gemeenten. Momenteel voert het Centrum
voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) een inventarisatie uit naar de voorwaarden
die gemeenten in hun evenementenvergunningen hanteren ten aanzien van drugsgebruik.
Op basis van dit onderzoek ga ik met gemeenten het gesprek aan over de mogelijkheid
effectievere vergunningsvoorwaarden te hanteren, zoals ik uw Kamer tijdens de begrotingsbehandeling
voor 2020 heb toegezegd.
Zoals op veel terreinen heeft de coronacrisis ook impact op de normalisering van drugsgebruik
en beleid gericht op het tegengaan daarvan. De door het Trimbos-instituut ontwikkelde
pilot om gebruikers van partydrugs aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor
milieuschade zou in het voorjaar en de zomer van 2020 worden uitgevoerd, maar is tot
in ieder geval het najaar uitgesteld.
Met de hierboven beschreven inspanningen geef ik uitvoering aan de motie van de leden
Voordewind en Van Dam, waarin de regering wordt opgeroepen te onderzoeken welke maatregelen
ze kan nemen om de normalisering van drugsgebruik tegen te gaan.17 Tevens voldoe ik hiermee aan de toezegging die de Staatssecretaris van VWS in het
AO verslavingszorg en drugsbeleid (10 oktober en 7 november 2019) heeft gedaan, over
het terugkomen op de publiekscommunicatie in een brief over ondermijning.
Preventieve en regionale aanpak
2020
2021
2022
Preventieve aanpak
15 mln
Lokale en regionale aanpak
15 mln
10 mln
Denormalisering drugsgebruik
1 mln
Onderzoek «Interveniëren in criminele families»
Tevens gebruik ik deze brief graag om kort te berichten over het op 30 april jl. verschenen
boek «Interveniëren in criminele families». De publicatie is het resultaat van een
tweejarig onderzoek naar de aanpak van criminele families in Nederland, in opdracht
van Politie & Wetenschap.18 Dit onderzoek is een vervolg op «Criminele families in Brabant» uit 2017, waarover
mijn ambtsvoorganger uw Kamer destijds heeft geïnformeerd.19 Het onderzoek is de meest recente publicatie in een reeks van activiteiten die sindsdien
rondom dit vraagstuk heeft plaatsgevonden. In veel plaatsen in het land zijn integrale
projecten gestart gericht op het aanpakken van crimineel gedrag en het bieden van
zorg binnen criminele families. Door middel van expertsessies, het opbouwen van netwerken
en de learning community «Kwetsbare wijken», onder leiding van het Aanjaagteam Ondermijning, worden medewerkers
van gemeenten en andere organisaties een plek geboden waar ze hun ervaringen, vragen
en zorgen kunnen delen. Het onderzoek is gestart na een nadrukkelijke vraag van bestuurders
en mensen die actief zijn in de praktijk. Het biedt gemeenten meer inzicht in - en
inspiratie voor de aanpak van het complexe probleem van criminele families en tevens
aanknopingspunten voor een preventieve aanpak van ondermijning in gemeenten.
Effectiviteit van de aanpak van csv’s
In mijn reactie op het WODC-onderzoek «Criminele samenwerkingsverbanden: ontwikkelingen
in aanpak en duiding van effectiviteit» heb ik aangegeven uw Kamer nader te informeren
over de uitkomst van mijn gesprekken met OM en politie over de effectiviteit van de
aanpak van criminele samenwerkingsverbanden (csv’s).20 De jaarlijkse verantwoording over de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit
biedt een goede indicatie van het aantal aangepakte csv’s en de vervolgingsresultaten.
De ontwikkelingen van het afgelopen jaar hebben de discussie omtrent de effectiviteit
van de aanpak naar een ander niveau getild. Het brede offensief heeft nu als inzet
een effectievere, duurzame benadering van de gehele aanpak van ondermijning als maatschappelijk
probleem. Een succesvolle aanpak van csv’s maakt hier vanzelfsprekend onderdeel van
uit. Om de effectiviteit van de aanpak van ondermijning beter te kunnen volgen, werken
de partners op dit moment aan andere methoden om de impact van de interventies in
beeld te brengen en te verantwoorden. Bij mijn volgende reactie op de jaarlijkse verantwoording
van OM en politie over onder andere de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit
ga ik hier uitvoeriger op in.
Notariaat
Tot slot ga ik in op de motie van de leden Yesilgöz-Zegerius en Van Wijngaarden, om
de wenselijkheid en noodzakelijkheid van specifieke instrumenten voor het notariaat
te onderzoeken.21 Voor de uitvoering heeft overleg plaatsgevonden met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
(KNB) en de betrokken ministeries (EZK, BZK en Financiën). Ik licht mede namens de
Minister voor Rechtsbescherming de bevindingen per onderdeel toe.
Ten eerste is onderzocht of een notaris voortaan mag zoeken op naam van natuurlijke
personen in het handelsregister. Het kabinet onderschrijft dit belang, want de notaris
heeft als poortwachter in het rechtsverkeer in de uitoefening van zijn ambtelijke
werkzaamheden een belangrijke rol bij het vaststellen van de identiteit. Dit punt
wordt door de Staatssecretaris van EZK betrokken bij de aanstaande wijziging van het
Handelsregisterbesluit. Ten tweede is onderzocht of het notariaat onderling meer gegevens
over cliënten kan delen. Dit is reeds mogelijk onder de vigerende wetgeving met een
vergunning van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Het is primair aan de beroepsgroep
om een vergunningsaanvraag in te dienen. De KNB heeft aangegeven de beoordeling van
de AP met betrekking tot een soortgelijke aanvraag van de banken met belangstelling
te volgen. Ten derde is onderzoek gedaan naar de toegang tot gegevens van het Kadaster
en de Belastingdienst. Uit het overleg van de KNB en het Ministerie van BZK is gebleken
dat de openbaarheid en beschikbaarheid van Kadasterinformatie al goed geregeld is.
Op de vraag of een notaris ook toegang tot meer gegevens van de Belastingdienst zou
moeten krijgen, zijn reeds Kamervragen beantwoord, waarbij het kabinet is ingegaan
op de introductie van een stoplichtensysteem bij de toekenning van BTW-nummers. In
het antwoord heeft de Minister voor Rechtsbescherming mede namens de Staatssecretaris
van Financiën toegelicht dat thans de fiscale geheimhoudingsplicht in de weg staat
aan verstrekking van informatie aan notarissen.22 Over andere mogelijkheden voor (publiek-private) samenwerking wordt het overleg voortgezet.
Ik beschouw deze motie als uitgevoerd.
Conclusie
De in deze brief beschreven uitwerking geeft aan hoe we de brede ondermijningsaanpak
structureel versterken en welke nieuwe elementen worden toegevoegd aan de strijd tegen
georganiseerde criminaliteit. Ik ben ervan overtuigd dat we door de stevige structurele
investeringen in Bewaken en Beveiligen en het MIT meer bescherming kunnen bieden en
de georganiseerde ondermijnende criminaliteit een flinke slag toe kunnen brengen.
Daarnaast geef ik op verschillende plekken gerichte impulsen, onder meer om de jongerenpreventie
te verbeteren, om de financiële opsporing daadkrachtiger te maken en om voortgezet
crimineel handelen in detentie tegen te gaan. Bovendien zorgen we met verbeterinitiatieven
op het gebied van beleid, strategische analyse en operatie voor een doorlopend integraal
inzicht in trends en ontwikkelingen en een meer effectieve en toekomstbestendige aanpak.
Met de in deze brief beschreven uitwerking beantwoord ik aan de motie van de leden
Yesilgöz-Zegerius en Van Toorenburg om de Kamer te informeren hoe de bestrijding van
ondermijnende criminaliteit voor de langere termijn geborgd en versterkt kan worden.23 Ik zal uw Kamer in de voortgangsbrieven met betrekking tot ondermijning informeren
over de voortgang die in het kader van het brede offensief wordt geboekt.
Ik ben verheugd dat we nu met heel veel partners een grote versterking aan onze strijd
tegen ondermijning van de rechtsstaat kunnen geven, volgens het credo oprollen, afpakken
en voorkomen. Samen maken we Nederland veiliger en rechtvaardiger.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid