Brief regering : Kabinetsreactie inzake de opinie van de Europese Commissie op het voorstel van het Europees Parlement om het mandaat van de Europese Ombudsman aan te passen
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2880
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2020
Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken doe ik u de kabinetsreactie toekomen
                  inzake de opinie van de Europese Commissie op het voorstel van het Europees Parlement
                  om het mandaat van de Europese Ombudsman aan te passen.
               
De Europese Ombudsman is ingesteld voor de burgers in de EU. Hij onderzoekt in volledige
                     onafhankelijkheid klachten van de burger en rapporteert hierover aan het Europees
                     Parlement (hierna: «parlement»). Het parlement kiest iedere zittingsduur van het parlement
                     een Ombudsman. In 2019 is mw. Emily O’Reilly (Ierland) door het parlement herkozen.
                  
Het huidige Statuut van de Ombudsman dateert uit 1994 en is opgesteld voordat het
                     Verdrag van Lissabon in werking is getreden. Het Statuut is voor het laatst in 2008
                     geamendeerd. Omdat het Statuut daarmee enkele verouderde passages bleef bevatten is
                     door het Europees Parlement besloten om het Statuut aan te passen en in zijn geheel
                     te vervangen. Volgens artikel 228(4) van het Verdrag betreffende de werking van de
                     Europese Unie (hierna: VWEU) kan het parlement op eigen initiatief een ontwerpverordening
                     voorstellen tot aanpassing van het Statuut Ombudsman, volgens de bijzondere wetgevingsprocedure.Na
                     dit ontwerpinitiatief kan de Raad (na advies te hebben gevraagd van de Commissie)
                     met versterkte gekwalificeerde meerderheid1 (conform artikel 238(2) VWEU) hierover besluiten.
                  
Het parlement heeft op 12 februari 2019 een ontwerpverordening vastgesteld inzake
                     het Statuut van de Ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn
                     ambt als bedoeld in artikel 228(4) VWEU. Het parlement heeft op 25 maart 2019 de ontwerpverordening
                     voor advies aan de Europese Commissie (hierna: Commissie) verzonden. Op 31 oktober
                     2019 heeft de Commissie haar opinie over het voorstel van het parlement verzonden.
                     Het voorzitterschap heeft het onderwerp op 29 mei geagendeerd voor de raadswerkgroep
                     Algemene Zaken. Daarin heeft zij aangekondigd dat zij formeel de consultaties wil
                     starten met het parlement. Om deze gesprekken te starten zal het raadsmandaat moeten
                     worden vastgesteld. Daarom ontvangt uw Kamer nu ook de kabinetsreactie op de ontwerpverordening.
                  
De ontwerpverordening van het parlement en de opinie van de Commissie zijn als bijlage
                     bij deze brief gevoegd2. Deze documenten vormen de basis voor de standpuntbepaling en uiteindelijke besluitvorming
                     in de Raad.
                  
In het tweede onderdeel van deze brief wordt een puntsgewijze beschrijving gegeven
                     van de in de ontwerpverordening opgenomen voorstellen van het parlement en de opinie
                     van de Commissie. In het derde onderdeel wordt de kabinetsreactie gegeven op het voorstel
                     van het parlement en de opinie van de Commissie. Afsluitend wordt het vervolgproces
                     van de ontwerpverordening geschetst in Brussel.
                  
Essentie voorstel parlement en advies van de Commissie
Verlengen termijn indienen klachten
De ontwerpverordening van het parlement bevat het voorstel om de termijn van twee
                  jaar waarbinnen een klacht kan worden ingediend bij de Ombudsman te verlengen naar
                  drie jaar. De Commissie is van mening dat de voorgestelde verlenging geen meerwaarde
                  lijkt te hebben. Er zijn volgens de Commissie geen aanwijzingen dat de huidige periode
                  tot problemen leidt.
               
Verlengen termijn
In de ontwerpverordening wordt voorgesteld om de mogelijkheid open te houden om de
                  reactietermijn van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan op
                  de uitkomst van een onderzoek van de Ombudsman te verlengen. De reactietermijn van drie maanden zou dan kunnen worden verlengd
                  met maximaal twee maanden. Op dit moment biedt het Statuut Ombudsman geen mogelijkheid
                  om de reactietermijn te verlengen. In de praktijk geeft de Ombudsman nu echter maximaal
                  twee keer één maand extra reactietijd wanneer de Commissie hier schriftelijk en gemotiveerd
                  om vraagt. De Commissie steunt het voorstel en merkt op dat dit voorstel aansluit
                  bij de huidige praktijk.
               
Uitbreiden bevoegdheden inzake intimidatie
In de ontwerpverordening van het parlement wordt voorgesteld de bevoegdheid van de
                  Ombudsman uit de breiden. De Ombudsman zou volgens de ontwerpverordening de bevoegdheid
                  krijgen ook onderzoek te doen naar de bestaande procedures en wijze van behandeling
                  van klachten van de instellingen, organen en instanties inzake intimidatie. In haar
                  reactie geeft de Commissie aan dat zij de voorgestelde wijzigingen niet ondersteunt.
                  De Commissie merkt onder meer op dat de Ombudsman hiervoor reeds een zekere bevoegdheid
                  bezit en er binnen het Statuut van ambtenaren van de Europese Unie (hierna: Ambtenarenstatuut)
                  al diverse bepalingen zijn opgenomen over (seksuele) intimidatie. Hierdoor kunnen
                  er volgens de Commissie ongewenste doublures ontstaan. De ontwerpverordening heeft
                  bovendien volgens de Commissie in haar huidige vorm het negatieve neveneffect voor
                  Europese ambtenaren dat de gang naar de Ombudsman betekent dat een slachtoffer de
                  zaak niet meer naar de rechter zou kunnen brengen conform artikel 91(2) van het Ambtenarenstatuut.
                  Bovendien merkt de Commissie op dat het mandaat van de Ombudsman, zoals neergelegd
                  in artikel 228(1) VWEU, niet de evaluatie van beleid en procedures van de instellingen
                  in het algemeen omvat.
               
Uitbreiden bevoegdheden onderzoek inzake klokkenluiders
De bevoegdheid met betrekking tot klokkenluiders wordt met de ontwerpverordening uitgebreid.
                  De Ombudsman zou een regelmatige beoordeling moeten uitvoeren van de beleidsmaatregelen
                  en evaluaties van procedures binnen de instellingen, organen en agentschappen met
                  betrekking tot klokkenluiders. Indien nodig, zou de Ombudsman aanbevelingen kunnen
                  doen. Daarnaast zou de Ombudsman ook zelfstandig onderzoek kunnen verrichten nadat
                  een klokkenluider zich heeft gemeld. De Commissie is kritisch over deze uitbreiding.
                  Het doel van de Ombudsman is het behandelen van klachten en het onderzoeken van mogelijke
                  zaken van wanbeheer. Voor klokkenluiders zijn volgens de Commissie separate procedures
                  ingericht. Zij steunt daarom deze uitbreiding niet.
               
Uitbreiden bevoegdheid inzake strategisch onderzoek op eigen initiatief
In het voorstel krijgt de Ombudsman de bevoegdheid om zelfstandig (d.w.z. zonder een
                     klacht vooraf) strategische onderzoeken uit te voeren naar zaken van wanbeheer en
                     om best practices van goed bestuur binnen de Unie te onderzoeken. Daarnaast stelt het parlement voor
                     dat de Ombudsman een structurele en systematische dialoog met instituties aan kan
                     gaan om bijvoorbeeld te bezien of adviezen worden opgevolgd.
                  
De Commissie steunt deze aanpassing zolang de Ombudsman binnen de grenzen van zijn
                     mandaat blijft handelen. Daarnaast merkt de Commissie op dat er sprake dient te zijn
                     van een regelmatige en geen systematische dialoog.
                  
Uitbreiding bevoegdheid inzake het horen van ambtenaren
Het parlement stelt voor om de bepaling over beroepsgeheim bij het horen van ambtenaren
                  van de instituties van de Unie in een zaak aan te passen. Indien zij gehoord worden
                  vanwege een onderzoek door de Ombudsman, kan een ambtenaar eraan gebonden zijn dat
                  deze geen vertrouwelijke informatie mag delen met de Ombudsman. Het parlement respecteert
                  deze situatie, maar stelt voor om in het Statuut Ombudsman op te nemen dat het feit
                  dat vertrouwelijke informatie niet gedeeld kan worden, niet geïnterpreteerd mag worden
                  als het verbergen van relevante informatie voor het onderzoek. De Commissie is kritisch
                  over deze passage en merkt op dat het juridisch raamwerk hierover verduidelijkt dient
                  te worden. Zij stelt voor deze regels in lijn te brengen met artikel 17 en artikel
                  19 van het Ambtenarenstatuut.
               
Toegang tot documenten
Voor de toegang tot documenten wordt in de ontwerpverordening voorgesteld dat de Ombudsman
                     toegang krijgt tot alle informatie die hij vraagt van de Europese instellingen, organen
                     en instanties van de Unie en dat hij de noodzakelijke veiligheidsvoorschriften in
                     acht neemt wanneer hij gerubriceerde informatie vraagt of verwerkt. Daarbij wordt
                     voorgesteld dat de Europese instellingen, organen en instanties tevens documenten
                     afkomstig van de lidstaten met classificatie secret zullen verstrekken, wanneer de Ombudsman passende regels voor de waarborging van
                     de vertrouwelijkheid heeft getroffen. Daarnaast stelt het parlement voor dat instellingen
                     naar aanleiding van een aanbeveling met betrekking tot een klacht over het recht op
                     toegang tot informatie binnen de termijnen van Verordening 1049/2001 reageert in plaats
                     van de in artikel 228 VWEU opgenomen termijn van drie maanden (de zogenaamde fast-track procedure).
                  
De Commissie merkt met betrekking tot dit punt op dat de noodzakelijke veiligheidsvoorschriften
                     dienen te gelden bij alle soorten gerubriceerde informatie afkomstig van lidstaten
                     en niet alleen met classificatie secret.
                  
Ten tweede heeft de Commissie bezwaren bij de voorgestelde fast-track procedure waarbinnen een kortere reactietermijn zou gelden. Op basis van artikel
                     228 VWEU heeft een instelling immers drie maanden om te reageren, waardoor de bepaling
                     onverenigbaar is met het Verdrag. Tevens zou volgens de Commissie door deze bepaling
                     vereist zijn dat de instelling een nieuw besluit neemt naar aanleiding van een aanbeveling
                     van de Ombudsman. Dat zou volgens de Commissie niet verenigbaar zijn met artikel 2(6)
                     van het Statuut Ombudsman. De Commissie stelt daarom voor om de verwijzing naar Verordening
                     1049/2001 te schrappen en de reguliere termijn aan te houden.
                  
Aanvullende eisen voor kandidaten
Artikel 8 van de ontwerpverordening maakt de voorwaarden voor de benoeming van de
                     Ombudsman restrictiever. Voorgestelde aanvullende eisen zijn dat de Ombudsman geen
                     lid is geweest van een regering van een lidstaat over de afgelopen drie jaar. Bovendien
                     moet de nieuwe Ombudsman voldoen aan de vereisten voor uitoefening van een functie
                     in de rechterlijke macht en beschikken over ervaring en competentie voor de taken
                     van Ombudsman. Deze eisen zijn cumulatief en bestonden eerder niet.
                  
De Commissie is het niet eens met deze nieuwe aanvullende eisen die een extra barrière
                     zouden kunnen opwerpen voor mogelijke kandidaten. De eis dat kandidaten geen lid mogen
                     zijn geweest van een regering van een lidstaat over de afgelopen drie jaar geldt ook
                     niet voor kandidaten voor rechters van het Hof van Justitie van de EU of het Gerecht
                     of Advocaten-Generaal. Zij twijfelt aan de proportionaliteit van de beperking. Wanneer
                     het doel is om belangenverstrengeling tegen te gaan, zijn er volgens haar ook andere
                     mogelijkheden.
                  
Diverse bepalingen
De ontwerpverordening biedt de Ombudsman de mogelijkheid om een voorstel te doen tot
                  oplossing van de klacht bij de klager en het instituut ter zake. De klager kan volgens
                  het voorstel nog suggesties en opmerkingen doen, voordat de Ombudsman een rapportage
                  met aanbevelingen verstuurt. Tevens wordt de mogelijkheid opgenomen dat de Ombudsman
                  op eigen initiatief of op uitnodiging voor het parlement kan verschijnen en dat de
                  Ombudsman een rapport ter kennisgeving naar het parlement kan sturen. Als laatste
                  worden enkele bepalingen voorgesteld die in de jaarrapportage van de Ombudsman dienen
                  te worden opgenomen. De Commissie heeft geen bezwaren tegen deze voorstellen.
               
Inzet kabinet
Het kabinet vindt de Ombudsman een belangrijke instantie binnen de Unie. Hij fungeert
                     als aanspreekpunt voor burgers die klachten hebben over de Europese instellingen,
                     organen of instanties en kan waardevolle aanbevelingen doen om het optreden van de
                     instellingen van de Unie te verbeteren en het vertrouwen van de burger in de Unie
                     te vergroten. De Ombudsman draagt zo tevens bij aan een transparantere Unie. Het kabinet
                     onderschrijft het belang van het feit dat het parlement een voorstel heeft gedaan
                     om het statuut van de Ombudsman te herzien.
                  
In het voorstel worden enkele interessante voorstellen gedaan die de slagkracht van
                     de Ombudsman kunnen vergroten en zijn flexibiliteit kunnen doen toenemen. het kabinet
                     steunt de Ombudsman en ziet dit voorstel als de start van een impuls om de Ombudsman
                     bevoegdheden te geven waarbinnen hij zijn werk slagvaardiger kan doen, mits dit valt
                     binnen de grenzen van zijn mandaat. Tegelijkertijd worden er door het parlement gedetailleerde
                     voorstellen gedaan die juist ook het werk van de Ombudsman kunnen beperken. Het is
                     van belang dat een zorgvuldige balans tot stand komt tussen enerzijds heldere bevoegdheden
                     en anderzijds bevoegdheden die het werk van de Ombudsman niet onnodig belemmeren.
                  
Met het oog op het mandaat van de Ombudsman zoals geformuleerd in artikel 228(1) VWEU
                     is het belangrijk dat duidelijk gedefinieerd is wat de Ombudsman mag onderzoeken.
                     De huidige ontwerpverordening stelt voor dat de Ombudsman zaken met betrekking tot
                     wanbeheer mag onderzoeken. Het is belangrijk dat deze term duidelijk gedefinieerd
                     wordt, waarbij de voorkeur voor het kabinet niet gelegen is bij een restrictieve lezing
                     van dit begrip, maar juist een ruimere definitie ervan. Wanbeheer gaat volgens het
                     kabinet verder dan alleen verkeerde administratieve handelingen (restrictieve lezing).
                     Een ruimere lezing van dit begrip betreft ook bijvoorbeeld het proces van wetgeven
                     binnen een instelling. Dit doet tevens meer recht aan de huidige praktijk van de Ombudsman
                     waarin deze bijvoorbeeld zelfstandig onderzoek heeft kunnen uitvoeren naar de wetgevingsprocedures
                     binnen de Raad.
                  
Verlengen termijn
Het kabinet steunt het verlengen van de reactietermijn van de betrokken instelling
                  of instantie of het betrokken orgaan, aangezien dit aansluit bij de huidige dagelijkse
                  praktijk. Tegelijkertijd spoort het kabinet de instellingen, instanties en organen
                  aan om zo spoedig mogelijk op aanbevelingen van de Ombudsman te reageren.
               
Uitbreiden bevoegdheden inzake intimidatie
Het kabinet vindt het van belang dat indien er sprake is van (seksuele) intimidatie
                     een slachtoffer snel en toegankelijk klachten aanhangig kan maken. Voorkomen dient
                     echter te worden dat er een parallelle structuur ontstaat. De Commissie beschikt,
                     evenals de andere instituties van de Unie, op dit moment al over eigen procedures
                     en bureaus waartoe slachtoffers zich kunnen wenden. Binnen deze bureaus zijn de rechten
                     van de slachtoffers gewaarborgd. Het kabinet wil voorkomen dat er via dit voorstel
                     een dubbele procedure zou ontstaan en deelt hiermee het oordeel van de Commissie.
                  
Verder doorkruist de ontwerpverordening van het parlement de bepalingen van het Ambtenarenstatuut
                     met betrekking tot intimidatie. Hierbij merkt het kabinet op dat binnen het huidige
                     Ambtenarenstatuut slachtoffers zijnde Europees ambtenaar specifieke rechten en bescherming genieten. Het is van belang dat deze rechten gehandhaafd blijven. Bij behandeling
                     van de zaak door de Ombudsman via het ontwerpvoorstel van het parlement is dit niet
                     geborgd.
                  
Uitbreiden bevoegdheden onderzoek inzake klokkenluiders
Het kabinet vindt het van belang dat klokkenluiders zich veilig voelen en laagdrempelig
                  een melding kunnen doen over vermeende misstanden. Het kabinet deelt de analyse van
                  de Commissie dat de voorgestelde wijziging over klokkenluiders in strijd is met huidige
                  Europese wetgeving. Dit, omdat het mandaat van de Ombudsman niet de beoordeling van
                  beleid en procedures in het algemeen omvat. Bovendien is het van belang dat de rechten
                  van klokkenluiders beschermd zijn en dient de instantie voldoende ervaring en mandaat
                  te hebben om de melding van de klokkenluider zorgvuldig te behandelen. De regeling
                  omtrent klokkenluiden voor het personeel van de instellingen van de EU is uitputtend
                  geregeld in het Ambtenarenstatuut en recent is in november 2019 de Klokkenluidersrichtlijn
                  gepubliceerd die in 2021 in werking treedt.
               
Uitbreiden bevoegdheid inzake onderzoek op eigen initiatief
Het kabinet is positief over de uitbreiding van de bevoegdheid van de Ombudsman uit
                  te breiden zodat deze op eigen initiatief en naar eigen inzicht, dat wil zeggen zonder
                  eerst een klacht te ontvangen, strategische onderzoeken kan starten. Dit sluit aan
                  bij de Nederlandse praktijk zoals de Nationale ombudsman ook op eigen initiatief een
                  onderzoek kan starten. Ten aanzien van uitbreiding van de bevoegdheden vindt het kabinet
                  het van belang dat flexibiliteit gepaard gaat met een duidelijke omschrijving hiervan.
                  Daarbij is het kabinet terughoudend om de bevoegdheden uit te breiden met structurele
                  of periodieke onderzoeken. Het valt binnen het mandaat van de Ombudsman om op basis
                  van een klacht dan wel op eigen initiatief onderzoek in te stellen in gevallen waar
                  mogelijk sprake is van wanbeheer. Het mandaat van de Ombudsman omvat echter niet de
                  beoordeling van beleid en procedures in het algemeen.
               
Nadat de Ombudsman een advies heeft geschreven, is het van belang dat dit opgevolgd
                  wordt en dat daarbij dialoog met het betreffende onderdeel wordt aangegaan. Daarom
                  steunt het kabinet het voorstel dat een regelmatige dialoog aan kan worden gegaan. Het kabinet is terughoudend voor wat betreft
                  van een systematische dialoog, omdat er ook rekening gehouden dient te worden met
                  administratieve lasten en ook in dit geval flexibiliteit van belang is. Bovendien
                  stelt het kabinet de vraag wat de meerwaarde is van een systematische dialoog met
                  een instantie.
               
Uitbreiding bevoegdheid inzake het horen van ambtenaren
Voor wat betreft een uitbreiding van het horen van EU-ambtenaren stelt het kabinet
                     van mening te zijn dat de Ombudsman ambtenaren moet kunnen horen. Informatie die relevant
                     is voor het onderzoek dient zoveel mogelijk gedeeld te kunnen worden. Wanneer het
                     om vertrouwelijke informatie gaat, dient hierbij rekening te worden gehouden met artikel
                     17 van het Ambtenarenstatuut. Anderzijds dienen EU-ambtenaren zoveel mogelijk informatie,
                     voor zover relevant voor het onderzoek, te kunnen overleggen.
                  
Het kabinet is van mening dat het onwenselijk is dat het beroep op vertrouwelijkheid
                     van informatie als reden wordt gebruikt om informatie te verbergen voor de Ombudsman.
                     Met betrekking tot dit onderdeel dient het voorstel juridisch te worden verduidelijkt
                     en deelt het kabinet het oordeel van de Commissie. Het kabinet merkt hierbij wel op
                     dat bij gerubriceerde informatie andere regels kunnen gelden.
                  
Toegang tot documenten
Het kabinet deelt de mening van de Commissie dat bij alle soorten gerubriceerde informatie,
                     afkomstig van de lidstaten, de Ombudsman de noodzakelijk veiligheidsvoorschriften
                     dient na te leven. De voorgestelde aanpassing van de Commissie sluit hierbij aan.
                     Het kabinet wijst er tevens op dat artikel 15 VWEU vereist dat: «Elke instelling,
                     elk orgaan of elke instantie zorgt voor transparantie in zijn of haar werkzaamheden
                     en neemt in zijn of haar eigen reglement van orde specifieke bepalingen betreffende
                     de toegang tot zijn of haar documenten op, overeenkomstig de in de tweede alinea bedoelde
                     verordeningen.» Hieruit volgt dat ook de Ombudsman voor gerubriceerde informatie de
                     noodzakelijke maatregelen dient te treffen om deze volgens de voorschriften te kunnen
                     verwerken.
                  
Voor wat betreft de uitwerking van de toegankelijkheid van overheidsdocumenten dienen
                     voorstellen in lijn te zijn met huidige Verdragen. De verplichting om naar aanleiding
                     van een aanbeveling van de Ombudsman over de toegang tot documenten te reageren binnen
                     de termijnen van Verordening 1049/2001 is volgens de Commissie in strijd met artikel.
                     228(1) VWEU en artikel 2(6) Statuut Ombudsman. Het kabinet deelt deze analyse van
                     de Commissie. Immers moet de reactietermijn op mogelijke aanbevelingen in lijn zijn
                     met de gegeven termijnen in artikel 228 VWEU en artikel 2(6) Statuut Ombudsman. Bij
                     het huidig voorstel lijkt het er bovendien op dat de aanbeveling van de Ombudsman
                     het gevolg zou hebben dat de klager een nieuwe kans heeft om zijn zaak aan het Europees
                     Hof van Justitie voor te leggen naast de reeds bestaande mogelijkheden, wat onverenigbaar
                     zou zijn met artikel 2(6) Statuut Ombudsman en artikel 228 VWEU.
                  
Het kabinet zal bij de behandeling van het voorstel aandringen op een goede toegankelijkheid
                     van overheidsdocumenten voor de Ombudsman, binnen de geldende Verdragen.
                  
Aanvullende eisen voor kandidaten
Het kabinet is geen voorstander van de cumulatieve eisen die in het voorstel worden
                  genoemd. Het is noodzakelijk dat de Ombudsman beschikt over relevante ervaring om
                  zijn ambt goed uit te kunnen voeren. Hierbij is bij de selectie van kandidaten ook
                  enige flexibiliteit noodzakelijk waarbij gedetailleerde eisen voor kandidaten nadelig
                  werken. De reeds genoemde cumulatieve criteria zijn bovendien nadelig voor lidstaten
                  die geen Nationale ombudsman hebben.
               
Diverse bepalingen
Het kabinet steunt de voorstellen dat de Ombudsman (op verzoek) kan verschijnen in
                  het parlement, zijn rapportages ter kennisgeving kan doorsturen naar het parlement
                  en de bepalingen die worden voorgesteld.
               
Oordeel inzake bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
Het kabinet toetst Europese voorstellen op bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit.
                     Het bevoegdheidsoordeel is positief. Artikel 228(4) VWEU schrijft voor dat op het
                     parlement op eigen initiatief, na advies van de Commissie en met goedkeuring van de
                     Raad, die een besluit neemt, het statuut van de Ombudsman en de algemene voorwaarden
                     voor de uitoefening van het ambt van Ombudsman vaststelt. Vanuit deze bevoegdheid
                     doet het parlement een voorstel.
                  
Het subsidiariteitsoordeel is positief. Het vaststellen van het statuut voor de Europese
                     Ombudsman vergt vanzelfsprekend regels op Europees niveau. Ten aanzien van de proportionaliteit
                     is het kabinet positief met een kanttekening. Het kabinet is kritisch waar het gaat
                     over de voorgestelde uitbreiding van de bevoegdheden van de Ombudsman. Enkele voorstellen
                     van het parlement gaan verder dan gewenst en doorkruisen bestaande regelgeving zoals
                     die omtrent de klokkenluiders en de regels (en rechten van slachtoffers) omtrent klachten
                     bij (seksuele) intimidatie.
                  
Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
Het parlement heeft geen impact assessment gemaakt of een financiële paragraaf toegevoegd
                  aan het ontwerp. Het kabinet hecht er echter aan om uw Kamer voor zover nu mogelijk
                  te informeren over de financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve
                  lasten. Het parlement stelt voor dat de Ombudsman over een adequaat budget kan beschikken.
                  Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
                  de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze
                  moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. De kabinetsinzet
                  voor het volgende (Meerjarig Financieel Kader) MFK is leidend voor een integrale afweging
                  van middelen voor de periode na 2020; Het kabinet wil niet vooruitlopen op de besluitvorming
                  over het volgende MFK en verwacht op grond van dit voorstel geen gevolgen voor burgers
                  ten aanzien van meer regeldruk of administratieve lasten.
               
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  K.H. Ollongren
Indieners
- 
              
                  Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.