Brief regering : Onvindbare veroordeelden
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 599
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2020
Opgelegde straffen moeten worden uitgevoerd. Dat is niet alleen van belang voor de
geloofwaardigheid van ons rechtssysteem, maar draagt ook bij aan genoegdoening voor
slachtoffers en onze samenleving.
Het overgrote deel van de opgelegde vrijheidsstraffen wordt snel uitgevoerd. Toch
zijn er veroordeelden die zich aan hun straf weten te onttrekken. Dat is mij een doorn
in het oog. Met het Fugitive Active Search Team en het programma «Onvindbare veroordeelden»
zitten we deze veroordeelden op de huid. En daarmee hebben we succes geboekt: 1.466
veroordeelden, die lange tijd uit beeld waren, zijn opgespoord en opgepakt, om alsnog
hun verdiende straf te ondergaan. Daar zaten zware criminelen tussen.
Het WODC-rapport «Aanpak van de voorraad openstaande vrijheidsstraffen» dat ik met
deze brief aanbied1, laat zien dat Nederland bij deze aanpak doortastender is dan andere bestudeerde
landen. Nederland bevindt zich in een unieke positie, omdat de voorraad openstaande
vrijheidsstraffen en de kenmerken van de veroordeelden goed in beeld zijn gebracht.
Dit beeld ontbreekt in andere landen.
Deze positieve resultaten waren voor mij aanleiding om het programma tot eind 2020
te verlengen. Ik ga de aanpak daarbij op drie punten aanscherpen. De uitkomsten van
het onderzoek heb ik hierbij betrokken. Ten eerste wil ik zoveel mogelijk voorkomen dat veroordeelden zich aan hun straf kunnen onttrekken. Ten tweede zet ik in op het
effectiever opsporen van onvindbaren en – in het verlengde daarvan – het verbeteren van de overdracht
van straffen tussen landen. Ten derde zal ik de scope verbreden naar andere straffen en maatregelen, waaronder de schadevergoedingsmaatregel en de
geldboete. Ook hieraan liggen immers misdrijven ten grondslag die schade aanrichten
en om vergelding vragen.
Hieronder rapporteer ik eerst over de resultaten van de afgelopen jaren.2 Daarna werk ik uit hoe ik bovengenoemde drie punten wil vormgeven.
Resultaten
Lange vrijheidsstraffen
Het zogenaamde Fugitive Active Search Team (FAST) – een samenwerkingsverband van politie
en het Openbaar Ministerie (OM) – spoort internationaal gesignaleerde veroordeelden
met vrijheidsstraffen van meer dan 300 dagen op. Deze veroordeelden hebben ernstige
strafbare feiten op hun geweten, die veel leed hebben veroorzaakt. Sinds 2016 hebben
alle inspanningen van FAST tot 503 aanhoudingen geleid. In onderstaand diagram is
dit weergegeven. Het aantal langgestraften dat gezocht wordt, is door alle aanhoudingen
afgenomen van 386 in 2016 naar 341 in 2019.
Kortere vrijheidsstraffen
Daarnaast zijn van oktober 2018 tot februari 2020 963 veroordeelden met vrijheidsstraffen
van minder dan 300 dagen in Nederland opgespoord, aangehouden en vastgezet. Hiervoor
zijn binnen het programma «Onvindbare veroordeelden» eerst alle 10.749 openstaande
zaken doorgelicht. Op basis van deze doorlichting was de verwachting dat maximaal
1.300 veroordeelden mogelijk in Nederland verbleven en daarmee potentieel aangehouden
konden worden. In de Veiligheidsagenda voor 2019 is voorts een doelstelling van 520
aanhoudingen opgenomen. Dat uiteindelijk 963 personen zijn opgespoord en aangehouden
vind ik een uitstekend resultaat. Structurele verbeteringen in de vorm van een nieuw
registratiesysteem («Executie en Signalering») en een app voor de politie, die het
voor de agent op straat mogelijk maakt alle openstaande straffen te kunnen raadplegen,
hebben hierbij geholpen. Het programma was voor de gevolgde aanpak genomineerd voor
een politie-award.
Ondertussen blijven we ook op zoek naar de overige veroordeelden. De doorlichting
heeft echter duidelijk gemaakt dat van de veroordeelden die zich aan hun straf onttrekken
ongeveer 90 procent geen binding heeft met Nederland en volgens de beschikbare gegevens
in het buitenland zit. Zowel de opsporing als de overdracht van de straf is dan ingewikkeld
en vraagt om verdere aanscherping van de aanpak. Vanzelfsprekend blijven deze veroordeelden
gesignaleerd staan. Mochten ze terugkeren naar Nederland dan kunnen zij bij gerichte
en ongerichte controles (zoals verkeerscontroles en aanvragen van ID-bewijzen) worden
aangehouden.
Verdere aanscherping aanpak
De resultaten tonen aan dat het loont om te blijven zoeken naar veroordeelden die
zich aan hun straf onttrekken. Een flink aantal kon hierdoor worden aangehouden. Er
lopen echter nog steeds veroordeelden vrij rond, waarvan het merendeel in het buitenland.
Ieder van hen vind ik er een te veel. Hieronder beschrijf ik hoe ik de komende tijd
op drie punten het net om deze groep verder wil sluiten.
1. Voorkomen van onttrekking
Het omlaag brengen van het aantal onvindbare veroordeelden begint bij het voorkomen
dat zij zich aan hun straf kunnen onttrekken. Zodra het ze namelijk lukt zich te onttrekken,
vlucht het merendeel naar het buitenland en is de kans klein dat de straf nog kan
worden uitgevoerd. Om dit te voorkomen is op de eerste plaats een goede inschatting
van risico’s op onttrekking nodig. Op de tweede plaats moeten gelegenheden om te kunnen
onttrekken (en naar het buitenland te vluchten) zo veel mogelijk worden weggenomen.
De dossierdoorlichting heeft duidelijk gemaakt dat de juiste beslissingen in de fase
van opsporing, vervolging en berechting hieraan kunnen bijdragen. Ik heb daarom samen
met het OM, de rechtspraak en het CJIB een risicotaxatie-instrument ontwikkeld om
de kans op onttrekking te kunnen voorspellen. Zo neemt bijvoorbeeld het risico van
een vlucht naar het buitenland toe als iemand geen of weinig binding met Nederland
heeft.
In dit verlengde starten het OM en de rechtspraak drie pilots, waarbij deze risicotaxaties
centraal staan.3 Ze zullen daarbij – zoals door de onderzoekers aanbevolen in het WODC-rapport – verkennen
of bij een hoog risico (bijvoorbeeld bij buitenlandse verdachten) vaker snelrecht
kan worden toegepast, zodat bij veroordeling de straf aansluitend kan worden uitgevoerd,
en een veroordeelde zich niet aan de straf kan onttrekken. Dit kan bijvoorbeeld ook
betekenen dat verdachten bij een hoog risico geen kans maken op schorsing van hun
voorlopige hechtenis. Voor de gevallen waarin wel tot schorsing wordt overgegaan,
zal worden verkend of het opleggen van een borgsom – een suggestie van de onderzoekers
– mogelijk is en uitkomst biedt.
De onderzoekers dragen verder als oplossingen aan om een (algemene) verschijningsplicht
bij zittingen te hanteren en andere straffen op te leggen. Beide oplossingen lijken
vooral te zorgen voor een potentiële verschuiving van het probleem: de voorraad van
onvindbare verdachten en veroordeelden tot andere straffen kan hierdoor toenemen.
Een algemene verschijningsplicht betekent bovendien een grote verandering van het
strafproces met talloze (logistieke) consequenties. Met betrekking tot het opleggen
van andere straffen merk ik op dat het aan het OM en de onafhankelijke rechter is
om te bepalen welke straffen passend zijn.
2. Effectiever opsporen
De opsporing van onvindbare veroordeelden werpt zijn vruchten af en gaat onverminderd
door. Er vinden periodieke controles plaats op verblijfsindicaties in Nederland. Bij
aanknopingspunten krijgt de politie een verzoek tot aanhouding. Met de politie heb
ik afgesproken dat in 2020 tenminste 40 procent daarvan tot een aanhouding leidt.4
Het is niet uit te leggen dat veroordeelden, die zich onttrekken aan hun straf, diensten
van de overheid kunnen afnemen. Tegelijk zie ik daar ook een kans om ze op te sporen.
Hiervoor is afgelopen zomer de «Eén-Overheid» aanpak in Amsterdam gestart. Zodra mensen
met een openstaande straf of DNA-signalering een dienst van de overheid willen afnemen,
bijvoorbeeld het verlengen van een paspoort of het aanvragen van een ID-bewijs, wordt
de politie op de hoogte gebracht. Zodoende zijn al diverse mensen aangehouden. Deze
slimme aanpak wil ik uitbreiden naar de andere grote steden. Ik ben hierover in gesprek
met Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
Verreweg de meeste voortvluchtige veroordeelden komen uit een ander land. Zij kunnen
onder hun straf uitkomen door zich daar schuil te houden. Gaat het om een EU-lidstaat
en is sprake van een openstaande vrijheidsstraf van minder dan 180 dagen (92 procent
van de gevallen), dan kan dat land weigeren de straf over te nemen. Dit jaar benut
ik – in lijn met aanbevelingen van de onderzoekers – om met andere EU-landen te spreken
over een ruimere toepassing van de overdracht van straffen. Ik richt mij daarbij onder
andere op Roemenië en Polen. Respectievelijk 15% en 10% van de onvindbare veroordeelden
heeft die nationaliteit.
Daarnaast verken ik mogelijkheden om informatie-uitwisseling met andere landen te
verbeteren, zodat de opsporing en aanhouding van onvindbaren en de tenuitvoerlegging
van de hier of elders aan hen opgelegde straffen effectiever kunnen plaatsvinden.
De onderzoekers stellen verder voor om de tenuitvoerleggingstermijnen te verkorten
en ervoor te kiezen openstaande straffen van ongewenste vreemdelingen uit de voorraad
te filteren en de tenuitvoerlegging ervan als «niet gewenst» te markeren. Dit zijn
administratieve oplossingen om de voorraad openstaande vrijheidsstraffen te verkleinen.
Veroordeelden ondergaan hun straf hierdoor echter niet. Voor mij staat voorop dat
veroordeelden hun straf moeten ondergaan. Het kan niet zo zijn dat zij onder hun straf
uitkomen door zich schuil te houden tot de tenuitvoerleggingstermijn verloopt. Mede
hierom bereid ik een wetsvoorstel voor om de tenuitvoerleggingstermijnen van straffen
af te schaffen.
3. Verbreden scope naar andere straffen en maatregelen
Het mag duidelijk zijn dat het programma zich in de eerste plaats richt op de vrijheidsstraffen,
omdat die worden opgelegd vanwege ernstige strafbare feiten, die diep ingrijpen in
onze samenleving. Maar straf is straf en niemand mag zich hieraan onttrekken, ook
niet als het om lichtere vergrijpen gaat.
Daarom verbreed ik de scope van dit programma naar veroordeelden die zich aan andere
straffen en maatregelen onttrekken. Het gaat dan bijvoorbeeld om openstaande schadevergoedingsmaatregelen.
Wanneer de strafrechter nu een schadevergoeding toewijst aan een slachtoffer, en de
dader ontloopt zijn verplichting deze te betalen, dan draait de staat vaak volledig
op voor dit bedrag. Het is belangrijk voor slachtoffers dat daders zelf de door hen
veroorzaakte schade vergoeden. Daarnaast verbreed ik de scope naar ontnemingsmaatregelen
en geldboetevonnissen. Ook het onttrekken hieraan mag niet lonen.
Tot slot
Als veroordeelden hun straf ontlopen raakt dat de kern van ons rechtssysteem. Dat
is onacceptabel. Alle inspanningen en technologische ontwikkelingen van de afgelopen
jaren hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het verkleinen van het aantal onvindbare
veroordeelden. Alhoewel dit een mooi resultaat is, zijn we er nog niet. Er lopen nog
steeds veroordeelden vrij rond. Ik ben dan ook tot op het bot gemotiveerd om door
te pakken, zodat ook zij worden opgespoord om hun straf alsnog te ondergaan. In deze
brief heb ik geschetst hoe ik dat extra kracht wil bijzetten. Ik zal uw Kamer voor
de zomer van 2021 informeren over de resultaten, en hoe we de succesfactoren van deze
aanpak kunnen vasthouden.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming