Brief regering : Intensivering aanpak tekorten in het onderwijs en de lerarenopleidingen
27 923 Werken in het onderwijs
Nr. 410 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA EN VAN ONDERWIJS,
CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2020
1. Intensivering aanpak tekorten
In december 2019 hebben wij uw Kamer toegezegd om de aanpak tekorten te intensiveren
met name in de G5 (Kamerstuk 27 923, nr. 387). Afgelopen periode zijn wij intensief in gesprek geweest met de schoolbesturen en
de gemeenten van de G5 over de noodmaatregelen tegen het lerarentekort die nodig zijn
om de kwaliteit, kansengelijkheid en continuïteit van het onderwijs in de G5 te kunnen
waarborgen. Na Amsterdam, Den Haag en Rotterdam hebben inmiddels ook Almere en Utrecht
een noodplan gemaakt1. Daarnaast hebben de besturen in de G5 gezamenlijk een plan voor de middellange termijn
gemaakt2.
De noodzaak om extra maatregelen te treffen in de G5 wordt onderstreept door de analyse
van de mobiliteit van leraren in het primair onderwijs. Uit de analyse blijkt dat
er een toename is van het aantal leraren uit de G5 dat les gaat geven op scholen in
andere gemeenten. In de afgelopen vier jaar is dit gestegen van 2% (overgang 2015–2016)
naar 5% (overgang 2018–2019). Ter illustratie, voor Amsterdam is dat een verschil
van 134 naar 254 leraren. Amsterdam heeft dus te maken met een gestegen concurrentie
van andere gemeenten. De mobiliteit van G5-leraren in vo en mbo is gelijk gebleven
(resp. 3% en 5%). Uit de analyse blijkt verder dat, net als eerdere jaren, de mobiliteit
tussen sectoren beperkt is. De uitstroom van vo en mbo naar po is wel iets toegenomen.
Extra geld voor de noodplannen G5
In totaal maakt het kabinet voor een periode van vier jaar € 116 mln. voor de uitvoering
van noodplannen G5 vrij. Bij Voorjaarnota is door het kabinet structureel € 21 mln.
per jaar extra beschikbaar gesteld (voor 2020 € 17,7 mln.) bovenop de huidige maatregelen.
Dit is naast de € 9 mln. die eerder beschikbaar is gesteld voor de verbetering van
de opleiding en begeleiding van zij-instroom in de G5.3 Over de verdeling en inzet van het extra geld is overeenstemming bereikt. Voor de
zomer worden convenanten per stad ondertekend door de schoolbesturen, de gemeenten,
de lerarenopleidingen en het Ministerie van OCW. Hierin worden concrete afspraken
vastgelegd over de uitvoering van de plannen en de monitoring en evaluatie.
Iedere stad kiest voor een eigen aanpak. Wij noemen een aantal van de maatregelen
waar de steden deze middelen voor inzetten.4 In Amsterdam krijgen alle leraren in het primair onderwijs een salaristoeslag. Leraren
op scholen met veel achterstandsproblematiek krijgen een hogere toeslag dan leraren
op andere scholen. Den Haag en Almere zetten in op bovenschoolse begeleiding van (startende)
leraren en investeren ook in de inzet van meer onderwijsondersteunend personeel en
vakkrachten. Rotterdam stelt de middelen beschikbaar voor alle tien de maatregelen
uit het noodplan. De gemeente en schoolbesturen maken gezamenlijk per school een keuze
uit de maatregelen om zo goed mogelijk aan te sluiten op de specifieke problematiek
van de individuele scholen en de wijken. In Utrecht wordt geïnvesteerd in de versterking
van de samenwerking tussen de lerarenopleidingen en scholen: samen zullen zij de «Utrecht
Leert Opleidingsalliantie» vormen gericht op ontwikkelen van initieel opleiden en
professionaliseren. De schoolbesturen en gemeenten betalen via cofinanciering mee
aan de uitvoering van de plannen. Dit biedt de steden ruimte om naast de bovengenoemde
maatregelen meer maatregelen uit de noodplannen uit te voeren.
Daarnaast dragen wij bij aan de uitvoering van de noodplannen door aan alle deelnemende
besturen van de G5 ruimte te bieden om een alternatieve dag- en weekindeling te hanteren.
Bij uitzondering kunnen de scholen in de G5 andere professionals, zoals muziek- en
tekenleraren voor de klas zetten, indien het vanwege het lerarentekort echt niet anders
kan. Uiteraard stel ik wel voorwaarden aan de inzet van andere professionals. Het
mag voor maximaal 22 uur in de maand en niet voor de vakken Nederlandse taal, rekenen
en het bewegingsonderwijs. Het schoolbestuur is verantwoordelijkheid voor de bekwaamheid
van de professionals, goede begeleiding en controleert of de professional over een
VOG beschikt. Bovendien moet er op schoolniveau een plan worden gemaakt waaruit blijkt
hoe er op school invulling wordt gegeven aan de ruimte. Voor aankomend schooljaar
hebben 25 schoolbesturen voor deze regeling een aanvraag ingediend.
De kennis die wordt opgedaan en de resultaten die worden gerealiseerd met de inzet
van deze middelen in de G5 zal worden gemonitord en ook worden benut voor het bepalen
van passende maatregelen voor de rest van het land.
Extra geld voor regionale aanpak tekorten
De regeling regionale aanpak tekorten (RAP) wordt in 2020 eenmalig verhoogd met 2,8
mln. Hierdoor zijn voor de jaren 2020 en 2021 aan alle 67 regio’s, in het primair
onderwijs (po) en voortgezet onderwijs (vo)/ middelbaar beroepsonderwijs (mbo), subsidies
toegekend om uitvoering te geven aan de regionale plannen. Dit aantal is ten opzichte
van 2019 met 10 toegenomen, van 57 naar 67. Hiermee is een volgende stap gezet in
het opbouwen van een landelijk dekkend netwerk voor vraagstukken op de onderwijsarbeidsmarkt.
2. Goed en flexibel opleiden
Extra middelen flexibilisering opleidingen
Goed en flexibel opleiden van leraren is essentieel voor goed onderwijs. Voor een
toekomstbestendig stelsel waarin kwaliteit voorop staat en we elke persoon die leraar
kan en wil worden ook daadwerkelijk kunnen opleiden, wordt er daarom vanuit de Voorjaarsnota
€ 11 mln. structureel ingezet voor de lerarenopleidingen. Daarbij zijn drie subdoelen
voorzien: het verder flexibiliseren van de lerarenopleidingen, het uitbouwen van samen
opleiden en professionaliseren en het verder bevorderen van zij-instroom.
In een convenant dat naar verwachting in oktober 2020 wordt gesloten tussen de Minister
van OCW, de VH en de VSNU worden afspraken vastgelegd over de inzet van de extra middelen.
Belangrijk in de uitwerking van het convenant is de koppeling van kortetermijn acties
aan het langetermijnperspectief dat iedereen die leraar wil en kan worden daadwerkelijk
ondersteund wordt om zijn eigen leerroute te volgen. De lerarenopleidingen zullen
daarbij uiteraard actief inspelen op de vraag vanuit de arbeidsmarkt in het PO, VO
en MBO. De nadruk voor het convenant ligt op acties voor de doelgroep zij-instromers,
zowel in het beroep als in de opleiding. Dit is een groep die veel baat heeft bij
onderwijs op maat, waarbij rekening wordt gehouden met eerder opgedane kennis en competenties.
Bovendien is deze groep relatief snel beschikbaar voor de arbeidsmarkt.
Voor de toelating tot de opleiding is het van belang dat de processen rondom eerder
verworven competenties (EVC) worden verbeterd en het vrijstellingenbeleid van opleidingen
wordt geharmoniseerd. Dit is een proces dat al binnen hogescholen en universiteiten
is gestart en verder geïntensiveerd zal worden.
Flexibilisering van de opleiding zelf zetten we in als middel om iedereen zo goed
mogelijk te kunnen faciliteren in de weg naar docentschap. Dit vraagt om een cultuurverandering
binnen de opleidingen van aanbodgericht denken naar vraaggericht, waarbij het individu
centraal staat. De wettelijke verankering van het werken met leeruitkomsten, zoals
aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, maakt dit ook mogelijk. Het
experiment leeruitkomsten leert ons dat de omslag naar vraaggericht onderwijs de nodige
voorbereiding vraagt. Lerarenopleidingen die niet deelnemen aan het experiment kunnen
daar dan ook de komende periode al mee aan de slag. Onderdelen van deze voorbereiding
zijn de ontwikkeling van een hybride leeromgeving, doorontwikkeling van het toetsinstrumentarium
en (intake)assessment, de ontwikkeling van leeruitkomsten en inzet op deskundigheidsbevordering
bij lerarenopleiders.
Naast flexibilisering wordt ingezet op het versterken van samen opleiden en professionaliseren
waarbij lerarenopleidingen en scholen intensief samenwerken aan de opleiding en begeleiding
van studenten en zij-instromers. Deze samenwerking leidt tot een kwalitatief betere
en aantrekkelijkere opleiding, tot minder uitval en tot een stevigere samenwerkingsrelatie
tussen lerarenopleidingen en scholen.
Versterking zij-instroom
Voor het jaar 2020 is besloten om eenmalig de subsidieregeling zij-instroom voor alle
sectoren po, vo en mbo met € 5 mln. te verhogen. Dit betekent dat in 2020 250 extra
zij-instromers gebruik kunnen maken van de subsidie. Zo maken we het voor meer volwassenen
mogelijk om via de zij-instroom de overstap naar het onderwijs te maken en daarmee
halen we drempels weg om ook later nog de keuze voor het leraarschap te maken. Voor
het kalenderjaar 2021 is er eenmalig € 0,5 mln. extra beschikbaar voor de subsidieregeling.
Uw Kamer ontvangt op korte termijn een incidentele suppletoire begroting waarin deze
middelen op de OCW begroting verwerkt is. En dit najaar volgt een uitgebreide Kamerbrief
over het lerarenbeleid en de arbeidsmarkt onderwijs, inclusief nieuwe ramingen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap