Brief regering : Kabinetsaanpak van discriminatie
30 950 Rassendiscriminatie
Nr. 185
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juni 2020
Racisme en discriminatie zijn ontegenzeggelijk hardnekkige problemen in onze samenleving.
Dat is de afgelopen periode wederom gebleken. En zo wordt het ook door heel veel mensen
beleefd. De afgelopen weken gingen in diverse steden in mensen de straat op om hun
stem te laten horen. Naar aanleiding van de dood van George Floyd door politieoptreden
in de Verenigde Staten, maakten de veelal jonge demonstranten van diverse afkomst
gebruik van hun democratische rechten om aandacht te vragen voor racisme en discriminatie
in Nederland. Het was bemoedigend en hoopvol te zien dat zoveel mensen hun diepe verontwaardiging
kenbaar maakten en vreedzaam en over het algemeen met inachtneming van de coronaregels
protesteerden voor verandering.
Met de demonstraties komen vele pijnlijke verhalen naar boven over ervaringen met
racisme en discriminatie. Ook in Nederland. Etnisch profileren door de politie en
door de overheid in bredere zin, en geïnstitutionaliseerd en wijdverbreid alledaags
racisme, zijn onderwerp van discussie. Ook in Nederland zijn mensen slachtoffer van
uitsluiting en vooroordelen en krijgen zij soms zelfs te maken met geweld om wie ze
zijn, hoe ze eruit zien of om wat ze geloven. Ook in Nederland bestaat een hardnekkig
groepsdenken, dat mensen niet ziet als individu maar hen wegzet als lid van een groep.
Op talloze manieren is dat in onze samenleving in meer of mindere mate zichtbaar.
Pijnlijk duidelijk is die realiteit bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt en de woningmarkt.
Pijnlijk duidelijk werd die realiteit ook op het voetbalveld, bijvoorbeeld toen Excelsior-speler
Mendes Moreira eind vorig jaar in een duel tussen FC Den Bosch en Excelsior door aanhangers
van de thuisclub vanaf de tribune racistisch werd bejegend. En het is er ook op straat.
Recent bleek dat ook weer toen een homostel dat hand in hand liep belaagd werd en
een Israëlisch restaurant vernield werd. Stuk voor stuk onverteerbare voorbeelden
van discriminatie.
Het zou eigenlijk overbodig moeten zijn om te zeggen dat alle vormen van racisme en
discriminatie volstrekt ontoelaatbaar zijn. Toch moet het. Want vanzelf weggaan zal
niet. We moeten blijven streven naar een Nederland waarin iedereen gelijk wordt behandeld
en waar ieder mens een waardige behandeling krijgt. We verwerpen het wegzetten van
mensen als groep, of om wat ze geloven of waar ze vandaan komen.
De kerngedachte van de fundamentele gelijkwaardigheid van mensen is niet voor niets
verankerd in het eerste artikel van onze Grondwet. Dit recht komt aan álle inwoners
van Nederland toe. En artikel 1 van de Grondwet legt de zwaarwegende verplichting
op aan de overheid om iedere inwoner van Nederland gelijk te behandelen. De Grondwet
is de ruggengraat van onze samenleving. Maar het articuleert ook een dagelijkse opdracht
om ernaar te handelen. Om aan de geest ervan recht te doen.
Het Nederlandse kabinet neemt die opdracht uitermate serieus. Het zal zich blijven
uitspreken tegen elke vorm van racisme en discriminatie. En daar ook in daad vervolg
aan geven. Het kabinet staat voor een sterke en verbonden samenleving met gelijke
kansen voor iedereen en ruimte voor individuele kwaliteiten. Racisme en discriminatie
bestrijden we. Die bestrijding begint met de onderkenning van de ingrijpende gevolgen
die het heeft op de levens van mensen. De Minister-President heeft dit recent uitgedragen,
in het debat met uw Kamer op 6 juni 2020 en ik wil het belang van die woorden in deze
brief nogmaals onderstrepen. Maar het blijft niet alleen bij woorden: in deze brief
informeer ik uw Kamer, mede namens mijn collega-bewindspersonen, welke concrete acties
het kabinet neemt.
Het mag niet zo zijn dat het probleem van discriminatie alleen aandacht krijgt wanneer
de zoveelste gebeurtenis plaatsvindt die de hardnekkigheid ervan weer onderstreept.
Racisme en discriminatie zijn geen verschijnselen die er het ene moment zijn en dan
weer wegebben. Zij zijn onderhuids aanwezig in onze samenleving en kennen op sommige
momenten zichtbare manifestaties en pieken. Voor sommige Nederlanders is die werkelijkheid
evidenter dan voor anderen, maar dat neemt niet weg dat dit een probleem is van ons
allen waar wij bewust en alert op moeten zijn, waar we ons tegen moeten keren, en
waar wij te allen tijde openhartig het gesprek over moeten kunnen voeren. Pas als
we samen onderkennen en doorgronden wat racisme en discriminatie voor gevolgen heeft
voor het individu en de samenleving als geheel, komen we als samenleving ook daadwerkelijk
verder.
Dat begint met luisteren naar elkaar en open staan voor de ervaring van de ander.
Dat kan ongemakkelijk zijn. Maar het is van groot belang om dat gesprek te voeren
op respectvolle wijze, met aandacht voor ieders gevoelens en geschiedenis, en zonder
de ander bij voorbaat al onterechte labels op te plakken. En het is van groot belang
dat iedereen meedoet. De Minister-President heeft daarom recent aangekondigd dat hij
met de demonstranten in gesprek gaat. De aanpak van discriminatie vraagt van ons allemaal
dat we kritisch zijn op het gedrag, de sociale structuren en de systemen die ongelijke
behandeling en ongelijke kansen in stand houden.
Het belang van het bestrijden van discriminatie komt het sterkst naar voren in de
pijnlijke en emotioneel belastende gevolgen die het heeft voor het individuele slachtoffer.
En waar de waardigheid van de enkeling wordt aangetast en geschonden, wordt de samenleving
als geheel geraakt. Dát lieten de protesterende mensen de afgelopen weken op zo’n
brede schaal zien. Discriminatie tast de basis van onze maatschappij aan. En dus de
sociale stabiliteit.
Het recente rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, «Ervaren discriminatie
II» (Bijlage bij Kamerstuk 30 950, nr. 184), dat op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is opgesteld,
laat zien dat discriminatie een grote impact heeft op het leven van individuen. Naarmate
discriminatie structureel wordt, zijn de gevolgen voor individu en samenleving als
geheel nog groter. Het leidt ertoe dat mensen zich terugtrekken uit de samenleving,
vertrouwen verliezen in elkaar en in de instituties die er juist voor hen zijn. Het
SCP-rapport laat, samen met de meldcijfers bij politie en antidiscriminatie-voorzieningen,
ook zien wie hierdoor worden getroffen, en op welke terreinen van het maatschappelijk
leven. Deze rapporten worden dan ook meegenomen in het beleid van het kabinet, waar
ik hieronder op in zal gaan.
Het kabinetsbeleid alleen zal discriminatie nooit volledig kunnen uitbannen. Discriminatie
is een diepgeworteld probleem van de samenleving. Het bestrijden ervan vraagt de goede
wil en de inzet van velen in onze samenleving. Wat het kabinet doet is bewustwording
en wederzijds begrip stimuleren, de meldingsbereidheid vergroten, een kwalitatief
hoogstaand stelsel van organisaties in stand houden waar gemeld kan worden, bewezen
discriminatie sanctioneren en zelf het goede voorbeeld geven. Dit is waar het kabinet
op inzet. Het kan op veel terreinen beter: de meldingsbereidheid is laag en uit onderzoek
volgt dat makelaars nog altijd bereid zijn te discrimineren bij de verhuur van woningen.
Op de arbeidsmarkt hebben ouderen, zwangere vrouwen, mensen met een migratie-achtergrond
en mensen met een beperking het onverminderd moeilijker dan kandidaten die deze persoonskenmerken
niet hebben. Bovendien blijkt de overheid niet altijd in te staat zelf het goede voorbeeld
te geven als het gaat om het zonder vooroordelen beoordelen van groepen mensen. Op
deze terreinen, waar discriminatie vaak een grote impact heeft op de levens van mensen,
kan en moet nog veel gewonnen worden. Het is en blijft dan ook van onverminderd belang
om discriminatie te voorkomen en te bestrijden, zowel de meer zichtbare en meetbare
vormen, als de meer subtiele mechanismen van uitsluiting die in de weg staan aan werkelijke
gelijke kansen. Het kabinet zet daar dan ook vol op in, op alle mogelijke manieren
die het tot zijn beschikking heeft.
Hieronder informeer ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV),
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW), de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS),
de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (BVOM) en de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid u over de voortgang van de kabinetsaanpak van
discriminatie.
In deze brief informeer ik u eerst over de stand van zaken met betrekking tot discriminatie
in Nederland, op basis van recente ontwikkelingen en op basis van de rapporten die
ik hierboven al noemde, de rapportage «Discriminatiecijfers in 2019» en het onderzoek
van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) «Ervaren Discriminatie II».1 Vervolgens informeer ik u over wat het kabinet het afgelopen jaar heeft gedaan om
discriminatie te voorkomen en bestrijden. In het kader daarvan stuur ik u als bijlage
bij deze brief het rapport «Cijfers in beeld 2019» van het Openbaar Ministerie (OM)2; het WODC-onderzoek «Een discriminatie-aspect als strafverzwarende omstandigheid.
Cijfers en praktijkervaringen»3 en de kabinetsreactie daarop; een overzicht van de maatregelen die worden gefinancierd
uit de extra gelden voor de aanpak van antisemitisme4 en de voortgangsrapportage bij het Actieplan Veiligheid LHBTI5.
1. Ontwikkelingen ten aanzien van discriminatie in Nederland
Het is niet eenvoudig om een gedegen beeld te geven van de vormen die discriminatie
in Nederland aanneemt en de frequentie waarop slachtoffers ermee worden geconfronteerd.
Uit onderzoek blijkt dat de meeste ervaringen van discriminatie niet worden gemeld.
De officiële registraties van discriminatie geven dan ook geen volledig beeld. Daarom
laat het kabinet ook onderzoek uitvoeren naar de ervaringen van burgers met discriminatie.
Samen met informatie uit andere onderzoeken, rapporten van antidiscriminatievoorzieningen
(ADV’s) en belangenorganisaties en berichten in de media, geeft dit een beeld van
discriminatie in Nederland.
Discriminatiecijfers 2019 en Cijfers in Beeld
Uit de op 23 april 2020 verschenen rapportage «Discriminatiecijfers in 2019» kan worden
afgeleid van welke vormen van discriminatie melding wordt gedaan bij overheidsinstanties.
In dit rapport – een gezamenlijke rapportage van het Ministerie van BZK en de politie
– worden de meldcijfers van de politie en alle ADV's gepresenteerd en voor zo ver
mogelijk van duiding voorzien.6 Bij de analyse zijn ook de cijfers meegenomen van de twee andere officiële instanties
waar discriminatie gemeld kan worden: het College voor de Rechten van de Mens en het
Meldpunt internetdiscriminatie (MiND).7
Op 11 juni 2020 is de jaarlijkse cijferrapportage «Cijfers in beeld 2019» van het
Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (LECD) van het OM openbaar gemaakt8. Dit rapport geeft inzicht in het aantal specifieke discriminatiefeiten dat in 2019
bij het OM is ingestroomd en het aantal specifieke discriminatiefeiten dat in 2019
door het OM is afgedaan. Het rapport beschrijft tevens het aantal ingestroomde commune
feiten met een discriminatieaspect, de zogenaamde «codis-feiten», van het afgelopen
jaar.
Uit de rapportage «Discriminatiecijfers in 2019» volgt dat de meeste registraties
bij ADV’s (44%) en politie (39%) discriminatie op grond van herkomst betroffen. Bij
ADV’s werd daarnaast vaak melding gedaan van discriminatie op de gronden handicap
en geslacht en bij de politie van discriminatie op de gronden seksuele gerichtheid
en antisemitisme. Het verschil tussen de ADV’s en politie kan deels worden verklaard
uit de verschillende typen discriminatie waarvoor men de ADV’s en de politie wist
te vinden. Bij de ADV’s werd het meest melding gemaakt van discriminatie op de arbeidsmarkt,
terwijl de registraties door de politie discriminatoire uitlatingen en commune delicten
met een discriminatie-aspect betreffen.
Met de uitdrukkelijke toevoeging dat aanpassingen in de wijze van registratie het
vergelijken tussen de verschillende jaren niet altijd mogelijk maakt, laten de cijfers
in de jaarrapportage 2019 geen opvallende wijzigingen zien ten opzichte van eerdere
jaren. Omdat deze «multi agency» rapportage inmiddels haar eerste lustrum viert, is
een beschouwing toegevoegd over de ontwikkelingen in de afgelopen vijf jaren. Opvallend
is dat er vooral veel constante factoren zijn in de registraties, met name bij de
politie. Bij de ADV’s komen de discriminatiegronden geslacht en handicap recent vaker
terug in de meldingen, leeftijdsdiscriminatie wordt juist minder vaak gemeld.
In 2019 is het aantal meldingen gestegen bij alle vier de organisaties: bij de politie
(+17%) en bij MiND (+19%) steeg het aantal geregistreerde discriminatie-incidenten
flink. Het College ontving zes procent meer verzoeken om een oordeel en elf procent
meer vragen via de Front Office. De ADV’s registreerden 1,4 procent meer incidenten
dan in 2018. Het is niet bekend waarom er meer is gemeld, behalve dat zowel het College
als de ADV’s een grote hoeveelheid meldingen ontvingen naar aanleiding van een aantal
incidenten, zoals de ondertekening van de Nederlandse vertaling van de Nashville verklaring.
Uit de rapportage «Cijfers in Beeld 2019» komt naar voren dat het aantal ingestroomde
specifieke discriminatiefeiten (123) het afgelopen jaar is gestegen ten opzichte van
2018, maar iets lager ligt dan de jaren daarvoor. Evenals voorgaande jaren had het
merendeel van de zaken betrekking op artikel 137c Sr (groepsbelediging) en kwam discriminatie
op grond van ras het vaakst voor (41%), gevolgd door antisemitisme (40%). Bijna driekwart
van het aantal registraties van de grond antisemitisme is voetbalgerelateerd. De ingestroomde
specifieke discriminatiefeiten betreffen met name mondelinge uitlatingen.
In 2019 stroomden er 221 codis-feiten in, waarmee het aantal flink afnam ten opzichte
van 2018. Het merendeel van de ingestroomde codis-feiten betrof het commune feit belediging
van een individu (art 266 Sr). Ras was de meest voorkomende discriminatiegrond (59%),
gevolgd door seksuele gerichtheid (16%). In 70% van de ingestroomde codis-feiten was
de verdachte van westerse afkomst.
De cijfers in het rapport zijn afhankelijk van allerlei factoren waar weinig invloed
op uit te oefenen is. Het is daarom niet mogelijk om vergaande statistisch verantwoorde
conclusies te trekken over stijgingen of dalingen in de cijfers. Opvallende zaken
in 2019 waren de Nashvilleverklaring, racisme in het voetbal en stafbare uitlatingen
tijdens de sinterklaasintocht.
Ervaren discriminatie
Het in april van dit jaar uitgebrachte onderzoek van het SCP «Ervaren Discriminatie
II» vult het beeld aan dat ontstaat door de jaarlijkse cijferrapportage. Het SCP onderzocht
de mate van ervaren discriminatie in Nederland in 2018. Het is een herhaling van een
eerder onderzoek in 2013.
Net zoals in 2013 heeft ook in 2018 ruim een kwart van de Nederlanders (27%) discriminatie
ervaren.9 Mensen met een migratieachtergrond, moslims, jongeren, lhb’ers en mensen met een
beperking ervaren relatief veel discriminatie. Ouderen en Nederlanders zonder migratieachtergrond
ervaren relatief weinig discriminatie.
Discriminatie wordt in het algemeen het vaakst ervaren op grond van leeftijd, geslacht
en etnische achtergrond (allen circa 10%). Ten opzichte van 2013 is de mate van discriminatie
op grond van geslacht (met name vrouwen) en een beperking toegenomen.
Uit het onderzoek blijkt dat discriminatie het meeste wordt ervaren in het onderwijs
(ca. 22%), gevolgd door op het werk (ca. 16%) en zoeken naar werk (ca. 13%). Ook in de (semi)publieke ruimte (12%) en in het contact met instanties
(9%) (zoals overheid, politie, in de zorg en op de woningmarkt), ervaart men discriminatie
maar dit is relatief minder en ten opzichte van 2013 gelijk gebleven. Drie procent
van de Nederlanders zegt online discriminatie mee te hebben gemaakt in 2018.
Discriminatie wordt het vaakst ervaren in de vorm van ongelijke behandeling (53%)
en negatieve bejegening (30%).
Corona en discriminatie
De hierboven genoemde rapportages zien op de periode voorafgaand aan de wereldwijde
uitbraak van de Corona- ofwel Covid-19-pandemie. Deze pandemie heeft op velerlei wijzen
een grote impact op het leven van mensen in Nederland. Eén van de gevolgen van de
uitbraak van het virus is dat discriminatie van bepaalde groepen Nederlanders is toegenomen.
De ADV’s hebben alle meldingen van Corona-gerelateerde discriminatie in de periode
januari – april 2020 geanalyseerd.10 Daaruit blijkt dat mensen met een Oost-Aziatisch uiterlijk sinds de uitbraak te maken
krijgen met discriminerende opmerkingen over hun afkomst in relatie tot het Corona-virus.
Ook komt het voor dat zij slachtoffer worden van intimidatie, bedreiging of geweld.
Mede naar aanleiding van de motie van het lid Ellemeet c.s., die het kabinet oproept
om uit te dragen dat discriminatie van Nederlanders met een Chinese achtergrond onacceptabel
is11, heeft voormalig Minister Bruins van Medische Zorg en Sport in zijn brief van 11 februari
2020 stelling genomen tegen alle vormen van discriminatie.12 Ook heeft hij in begrijpelijke taal in het Jeugdjournaal uitgelegd dat discriminatie
op grond van herkomst onaanvaardbaar is.
Ook andere groepen melden dat zij zich gediscrimineerd voelen, zo blijkt uit het rapport
van de ADV’s. Diverse mensen met een beperking hebben gemeld dat zij zich gediscrimineerd
voelen door de maatregelen die worden genomen om de Corona-crisis het hoofd te bieden,
zoals het verplichte gebruikmaken van een winkelkarretje in de supermarkt, ook voor
rolstoelgebruikers. En ouderen hebben gemeld dat zij zich gediscrimineerd voelen door
het debat over de vraag wie er voorrang zou moeten krijgen bij het aanbieden van zorg.
Etnisch profileren door de overheid
Recent is discussie ontstaan over het gebruik van nationaliteit in risicomodellen
en selectieregels. Dit, en uitspraken van de Nationale ombudsman, heeft aanleiding
gegeven tot het stellen van meerdere Kamervragen over etnisch profileren en het gebruik
van nationaliteit door de overheid. Etnisch profileren waarmee ongerechtvaardigd onderscheid
wordt gemaakt, is discriminatie en daarmee hoe dan ook ontoelaatbaar. Overheidsorganisaties
hebben, vanwege hun specifieke rol in een democratische rechtsstaat, bij uitstek een
verantwoordelijkheid om conform het gelijkheidsbeginsel te handelen. Het is dan ook
van groot belang dat er bij het toepassen van risicomodellen en selectieregels door
de overheid voor alle criteria (naast een wettelijke grondslag) een objectieve rechtvaardiging
is en dat de invloed van vooroordelen wordt voorkomen.
Gevolgen van discriminatie
Alleen al het gevoel gediscrimineerd te worden, kan verstrekkende gevolgen hebben
voor het individu en de samenleving, zo blijkt uit het SCP-onderzoek. Naarmate iemand
meer discriminatie ervaart, op meerdere terreinen en gronden, bestaat er een grotere
kans dat iemand zich terugtrekt uit de samenleving. Discriminatie-ervaringen kunnen
ertoe leiden dat men zich angstig voelt, vertrouwen verliest in instituties, bepaalde
mensen en plekken gaat vermijden en juist meer mensen opzoekt met dezelfde ervaring
en achtergrond.
Het is van belang om discriminatie te melden. Omdat alleen als bekend is dat bepaalde
vormen van discriminatie zich voordoen, er actie tegen kan worden ondernomen. Maar
ook omdat het de melders de gelegenheid geeft om hun verhaal kwijt te kunnen en zij
vervolgens hulp kunnen krijgen bij het verwerken van wat er is gebeurd. Uit het SCP-rapport
blijkt dat dit aspect breed gewaardeerd wordt door slachtoffers. Hoe het kabinet inzet
op het verder vergroten van de meldingsbereidheid, komt hieronder bij de maatregelen
van het kabinet aan de orde.
Hoewel de discriminatiecijfers een stijgend aantal meldingen laten zien, volgt uit
het SCP-rapport dat maar één op de vijf mensen die discriminatie heeft meegemaakt,
dit meldt bij een officiële instantie. Dit is overigens wel een verbetering ten opzichte
van 2013: toen werd maar één op de acht discriminatie ervaringen gemeld. Met name
bij ADV’s wordt maar een fractie gemeld (3%). Dit beeld is niet eenduidig: Uit de
peiling onder LHBTI-personen in Europa die het EU Agentschap voor Fundamentele Rechten
op 14 mei 2020 publiceerde blijkt dat de aangiftebereidheid onder LHBTI-personen in
ons land vergeleken met andere EU-landen juist relatief hoog is.13
Mensen met een discriminatie-ervaring geven aan als gevolg van discriminatie onder
hun niveau te werken of onderwijs te volgen, of zelfs hiermee gestopt te zijn. Het
is daarom van belang dat er wordt ingezet op een brede aanpak van discriminatie met
verschillende maatregelen op verschillende terreinen zoals in deze brief genoemd.
De aanpak van discriminatie vraagt echter, zoals in de inleiding al gezegd, inzet
van ons allen. Vermeldenswaardig hierbij is dat de anti-discriminatienorm in Nederland
breed gedragen wordt: 60% van de Nederlandse bevolking heeft in 2018 wel eens mensen
die discrimineren aangesproken.
2. Voortgang van de kabinetsaanpak van discriminatie
De kabinetsaanpak bestaat uit een generieke infrastructuur en aanpak die effect heeft
op alle gronden en terreinen, aangevuld met maatregelen op bepaalde terreinen en specifieke
maatregelen die tot doel hebben om een bepaald type discriminatie te bestrijden of
een bepaalde doelgroep te bereiken. Ik ga eerst in op de generieke aanpak van discriminatie,
dan op de maatregelen op enkele terreinen waar veel discriminatie plaatsvindt, daarna
op de specifieke maatregelen en tot slot op enkele aanscherpingen van het wettelijk
kader.
Generieke maatregelen
Versterking ADV-stelsel en lokale aanpak van discriminatie
Uit het SCP-rapport over ervaren discriminatie blijkt, zoals hierboven ook toegelicht,
dat slechts één op de vijf van de mensen die menen gediscrimineerd te zijn, dit meldt
bij een officiële instantie. Van deze groep weet maar drie procent de gemeentelijke
ADV’s te vinden. Hoewel dit cijfer nog altijd zorgwekkend is, is wel een verbetering
zichtbaar: in 2013 meldde nog maar één op de acht mensen een discriminatie ervaring.
Ook is in 2019, zoals gezegd, het aantal meldingen bij ADV’s licht gestegen.
De vindbaarheid van de ADV’s is al langer onderwerp van gesprek. Daarom heb ik onderzoek
laten doen naar het functioneren van de ADV’s en naar mogelijkheden om het stelsel
van ADV’s te versterken. Dit heeft geresulteerd in een aanpak die ik aan u heb geschetst
in mijn brief van 16 oktober 2019.14 De daarin aangekondigde intensievere monitoring van de ADV-functie wordt sindsdien
vormgegeven. Daaruit blijkt dat het ADV-veld zich voortdurend ontwikkelt. Zo is in
Oost-Nederland vanuit de ADV's van de regio’s Overijssel, Gelderland-Midden en Gelderland-Zuid
per 1 januari 2020 een regionale ADV (Vizier) ontstaan. Vanuit het Ministerie van
BZK zullen regionale en lokale ontwikkelingen verder worden gemonitord in overleg
met relevante partners, zoals Discriminatie.nl en het College voor de Rechten van
de Mens.
De vindbaarheid en toegankelijkheid van de ADV’s is ook onder de aandacht van gemeenteambtenaren
gebracht in de vijf masterclasses die in oktober en november 2019 zijn gehouden. Tijdens
de masterclasses stond de «Handreiking antidiscriminatiebeleid voor gemeenten» uit
2018 centraal, met een belangrijke focus op de toegankelijkheid en vindbaarheid van ADV’s. Het doel van de masterclasses, die door kennisinstituut Movisie zijn
uitgevoerd en waar gemeenteambtenaren van 39 gemeenten hebben deelgenomen, was het
vergroten van de kennis van gemeenteambtenaren over effectief antidiscriminatiebeleid
en het vergroten van de handelingsperspectieven van ambtenaren om dit antidiscriminatiebeleid
te kunnen voeren.
Overigens heeft kennisinstituut Movisie, met subsidie van het Ministerie van SZW,
ook drie regionale (mini-)werkconferenties gehouden voor interventie-ontwikkelaars
op het terrein van antidiscriminatie en professionals en vrijwilligers die willen
starten met het ontwikkelen van een antidiscriminatie-interventie. Doel van deze conferenties
was de kennis te vergroten bij de doelgroep over wat werkt om discriminatie te verminderen,
de toepassing van deze kennis te bevorderen en het netwerk tussen mensen uit de doelgroep
te versterken. De belangstelling hiervoor was groter dan verwacht, er hebben in totaal
124 mensen deelgenomen.
Om te voorkomen dat meldingen van discriminatie tussen wal en schip vallen – bijvoorbeeld
omdat ADV’s doorverwijzen naar de politie en de politie te weinig aanknopingspunten
vindt voor strafrechtelijke vervolging – wordt een project uitgezet om mensen beter
te begeleiden bij het melden van discriminatie en in het traject dat daar op volgt.
Hiertoe is door externe professionals een projectplan opgesteld, dat in 2020 volgens
de daarvoor geldende regels zal worden uitgezet en waar geïnteresseerde partijen op
in zullen kunnen schrijven.
Strafrechtelijke opsporing en vervolging
WODC-onderzoek «Een discriminatie-aspect als strafverzwarende omstandigheid. Cijfers
en praktijkervaringen»
In de brief van 19 juni 201815 heeft het kabinet (vervolg)onderzoek aangekondigd over het meewegen van een discriminatie-aspect
bij de straftoemeting. Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen die apart zijn uitgezet:
Het ene deel is rechtsvergelijkend van aard en beziet hoe enkele ons omringende landen
een discriminatoir oogmerk (discriminatie-aspect) als strafverzwarende omstandigheid
betrekken, en hoe dit in de praktijk uitwerkt. Dit onderzoeksdeel zal deze zomer worden
afgerond. Het andere onderzoeksdeel tracht inzicht te verschaffen in hoeverre de beleidsintensiveringen
van de afgelopen jaren hebben bijgedragen aan het goed toepassen van de huidige strafverzwaringsgrond
bij delicten met een discriminatie-aspect. Daarbij is ook bezien of er andere beleidsintensiveringen
denkbaar zijn om de huidige werkwijze te verbeteren. Dit is neergelegd in het bijgevoegde
WODC-rapport. In de bijlage bij deze brief wordt ingegaan op de aanbevelingen van
de onderzoekers.
Continuering Meldpunt internetdiscriminatie
Uw Kamer heeft de motie van het lid Özütok aangenomen16, die de regering verzoekt «te garanderen dat mensen ook na 31 december 2019 melding
kunnen maken van online discriminatie bij een onafhankelijk meldpunt en daarvoor een
voorziening te treffen». Ter uitvoering van deze motie beziet het kabinet de mogelijkheden
voor het beleggen van een meldpunt voor online discriminatie voor de middellange en
voor de lange termijn. In afwachting hiervan zal het Meldpunt internetdiscriminatie
(MiND) bij NL Confidential operationeel blijven.
Monitoring discriminatiezaken
Politie, OM en ADV’s werken nauw samen op basis van een periodieke geüpdatete lijst
van meldingen, aangiftes, mutaties en processen-verbaal van discriminatie, zodat discriminatie-incidenten
betekenisvol worden afgedaan. Er loopt een tijdelijk project waarbij de werkwijze
wordt getoetst dat de politie haar systemen op discriminatie screent en waarbij de
eenheden tweewekelijks een overzicht ontvangen van alle discriminatiezaken (inclusief
commune delicten met discriminatieaspect) die zich hebben afgespeeld in die eenheid.
Vooralsnog lijkt dit mechanisme zijn vruchten af te werpen. Mocht het project positief
worden geëvalueerd, dan zal worden bezien hoe dit mechanisme breder kan worden toegepast
en kan worden geborgd in het reguliere proces.
Daarnaast wordt op verschillende niveaus op dit moment bezien hoe de samenwerking
tussen OM, Politie, ADV’s en het College voor de Rechten van de Mens zo optimaal mogelijk
kan worden ingericht. Teneinde de laagdrempeligheid van het doen van een melding of
aangifte te bevorderen, is het van belang dat er verschillende modaliteiten om te
melden beschikbaar blijven. Vereenvoudiging en professionalisering van bestaande modaliteiten
worden daarbij toegejuicht en gestimuleerd.
Divers vakmanschap en inclusiviteit bij de politie
Uw Kamer ontving op 2 april 2019 het Actieplan Veiligheid LHBTI.17 In dit actieplan is ook de aanpak van de politie inzake inclusiviteit en divers vakmanschap
verweven. In het kader van het actieplan is het curriculum divers vakmanschap bij
de politie geactualiseerd. Het nieuwe perspectief van de politie op de bestaande thema’s
diversiteit, inclusie en divers vakmanschap heeft als titel «Politie voor iedereen»
meegekregen. Uitgangspunt is onder meer dat de politie er is voor iedereen. Zowel
de collega als de burger moeten zich veilig voelen. Het vakmanschap dat daarvoor nodig
is, wordt een vast onderdeel van de dagelijkse vakmanschapsontwikkeling en ondersteuning
aan de operatie. Dit nieuwe perspectief Politie voor iedereen vervangt het Programma
«Kracht van het Verschil», inclusief de verschillende projecten die uit dit programma
voortvloeien. Door middel van dit perspectief op het dagelijks vakmanschap van de
politie worden de thema’s diversiteit en inclusie geborgd. Politie voor Iedereen is
de komende jaren het nieuwe perspectief van de politie op diversiteit en inclusie;
een heldere koers gericht op veilige, competente en effectieve teams waarin heel verschillende
politiemensen werken voor iedereen die de politie nodig heeft. De focus verschuift
van het verschil naar de verbinding. Daarnaast is in alle eenheden een begin gemaakt
met de invoering van de bondgenotenaanpak. Dit is verder verbreed in het afgelopen
jaar. In sommige sectoren/teams wordt nog een inhaalslag gemaakt.
Het is van belang dat het maatschappelijk debat over de onaanvaardbaarheid van discriminatie
in onze samenleving wordt gestimuleerd. In Nederland maken mensen die bijvoorbeeld
een andere etniciteit, religieuze overtuiging of seksuele gerichtheid of een andere
leefstijl hebben volwaardig deel uit van onze samenleving. Onderzocht wordt of een
brede campagne op dit terrein een bijdrage kan leveren aan deze discussie, hoe deze
campagne eruit zou moeten zien en in hoeverre de politie hieraan een bijdrage kan
leveren.
Aanpak van discriminatie op bepaalde terreinen
Aanpak arbeidsmarktdiscriminatie
Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018 – 2021
Arbeidsmarktdiscriminatie heeft grote impact op individuen en de samenleving als geheel.
Het kabinet staat dan ook voor een eerlijke arbeidsmarkt waarop mensen gelijke kansen
krijgen. Daarom is het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018–2021 ingericht. Het
actieplan kent drie pijlers: toezicht en handhaving, onderzoek en instrumenten en
kennis en bewustwording. De aanpak richt zich op discriminatie op gronden als leeftijd,
afkomst, sekse, handicap en seksuele gerichtheid. Hieronder worden enkele belangrijke
resultaten benoemd. Voor de zomer wordt de jaarlijkse voortgangsrapportage aan uw
Kamer toegezonden met hierin uitgebreide informatie over de voortgang van alle maatregelen
uit het actieplan.
Het afgelopen jaar is binnen een breed onderzoeksprogramma kennis verzameld over (onbewuste)
vooroordelen en discriminatie in de werving & selectiepraktijk. Deze kennis kan worden
vertaald in effectieve maatregelen die werkgevers kunnen toepassen binnen de eigen
organisatie. Ook biedt deze kennis een basis voor toezichtsinterventies van de Inspectie
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wanneer zij bevoegd worden om toezicht te houden
op arbeidsmarktdiscriminatie. Op 23 april 2020 zijn vijf onderzoeken die binnen het
onderzoeksprogramma zijn uitgevoerd aan uw Kamer verzonden.18
Daarnaast is binnen de pijler toezicht en handhaving door de Inspectie SZW verkend
hoe het toezicht op arbeidsmarktdiscriminatie effectief ingericht kan worden. In 2019
zijn hiervoor 240 verkennende inspecties uitgevoerd bij bedrijven en intermediairs
op de arbeidsmarkt. Daarnaast is er een netwerk ingericht van experts en betrokken
organisaties waarbinnen kennis en signalen over arbeidsmarktdiscriminatie worden gedeeld. Het gaat
om organisaties als de ADV’s, het College voor de Rechten van de Mens, de Samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en het UWV. Dit netwerk komt een aantal keer
per jaar bij elkaar.
Binnen de pijler kennis en bewustwording is een campagne ingericht in samenwerking
met BNR-nieuwsradio: Verderkijkers. De campagne richtte zich op bedrijven en stelde
de kracht van diversiteit centraal. Onderdeel van de campagne waren een website, een
wekelijks item bij BNR, podcasts bij BNR en bijeenkomsten met bedrijven. Op dit moment
wordt gewerkt aan een nieuwe campagne.
Programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA)
Het Programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) onderzoekt in acht pilots
wat werkt om de arbeidsmarktpositie van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond
te verbeteren. De acht pilots richten zich op de loopbaanmomenten waarop zij achterstand
oplopen op de arbeidsmarkt. Zo wordt gekeken naar het verbeteren van de studiekeuze
op het vmbo en de zoektocht naar een stage- of werkplaats vanuit het mbo. De pilots
testen welke oplossingen effectief zijn. De aanpakken in de pilots worden dan ook
wetenschappelijk onderzocht. Uw Kamer is hierover in eerdere voortgangsbrieven in
meer detail geïnformeerd.19 De eerste tussentijdse inzichten van de pilots worden na de zomer van 2020 verwacht,
de eindresultaten van de meeste pilots in 2021. In 2020 en 2021 worden de lessen uit
de pilots en ander onderzoek breed verspreid voor toepassing bij werkgevers, gemeenten,
UWV en in het onderwijs. Uw Kamer ontvangt in het najaar van 2020 een volgende voortgangsbrief
over het Programma VIA.
Aanpak stagediscriminatie
Om stagediscriminatie te bestrijden en gelijke kansen bij stages te bevorderen, wordt
samengewerkt met partners als VNO-NCW/MKB-Nederland, de MBO Raad, JOB (Jongeren Organisatie
Beroepsonderwijs), het College voor de Rechten van de Mens en Stichting School en
Veiligheid (SSV). Door middel van verscheidene acties en projecten wordt ingezet op
het vergroten van bewustwording bij leerbedrijven, mbo scholen en studenten. Uw Kamer
heeft hierover op 25 oktober 2019 een voortgangsrapportage ontvangen.20 Om scholen en leerbedrijven te ondersteunen bij een aantoonbaar effectieve aanpak
is (mede in het kader van het programma VIA) in opdracht van de Ministeries van OCW
en SZW een onderzoeksuitvraag uitgezet voor onderzoek naar effectieve interventies
voor het tegengaan van stagediscriminatie. Ook zal komend schooljaar een campagne
worden gelanceerd gericht op het tegengaan van stagediscriminatie en het bevorderen
van gelijke kansen bij stages, en zal uw Kamer worden geïnformeerd over de motie van
de leden Van den Berge en Kuik over een meld-app voor stagediscriminatie.21
In januari verscheen het onderzoek «De overgang van het mbo naar de arbeidsmarkt.
De positie van jongeren met een migratieachtergrond belicht» van SEO Economisch Onderzoek.
De vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Staatssecretaris
van SZW verzocht op het onderzoek te reageren. Dit rapport is op 4 juni 2020 met een
beleidsreactie, mede namens de Minister van OCW, aan uw Kamer gezonden.22 Daarnaast wordt op dit moment door het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt
een onderzoek uitgevoerd naar het verschil in arbeidsmarktkansen tussen hbo’ers met
migratieachtergrond en autochtone studenten. Het onderzoek wordt september 2020 verwacht.
Tot slot heeft de Minister van OCW toegezegd de inzet van een diversiteitscoach te
verkennen.23 Hiertoe is een verkenning met het veld georganiseerd, gefaciliteerd door de MBO Raad.
Iedere student moet alle vormen van (mogelijke) discriminatie (bijvoorbeeld bij stages)
bespreekbaar kunnen maken. Binnen veel scholen bestaan hiertoe al mogelijkheden, maar deze
lijken niet altijd vindbaar voor studenten en ze zijn niet altijd goed toegerust voor
hun taak. Het creëren van een nieuwe functie zoals een diversiteitscoach, lost dit
mogelijk slechts deels op. Het is niet gegarandeerd dat een diversiteitscoach op school
beter vindbaar is, bijvoorbeeld. Het belang van een «trekker» wordt erkend: iemand
die het belang van diversiteit en het tegengaan van discriminatie binnen de organisatie
breed uitdraagt. Echter, het mag niet zo zijn dat slechts één persoon hiervoor verantwoordelijk
is; het gaat om een brede en gezamenlijke opgave binnen de school. Het is belangrijk
dat studenten op school het gesprek over discriminatie aan kunnen gaan met iemand
bij wie zij zich veilig voelen. Dat kan een docent, mentor, stagebegeleider of stage
coördinator zijn. Zij moeten discriminatie kunnen herkennen en erkennen, en weten
hoe zij hierbij kunnen handelen en naar wie ze studenten eventueel kunnen doorverwijzen.
Om hen daarin ondersteuning te bieden bestaan verschillende tools zoals de e-learning
module «Op stage? Iedereen gelijke kansen. In gesprek over stagediscriminatie» van
SSV en de Anne Frank Stichting, de nieuwe themapagina over diversiteit van het Kennispunt
MBO Burgerschap en de podcasts over diversiteit in de klas van de MBO Raad. Niettemin
moet we continue kijken hoe we het bespreekbaar maken van discriminatie verder kunnen
verbeteren en faciliteren. Hierover zal het Ministerie van OCW met de sector in gesprek
gaan om te kijken hoe we scholen hierin kunnen ondersteunen en wat zij van elkaar
kunnen leren. Hierover zal uw Kamer nader worden geïnformeerd.
Aanpak loonkloof
De laatste Monitor loonverschillen mannen en vrouwen van het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS), gepubliceerd in november 201824, laat zien dat er nog steeds een beloningsverschil bestaat tussen mannen en vrouwen.
Dit verschil wordt grotendeels veroorzaakt door factoren als leeftijd, arbeidsduur
en opleidingsniveau. Het resterende, onverklaarbare loonverschil tussen vrouwen en
mannen (het gecorrigeerde beloningsverschil) vormt volgens het CBS een voorzichtige
indicatie van het bestaan van ongelijk loon voor gelijkwaardige arbeid, al is op basis
van het onderzoek volgens het CBS niet te zeggen in hoeverre feitelijk sprake is van
beloningsdiscriminatie. De volgende Monitor loonverschillen mannen en vrouwen wordt
dit najaar verwacht.
Hoewel de onderzoeken van het CBS laten zien dat de loonkloof afneemt, gaat dit langzaam.
In het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018 – 2021 zijn daarom maatregelen opgenomen
gericht op het verder dichten van de loonkloof. De Stichting van de Arbeid is momenteel
bezig met het updaten van de checklist gelijke beloning «Je verdiende loon!». In de
hierboven genoemde campagne «Verderkijkers» was ook aandacht voor het onderwerp. Verder
is door het Ministerie van OCW tot eind 2019 een campagne van WOMEN Inc. gesubsidieerd
om vrouwen en werkgevers bewust te maken van de loonkloof. Hieronder vielen ook de
campagne #15procentminder en de Gelijk Loon Check waarmee werkgevers op een eenvoudige
manier kunnen meten of er een loonkloof is binnen hun organisatie. Ten slotte gaat
de Sociaal-Economische Raad (SER) een infrastructuur ontwikkelen, in het verlengde
van hun advies over het bevorderen van culturele en gender-diversiteit aan de top.
De infrastructuur helpt bedrijven met het maken van plannen, het monitoren van de
voortgang en het presenteren van de resultaten op het gebied van (gender)diversiteit.
Dat kan bijdragen aan grotere transparantie en kan bijvoorbeeld ook inzicht bieden
in de mate van gelijke beloning van mannen en vrouwen. Het vergroten van transparantie
kan bijdragen aan het verder terugdringen van beloningsverschillen. Het Ministerie
van SZW verkent mogelijke maatregelen ter bevordering hiervan. Overigens wordt ook
vanuit de Tweede Kamer gewerkt aan een initiatiefvoorstel ter bevordering van gelijke
beloning en werkt de Europese Commissie aan een richtlijn over beloningstransparantie.25
Zwangerschapsdiscriminatie
Zwangerschapsdiscriminatie is een hardnekkig fenomeen. Daarom is er aandacht aan besteed
in de hierboven genoemde campagne «Verderkijkers». Daarnaast is de bewustwordingsactie
«Baby en Baan», die vrouwen in brede zin informeert over hun rechten bij zwangerschap
en jong ouderschap, in 2018 verlengd tot juli 2019.
Om vrouwen te informeren over hun rechten op het gebied van zwangerschap en ouderschap
in relatie tot werk is een samenwerking met de GroeiGids van de GGD ingericht. In
de Engelstalige papieren Groeigids en de Groeiapp worden vrouwen geattendeerd op wat
zij kunnen doen wanneer zij te maken krijgen met zwangerschapsdiscriminatie. De samenwerking
met de GGD zal worden voortgezet en waar mogelijk uitgebouwd vanwege het grote bereik
van de Groeigids producten. De komende maanden wordt bezien hoe de aanpak van zwangerschapsdiscriminatie
een extra impuls kan krijgen. Hierbij worden de uitkomsten van het onderzoek naar
zwangerschapsdiscriminatie van het College voor de Rechten van de Mens, dat rond de
zomer zal verschijnen, betrokken.
Aanpak discriminatie in het onderwijs
Iedereen verdient een inclusieve leeromgeving die hen de veiligheid geeft om zichzelf
te zijn en zorg biedt als incidenten toch voorkomen. De aanpak van discriminatie in
het onderwijs is er daarom op gericht om elke school inclusiever te maken. Deze aanpak
kent drie dimensies. De student en leerling, de docent en de zorgstructuur binnen
de school.
Een inclusieve leeromgeving vraagt beleid dat enerzijds het bewustzijn en de kennis
van studenten en leerlingen over diversiteit vergroot en anderzijds scholieren weerbaarder
maakt. Het Ministerie van OCW zal opnieuw de aandacht vestigen op het aanbod aan ondersteuningsmateriaal/trainingen bij de SSV en organisaties als de Anne Frank Stichting en de
Respect Education Foundation. Er is heel veel materiaal over vooroordelen en discriminatie
en veel scholen weten dat ook te vinden, maar scholen kunnen er nog meer aandacht
aan te besteden. Juist nu steeds meer groepen zich bewust worden van discriminatie
en dat ook als zodanig gaan benoemen. In het SCP-rapport wordt aangegeven dat dit
ook een teken kan zijn van emancipatie van die groepen. Het is dus een mooie kans
voor het onderwijs om daar iets mee te doen.
De voorgestelde kerndoelen zoals geformuleerd in het kader van vernieuwing van het
curriculum bieden daarvoor duidelijke aanknopingspunten. Maar al vooruitlopend op
deze aanpassingen dienen scholen de conclusies van het SCP-rapport te zien als stimulans
om discriminatie binnen de school/instelling aan te pakken en bespreekbaar te maken,
ook vanuit het thema Burgerschap en de kerndoel-onderdelen seksualiteit en seksuele
diversiteit.26 Het wetsvoorstel burgerschap po-vo, dat eind 2019 naar uw Kamer is gestuurd, moet
in de toekomst verder bijdragen aan het weerbaar maken van leerlingen en studenten.27
Het kunnen omgaan met diversiteit is een belangrijk onderdeel van het burgerschapsonderwijs,
waaraan alle scholen verplicht zijn aandacht te besteden. Binnen het mbo is dit onderdeel
van de kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap. Het leren reflecteren op eigen
opvattingen en gedrag, het praten over vooroordelen en stereotypen en het vormen van
een eigen mening door dialoog over en verdieping in de opvattingen en visies van anderen
over sociaal-culturele, religieuze en seksuele waarden staan hierin voorop. Zo is
er de ingerichte themapagina van het Kennispunt MBO Burgerschap, en zijn er, zoals
eerder in deze brief vermeld, podcasts gemaakt om het thema diversiteit meer onder
de aandacht te brengen. In deze podcastserie krijgen docenten tips en ideeën over
omgaan met diversiteit in de klas en hoe dit bespreekbaar gemaakt kan worden.
Om het gesprek op school te stimuleren en te ondersteunen over het thema seksualiteit
en diversiteit zijn er diverse programma’s ontwikkeld. Zo wordt er met de steun van
het Ministerie van OCW specifiek voor gereformeerde scholen een nieuw project «Stil
verdriet» van theater AanZ, SSV en Homo in de klas ontwikkeld. Dit project start dit
najaar. De Alliantie act4respect van Rutgers en Atria heeft de jongerencampagne «Generatie
Ja… en?» gelanceerd over seksueel grensoverschrijdend gedrag en gender gerelateerd
geweld. De activiteiten van Rutgers en Atria worden door het Ministerie van OCW ondersteund.
Daarnaast heeft ongeveer 85% van de scholen voor voortgezet onderwijs een GSA (Gender
and Sexuality alliance). Het COC, TNN, en NNID krijgen instellingssubsidie om deze
GSA’s te ondersteunen, voorlichting te geven en bijvoorbeeld Paarse Vrijdag te organiseren.
De sleutelfiguur in het creëren van een inclusieve leeromgeving is de docent. Om de
docent bij deze taak te ondersteunen en hierin te professionaliseren zijn er trainingen
beschikbaar. Zo biedt de SSV trainingen aan. De belangrijkste is «Dialoog onder druk».
Onder scholen (voortgezet onderwijs en mbo) is veel belangstelling voor deze training.
Daarnaast loopt er een verkenning naar hoe professionalisering van docenten burgerschap
bevorderd kan worden, mede in het kader van het terugdringen van discriminatie in
het onderwijs. Hierover worden momenteel gesprekken gevoerd waarbij mogelijk ook het
Platform Samen Opleiden en Professionaliseren (PSOP) wordt betrokken. Bij het professionaliseren
gaat het om het mogelijk beïnvloeden van de initiële opleidingen voor docenten en
zij-instromers, en over na- en bijscholing voor reeds bevoegde docenten. Dit gaat
bijvoorbeeld via de vakverenigingen van docenten, zoals de Nederlandse Vereniging
van Leraren Maatschappijleer (NVLM), en via de lerarenopleidingen, voor de invulling
van het Pedagogisch Didactisch Getuigschrift voor zij-instromers. Er wordt gekeken
naar manieren om in samenwerking met het Kennispunt Burgerschap MBO na- en bijscholing
op te zetten. Ook hebben lerarenopleidingen inmiddels aandacht voor seksuele- en genderdiversiteit.
Ten slotte moeten scholen een zorgstructuur hebben die leerlingen helpt in het geval
van incidenten of zorgen. In het funderend onderwijs is er daarom op elke school een
aanspreekpunt waar leerlingen terecht kunnen met signalen over pesten en aanverwante
zaken. Dit aanspreekpunt moet niet alleen op papier bestaan, maar ook daadwerkelijk
toegankelijk zijn voor studenten. Het SCP-rapport geeft op dit gebied extra aanleiding
om met scholen en partners te onderzoeken hoe zij omgaan met discriminatie en vormen
van seksuele intimidatie en geweld. Zoals het SCP zelf stelt, is de toename van ervaringen
van seksuele intimidatie ook te verklaren door de bewustwording die met #metoo is
gegroeid. In die zin is het goed dat we nu beter zicht hebben op de omvang van het
probleem. Dit stelt het Ministerie van OCW en scholen beter in staat het probleem
aan te pakken.
Binnen de zorgstructuur van scholen moet ook specifiek aandacht zijn voor studenten
met een beperking. Om deze studenten te helpen is in het mbo recent de website www.mbotoegankelijk.nl gelanceerd. Op deze website is alle informatie voor studenten met een ondersteuningsbehoefte
verzameld. De website is ontwikkeld op verzoek van en in samenwerking met onder andere
studenten(organisaties). Studenten kunnen nu zelf bekijken waar ze recht op hebben
en wat ze nodig hebben, en kunnen zo hun ondersteuning samen met hun school goed vormgeven.
Uit het SCP-rapport blijkt dat een op de twaalf lesbische, homoseksuele en biseksuele
studenten door discriminatie is gestopt met zijn of haar opleiding. Een ernstig signaal
waar het Ministerie van OCW met scholen mee aan de slag gaat. Naast de inzet op een
inclusieve en veilige leeromgeving roept het Ministerie van OCW scholen op om slachtoffers
zo veel mogelijk te faciliteren en te stimuleren in het doen van meldingen. Niet alleen
helpt en dwingt dit scholen gevolg te geven aan de incidenten, ook laat het onderzoek
zien dat slachtoffers die melden, zich hierdoor geholpen voelen. Helaas stelt het
SCP-rapport dat maar een zeer beperkt aantal slachtoffers van discriminatie melding
bij de externe meldpunten doen. Ter aanvulling op de cijfers van het SCP zijn er in
de monitor «Sociale Veiligheid po/vo» van het Ministerie van OCW vragen opgenomen
over ervaren discriminatie. Deze monitor wordt elke twee jaar uitgevoerd in het funderend
onderwijs.
Aanpak discriminatie op de woningmarkt
In maart 2018 publiceerde de Groene Amsterdammer een onderzoek waaruit bleek dat ruim
90% van de onderzochte makelaars bereid was mee te werken aan discriminatie. Dit onderzoek
was een belangrijke aanleiding om gezamenlijk met de sector een aanpak Goed verhuurderschap
af te spreken, waarbinnen de aanpak van discriminatie op de woningmarkt een belangrijke
plaats heeft. Binnen deze aanpak heeft de sector toegezegd in te zetten op standaardisering
van screeningprocessen van kandidaathuurders ter voorkoming van discriminatie bij
de selectie van huurders. Ook wordt in opleiding en bijscholing aandacht besteed aan
dit onderwerp. In april 2019 volgde echter uit een uitzending van het televisieprogramma
Radar, waarin het onderzoek van de Groene Amsterdammer werd overgedaan, dat er nog
weinig was veranderd, nu dit onderzoek een zelfde uitkomst had. Dit gaf aanleiding
tot nadere maatregelen.
In haar brief van 11 november 2019 heeft de Minister voor Milieu en Wonen aangegeven
welke aanpak het kabinet voorstaat.28 Deze aanpak is mede vormgegeven op basis van het onderzoek van de Radboud Universiteit,
dat als bijlage bij die brief aan uw Kamer is gezonden. Het kabinet zet in op diverse
vormen van bewustwording en voorlichting; op vormen van screening van potentiële huurders
die de risico’s voor verhuurders beperkt en discriminatie tegengaat en op onderzoek
met behulp van mystery guests en praktijktests om bewustwording bij de sector te bevorderen.
De resultaten van die onderzoeken en praktijktests zullen waar mogelijk worden teruggekoppeld
naar de koepelorganisaties van makelaars, NVM en VBO. Het onderzoek met gebruikmaking
van praktijktests en/of de inzet van mystery guests is aanbesteed. Ik verwacht dit
onderzoek begin 2021 aan u toe te kunnen sturen. Verder zet het kabinet in op verhoging
van de aangifte- of meldingsbereidheid door voorlichting en, in samenwerking met gemeenten,
op verbetering van de bekendheid van meldpunten zoals de ADV’s. Het belang hiervan
is door de rapportage «discriminatiecijfers in 2019» en het SCP-onderzoek naar ervaren
discriminatie, nog eens onderstreept. Ten slotte worden enkele pilots in de grote
steden gefinancierd om «best practises» te verzamelen en elkaar te versterken. In
gemeente Rotterdam liep al een pilot over dit onderwerp, die tot doel heeft te onderzoeken
hoe een discriminatievrije woningmarkt in Rotterdam tot stand kan komen. Eind 2019
is er ook in Utrecht een pilot gestart, waarin onder meer de juridische mogelijkheden
om discriminatie te vervolgen worden onderzocht.
Aanpak kwetsende content op het internet
Momenteel wordt verkend of er een aanpak van online uitingen met een uitsluitend of
kwetsend karakter mogelijk is. Het gaat dan om uitingen die door sommigen als kwetsend
of discriminatoir worden ervaren, ook wanneer deze in juridische zin niet strafbaar
of anderszins onrechtmatig zijn.
Deze aanpak richt zich op het motiveren van internetgebruikers om zelf op te komen
tegen dergelijke berichten. Naar aanleiding van een verkenning naar kwetsende online
berichten, worden twee pilots uitgevoerd: een pilot bewustwording en een pilot handelingsperspectief.
De pilot bewustwording richt zich op het herkennen van de kwetsende/uitsluitende aard
van bepaalde online berichten door internetgebruikers. De pilot handelingsperspectief
richt zich op het bieden van handelingsperspectieven aan mensen die graag actie willen
ondernemen tegen dergelijke berichten online. Naar verwachting zullen beide pilots
eind 2020 afgerond zijn.
Aanpak van discriminatie op specifieke gronden en thema’s
Antisemitisme
Herdenken van en educatie over de Tweede Wereldoorlog
In 2019 en 2020 vieren we dat Nederland 75 jaar geleden is bevrijd. Vanwege het lustrum
heeft het kabinet in totaal € 25 miljoen extra beschikbaar gesteld. Het kabinet vindt
het belangrijk om de kennis over onze gedeelde geschiedenis, waarden en vrijheden
te vergroten. Met deze middelen investeert het kabinet in de herinnering aan de Tweede
Wereldoorlog, zodat ook de komende jaren, als de ooggetuigen wegvallen, het verhaal
kan blijven worden verteld op een manier die de komende generaties aanspreekt. Het
geld is bedoeld voor de modernisering van een aantal oorlogsmusea en Herinneringscentra,
voor educatieprojecten, voor projecten over Nederlands-Indië, voor vernieuwende presentatievormen,
voor wetenschappelijk onderzoek naar de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en
voor het vergemakkelijken van de digitale toegang tot bronnen en archieven van de
Tweede Wereldoorlog.
Aanpak antisemitisme
De aanpak van antisemitisme is gebaseerd op de uitkomsten van het onderzoek naar triggerfactoren
van antisemitisme, waaruit bleek dat het Midden-Oosten-conflict en voetbal de belangrijkste
factoren zijn voor antisemitische uitingen. De door het kabinet ingezette lijn van
bevordering van de lokale interreligieuze dialoog en van de bewustwording in het onderwijs
en het voetbal, wordt voortgezet. Ook het hierboven al aangehaalde wetsvoorstel voor
een hernieuwde burgerschapsopdracht voor het onderwijs heeft tot doel onder leerlingen
het wederzijdse begrip en kennis van elkaars culturen en godsdiensten te vergroten
en intolerantie te bestrijden.
Het kabinet heeft voor 2019, 2020 en 2021 een extra bedrag van € 1 miljoen per jaar
vrijgemaakt ter bestrijding van antisemitisme. Dit kabinetsbesluit volgde op een initiatiefnota
van de leden Segers en Yesilgöz-Zegerius, die vraagt om meer aandacht voor het tegengaan
van antisemitisme, aanvullend op het lopende beleid (Kamerstuk 35 164, nr. 2). Per jaar zal een bedrag van € 1 miljoen worden geïnvesteerd in projecten die als
doel hebben om antisemitisme tegen te gaan. Daarbij ligt de nadruk op het verbeteren
van het proces van melding en aangifte en de opvolging die aan meldingen en aangiftes
wordt gegeven. De beschikbare gelden worden grotendeels uitgekeerd in de vorm van
een projectsubsidie. Voor een overzicht van de projecten verwijs ik u naar de bijlage.
Coördinator antisemitisme en toepassen IHRA-definitie
Het kabinet ziet geen meerwaarde in het instellen van een nationaal coördinator antisemitisme.
De coördinatie van bepaalde landelijke strafzaken met een discriminatie-aspect, waaronder
zaken waarin mogelijk sprake is van antisemitisme, ligt in de praktijk bij het Landelijk
Expertise Centrum Discriminatie (LECD), dat is ondergebracht bij het Parket Amsterdam
van het OM. Het LECD is recentelijk structureel uitgebreid met 2,5 fte, zodat het
nog beter invulling kan geven aan deze taak. Tegelijkertijd blijft er aandacht voor
het steviger positioneren van de Regionale Discriminatie Overleggen (RDO’s), zodat
een betere afstemming met politie en ADV’s kan plaatsvinden over de vraag welke aanpak
het beste effect sorteert.
Nederland is aangesloten bij de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA).
In 2016 heeft de IHRA een werkdefinitie van antisemitisme aangenomen. Het kabinet
heeft deze definitie ondersteund als niet-juridisch bindende werkdefinitie van en
voor de IHRA.
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Handelingen
II 2018/19, nr. 27, item 14) heeft het lid Van der Staaij een motie ingediend over het hanteren van de IHRA-definitie
van antisemitisme (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 68). De door de IHRA geformuleerde werkdefinitie van antisemitisme omvat een juridisch
niet-bindende definitie. De IHRA-definitie is een praktisch hulpmiddel bij de registratie
en opsporing van strafbare feiten waaraan mogelijk een discriminatie-aspect is verbonden.
Om tot de conclusie te komen dat sprake is van een strafbare gedraging en een discriminatie-aspect
dienen alle feiten en omstandigheden van het individuele geval betrokken te worden.
Dit betekent dat overeenkomst met de lijst met uitingen en gedragingen nimmer automatisch
kan leiden tot de conclusie dat sprake is van een strafbare discriminatoire/antisemitische
uiting of gedraging.
Vanuit dit uitgangspunt zijn anti-discriminatievoorzieningen, de korpsleiding van
de politie en het Parket-Generaal van het openbaar ministerie in het bezit gesteld
van de IHRA-werkdefinitie, zodat zij daarmee in de uitoefening van hun taken hun voordeel
kunnen doen. Het hanteren van de werkdefinitie verandert niets aan het wettige en
beleidsmatige beoordelingskader om een uiting of gedraging als discriminatoir en/of
als strafbaar te bestempelen. Naast politie en OM is in het afgelopen jaar ook aan
ambassades in Nederland en in het buitenland de Nederlandse omgang met de door Nederland
beschreven IHRA werkdefinitie toegelicht.
Racisme in het voetbal
Op 8 februari 2020 heeft uw Kamer het plan «Ons Voetbal is van iedereen. Samen zetten
wij racisme en discriminatie buitenspel» ontvangen (Kamerstuk 30 234, nr. 241). In het plan, dat in samenwerking met de Ministers van JenV, SZW, voor Medische
zorg en Sport en de KNVB is opgesteld, staan diverse maatregelen genoemd die ingezet
worden om racisme en discriminatie in het voetbal te voorkomen, signaleren en sanctioneren.
Een groot aantal van de maatregelen uit het plan wordt momenteel verder vormgegeven,
uitgewerkt en geïmplementeerd.
Afroracisme
De Verenigde Naties (VN) riepen in 2013 «het decennium voor mensen van Afrikaanse
afkomst» uit. De resolutie roept VN-landen op in actie te komen tegen racisme, rassendiscriminatie,
vreemdelingenhaat en onverdraagzaamheid die daarmee samenhangt. Deze Decade loopt van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2024. Landen bepalen zelf hoe zij
hieraan invulling geven. Het Ministerie van SZW coördineert de Nederlandse invulling
van de Decade en geeft dit vorm in samenwerking met andere departementen. De Nederlandse
invulling richt zich op de versterking van de aanpak van racisme in Nederland. Een
aantal activiteiten in het kader van de Decade raakt ook aan bewustwording van het
gedeeld verleden.29
Zo heeft het Ministerie van SZW bijgedragen aan de Black Achievement Month: een maand
waarin de bijdragen van personen van Afrikaanse afkomst aan de Nederlandse samenleving
centraal staan. Ook heeft het Ministerie van SZW bijgedragen aan onderzoek en, middels
projectsubsidie aan NiNsee, aan de nationale herdenking slavernijverleden en het stimuleren
van lokale herdenkingen. Het kabinet zal uw Kamer binnenkort informeren over de wijze
waarop de dialoog over het slavernijverleden wordt vormgegeven. Daarnaast zijn er
twee fondsen op naam opgericht om initiatief vanuit de samenleving te stimuleren op
het gebied van bewustwording van afroracisme en het tegengaan van stereotypen en vooroordelen.
Vanuit het VN Decennium Fonds Sociaal worden initiatieven op het gebied van maatschappelijk
welzijn die bijdragen aan de empowerment en inclusie van mensen van oorspronkelijk
Afrikaanse afkomst ondersteund. Vanuit het VN Decennium Fonds Cultuur worden culturele
projecten ondersteund die zich richten op het ontmoeten en verbinden van mensen van
oorspronkelijk Afrikaanse afkomst met de Nederlandse samenleving en onderling. Tevens
is er een ondersteuningsfunctie ingericht om personen en gemeenschappen te stimuleren
en te adviseren bij het schrijven en indienen van projectplannen. Zowel de ondersteuningsfunctie
als de fondsen lopen ten einde in 2020.
Momenteel wordt er een onderzoek uitgevoerd naar de oorzaken en triggerfactoren van
discriminatie van personen van Afrikaanse afkomst. Volgens de planning wordt dit onderzoek
eind 2020 opgeleverd. Het onderzoeksrapport levert naar verwachting een belangrijke
bijdrage aan het verder bepalen van het beleid ter bestrijding van afroracisme.
Moslimdiscriminatie
De leden Gijs van Dijk en Van den Hul riepen in hun motie van 13 maart 2019 de regering
op om in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van de islamitische gemeenschap met
als doel specifiek beleid te ontwikkelen dat bijdraagt aan het tegengaan van discriminatie
van moslims.30 De Minister van SZW heeft in het eerste kwartaal van 2020 invulling gegeven aan deze
motie. Doordat het Ministerie van SZW in gesprek is gegaan met vertegenwoordigers
van moslimgemeenschappen. In deze gesprekkenreeks is gestreefd naar een diverse groep
vertegenwoordigers, met aandacht voor organisaties die zich bijvoorbeeld richten op
moslimvrouwen en -jongeren, en/of (ook) buiten de Randstad opereren. Daarnaast hebben
er (online) focusgroepen plaatsgevonden met verschillende groepen burgers, zowel moslims
als niet-moslims. Het doel van de focusgroepen was om meer inzicht te krijgen in wat
burgers op basis van ervaringen en opvattingen zien als mogelijkheden in het aanpakken
van moslimdiscriminatie.
Ten slotte voert het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) op dit moment
een verkenning uit naar de maatregelen van andere Europese landen om moslimdiscriminatie
tegen te gaan. Het voornemen is om uw Kamer in het najaar van 2020 te informeren over
de resultaten en te bezien of er aangrijpingspunten zijn voor aanvullend beleid.
Discriminatie op grond van seksuele gerichtheid
Actieplan Veiligheid LHBTI’s
Het hierboven al genoemde Actieplan Veiligheid LHBTI is op 2 april 2019 aan uw Kamer
aangeboden.31 Aanleiding voor het plan was het verzoek vanuit uw Kamer om naast de generieke aanpak,
additionele specifieke maatregelen te treffen om discriminatie op grond van seksuele
gerichtheid en genderidentiteit tegen te gaan. Het actieplan vormt een samenwerkingstraject
tussen de G4, het Ministerie van OCW en het Ministerie van JenV. Het actieplan bevat
maatregelen die specifiek gericht zijn op het verminderen van discriminatie en geweld
tegen deze groepen, maar het bevat ook meer generieke maatregelen, zoals de hierboven
beschreven uitbreiding van het aantal fte’s bij het LECD en de actualisering van het
curriculum divers vakmanschap bij de politie. In deze brief wordt u geïnformeerd over
de voortgang van de strafrechtelijke maatregelen. De OCW-maatregelen komen aan bod
in de communicatie tussen uw Kamer en de Minister van OCW in het kader van het emancipatiebeleid.
Verschillende acties in het actieplan zijn inmiddels afgerond, zoals de verhoging
van het strafmaximum voor haatzaaien (zie ook hierna, onder «aanscherpen wettelijk
kader»). Andere acties zijn in gang gezet en lopen nog, zoals de invoering van een
uniforme werkwijze om de kwetsbaarheid van slachtoffers te beoordelen. Daartoe hebben
de politiemedewerkers die met slachtoffers in aanraking komen trainingen slachtofferzorg
gekregen. In een bijlage bij deze brief wordt per strafrechtelijke maatregel in het
actieplan de voortgang geschetst.
Onderzoek «homolijsten»
In opdracht van het kabinet doet het Verwey-Jonker instituut onderzoek naar de wijze
waarop de overheid in de periode 1945–1971 omging met homoseksualiteit vanuit zijn
rol als werkgever. Aanleiding daarvoor was een onderzoek van onder meer Trouw waaruit
bleek dat de gemeente en politie Amsterdam homo’s weerden. Behalve archiefonderzoek
in enkele geselecteerde gemeenten, departementen en in archieven van organisaties
als het COC, organiseert het onderzoeksteam van het Verwey Jonker Instituut ook interviews
en focusgroepen met experts, (oud) ambtenaren en eventueel gedupeerden. Ten behoeve
van het onderzoek hebben de onderzoekers een postbus geopend waarlangs mensen worden
opgeroepen hun ervaringen te vertellen over hoe de overheid als werkgever destijds
omging met homoseksualiteit. De begeleidingscommissie bij het onderzoek bestaat uit
experts uit diverse relevante kennisgebieden (archieven, rechtsgeschiedenis, LHBTI,
politie) als ook het COC. Door vertraging in het archiefonderzoek staat de oplevering
van het onderzoek momenteel gepland voor eind 1e kwartaal 2021.
LHBTI-survey Fundamental Rights Agency
Bij de ontwikkelingen ten aanzien van discriminatie is al genoemd dat het EU agentschap
voor Fundamentele Rechten recent een peiling onder LHBTI-personen in Europa heeft
gepubliceerd. Voor Nederland hebben bijna 4.000 LHBTI-personen aan het onderzoek meegedaan
(waaronder 61 intersekse personen en 620 transgender personen). Nederland scoort relatief
hoog als het gaat om de mate waarin LHBTI-personen zeggen tevreden te zijn met hun
leven en open te zijn over wie ze zijn. Opvallend is ook dat een relatief groot deel
(59%) van de LHBTI-personen in ons land vindt dat de overheid effectief optreedt tegen
vooroordelen en intolerantie jegens LHBTI-personen. Wel scoren transgender en intersekse
personen over de hele linie slechter dan lesbische vrouwen, homoseksuele mannen en
biseksuele mannen en vrouwen. De meeste uitkomsten sluiten aan bij het beeld dat het
kabinet al heeft. Over de maatregelen die het kabinet neemt om de emancipatie van
transgender en intersekse personen te vergroten, wordt uw Kamer geïnformeerd in de
aanstaande Voortgangsrapportage Emancipatie.
Discriminatie op grond van handicap – programma «Onbeperkt meedoen!»
Voor de implementatie van het VN-verdrag handicap heeft het kabinet op 14 juni 2018
samen met ervaringsdeskundigen, vertegenwoordigers van gemeenten en bestuurders van
diverse branches uit het Nederlandse bedrijfsleven het programma Onbeperkt meedoen!
gelanceerd.32 De ambitie van dit programma is dat mensen met een beperking meer naar eigen wens
en vermogen kunnen meedoen aan de samenleving, net als ieder ander. Binnen het programma
wordt er gewerkt aan toegankelijkheid van gebouwen, voldoende geschikte woningen,
goede toegang tot en kwaliteit van zorg en ondersteuning, kansen op een reguliere
baan op de arbeidsmarkt, passend onderwijsaanbod, zelfstandig gebruik van het openbaar
vervoer, meer kansen om mee te doen op terreinen als sport, cultuur, bibliotheken
en verkiezingen, toegankelijke websites en apps en begrijpelijke (overheids)informatie.
De Minister van VWS rapporteert jaarlijks over de voortgang van het programma aan
uw Kamer.33
De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) is
een anti-discriminatiewaarborg bij de implementatie van het VN-verdrag handicap. In
de Wgbh/cz is opgenomen dat het verboden is om (in)direct onderscheid te maken tussen
mensen met en zonder handicap. In de Wgbh/cz is de geleidelijke verwezenlijking van
algemene toegankelijkheid als norm opgenomen en de mogelijkheid voor een individu
om een doeltreffende aanpassing te vragen, als dit redelijk is.
Aanscherpen wettelijk kader
Genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken in de Algemene wet gelijke
behandeling
Op 1 november 2019 is de wetswijziging van kracht gegaan die expliciteert dat onder
het verbod van discriminatie op grond van geslacht in de Algemene wet gelijke behandeling
(Awgb) ook discriminatie op grond van genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken
valt. Doel van de verduidelijking is de (her)kenbaarheid van het verbod van discriminatie
van transgender en intersekse personen te verduidelijken.
Wijziging term «seksuele gerichtheid» in de Awgb en het Strafrecht en toevoeging van
gronden aan artikel 1 Grondwet
Het lid Jasper van Dijk c.s. heeft het kabinet in een motie gevraagd om te onderzoeken
wat de toegevoegde waarde zou zijn van wijziging van de woorden «hetero of homoseksuele
gerichtheid» in de Awgb in «seksuele gerichtheid», of deze wijziging mogelijk is en
zo ja, vervolgens een voorstel daartoe naar de Kamer te sturen (Kamerstuk 34 650, nr. 11). Op 8 juli 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik, naar aanleiding van het onderzoek
dat ik daartoe heb uitgevoerd, voornemens ben om de Awgb te wijzigen.34 Het lid Jasper van Dijk heeft eenzelfde verzoek gericht aan de Minister van JenV,
met het oog op wijziging van de terminologie in het Wetboek van Strafrecht. Om mogelijke
uiteenlopende interpretaties te voorkomen, zal de term «hetero- of homoseksuele gerichtheid»
in het Wetboek van Strafrecht eveneens worden vervangen door «seksuele gerichtheid».
Eveneens zal de discriminatiegrond «genderidentiteit en genderexpressie» worden toegevoegd
aan artikel 137c Sr.35 Dit zal gebeuren in hetzelfde wetsvoorstel dat ook de wijziging van de Awgb regelt.
Op dit moment is een concept-wetsvoorstel in voorbereiding. Ik ben voornemens om dat
wetsvoorstel, samen met mijn collega van JenV, in de zomer in openbare consultatie
te brengen.
Dit aangekondigde wetsvoorstel heeft raakvlakken met een ander wetstraject, namelijk
het initiatiefvoorstel-Bergkamp c.s. tot wijziging van de Grondwet (Kamerstuk 32 411). Dit initiatiefvoorstel beoogt de gronden seksuele gerichtheid en handicap toe te
voegen aan de opsomming van discriminatiegronden in artikel 1 van de Grondwet. Het
voorstel is in eerste lezing aanhangig in uw Kamer.
Verkenning naar de mogelijkheid om de gelijkebehandelingswetgeving in te voeren in
Caribisch Nederland
Het College voor de Rechten van de Mens heeft in de laatste evaluatie van de gelijkebehandelingswetgeving
aanbevolen te onderzoeken of het mogelijk is om deze wetgeving ook in Caribisch Nederland
in te voeren. Ik heb een dergelijke verkenning toegezegd. In 2019 zijn voorbereidende
werkzaamheden uitgevoerd, waaronder een korte literatuurstudie door de Universiteit
van Curaçao. Bij brief van 4 februari 2020 bent u geïnformeerd over de voortgang en
over de vertraging in de oplevering van de resultaten.36 In die brief ging ik ervan uit dat ik uw Kamer in het najaar zou kunnen informeren
over een plan van aanpak voor de invoering van deze wetgeving. Door de wereldwijde
maatregelen tegen de Corona pandemie, is deze planning echter hoogst onzeker geworden.
Zodra ik meer duidelijkheid heb, zal ik u hierover informeren.
De wet herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen
De wet herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen – die onder meer een
verdubbeling van het strafmaximum voor het aanzetten tot geweld, haat of discriminatie
bevat (artikel 137d Wetboek van Strafrecht) – is per 1 januari 2020 in werking getreden.
Tot slot
Zoals gezegd: het kabinet kan het niet alleen. Anno 2020 staat het diverse Nederland
voor de uitdaging om discriminatie tegen te gaan. Dat is hard werken. Het pad naar
een inclusievere en gelijkwaardigere samenleving is niet recht en vol obstakels. Het
gaat soms ook langzamer dan we willen. Maar als we vooruit willen, dan is het een
pad dat wij echt collectief en eensgezind moeten bewandelen.
Er is gelukkig genoeg reden om hoopvol te zijn. Want wat de demonstraties laten zien
is dat er in Nederland – net als over de grens – ongekend grote steun bestaat om discriminatie
en racisme hard aan te pakken. En dat mensen bereid zijn dat geluid in grote getalen
te laten horen.
Nelson Mandela zei ooit: «To be free is not merely to cast off one’s chains, but to
live in a way that respects and enhances the freedom of others.» In die geest zet
het kabinet de strijd tegen discriminatie en racisme voort.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.