Brief regering : Publieksvoorlichting bevolkingsonderzoek borstkanker
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 483
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2020
In het Algemeen Overleg Medische Preventie van 6 februari jl. (Kamerstukken 32 793 en 25 295, nr. 477) is door uw Kamer het omgaan met nevenbevindingen bij het bevolkingsonderzoek borstkanker
aan de orde gesteld. Er is ingebracht dat de communicatie over nevenbevindingen naar
deelnemers aan het onderzoek niet voldoende helder is. Ik heb in het overleg de Kamer
een brief toegezegd naar mogelijkheden om de publieksvoorlichting te verbeteren. Met
deze brief wil ik aan deze toezegging voldoen. In verband met de benodigde aandacht
voor de COVID-19-aanpak is de verzending van deze brief enige tijd aangehouden.
Deze brief sluit daarmee aan op eerdere correspondentie die ik met uw Kamer heb gevoerd
over dit thema. Ik verwijs naar de motie van het lid Ploumen van 11 april 2019 (Kamerstuk
35 043, nr. 18) die ik met mijn brief van 20 december 2019 (Kamerstuk 32 793, nr. 469) heb afgedaan, en mijn antwoorden van 27 januari 2020 (Aanhangsel Handelingen II
2019/20, nr. 1501) op schriftelijke vragen van het lid Ploumen.
Met het bevolkingsonderzoek borstkanker wordt verlaging van de sterfte beoogd, door
borstkanker in een vroeg stadium op te sporen. Ongeveer 1 op de 7 vrouwen krijgt in
haar leven borstkanker. Met het programma worden per jaar 1 miljoen (van de uitgenodigde
1,3 miljoen) vrouwen – die (nog) geen klachten hebben – gescreend op de aanwezigheid
van kanker, waardoor bij ongeveer 7.000 vrouwen een tumor in de borst wordt opgespoord.
Doordat bij deze vrouwen de behandeling eerder kan worden ingezet, overlijden er ongeveer
850 vrouwen minder per jaar.
Op de screeningslocaties wordt gebruikt gemaakt van mammografen, die zijn ingesteld
voor het maken van borstfoto’s waarop afwijkingen kunnen worden geregistreerd die
mogelijk duiden op borstkanker. De radiologen binnen het bevolkingsonderzoek hebben
als specifieke opdracht te beoordelen of een afwijking een verdenking op borstkanker
rechtvaardigt. Zij hebben hiertoe een specialistische opleiding genoten van het Landelijk
Referentie Centrum Bevolkingsonderzoek.
De focus op het beoordelen van afwijkingen die duiden op borstkanker is de basis van
het bevolkingsonderzoek. Het bepaalt de nut-risico verhouding van het programma. En het legitimeert de uitnodiging aan de jaarlijks 1,3 miljoen
– in principe gezonde – vrouwen, die de zekerheid hebben dat het onderzoek waarvoor
zij intekenen, zich richt op de aanwezigheid van deze kanker.
Het beeld moet worden voorkomen dat deelname aan het bevolkingsonderzoek borstkanker
tevens zekerheid geeft over de aanwezigheid en aard van mogelijke andersoortige afwijkingen.
De gehanteerde screeningstechnologie is daarvoor niet ingericht. Het beleid is dat
indien andersoortige afwijkingen worden gezien – de nevenbevindingen – deze in principe
niet worden gemeld. Deze beleidslijn is gebaseerd op de adviezen van het Landelijk
Referentie Centrum Bevolkingsonderzoek, de Nederlandse Vereniging voor Radiologie
en de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie.
Tot de nevenbevindingen behoren onder andere defecten aan een borstimplantaat, losse
draden van een pacemaker en vergrote lymfeklieren.
Voor borstimplantaten geldt dat zij geen leven lang meegaan. Controle van implantaten
is de eigen verantwoordelijkheid van de vrouw en van de plastisch chirurg. Als er
verder geen klachten zijn, geeft een gescheurd of lekkend implantaat geen reden tot
zorg. Ditzelfde geldt voor losse draden van een pacemaker. De oude draden zijn soms
bij vervanging van het device niet te verwijderen en blijven dan achter. Vergrote
lymfeklieren zijn soms zichtbaar op screeningsmammogrammen. Zij zijn meestal niet
kwaadaardig. Veelal zijn deze het gevolg van eerdere doorgemaakte ontstekingen of
is er een relatie met beroepswerkzaamheden.
De melding van bovengenoemde bevindingen heeft in de regel geen toegevoegde waarde.
Andersom kan een melding wel leiden tot onrust en onnodige belasting bij de vrouw,
terwijl veelal van een mogelijk aanvullend onderzoek geen gezondheidswinst hoeft te worden verwacht. Daarom zullen screeningsradiologen
alleen in uitzonderlijke gevallen, zoals bij extreme lymfekliervergrotingen in beide
oksels, tot een melding aan de huisarts of specialist in het ziekenhuis beslissen.
Zij doen dit op basis van hun medisch professioneel inzicht en handelen.
De constatering van kalkspatjes betreft geen nevenbevinding: de beoordeling ervan
maakt integraal onderdeel uit van het bevolkingsonderzoek. Zij worden op de meerderheid
van de mammogrammen gezien en zijn veelal onschuldig. Bij een verdenking dat kalkspatjes
een aanwijzing kunnen zijn voor de aanwezigheid van (een voorstadium van) kanker,
zal de screeningsradioloog ook andere bevindingen en eerder gemaakte screeningsmammogrammen
betrekken.
De publieksvoorlichting over doelstelling en aanpak van het bevolkingsonderzoek gebeurt
op verschillende plaatsen. Voor meer duidelijkheid over wat men mag verwachten bij
deelname zal explicieter worden vermeld waarvoor het programma niet is opgezet en
de gehanteerde techniek niet geschikt is. De komende periode zal het voorlichtingsmateriaal
op deze punten worden doorgelicht. Waar al wijzigingen zijn doorgevoerd zal een herwaardering
en eventueel nadere herziening plaatsvinden. Het gaat om de volgende bronnen:
– De website van het RIVM www.rivm.nl/bevolkingsonderzoek-borstkanker. De tekst over nevenbevindingen is inmiddels aangepast en de melding heeft daarbij
een prominentere plaats gekregen. Deze wordt nog verder verhelderd met informatie
over de nut-risico verhouding.
– De gemeenschappelijke website www.bevolkinsonderzoeknederland.nl van de vijf regionale screeningsorganisaties.
– De folder «Bevolkingsonderzoek Borstkanker» van het RIVM die met de uitnodigingsbrief vanuit de screeningsorganisaties
wordt meegestuurd. Wijzingen kunnen worden meegenomen in de eerstvolgende druk die
gepland staat voor januari 2021. De folder kent een jaaroplage van 1.300.000 stuks.
– De laborant op de screeningslocatie die op individueel niveau informatie uitwisselt
met de vrouw.
Ik vertrouw erop dat de aldus verbeterde voorlichting eraan bijdraagt dat deelneemsters
beter voor ogen hebben welke verwachtingen zij van het programma mogen hebben.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport