Brief regering : Geannoteerde agenda voor de videoconferentie(s) van de Oostelijke Partnerschapstop van 18 juni 2020 en de Europese Raad van 19 juni 2020
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1544
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2020
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister-President, de geannoteerde agenda aan voor
de videoconferentie(s) van de Oostelijke Partnerschapstop van 18 juni 2020 en de leden
van de Europese Raad van 19 juni 2020.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
GEANNOTEERDE AGENDA VIDEOCONFERENTIE(S) VAN DE LEDEN VAN DE EUROPESE RAAD VAN 19 JUNI
2020 EN DE OOSTELIJKE PARTNERSCHAPSTOP VAN 18 JUNI 2020
Op vrijdag 19 juni 2020 vindt een videoconferentie van de leden van de Europese Raad
(ER) plaats. De Minister-President is voornemens deel te nemen aan de videoconferentie.
Op de agenda staan het Meerjarig Financieel Kader en de herstelstrategie van de Europese
Commissie in het kader van de COVID-19-crisis en de nieuwe relatie tussen de Europese
Unie en het Verenigd Koninkrijk.
Meerjarig Financieel Kader/herstelstrategie
De leden van de ER zullen spreken over de voorstellen voor het Meerjarig Financieel
Kader (MFK) en de COVID-19-herstelstrategie die de Europese Commissie op 27 mei jl.
presenteerde. Met deze strategie komt de Europese Commissie tegemoet aan het verzoek
van de leden van de ER van 23 april jl. Het gaat om een eerste gedachtewisseling en
er zal nog geen nieuw onderhandelingsdocument (negotiating box) aan ten grondslag liggen. De voorzitter van de ER zal naar verwachting op basis
van deze discussie werken aan een nieuw onderhandelingsdocument, waarvan het kabinet
uw Kamer na publicatie zo spoedig mogelijk een schriftelijke appreciatie zal sturen.
Het is nog onduidelijk wanneer besluitvorming over het pakket in de Raad plaats zal
vinden.
Het kabinet informeerde uw Kamer op 9 juni 2020 met een Kamerbrief over kabinetsappreciatie
van de nieuwe Commissievoorstellen voor het MFK en herstelstrategie1. Deze brief vormt het kader voor de inzet van het kabinet bij de komende videoconferentie
van de leden van de ER.
Zoals in de brief is toegelicht, komt het door de Europese Commissie voorgestelde
pakket op een aantal punten overeen met de Nederlandse inzet, zoals op het gebied
van het belang van hervormingen in de lidstaten en van modernisering van de begroting,
evenals de tijdelijkheid van de aanvullende middelen. Op een aantal belangrijke andere
punten, zoals de financiering, staan de voorstellen ver af van de Nederlandse inzet.
De inzet van het kabinet is erop gericht om via Europese samenwerking duurzaam herstel
van deze uitzonderlijke crisis als gevolg van de COVID-19-uitbraak te bespoedigen
en verdere economische groei te bevorderen. De maatregelen die hiervoor genomen worden,
moeten leiden tot sterkere lidstaten en een sterkere Unie. Hiervoor zijn Europese
solidariteit tussen lidstaten onderling en de daaraan verbonden verantwoordelijkheid
centrale uitgangspunten. De Unie staat voor de uitdaging om de crisis als gevolg van
de COVID-19-uitbraak aan te pakken. Om de economische weerbaarheid en veerkracht structureel
te verbeteren acht het kabinet het van belang dat de benodigde structurele hervormingen
in de lidstaten plaatsvinden en dat investeringen bijdragen aan een duurzame versterking
van het groeivermogen, onder andere door invulling te geven aan de ambities op het
vlak van vergroening en digitalisering, en daarmee leiden tot duurzaam werkgelegenheidsherstel.
Ook moet het functioneren van de interne markt worden hersteld en verder worden versterkt.
Modernisering van de EU-begroting blijft van onverminderd belang om deze toekomstbestendig
te maken, evenals de noodzaak om Europese uitgaven op een financieel houdbaar niveau
te houden en tot een eerlijke verdeling van de financiering ervan te komen. De naleving
van rechtsstatelijkheidsbeginselen en grondrechten en de bestrijding van fraude, inclusief
sterke betrokkenheid van de relevante EU instituties, zijn hierbij van belang. Deze
inzet is ook verwoord in het non-paper dat Nederland samen met Denemarken, Oostenrijk
en Zweden heeft opgesteld.
Een grote groep lidstaten is positief over de hoofdlijnen van de voorstellen, maar
op deelterreinen is sprake van verschillende belangen. Lidstaten zijn kritisch over
o.a. de omvang, verdeling en financiering van de beoogde uitgaven. Het kabinet werkt
actief samen met gelijkgestemde lidstaten om de gezamenlijke inzet voor een duurzaam
herstel en een moderne en financieel houdbare EU-begroting kracht bij te zetten, zoals
toegelicht in de voornoemde kabinetsappreciatie.
EU – VK relatie
De leden van de ER zullen van gedachten wisselen over de stand van zaken in de onderhandelingen
tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk over het toekomstige partnerschap.
Hoewel de onderhandelingen in goede en constructieve sfeer plaatsvinden, is het duidelijk
dat er grote verschillen zijn tussen de standpunten van de EU en die van het VK. In
de brief van 4 mei jl. over de onderhandelingen tussen de EU en het VK en in de beantwoording
van het Schriftelijk Overleg over de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene
Zaken van 26 mei jl. is uw Kamer de stand van zaken in de onderhandelingen toegegaan.2 In de week van 1 juni vond per videoconferentie de vierde onderhandelingsronde tussen
de EU en het VK plaats. Na afloop van deze onderhandelingsronde constateerde EU-hoofdonderhandelaar
Barnier dat er op de belangrijke punten nagenoeg geen voortgang kon worden geboekt.
Later deze maand zal, zoals afgesproken in de politieke verklaring, een EU-VK conferentie
op hoog niveau plaatsvinden om de balans op te maken van de vorderingen aan de verschillende
onderhandelingstafels.
De in het terugtrekkingsakkoord overeengekomen overgangsperiode loopt tot en met 31 december
2020. De bepalingen van het terugtrekkingsakkoord leggen vast dat de overgangsperiode
eenmalig kan worden verlengd met maximaal 24 maanden, indien het VK en de EU daar
vóór 1 juli 2020 gezamenlijk toe besluiten in het gemengd comité. Het kabinet blijft
zich ervoor inzetten dat een zo groot mogelijk deel van het toekomstig partnerschap
van toepassing kan worden aan het einde van de overgangsperiode. Indien een verlenging
van de overgangsperiode hier aan kan bijdragen, staat het kabinet daar voor open.
Hierbij dient echter te worden aangemerkt dat de regering van het VK zich herhaaldelijk
heeft uitgesproken tegen een verlenging van de overgangsperiode.
Oostelijk Partnerschapstop
In navolging op de videoconferentie van de ministeriële bijeenkomst van 11 juni vindt
op 18 juni via videoconferentie een top plaats tussen de EU en de landen van het Oostelijk
Partnerschap (OP). De Minister-President is voornemens aan deze top deel te nemen
en zal mede namens België en Luxemburg interveniëren.
De top heeft vooral ten doel een positief signaal af te geven over het belang dat
de Unie hecht aan het OP als vehikel om vrede, stabiliteit en welvaart langs de oostgrens
van de EU te bevorderen. Juist tijdens de COVID-19-crisis, die ook de partnerlanden
hard treft, is het van belang onze solidariteit te tonen en toewijding aan het OP
te onderstrepen. In dit kader verwelkomt het kabinet het steunpakket voor de OP-landen
dat de Commissie vorige maand aankondigde.
De interventie van het kabinet zal in lijn zijn met het BNC-fiche3 dat uw Kamer op 24 april jl. ontving in reactie op de gezamenlijke mededeling van
de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger inzake de toekomst van het OP na 2020. Aandacht
voor goed bestuur en rechtstaatontwikkeling als noodzakelijke basis voor ontwikkeling
op andere terreinen blijft voor het kabinet onverminderd van belang. Op dat gebied
is in elk van de zes partnerlanden nog veel werk te verzetten. De verschenen mededeling
biedt goede aanknopingspunten om op basis van het conditionaliteitsbeginsel (more-for-more en less-for-less) op deze onderwerpen tot concrete beleidsdoelstellingen te komen.
Daarnaast hecht het kabinet, evenals een groot aantal andere lidstaten, aan vergroening
van het Oostelijk Partnerschap. Milieu- en klimaatuitdagingen stoppen immers niet
bij de oostgrenzen van de EU. Het OP dient derhalve ook een bijdrage te leveren aan
het tegengaan van klimaatverandering, verbetering van het milieu en behoud van biodiversiteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken