Brief regering : Midterm reviews van de concessies van NS en ProRail en de internationale benchmark NS en ProRail
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 898 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2020
Conform de afspraken in de vervoerconcessie (NS) en beheerconcessie (ProRail) zijn
halverwege de looptijd van de concessies tussentijdse evaluaties uitgevoerd. Met deze
brief stuur ik uw Kamer de resultaten van deze evaluaties, de zogeheten midterm reviews,
toe1. Ik stuur u tevens het rapport over de decentralisatie van de stoptreindienstendiensten
in Limburg2, dat onderdeel is van de midterm review van de vervoerconcessie. Verder stuur ik
u een internationale benchmark toe, waarin de prestaties van NS en ProRail worden
vergeleken met buitenlandse vervoerders en beheerders3. Tot slot bericht ik u over de opgelopen vertraging van de introductie van de Intercity
Nieuwe Generatie (ICNG).
Midterm review vervoerconcessie NS
Op 28 februari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de midterm review
van de vervoerconcessie van NS.4 Ik ben daarbij ingegaan op het voorlopige beeld van de evaluatie en heb tevens toegelicht
hoe ik in de resterende looptijd van de concessie invulling wil geven aan de continue
verbetering van de kwaliteit van het spoorvervoer. Inmiddels is het evaluatierapport
afgerond en bijgevoegd bij deze brief5.
Het rapport bevestigt het voorlopige beeld uit mijn brief van 28 februari jl.: de
prestaties van NS zijn in de afgelopen 5 jaar over het algemeen goed geweest. Er rijden
meer treinen, de reiziger komt vaker op tijd aan en er zijn minder storingen. Dit
alles is ook terug te zien in een hoge klanttevredenheid. Het rapport bevestigt eveneens
dat het sturingsarrangement van de concessie werkt zoals beoogd. Tot slot brengt het
rapport verschillende wijzen van sturing en sanctionering in kaart (conform de motie
van het lid Ziengs6) en zijn verschillende opties onderzocht waarmee gedurende de looptijd van een concessie
gestuurd kan worden op het continu verbeteren van prestaties (conform de motie van
het lid Amhaouch7). Beide inventarisaties betrek ik bij het vormgeven van volgende concessies, onder
meer door te borgen dat ook in de toekomst via een adequaat sturings- en sanctioneringsregime
gestuurd wordt op continue kwaliteitsverbetering. Uiteraard betrek ik uw Kamer bij
de nadere uitwerking hiervan.
In mijn brief van 28 februari jl. heb ik op hooflijnen toegelicht hoe ik de vervoerconcessie
wil actualiseren voor de periode 2020–2024. Ik informeer uw Kamer hier nader over
zodra de brief door uw Kamer is behandeld en nadat ik de consumentenorganisaties vertegenwoordigd
in het Locov heb geconsulteerd.
Effecten decentralisatie stoptreindiensten Limburg
Sinds 11 december 2016 zijn de stoptreindiensten op de trajecten Sittard-Heerlen en
Roermond-Maastricht Randwyck gedecentraliseerd. Deze stoptreindiensten werden voorheen
bediend door NS en nu door Arriva. Samen met de provincie Limburg heb ik de effecten
hiervan gemonitord. Dit is gebeurd via een nulmeting, die uw Kamer eind 2017 heeft
ontvangen8, en bijgevoegde éénmeting9.
De éénmeting laat zien dat de klanttevredenheid op het traject Sittard-Heerlen is
gestegen van een 7,3 naar een 7,7. Op het traject Roermond-Maastricht Randwyck is
het cijfer een 7,4 gebleven. De onderzoekers concluderen dat de decentralisatie ertoe
heeft geleid dat het regionale openbaar vervoer beter op elkaar is afgestemd: overstaprelaties
tussen bus en trein zijn verbeterd en regionale reizigers kunnen gebruikmaken van
gecombineerde bus/treinabonnementen. Anderzijds concluderen de onderzoekers dat reizigers
die vaak vanuit Limburg naar een ander gebied reizen, nu juist met twee vervoerders
te maken hebben. Zij ervaren daardoor nadelen door bijvoorbeeld het in- en uitchecken
bij twee vervoerders. De éénmeting laat daarnaast zien dat samenloop van NS en Arriva
op delen van het Limburgse netwerk niet tot problemen leidt. Beide vervoerders werken
in de meeste gevallen goed samen; bijvoorbeeld bij verstoringen of het vervoer bij
grote evenementen.
Ik betrek de uitkomsten van de éénmeting bij het opstellen van een uitgangspuntenkader
waaraan mogelijke toekomstige decentralisaties kunnen worden getoetst. Voor een nadere
toelichting hierop verwijs ik naar mijn brief over het integrale besluit over de marktordening
op het spoor na 2024.10
Midterm review beheerconcessie ProRail
De midterm review van de beheerconcessie is in twee fasen uitgevoerd. Begin 2019 is
het sturingsarrangement geëvalueerd, zodat het mogelijk was om de uitkomsten mee te
nemen bij de totstandkoming van het Wetsvoorstel Publiekrechtelijke omvorming ProRail.
Recent is ook geëvalueerd in welke mate ProRail in de eerste helft van de concessieperiode
invulling heeft gegeven aan de verplichtingen uit de beheerconcessie. Beide rapporten
vindt u bijgevoegd bij deze brief11. Ook vindt u daar de reactie van ProRail op de midterm review.
Het beeld dat uit de rapporten naar voren komt is overwegend positief. Het sturingsarrangement
van de concessie is effectief geweest. Dat heb ik daarom verwerkt in de instellingswet
van het zbo ProRail en bijbehorende lagere regelgeving, rekening houdend met de specifieke
sturings- en verantwoordingsbehoefte rond het zbo ProRail.12 ProRail heeft – op enkele aandachtspunten na – adequate invulling gegeven aan de
verplichtingen in de concessie. Op alle prestatiegebieden en overige verplichtingen
in de beheerconcessie zijn verbeteringen gerealiseerd. De onderzoekers constateren
tevens dat de samenwerking tussen IenW en ProRail sterk is verbeterd. Ook de afstemming
tussen ProRail en de stakeholders is verbeterd. Uitzondering hierop is de samenwerking
met goederenvervoerders. De onderzoekers constateren dat in de eerste jaren van de
concessie de focus vooral lag op het reizigersvervoer, mede ingegeven door de politieke
aandacht daarvoor en het feit dat Keyrail verantwoordelijk was voor de exploitatie
van de Betuweroute. Dit heeft impact gehad op de kwaliteit van het spoorgoederenproduct
en geleid tot ontevredenheid in de goederensector. Sindsdien heeft ProRail de behandeling
van klachten van vervoerders en omwonenden verbeterd en verschillende maatregelen
getroffen ter verbetering van het spoorgoederenproduct. Een voorbeeld is de wijze
waarop in samenspraak met vervoerders en omwonenden is gewerkt aan omleidingsroutes
door Brabant en Oost-Nederland voor goederentreinen die door werkzaamheden aan het
Derde spoor in Duitsland omgeleid moesten worden. In mijn halfjaarlijkse brief over
de voortgang van het Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer en de Betuweroute heb
ik tot nu toe kunnen melden dat deze maatregelen effectief zijn.
Meer recent is echter sprake van diverse (infrastructurele) knelpunten op emplacementen
in het Rotterdamse havengebied, in het bijzonder de Waalhaven Zuid.13 Het goederenvervoer ondervindt hier hinder van en de vervoerders zijn daar dan ook
terecht ontevreden over. Ik heb ProRail gevraagd een en ander voortvarend aan te pakken,
omdat de knelpunten de effectiviteit van het Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer
kunnen hinderen. ProRail heeft in samenspraak met de vervoerders en het Havenbedrijf
een gezamenlijke aanpak opgesteld om de knelpunten op te lossen. Ik ga nader in op
de laatste stand van zaken hiervan in mijn brief over spoorveiligheid, die ik op korte
termijn aan uw Kamer stuur.
Zoals eerder aangegeven resulteert de midterm review niet in een actualisatie van
de beheerconcessie.14 Wel vindt in het kader van het nog op te stellen meerjarenplan 2022–2025 een herijking
van de prestatie-indicatoren van ProRail plaats. De met NS gezamenlijke indicatoren
over reizigerspunctualiteit blijven hierbij behouden. Voor de overige indicatoren
is de herijking enerzijds bedoeld om na te gaan of ze verbeterd kunnen worden en anderzijds
om nieuwe bodem- en streefwaarden voor de periode 2022–2025 vast te stellen. Vooruitlopend
hierop ben ik voornemens om voor 2021 enkele bodem- en streefwaarden naar boven bij
te stellen. De voorgestelde wijzigingen bied ik op korte termijn bij gerechtigden
ter consultatie aan. Ik zal uw Kamer na de consultatie nader informeren.
In lijn met de midterm review zal in dialoog met de vervoerders en stakeholders een
goede balans gevonden moeten worden tussen enerzijds het voortzetten en waar mogelijk
verder verbeteren van het huidige prestatieniveau en anderzijds het faciliteren en
accommoderen van de maatschappelijk gewenste verdere groei van het spoorvervoer. Daarbij
geldt wel dat op dit momenteel nog veel onzeker is over de (middel-)lange termijn
gevolgen van de huidige crisissituatie (covid-19).
Internationale benchmark
Conform de bepalingen in de concessies voeren NS en ProRail elke drie jaar een internationale
benchmark uit. Hierin vergelijken zij hun prestaties met die van een aantal buitenlandse
vervoerders en infrastructuurbeheerders (ditmaal België, Zweden, Denemarken, Frankrijk,
Groot-Brittannië en Zwitserland). De benchmark over de periode 2014–2018 vindt u bijgevoegd.15 De benchmark laat zien dat Nederland een goed presterend spoorsysteem heeft (ten
opzichte van de vergelijkingsgroep), dat op een groot aantal prestatiegebieden tot
de koplopers behoort en zich positief ontwikkelt. Zo is de klanttevredenheid van reizigers
bovengemiddeld en zijn er relatief lage kosten voor onderhoud en vernieuwing. Het
is belangrijk ook in de toekomst continue verbetering te blijven nastreven door te
leren van de benchmark en internationale partners hierbij te betrekken. Een mooi voorbeeld
van hoe dit al is opgepakt is de aparte benchmark die ProRail en NS nu hebben voor
weers- en seizoensinvloeden en het effect van maatregelen daarop in verschillende
landen.
Vertraging introductie ICNG
NS heeft mij gemeld niet meer te kunnen voldoen aan de concessieverplichting van de
volledige instroom van de Intercity Nieuwe Generatie (ICNG) in dienstregelingsjaar
2021 op het traject Amsterdam-Breda. De gefaseerde introductie start naar de verwachting
van NS nog steeds in 2021, echter kan deze niet volledig worden afgerond in 2021.
De volledige instroom op bovengenoemd traject verwacht NS nu afgerond te hebben in
de loop van 2022. De geplande snelheidsverhoging van 160 naar 200 km/uur kan pas daarna
volgen. Voor een nadere toelichting op de oorzaak van deze vertraging en de maatregelen
die NS en betrokken partners nemen, verwijs ik naar de bijgevoegde brief die NS mij
hierover heeft gestuurd16.
Ik houd de komende periode actief een vinger aan de pols. NS informeert mij maandelijks
over de voortgang en planning van de introductie. Het belangrijkste principe bij de
introductie van nieuwe treinen is en blijft dat dit op een zorgvuldige, betrouwbare
en verantwoorde manier gebeurt. Hierbij zijn de lessen uit de Parlementaire Enquête
Fyra leidend. Naast een betrouwbare introductie, vind ik het van belang dat de reiziger
zo goed mogelijk geïnformeerd wordt. Ik heb NS gevraagd zich maximaal te blijven inspannen
om de vertraging zo veel mogelijk te beperken en de reiziger zo goed mogelijk over
de introductie te informeren.
Tot slot
Uit de midterm reviews blijkt dat NS en ProRail in de eerste helft van de concessieperiode
goed hebben gepresteerd. Dat vind ik een compliment waard aan alle medewerkers die
zich hier dagelijks voor hebben ingespannen. Het is op dit moment nog niet duidelijk
wat de impact van de coronacrisis is op de toekomstige prestaties van NS en ProRail.
Zoals toegelicht in de brief van 26 mei jl. over mobiliteit tijdens de coronacrisis
zijn de structurele effecten van de crisis en de mobiliteitsvraag in de komende periode
lastig te voorspellen.17 Binnen de mogelijkheden die er zijn, blijft mijn ambitie om de reiziger ook de komende
jaren snel, betrouwbaar en comfortabel op de plek van bestemming te laten aankomen.
Daarnaast heeft het verbeteren van het spoorgoederenvervoer mijn volle aandacht. Zoals
toegelicht in deze brief informeer ik uw Kamer in de komende periode nog nader over
de actualisatie van de vervoerconcessie van NS en de herijking van prestatie-indicatoren
van ProRail.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat