Brief regering : Geannoteerde agenda VTC Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 16 juni 2020
21 501-28 Defensieraad
Nr. 205
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2020
Inleiding
Hierbij ontvangt u de geannoteerde agenda voor de ingelaste videoteleconferentie (VTC)
van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie die op 16 juni
aanstaande zal plaatsvinden. Op het moment van schrijven is nog geen formele agenda
ontvangen.
Tijdens de virtuele bijeenkomst zal ten eerste worden gesproken over de permanent
gestructureerde samenwerking (PESCO) raadsaanbeveling die voorligt. In deze raadsaanbeveling
wordt ingegaan op de strategische evaluatie van PESCO, de PESCO commitments, het jaarlijkse PESCO nationaal implementatieplan en de PESCO projectencyclus. Ten
tweede zal worden ingegaan op raadsconclusies over uiteenlopende onderwerpen. Deze
onderwerpen betreffen een aantal strategische vraagstukken, waaronder het versterken
van het operationele vermogen van de EU en de verschillende defensie-initiatieven,
alsmede het versterken van partnerschappen en de weerbaarheid van de Unie. En marge
van deze RBZ-Defensie zal naar verwachting een ministeriële bestuursraad van het Europees
Defensieagentschap (EDA) plaatsvinden. Verwacht wordt dat de prioriteiten van het
EDA voor de komende jaren het hoofdonderwerp van de bespreking in de bestuursraad
zal vormen.
Hieronder wordt nader ingegaan op deze onderwerpen en de Nederlandse inzet.
PESCO Raadsaanbeveling
Tijdens de RBZ zal de Raad een aanbeveling aannemen over de mate waarin PESCO-lidstaten
voldoen aan de afgesproken commitments. Dit gebeurt aan de hand van de jaarlijkse nationale rapportage daarover in de nationale
implementatieplannen, de strategische evaluatie van PESCO die dit jaar is voorzien
en de voortgang van de projecten. De kernvragen die daarbij voorliggen gaan over de
wens tot aanscherping van de commitments en met name de operationele commitments, de politieke monitoring van PESCO, de reikwijdte van de strategische evaluatie en
de werkmethoden ten aanzien van de projecten. De huidige twintig commitments zullen waar nodig begin 2021 worden verduidelijkt en aangescherpt in een aanvullend
document.
Nederlandse inzet
Ten aanzien van de commitments en de strategische evaluatie van PESCO geldt dat Nederland geen aanvullende commitments wenst ten opzichte van de huidige set van twintig commitments. Wel zet Nederland in op een concretisering van de invulling van de commitments. Voorts acht Nederland het van belang dat in het kader van de aanscherping van de
commitments onderwerpen zoals maritieme veiligheid, klimaatverandering, complexe crises zoals
pandemieën, hybride dreigingen, cyber, Artificial Intelligence, space en veiligheid op het gebied van energie in de huidige commitments worden meegenomen. Daarnaast zet Nederland in op het leggen van een duidelijke link
tussen het bepalen van de toekomstige prioriteiten in PESCO en het nog te ontwikkelen
strategisch kompas.
Voor wat betreft de politieke monitoring van PESCO steunt Nederland de inzet om enerzijds
een meer politieke vorm van monitoring aan te brengen in de jaarlijkse nationale implementatieplannen.
Anderzijds steunt Nederland de inzet om de voortgang die wordt geboekt ten opzicht
van de commitments regelmatig op politiek niveau te bespreken.
Ten aanzien van de PESCO-projecten hecht Nederland aan een clustering van projecten
waar mogelijk en een betere prioritering. Het uitgangspunt hierbij is dat PESCO-projecten
dienen bij te dragen aan het behalen van het EU-ambitieniveau. Het kabinet acht het
daarbij wenselijk dat prioriteit wordt gegeven aan projecten die een duidelijke link
hebben met de High Impact Capability Goals. Daarnaast hecht Nederland belang aan duidelijke en transparante selectiecriteria
voor projectvoorstellen zodat alleen rijpe en passende projectvoorstellen in aanmerking
komen om als nieuwe PESCO-projecten te worden gelanceerd. Voorts zet Nederland in
op duidelijke en transparante parameters voor de monitoring van projecten zodat projecten
die onvoldoende resultaat opleveren tussentijds kunnen worden beoordeeld en eventueel
kunnen worden beëindigd.
Tot slot blijft Nederland het belang van partnerschappen op het gebied van veiligheid
en defensie benadrukken. Nederland hecht er waarde aan dat er overeenstemming wordt
bereikt over de deelname van derde landen in PESCO-projecten. Nederland zal tijdens
de Raad hiertoe opnieuw oproepen.
Raadsconclusies
In het algemeen zal naar verwachting gemarkeerd worden dat de COVID-19 crisis de bestaande
kwetsbaarheden en spanningen in een reeds uitdagende veiligheidsomgeving versterkt.
Een ambitieuze agenda op het terrein van het Gemeenschappelijk Veiligheid en Defensiebeleid
(GVDB) en een voortvarende implementatie daarvan is om die reden des te urgenter geworden.
Het is in dat kader dat nadrukkelijk wordt ingezet op de ontwikkeling van het strategisch
kompas en op het versterken van respectievelijk het operationele vermogen, de verschillende
defensie-initiatieven, partnerschappen en de weerbaarheid van de EU. Daarnaast zal
worden opgeroepen om het werk voort te zetten met betrekking tot de praktische implicaties
van artikel 42 lid 7 Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).
Nederlandse inzet
Nederland onderschrijft de toegenomen urgentie van een ambitieuze EU-agenda op het
GVDB-terrein en de noodzaak om daaraan ook daadwerkelijk uitvoering te kunnen geven.
Nederland acht het in dat kader van groot belang dat de ontwikkeling van het strategisch
kompas op de korte termijn van start gaat en in 2022 wordt afgerond. Belangrijke punten
in de terms of reference voor de ontwikkeling van het strategisch kompas zijn wat Nederland betreft de volgende:
Nederland acht het essentieel dat het strategisch kompas in de tijd geplaatste gedeelde
prioriteiten genereert, zodat de kloof tussen het ambitieniveau en het vermogen om
daaraan te voldoen op een systematische manier wordt verkleind. Daarnaast zet Nederland
nadrukkelijk in op een versterking van het GVDB als onderdeel van, en in relatie tot
het bredere EU-instrumentarium (geïntegreerde benadering), juist omdat daarin ook
een belangrijke meerwaarde van de EU als actor op het veiligheids- en defensieterrein
is gelegen.
Aangaande de versterking van het operationele vermogen van de Unie hecht Nederland er aan dat de EU op termijn beter in staat wordt gesteld
de missies en operaties uit te kunnen voeren die nodig zijn om de Europese belangen
en veiligheid te kunnen borgen. Nederland zet daarnaast onder meer in op aanpassing
van de mandaten om missies robuuster en effectiever te maken, de mogelijkheid om geïntegreerde
steun op het gebied van veiligheid en defensie aan partners te bieden via de Europese
Vredesfaciliteit (EPF) en de doorontwikkeling van de Military Planning and Conduct Capability (MPCC). Een ambitieuze inzet op NAVO én EU is noodzakelijk om de veiligheid van Nederland
ook in toekomst te kunnen blijven borgen. Ook een betere coherentie van EU en NAVO
planningsprocessen kan hiertoe bijdragen.
Waar het gaat om het versterken van de EU defensie initiatieven blijft Nederland zich inzetten voor het versterken van de coherentie tussen de verschillende
initiatieven, te weten PESCO, de Coordinated Annual Review on Defence, het Europees Defensiefonds en militaire mobiliteit, alsmede de hierboven genoemde
MPCC en de EPF. Nederland verwacht daarbij dat via het strategisch kompas effectiever
gestuurd kan gaan worden op een coherent pakket aan activiteiten, zowel op het terrein
van missies en operaties alsook op het terrein van de initiatieven gerelateerd aan
capaciteitsontwikkeling en onderzoek.
Voor wat betreft het versterken van de partnerschappen geldt wat Nederland betreft dat de situatie rondom de COVID-19 crisis duidelijk opnieuw
het belang heeft laten zien van een nauwe (civiel-militaire) samenwerking tussen organisaties
en het belang van een strategische benadering ten aanzien van partnerschappen. Ten
aanzien van de EU-NAVO samenwerking in het bijzonder zet Nederland, onder andere in
het kader van de Northern Group, in op een eenduidige en complementaire aanpak tussen beide organisaties ten aanzien
van militaire mobiliteit.
Aangaande het verhogen van de weerbaarheid is de Nederlandse inzet tot slot gericht op het ondersteunen van de EU in haar aanpak
van het tegengaan van hybride dreigingen. In dit kader kijkt Nederland uit naar het
jaarlijkse voortgangsrapport over hybride dreigingen. In dat rapport zal worden ingegaan
op het verbeteren van het samenbrengen van informatie, situationeel bewustzijn, het
beschermen van kritische infrastructuur, cyberveiligheid, het creëren van weerbare
samenlevingen en het verbeteren van de samenwerking met de NAVO. In dit kader blijft
Nederland ook inzetten op het adresseren van desinformatie. Desinformatiecampagnes
kunnen als doel hebben de EU als samenwerkingsverband te ondermijnen en daarmee kunnen
ze de Europese en Nederlandse veiligheidsbelangen raken. Nederland acht bij het adresseren
van desinformatie de samenwerking tussen de EU en de NAVO van groot belang.
Ministeriële Bestuursraad Europees Defensieagentschap
De Ministers van Defensie zullen tijdens de bestuursraad van het Europees Defensieagentschap
(EDA) voor het eerst spreken met de op 4 mei jl. aangetreden directeur van het EDA,
de heer Jiří Šedivý. In dit kader, en in het licht van de veranderende veiligheidscontext
mede als gevolg van de COVID-19 crisis, zal de discussie zich richten op de vraag
waar het EDA zich de komende jaren op moet richten om de lidstaten optimaal te ondersteunen.
Nederlandse inzet
De huidige uitdagingen als gevolg van de COVID-19 crisis onderstrepen de noodzaak
voor nadere Europese defensiesamenwerking. Het EDA kan wat Nederland betreft een belangrijke
bijdrage leveren aan het versterken van EU-samenwerking op het gebied van Defensie.
Nederland acht het van belang dat het EDA haar rol in de doorontwikkeling van PESCO
de komende jaren voortzet, waarin een duidelijke link moet worden gelegd tussen de
activiteiten die worden ontplooid in PESCO en de uitkomst van de discussie over het
strategisch kompas. Nederland ziet het EDA daarnaast als belangrijke «verbinder» tussen
de lidstaten. Door middel van het CARD-proces en de Market Place – een informele door EDA gefaciliteerde bijeenkomst waar lidstaten op vrijwillige
basis EDIDP/EDF-projectvoorstellen kunnen presenteren en interesse kenbaar kunnen
maken – zijn lidstaten beter in staat samenwerkingspartners te vinden. Voorts hecht
Nederland aan de rol van het EDA in het EDF, waarin het EDA vanuit inhoudelijke kennis
en expertise de Europese Commissie kan voorzien van «upstream» informatie.
Tot slot zal Nederland aandacht vragen voor het bereiken van coherentie tussen de
verschillende defensie-initiatieven. Dit is wat Nederland betreft sterk verbonden
met een nadere duiding van de prioriteiten van de EU op GVDB-gebied, omdat alleen
dan tot een coherente inzet gekomen kan worden. Het EDA zou vanuit haar expertise
een bijdrage kunnen leveren aan de ondersteuning van de nadere uitwerking van de prioriteitstelling
ten aanzien van capaciteitsontwikkeling in relatie tot het EU-ambitieniveau op gebied
van het GVDB.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie