Brief regering : Monitoring Arbeidsmarkt en Beroep Noodpakket
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 74
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2020
Inleiding
In de vorige Kamerbrief «monitoring arbeidsmarkt en beroep noodpakket»1 hebben wij toegezegd uw Kamer maandelijks te informeren over het beroep op de Tijdelijke
Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) en de Tijdelijke overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers (Tozo) en over het beeld op de arbeidsmarkt. Via deze brief
komen we tegemoet aan deze toezegging.
Beroep op het noodpakket
Het noodpakket is door het kabinet ingevoerd om de effecten van de coronacrisis op
de Nederlandse economie op te vangen. et De NOW en de Tozo zijn twee SZW-maatregelen
binnen het noodpakket. In de Kamerbrief van 20 mei jl.2 is toegelicht dat deze maatregelen worden verlengd.
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)
Het aantal aanvragen per week is over het algemeen afgenomen, maar steeg de afgelopen
week. Sinds de start van de NOW op maandag 6 april zijn er ongeveer 144.000 aanvragen
gedaan. Aan het eind van de eerste week waren er ongeveer 81.500 aanvragen ingediend.
In de tweede en derde week lag het aantal aanvragen per dag op ongeveer 2.000. In
de vierde week was dit aantal 1.000. Hetzelfde geldt voor de zesde en zevende week.
In week vijf werden er per dag ongeveer 200 aanvragen ingediend. Het aantal aanvragen
vanaf de achtste week tot nu lag fors hoger, namelijk op ongeveer 1.500 per dag.
Het merendeel van de aanvragen is goedgekeurd. Van alle 144.000 aanvragen zijn er
inmiddels ongeveer 123.000 goedgekeurd. Daarmee worden ongeveer 2,1 miljoen werkenden
bereikt. Er zijn ongeveer 8.500 aanvragen afgewezen3. De voornaamste reden van afwijzing was, net zoals vorige maand, dat de loonsom in
januari en in november 0 euro bedraagt of dat er geen loonsom in januari en november
is. Op dit moment is er voor 4,5 miljard euro aan voorschotten verstrekt: ongeveer
2,3 miljard in de eerste reeks betalingen en ongeveer 2,2 miljard in de tweede reeks.
Dit komt neer op een totaalbedrag aan aangevraagde subsidie van 8,7 miljard euro voor
een periode van 3 maanden.
Net zoals vorige maand is het aantal goedgekeurde aanvragen het grootst in de sectoren
horeca en catering, de detailhandel en de overige commerciële dienstverlening. De
sector horeca en catering heeft het grootste gemiddelde aangegeven omzetverlies, namelijk
81%. Het aantal goedgekeurde aanvragen bij uitzendbedrijven is sinds de vorige maand
met 46% gestegen (met ongeveer 650). Volgens het UWV worden daarmee binnen die sector
ongeveer 235.000 werkenden bereikt.
De meeste toekenningen komen toe aan bedrijven met minder dan 10 werknemers (67%).
Uiteraard is de gemiddelde hoogte van het voorschot voor de eerste betaling voor deze
groep werkgevers lager dan voor werkgevers met meer werknemers. Het grootste gedeelte
van het eerste voorschot komt echter toe aan kleine tot middelgrote bedrijven (tot
en met 250 werknemers). Ongeveer 71% (1,65 miljard) van het voorschot eerste betaling
komt toe aan werkgevers tot en met 250 werknemers. Voor werkgevers tot en met 150
werknemers is dit 64% (1,5 miljard) en voor werkgevers tot en met 50 werknemers is
dit 45 (1,1 miljard).
Als losse bijlage aan deze brief is een factsheet van het UWV meegezonden4. Hierin zijn onder andere ook cijfers opgenomen over de toekenningen naar arbeidsmarktregio,
het gemiddeld opgegeven omzetverlies per sector en de verstrekte voorschotbedragen
per sector.
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)
In de vorige editie van deze monitoringsbrief5 hebben wij uw Kamer geïnformeerd over onze inspanningen gericht op het verbeteren
van de zogenaamde snelle monitoring. Het doel van de snelle monitoring is om een indicatie
te geven van het landelijke gebruik van de Tozo-regeling op basis van een steekproef
onder ongeveer 150 gemeenten verspreid over het land. Ten opzichte van de vorige monitoringsbrief
is een overstap gemaakt naar een gestratificeerde schatting. Hierbij wordt er per
type gemeente (klein, middelgroot, groot en G4) een schatting gemaakt. Hiermee wordt
rekening gehouden met mogelijke verschillen tussen type gemeenten. De cijfers uit
onze steekproef worden daarmee op een meer precieze en betrouwbare manier vertaald
naar een landelijk aantal.
Op basis van de herziene schatting verwachten we ongeveer 374.000 aanvragen binnen
de Tozo-regeling. Dit zijn aanvragen voor ondersteuning in levensonderhoud of voor
een lening voor bedrijfskapitaal. De uitkomst van de gestratificeerde schatting is
lager dan bij het hanteren van de vorige methode. Dit komt doordat in kleine gemeenten
het beroep op de Tozo-regeling relatief lager is. Bij de gestratificeerde schatting
wordt hiermee rekening gehouden.
Het merendeel van de aanvragen betreft inkomensondersteuning. Het is niet voor alle
gemeenten in de steekproef mogelijk om aanvragen voor inkomensondersteuning en voor
leningen bedrijfskapitaal gescheiden bij ons aan te leveren. Doordat gemeenten op
een verschillend moment zijn gestart met aanvragen voor leningen bedrijfskapitaal
is het daarnaast lastig om een verhouding te schatten. Binnen de 120 gemeenten in
onze steekproef die het onderscheid kunnen maken varieert het percentage inkomensondersteuning
tussen de 86% en 98%. De verhouding is gemiddeld ongeveer 90:10. Het is onbekend of
deze verhouding indicatief is voor het gemiddelde van alle gemeenten.
Naast de schatting van het aantal aanvragen die wij zelf monitoren, heeft het CBS6 vandaag zogeheten registratiecijfers gepubliceerd waarmee we een voorlopig beeld
krijgen van het gebruik van de Tozo. In april betrof het aantal geregistreerde uitkeringen
levensonderhoud (Tozo en Bbz) ruim 100.000. Daarnaast registreerden gemeenten in april
ongeveer 700 verstrekkingen bedrijfskapitaal.
Deze voorlopige CBS-cijfers kunnen niet zonder meer vergeleken worden met de geschatte
aantallen aanvragen uit de snelle monitoring. De cijfers verschillen omdat er verwerkingstijd
nodig is voordat een aanvraag een daadwerkelijke uitkering wordt of dat bedrijfskapitaal
wordt verstrekt. Daarnaast zullen er ook aanvragen zijn die afgewezen of teruggetrokken
worden en dus niet leiden tot een uitkering of lening.
In de Kamerbrief van 20 mei jl. is aangekondigd dat ook de Tozo wordt verlengd en
dat een partnerinkomenstoets wordt toegevoegd. De instroom in de Tozo wordt vanwege
de invoering van de partnerinkomenstoets en het gedeeltelijk opengaan van de economie
de komende maanden waarschijnlijk kleiner. We zetten de snelle monitoring ook bij
de verlenging van de Tozo in totdat in de informatiebehoefte kan worden voorzien door
andere bronnen.
Beeld op de arbeidsmarkt
Uit de arbeidsmarktcijfers van het CBS en van UWV blijkt dat de situatie op de arbeidsmarkt
in april7 sterk is verslechterd ten opzichte van maart. Het aantal werkenden is met 160.000
gedaald. Dat is de sterkste daling sinds het CBS deze cijfers meet (begin 2003). Er
zijn nu ongeveer 8,8 miljoen werkzame personen, vergelijkbaar met eind 2018. Het aantal
werklozen is met 41.000 gestegen en bedraagt nu 314.0008. Dit niveau is vergelijkbaar met juni 2019. Het werkloosheidspercentage stijgt daarmee
van 2,9% tot 3,4%, de grootste maandstijging sinds 2003. Het aantal lopende WW-uitkeringen
bedraagt in april 292.100, dat is een stijging van 16,7% ten opzichte van maart.
De impact van de coronacrisis op de werkgelegenheid verschilt echter sterk per sector.
Volgens het UWV9 zullen bepaalde sectoren naar verwachting sterk krimpen, terwijl andere sectoren
nauwelijks worden getroffen of juist groeien. Eén derde van alle werknemers werkt
in een sector die te maken gaat krijgen met grote of zeer grote krimp van de werkgelegenheid.
Te denken valt aan de sectoren verhuur en overige zakelijke diensten (waaronder uitzendbedrijven),
horeca, sierteelt en detailhandel. Deze sectoren komen overeen met de sectoren waarin
het totaalbedrag aan WW-uitkeringen in april en maart het hardst stegen, zoals in
de sectoren «horeca en catering», «uitzendbedrijven» en «schoonmaakbedrijven». Zie
hiervoor figuur 1 in de bijlage. Ongeveer 23% van de werknemers werkt in sectoren
die volgens het UWV zullen groeien, zoals de gezondheids- en welzijnszorg, het openbaar
bestuur en de post- en koerierssector.
De impact op de werkgelegenheid is het grootst voor flexibele krachten. Dat komt deels
omdat het voor werkgevers gemakkelijker is om flexkrachten te laten gaan. Volgens
het UWV maken sectoren die het hardst getroffen worden daarnaast vaker dan gemiddeld
gebruik van flexibele arbeid. Het CBS10 meldt dat het aantal flexibele contracten aan het einde van het eerste kwartaal van
2020 ten opzichte van hetzelfde moment in 2019 met ongeveer 102.000 is gedaald. De
afname is het grootst onder uitzendkrachten (-39.000). Tegelijkertijd zette de daling
van het aantal uitzendbanen volgens het CBS al halverwege 2019 in. De arbeidsmarkt
was toen erg krap. Het dalend aantal uitzendbanen kan wijzen op het feit dat uitzendkrachten
andere soorten banen zijn gaan verrichten. In een krappe arbeidsmarkt worden flexibele
contracten bovendien vaker vervangen door vaste contracten.
In april was het merendeel van de personen die hun baan verloren relatief jong. Van
de 160.000 baanverliezers waren er 104.000 tussen de 15 en 24 jaar oud. Van hen werden
er 25.000 volgens de ILO-definitie werkloos. Jongeren zijn oververtegenwoordigd in
getroffen sectoren (bijvoorbeeld horeca) en in flexibele contractvormen. Ten opzichte
van maart is het aantal nieuwe WW-uitkeringen het sterkst gestegen bij jongeren (15
tot 25 jaar), namelijk met 75%. De toename bij de andere leeftijdscategorieën ligt
lager. Zie hiervoor figuur 2 in de bijlage. Hoewel de procentuele stijging van de
WW-uitkeringen onder jongeren fors is, is de absolute toename beperkt (3.300).
Volgens het UWV11 verschilt de mate waarin de werkgelegenheid wordt geraakt ook sterk per regio. Bepaalde
regio’s worden harder geraakt dan andere, omdat sterk getroffen sectoren in deze regio’s
zijn geconcentreerd. Groot Amsterdam, Zuidoost Brabant, Noord- en Midden-Limburg worden
hierdoor sterk geraakt. Andersom worden sommige regio’s juist beperkt geraakt, omdat
zij bestaan uit sectoren die minder hard door de coronacrisis worden getroffen of
uit sectoren die juist groeien. Dit is het geval voor Groningen.
Dat de arbeidsmarkt verslechtert blijkt ook uit een daling van het aantal gewerkte
uren en het aantal openstaande vacatures. Volgens het CPB12 is het aantal gewerkte uren in maart met 12,5% gedaald. In april stabiliseert het
aantal gewerkte uren op 28,5 uur per week. Het CBS13 heeft vandaag cijfers over het aantal gewerkte uren gepubliceerd. Hierbij is het
gemiddelde aantal uren per werkende in maart afgenomen met 1 uur ten opzichte van
maart 2019. De daling in april ten opzichte van april 2019 bedroeg 3 uur. In tegenstelling
tot de cijfers van het CPB is de daling dus vooral in april zichtbaar. Verder lag
het aantal openstaande vacatures volgens het CBS14 in het eerste kwartaal op 226.000, 21% lager dan een kwartaal eerder. Dat is de sterkste
afname ooit gemeten.
Het aantal aanvragen voor de algemene bijstand stijgt. Uit de gegevens van de Divosa
Benchmark Werk & Inkomen15 blijkt dat het aantal bijstandsaanvragen in maart 56% en in april 78% hoger lag dan
in februari. Deze toename zien we ook terug in het aantal geregistreerde nieuwe algemene
bijstandsuitkeringen. In maart registreerden gemeenten 3.230 nieuwe uitkeringen en
in april waren dit er 3.08016. Eind april stonden in de voorlopige cijfers van het CBS in totaal 359.140 algemene
bijstandsuitkeringen geregistreerd.
Uitgaande van de scenario-analyse die het CPB17 eind maart publiceerde zal de werkloosheid de komende maanden verder toenemen. Afhankelijk
van de duur van de contactbeperkingen en de economische doorwerking zal het werkloosheidspercentage
naar verwachting stijgen tot 4% of 6,3% in 2020. De Europese Commissie voorspelt in
haar Spring Forecast18 dat de Nederlandse werkloosheid in 2020 oploopt tot 5,9%, aanzienlijk lager dan de
werkloosheid in de Eurozone (9,6%). Het CPB voorspelt dat de werkloosheid in 2021
verder stijgt, naar 4,5% of 9,4%. In tegenstelling tot het CPB verwacht de Europese
Commissie in 2021 een terugloop naar 5,3%.
De cijfers en ramingen bevestigen het belang van de verlenging van het noodpakket.
Met de verlenging van het noodpakket proberen we ook de komende periode banen te behouden
en inkomens te ondersteunen. Desondanks zullen het zware tijden worden waarin ook
mensen hun baan of bedrijf verliezen. Dit vraagt aanpassingsvermogen van ondernemingen
en werkenden. Het beperken van de economische schade die deze crisis veroorzaakt,
is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid en samenleving. We zullen het
beroep op het noodpakket en de situatie op de arbeidsmarkt nauwlettend volgen en uw
Kamer hierover maandelijks verder informeren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
BIJLAGE
Figuur 1. Mutatie gemiddelde aantal nieuwe WW-uitkeringen per week naar sector
Bron: UWV.
Figuur 2. Mutatie gemiddeld aantal nieuwe WW-uitkeringen per week naar leeftijd
Bron: UWV.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid