Brief regering : Voortgang vermogensonderzoeken in het buitenland in het kader van de bijstand
17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies
Nr. 594
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2020
Aanleiding
Mensen kunnen terugvallen op een bijstandsuitkering als zij zelf niet over voldoende
middelen beschikken om te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan.
Onder deze middelen valt ook vermogen in het buitenland. Samen met de gemeenten en
betrokken uitvoeringsorganisaties werk ik aan een set van maatregelen om de handhaving
op vermogen buiten Nederland te intensiveren en te optimaliseren. In mijn brief aan
uw Kamer van 28 juni 20181 en tijdens het debat van 6 februari 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 50, item 9) heb ik u hierover geïnformeerd. Deze brief bevat de voortgang daarvan. Daarbij schenk
ik aandacht aan recent gepubliceerde CBS-cijfers over de vermogensonderzoeken in het
buitenland door gemeenten.
De huidige omstandigheden met betrekking tot het coronavirus (COVID-19) hebben logischerwijs
ook consequenties voor de uitvoering van handhavingsonderzoeken in het buitenland.
Bij gemeenten gaat de prioriteit en capaciteit nu uit naar de primaire processen die
nodig zijn om burgers in deze bijzondere tijd passende ondersteuning te bieden. Daar
wordt in deze brief niet aan voorbij gegaan. Ik bespreek achtereenvolgens (1) het
cijfermatig beeld, (2) de handhavingscijfers in het licht van de uitvoeringspraktijk,
en (3) intensivering en optimalisering handhaving buitenlands vermogen.
1. Cijfermatig beeld
Statistieken zijn relevant voor beleidsontwikkeling. De kerncijfers op het gebied
van handhaving Participatiewet worden ontleend aan de Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek
van het CBS. Die geeft inzicht in het aantal overtredingen en vorderingen bij schending
van de inlichtingenplicht. De cijfers met betrekking tot de overtreding «verzwegen
vermogen» worden niet opgesplitst naar vindplaats (binnen of buiten Nederland). Om
meer inzicht te krijgen in de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland
door gemeenten en de omvang van dit specifieke type van bijstandsfraude, heeft het
CBS op mijn verzoek een onderzoek uitgevoerd.2 Deze statistieken kan ik gebruiken ter ondersteuning bij de aanpak om de handhaving
op buitenlandse middelen te optimaliseren. Deze geven inzicht in hoe we ervoor staan
en hoe dit zich verhoudt tot de ingezette koers en ondersteuning aan gemeenten. Een
beter (cijfermatig) beeld kan, waar nodig, aanleiding geven om beleidsaccenten te
verschuiven. De CBS-cijfers geven inzicht in de omvang van schending van de inlichtingenplicht
bij gemeenten in het kader van de Participatiewet. Daarnaast bestaat er buitenlandse
vermogensfraude bij de Aanvullende Inkomensondersteuning Ouderen (AIO), uitgevoerd
door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Met onderstaande weergave van de cijfers van
beide regelingen over het jaar 2018 wordt invulling gegeven aan de motie van het lid
Jasper van Dijk (SP), die vraagt een overzicht te leveren van de totale omvang van
bijstandsfraude als gevolg van verzwegen bezit in het buitenland.3 Een cijfermatig beeld is alleen mogelijk van opgespoorde bijstandsfraude. De beschikbare cijfers van gemeenten (via het CBS-rapport) en de
SVB kunnen niet worden opgeteld. Dit komt omdat een deel van de cijfers van het CBS
een schatting geeft en omdat een ander deel van de cijfers slechts op basis van enkele
respondenten is gebaseerd. Daarnaast gaan de CBS-cijfers over gestarte onderzoeken en betreffen de SVB-cijfers afgeronde onderzoeken.
Cijfers Participatiewet (gemeenten) 2018
Doel van het CBS-onderzoek is het in kaart brengen hoe vaak gemeenten in 2018 een
vermogensonderzoek in het buitenland zijn gestart en hoe vaak dit soort onderzoeken
in 2018 hebben geleid tot het opleggen van een vordering en boete wegens schending
van de inlichtingenplicht in de bijstand. Op basis van de respons op de enquête onder
gemeenten en het imputeren4 van non-respons is voor alle gemeenten in Nederland tezamen een schatting gemaakt
van de aantallen. Met 95% zekerheid kan worden gezegd dat er door 70 tot 90 gemeenten
een onderzoek is gestart. In totaal zijn door de gemeenten 240 tot 390 onderzoeken
gestart. In 2018 zijn naar aanleiding van vermogensonderzoeken in het buitenland in
totaal 60 tot 130 overtredingen van de inlichtingenplicht geconstateerd.5 Met 95% zekerheid kan worden gezegd dat naar aanleiding van de overtredingen 20 tot 30 vorderingen en maximaal 10 boetes zijn opgelegd. Het CBS kon voor
de beginschuld (het bedrag in €) van de vorderingen en boetes geen betrouwbaar model
voor ophoging bepalen. Daarom geeft het rapport hiervoor alleen de gegevens van de
responderende gemeenten. De totale beginschuld van de vorderingen was bijna 287 duizend euro. Van de boetes
was dit ruim 87 duizend euro.
Cijfers AIO (SVB) 2018
In 2018 zijn door de SVB in het kader van de AIO 155 vermogensonderzoeken in het buitenland
afgerond. Naar aanleiding van de onderzoeken zijn in totaal 39 overtredingen van de
inlichtingenplicht geconstateerd. Dit heeft in 29 gevallen gevolgen gehad voor het
recht op AIO: in 17 gevallen heeft de overtreding geleid tot een herziening met terugvordering,
in 9 gevallen is de uitkering herzien (beëindigd) per eerste gelegenheid (geen terugvordering)
en in 3 gevallen is een aanvraag afgewezen. In 8 gevallen is een boete opgelegd en
in 2 gevallen een waarschuwing. Door de SVB is iets meer dan 500 duizend euro teruggevorderd.
Voor de boetes betreft dit iets meer dan 25 duizend euro.
2. De handhavingscijfers in het licht van de uitvoeringspraktijk
De handhavingsstatistieken van de Participatiewet en de AIO laten zich niet eenvoudig
vergelijken. Het is ook van belang om de cijfers in het licht van de uitvoeringspraktijk
van de gemeenten en SVB te lezen.
Signaal-gestuurd en preventief (thematisch) fraudeonderzoek
Handhaving van Nederlandse wetgeving in het buitenland is complex. Desalniettemin
moet ook in het buitenland gecontroleerd worden op het bezit van vermogen en moet
onterecht verstrekte bijstand teruggevorderd worden. Controle kan allereerst plaatsvinden
op basis van concrete signalen: een constatering in een dossier of bij een ander onderzoek
(interne signalen) of tips en meldingen van burgers en ketenpartners (externe signalen).
Ook zonder specifiek signaal mag onderzoek worden verricht. De Centrale Raad van Beroep
(CRvB) onderschrijft in zijn uitspraken het grote belang van handhaving en onderkent
de kosten die hiermee gemoeid zijn. Preventief (thematisch) fraudeonderzoek hoeft
daarom niet op alle bijstandsgerechtigden te worden toegepast. Het gebruik van risicoprofielen is toegestaan,
met inachtneming van het non-discriminatiebeginsel.6
Bij een risicoprofiel kunnen gedragsindicatoren worden toegepast. Vakantiegedrag kan
een relevant signaal zijn voor verzwegen bezit in het buitenland. Tijdens het debat
6 februari 2019 heb ik toegezegd te bezien of er informatie is over de vraag of de
meldplicht met betrekking tot vakanties door gemeenten gehandhaafd wordt. Hierbij
gaat het in feite over de handhaving van de in artikel 13, eerste lid onder e, van
de Participatiewet omschreven termijn van maximaal 4 weken dat iemand per kalenderjaar
in het buitenland mag verblijven. Op grond van de inlichtingenplicht behoort de bijstandsgerechtigde
melding te maken van de vertrek- en terugkomstdata. Uit jurisprudentie7 en gesprekken met gemeenten, VNG Naleving en Divosa volgt het beeld dat gemeenten
deze meldplicht over het algemeen gesteld handhaven. De wijze waarop dit geschiedt
en geregistreerd wordt is per gemeente verschillend. Er bestaan om die reden geen
landelijke cijfers van de handhaving op deze specifieke verplichting. De handhaving
kan plaatsvinden op basis van signalen als buitenlands pingedrag op de bankafschriften
of (anonieme) tips. Bij de controle op de termijn van het verblijf in het buitenland,
worden bijvoorbeeld de vliegtickets of de stempels in het paspoort opgevraagd en gecontroleerd.
De aanpak van gemeenten
De uitvoering van de Participatiewet is gedecentraliseerd aan gemeenten. Het is in
de eerste plaats de expliciete bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale
bestuur om zelf een goede invulling te geven aan de handhaving. Jurisprudentie en
de CBS-cijfers laten zien dat gemeenten inzetten op handhaving en onderzoek naar vermogen
in het buitenland. Toch geldt dat nog lang niet voor alle gemeenten. Dat hoeft ook
niet. Jaarlijks onderzoek door alle gemeenten is niet noodzakelijk. Evenmin hoeft
(preventief) fraudeonderzoek op iedere bijstandsgerechtigde toegepast te worden. Iedere
gemeente kent zijn eigen aanpak (signaal-gestuurd en/of thematisch) en beleidsafwegingen.
Dit blijkt ook uit verklaringen van enkele gemeenten in het CBS-rapport.8 Wel blijf ik gemeenten stimuleren om vermogensonderzoeken te doen, ten behoeve van
het draagvlak van ons sociale zekerheidsstelsel. Als ik de CBS-cijfers over het jaar
2018 zie, kunnen gemeenten hier nog meer op inzetten. Ten behoeve hiervan, vind ik
het belangrijk dat gemeenten goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden tot onderzoek
in het buitenland, dat zij effectief onderzoek kunnen doen en maatregelen kunnen nemen
en dat gemeenten daarbij niet tegen knelpunten aanlopen die reden geven om onderzoek
achterwege te laten. In mijn brief aan uw Kamer in juni 2018 heb ik aangegeven waar
nodig en mogelijk gemeenten daarbij te faciliteren.9 In paragraaf 3 licht ik toe tot welke (beleids-) activiteiten dit sinds 2018 heeft
geleid om de inzet van gemeenten bij vermogensonderzoeken te bevorderen en wat de
stand van zaken is.
De aanpak van de SVB
De SVB doet in het kader van de AIO vermogensonderzoek in het buitenland op basis
van interne en externe signalen. Daarnaast verricht de SVB risico-gericht onderzoek op projectmatige basis, door middel van eigen data-analyse. De SVB heeft twee varianten
ontwikkeld. De eerste betreft een integrale controle van alle AIO-gerechtigden over
de periode 2013 t/m 2019. Jaarlijks is een aantal geboortelanden van de AIO-gerechtigden onderzocht. Door deze aanpak zijn uiteindelijk alle geboortelanden onderzocht,
waaronder Nederland.10 De tweede variant van risico gericht onderzoek door de SVB vindt plaats op basis
van het signaal dat de AIO-gerechtigde regelmatig langdurig in het buitenland verblijft.11 De gerichte aanpak van de SVB maakt dat met regelmaat vermogensonderzoek wordt gedaan.
Dit leidt (in ieder geval in 2018) dan ook – in verhouding tot de gehele populatie
van uitkeringsgerechtigden – tot meer onderzoeken door de SVB dan bij gemeenten het
geval is.
Terugvordering bij geconstateerde overtreding
De cijfers ten aanzien van de Participatiewet en de AIO tonen dat niet iedere constatering
van schending van de inlichtingenplicht leidt tot een terugvordering. Dit komt allereerst
doordat niet ieder aangetroffen verzwegen vermogen leidt tot een overschrijding van
het in de bijstand toegestane (resterend) vrij te laten vermogen. Dit leidt tot zogenaamde
«nulfraude»; een schending van de inlichtingenplicht die geen onterecht verstrekte
bijstand met zich meebrengt (en dus niet leidt tot een terugvordering). Daarnaast
worden ook uitkeringen per datum opschorting ingetrokken.12 Een reden daarvoor is dat het aanwezige bewijs (nog) onvoldoende is om de schending
van de inlichtingenplicht met terugwerkende kracht vast te stellen (bij zo’n besluit
geldt een zware bewijslast). Dergelijke beëindigingen van de uitkering leiden eveneens
tot nulfraude, omdat er tijdens de opschorting geen uitbetaling van de bijstand heeft
plaatsgevonden.
Sanctionering bij geconstateerde overtreding
Bij iedere schending van de inlichtingenplicht wordt, naast de terugvordering van
de onterecht verstrekte bijstand, door de gemeente of SVB in het individuele geval
beoordeeld wat een passende sanctie is. De hoogte van de boete moet altijd worden
afgestemd op de mate van verwijtbaarheid, de ernst van de overtreding en de (financiële)
omstandigheden van de burger.13 Als de verwijtbaarheid ontbreekt dan wordt er – met inachtneming van het beginsel
«geen straf zonder schuld» – geen boete opgelegd. Daarnaast is er de mogelijkheid
om een waarschuwing te geven in plaats van een boete. De cijfers van zowel gemeenten
als de SVB laten zien dat gebruik wordt gemaakt van deze beoordelingsruimte. Het aantal
opgelegde boetes ligt lager dan het aantal terugvorderingen en bij de SVB heeft de
overtreding in een tweetal gevallen geleid tot een waarschuwing.
Preventie
De handhavingscijfers van gemeenten en de SVB bieden inzichten die bruikbaar zijn
voor de (door-)ontwikkeling van beleid ten aanzien van de vermogensonderzoeken in
het buitenland. Toch zijn dergelijke statistieken niet alomvattend. Ik vind het belangrijk
dat binnen het gehele handhavingsproces een verscheidenheid aan instrumenten en interventies
wordt toegepast. Zo bestaat goede en effectieve handhaving niet enkel uit (een toename
van) controle, terugvordering en sanctionering. Voorop staat het zoveel mogelijk voorkomen
van regelovertreding. Het is aan gemeenten en de SVB, mede vanuit het kenbaarheidsvereiste,
om bijstandsgerechtigden goed voor te lichten over de inlichtingenplicht. Niet alleen
bij de bijstandsaanvraag, maar ook daarna. Een voorbeeld daarvan is de jaarlijkse
mailing van de SVB, waarbij AIO-gerechtigden worden herinnerd aan de verplichting
verblijf in het buitenland en vermogen te melden. Gerichte communicatie, regelmatig
contact en goede begeleiding zijn relevante factoren bij preventie van regelovertreding.
Dit vraagt om «goed klantmanagement» en laat zich niet eenvoudig in cijfers vatten.
Vervolgonderzoek CBS
Van gemeenten is nu enkel een cijfermatig beeld over 2018 beschikbaar. Voor het waarnemen
van mogelijke trends (die aanleiding kunnen geven voor verschuiving bij de ingezette
koers) of het vaststellen beleidseffecten is meerjarig onderzoek nodig. Ik heb het
CBS daarom gevraagd om een vervolg te geven aan het onderzoek naar de vermogensonderzoeken
in het buitenland door gemeenten, voor het jaar 2019. Daarnaast wil ik op termijn
de statistieken met betrekking tot buitenland vermogen borgen in de reguliere Bijstandsdebiteuren-
en fraudestatistiek. Het CBS onderzoekt de mogelijkheden daartoe.
3. Intensivering en optimalisering handhaving buitenlands vermogen
Bevorderen inzet gemeenten bij vermogensonderzoeken in het buitenland
In 2019 is het samenwerkingsverband Onderzoek Vermogen Buitenland (OVB) opgericht.
Binnen OVB hebben het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) van het UWV, de
SVB, VNG Naleving, Divosa, de Beroepsvereniging voor Klantmanagers en het Ministerie
van SZW de handen ineengeslagen om samen te komen tot een effectieve aanpak. Het samenwerkingsverband
OVB heeft een handreiking geactualiseerd die beschrijft hoe gemeenten vermogensonderzoek
kunnen opstarten (conform de uitgangspunten van de CRvB met betrekking tot het non-discriminatiebeginsel),
waar ze terecht kunnen voor de uitvoering van dit onderzoek en wat de gevolgen zijn
bij geconstateerd vermogen. Deze handreiking geeft bovendien handvatten om (onbewuste)
schending van de inlichtingenplicht te voorkomen. Daarnaast is in 2019 een digitaal
kennisplatform gelanceerd met actualiteiten, best practices en modelformulieren voor
de uitvoeringspraktijk.14 Cijfers laten zien dat gemeenten het kennisplatform en de handreiking goed weten
te vinden.15 Om te bevorderen dat gemeenten actief invulling geven aan de genoemde verplichtingen
in de Participatiewet en aan de slag gaan met de handreiking heeft het samenwerkingsverband
(regionale) bijeenkomsten georganiseerd. Hiermee zijn tot op heden 101 gemeenten bereikt.
Het bereik van de activiteiten stemt mij hoopvol. Het laat zien dat we met de gezamenlijke
aanpak voorzien in een behoefte en dat het zinvol is om hiermee door te gaan.
Het afgelopen jaar lag de nadruk op het informeren en adviseren van gemeenten. Onder
andere op het vormgeven van thematisch onderzoek en het selecteren van risico-indicatoren
(waaronder vakantiegedrag). De aanpak heeft al tot mooie voorbeelden geleid van gemeenten
die hiermee aan de slag zijn gegaan. Juist deze (nieuwe) concrete ervaringen van gemeenten
en de SVB zijn ontzettend waardevol om onderling uit te wisselen. De bijeenkomsten
van het samenwerkingsverband OVB hebben inzicht geboden in de vragen die bij gemeenten
leven. Zo spelen er toepassingsvraagstukken en ontbreekt bij een aantal gemeenten
nog de «know how» voor een gerichte aanpak. De huidige dienstverlening wordt daarom
voortgezet en geborgd. Daarnaast verschuift de focus naar een proactieve en vraaggestuurde
aanpak. Dit omvat het benaderen van gemeenten die nog niet met de verschillende activiteiten
zijn bereikt en het gericht en individueel ondersteunen van gemeenten die de concrete
vertaalslag willen maken van «weten» naar «doen». Uiteraard wordt rekening gehouden
met de corona-gerelateerde maatregelen. Vanzelfsprekend gaat bij gemeenten momenteel
de prioriteit voornamelijk uit naar de daar uit voortvloeiende werkzaamheden. Ook
gedurende de crisis is onderzoek wel mogelijk. Gemeenten worden actief geïnformeerd
over de huidige onderzoeksopties.
Knelpunten van juridische en praktische aard
Gewerkt wordt aan de aanpak van knelpunten van juridische en praktische aard. Het
wegnemen hiervan draagt bij aan de stimulans voor gemeenten (en de SVB) om actief
onderzoek te (blijven) doen naar verzwegen vermogen in het buitenland. Gemeenten en
de SVB ervaren het als knelpunt dat zij binnen het huidige wettelijk kader gedwongen
zijn om na vaststelling van fraude in voorkomende gevallen bij een nieuwe aanvraag
toch direct weer een uitkering te moeten verstrekken. Daarom heb ik op 16 januari
2020 een voorstel tot wijziging van de Participatiewet aangeboden aan de Tweede Kamer.16 Het doel van dit wetsvoorstel is het wegnemen van de onterecht gunstige positie van
mensen met fraudevorderingen bij de toegang tot het recht op bijstand. Dit wordt bereikt
door vorderingen en boetes wegens schending van de inlichtingenplicht uit alle socialezekerheidswetten
uit te sluiten van de vermogenstoets in artikel 34 van de Participatiewet, door deze
niet langer aan te merken als een «schuld» die afgetrokken mag worden van de aanwezige
bezittingen. Het wetsvoorstel bevat niet alleen een prikkel voor de belanghebbende
om het (in het bezit gebonden) vermogen aan te wenden en (daarmee) in de noodzakelijke
kosten van het bestaan te voorzien en/of fraudevorderingen af te lossen, maar vormt
tevens een stimulans voor gemeenten en de SVB om actief invulling te (blijven) geven
aan de handhaving. Verder voert de SVB sinds anderhalf jaar een pilot beslaglegging
in het buitenland uit. Deze verloopt moeizaam, met name doordat de afhandeling in
de betrokken landen complex blijkt. Besloten is om de pilot tot tenminste 1 januari
2021 voort te zetten. Daarnaast werkt de SVB sinds 2018 met een machtigingsprocedure:
bij een signaal van verzwegen vermogen wordt van de AIO-gerechtigde een machtiging
gevraagd, zodat de SVB zélf bij de desbetreffende instantie in het buitenland de benodigde
informatie kan opvragen. Bij sommige buitenlandse instanties is het gebruik van een
machtiging van de klant ook vereist bij de uitvraag van gegevens (vanwege de daar
geldende privacyregels). De machtigingsprocedure van de SVB voorkomt binnen het handhavingsproces
misverstanden (het aanleveren van verkeerde documenten) en vertragingen. Ook scheelt
het kosten voor de klant. Als de AIO-gerechtigde weigert mee te werken aan het afgeven
van een machtiging, dan kan de AIO-uitkering opgeschort en uiteindelijk beëindigd
worden. Vanwege de positieve ervaringen is de machtigingsprocedure geborgd binnen
de SVB en wordt de uitvoeringspraktijk als goed voorbeeld (via het samenwerkingsverband
OVB) gedeeld met gemeenten.
Medewerking onderzoekslanden
De onderzoeksmogelijkheden naar verwegen vermogen zijn afhankelijk van de lokale omstandigheden
en medewerking binnen het onderzoeksland. De mogelijkheden voor het verkrijgen van
noodzakelijke informatie verschillen per land, evenals het teruggevallen op betrouwbare
basisregistraties en gegevensuitwisseling. Tijdens het debat op 6 februari 2019 heb
ik met u gedeeld dat de samenwerking met Marokko nagenoeg stilligt en dat op alle
mogelijke niveaus en manieren er bij de Marokkaanse autoriteiten op wordt aan gedrongen
dat zij hun medewerking hervatten. Ik heb toegezegd u te informeren zodra er nieuwe
ontwikkelingen zijn. Op dit moment zijn die er niet. De situatie is sinds het debat
van 6 februari 2019 niet veranderd. Het Ministerie van SZW is bezig met de herziening
van de bilaterale verdragen (buiten de EU, EER en Zwitserland). Bij deze herzieningen
wordt onder andere ingezet op het opnemen van een grondslag voor het uitvoeren van
vermogensonderzoeken om zo de bestaande onderzoeksmogelijkheden verder uit te breiden.
Het herzien van bilaterale verdragen is een lang proces, verschillende belangen spelen
een rol en het Ministerie van SZW is afhankelijk van de medewerking van de andere
verdragspartij. Hierdoor is het maken van verdragsafspraken over het uitvoeren van
vermogensonderzoeken niet altijd mogelijk.
Vanwege de coronacrisis zijn de (fysieke) onderzoeksmogelijkheden in het buitenland
momenteel beperkter. Wel blijft het mogelijk pre-checks uit te voeren, door openbare
bronnen te raadplegen. Gemeenten worden door het samenwerkingsverband OVB actief geïnformeerd
over de mogelijkheden.
Optimalisatie van de onderzoeksketen
Als onderdeel van de brede aanpak heeft mijn departement door de Audit Dienst Rijk
(ADR) onderzoek laten uitvoeren naar de organisatie van buitenlandse vermogensonderzoeken.
Het onderzoek heeft als doel inzicht te geven in de huidige organisatie van vermogensonderzoek
in het buitenland bij het IBF van UWV en bij de SVB en eventuele verbetermogelijkheden
om de handhavingstaak verder te optimaliseren.17 De organisatie van vermogensonderzoek in het buitenland bij het UWV/IBF en de SVB
leidt volgens de ADR niet tot grote knelpunten. De huidige organisatie van vermogensonderzoek
in het buitenland kent wel enkele aandachtspunten met bijbehorende verbetermogelijkheden.
Momenteel vinden er gesprekken plaats met het UWV en de SVB hoe en op welke termijn
vervolg wordt gegeven aan de uitkomsten van de rapportage.
Extra middelen
Het kabinet heeft structureel € 2,4 miljoen extra vrijgemaakt voor optimalisering
van de onderzoeksketen, de intensivering van onderzoeksmogelijkheden (extra capaciteit)
en de ondersteuning aan gemeenten. Dit draagt bij aan het wegnemen van drempels om
vermogensonderzoeken uit te laten voeren en het feitelijk verrichten van meer vermogensonderzoeken.
In overleg met de uitvoering wordt over de precieze invulling van de middelen besloten.
Zodra de besteding bekend is, zal ik uw Kamer informeren.
Tot slot
Fraude tast het maatschappelijk draagvlak voor de sociale zekerheid aan en moet worden
bestreden en voorkomen. Ik blijf mij inzetten om ervoor te zorgen dat gemeenten en
de SVB bij de handhaving effectief onderzoek kunnen verrichten en maatregelen kunnen
nemen. Ook daar waar het onderzoek in het buitenland betreft. Ik houd u daarbij op
de hoogte van de voortgang.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid