Brief regering : Eerste halfjaarbericht politie van 2020
29 628 Politie
Nr. 948
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2020
Voor u ligt het eerste halfjaarbericht politie van 2020. Met deze brief informeer
                  ik uw Kamer over relevante ontwikkelingen die zich het afgelopen halfjaar met betrekking
                  tot de politie hebben voorgedaan. De brief zal eerst ingaan op een aantal actualiteiten
                  en vervolgens komen een aantal meer strategische opgaven die de politie richting geven
                  aan de orde. Daarnaast treft u in de bijlage de uitwerking van een aantal toezeggingen
                  die ik uw Kamer de afgelopen maanden gedaan heb en mijn reactie op een tweetal moties.
               
De politie staat voor belangrijke opgaven, zoals de uitdagingen op het gebied van
                  capaciteit en inzetbaarheid, de doorontwikkeling van de opsporing en gebiedsgebonden
                  politie (GGP) en de hervorming van het politieonderwijs. Daarnaast hebben ontwikkelingen
                  in de maatschappij soms grote gevolgen voor het werk van de politie. Ik heb de afgelopen
                  jaren veel facetten van de politieorganisatie leren kennen en ben steeds opnieuw onder
                  de indruk van de veerkracht en ambitie die iedere politiemedewerker dagelijks aan
                  de dag legt. Met deze mensen en met de door mij ondersteunde ontwikkelrichting in
                  de strategische opgaven voor de politieorganisatie voorzie dat de politie in de toekomst
                  nog beter voor zijn opgave zal zijn toegerust dan nu nog het geval kan zijn. Het zijn
                  nog grote opgaven maar stap voor stap worden ook de moeilijkste dossiers aangepakt
                  en verbeterd. Een voorbeeld hiervan is het vernieuwde stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten
                  en dienstongevallen, waardoor politiemedewerkers die specifieke zorg en ondersteuning
                  nodig hebben in de toekomst beter geholpen kunnen worden. De contouren van deze vernieuwing
                  zijn recent gepresenteerd1.
               
Dit halfjaarbericht politie kan onmogelijk geschreven worden zonder aandacht te besteden
                     aan de coronacrisis, de impact daarvan de crisis op de politie is nog niet volledig
                     te overzien, maar duidelijk is al wel dat de gevolgen aanzienlijk zijn. Allereerst
                     wil ik daarbij mijn waardering uitspreken voor alle politiemedewerkers, die ook in
                     deze bijzondere tijd elke dag klaarstaan voor iedereen die hun hulp nodig heeft en
                     zich onverminderd inzetten voor de veiligheid van Nederland, ondanks eventuele risico’s
                     voor hun eigen gezondheid.
                  
Door de coronacrisis wordt de politie geconfronteerd met nieuwe fenomenen, zoals coronaspugers
                     en -hoesters, waarvan ik niet vaak genoeg kan benadrukken hoe weerzinwekkend ik dit
                     vind. Hier wordt dan ook hard tegen opgetreden, waar mogelijk door gebruik te maken
                     van het snelrecht. Ik concludeer dat buiten de opsporing van criminaliteit het werkaanbod
                     flink is toegenomen. De handhavingstaak als gevolg van de coronamaatregelen, overlastmeldingen
                     en de vraag naar dienstverlening door de politie vergen een substantieel grotere inzet.
                     Wat overigens goed is om te zien, is dat de nieuwe, landelijke structuur voor de politie
                     het beduidend makkelijker gemaakt heeft om snel te kunnen inspelen op deze crisis.
                     Er kon snel worden opgeschaald in beschermingsmiddelen, in organisatorische aanpassingen
                     als thuiswerken e.d. Dat is echt een voordeel van deze nieuwe structuur gebleken.
                  
De coronacrisis heeft gevolgen voor de criminaliteit. Door mijn ministerie en de politie
                  worden de belangrijkste veranderingen in de criminaliteit gemonitord. In den brede
                  is een daling van de criminaliteitscijfers zichtbaar. Waar in de eerste gemonitorde
                  weken tijdens de coronacrisis een zeer forse daling van de criminaliteit werd waargenomen,
                  stabiliseert de geregistreerde criminaliteit de afgelopen weken op een niveau van
                  ca. tien procent lager dan in de vergelijkbare periode vorig jaar. Met name op het
                  gebied van vermogenscriminaliteit (o.a. woninginbraken, fietsendiefstallen en zakkenrollerij),
                  verkeersongevallen en migratie- en asielzaken worden dalingen geconstateerd. Daarentegen
                  ziet de politie een sterke stijging van het aantal overlastmeldingen. Zo zijn er fors
                  meer meldingen van burenruzie, geluidshinder en overlast door jeugd dan een jaar geleden.
                  Deze meldingen betreffen geen misdrijven en worden dus niet meegenomen in de geregistreerde
                  criminaliteitscijfers.
               
Tegelijkertijd zijn er criminaliteitsvormen die juist toenemen. Het aantal meldingen
                  van online criminaliteit is gestegen ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar,
                  waarbij wel moet worden aangetekend dat deze beweging al voor de coronacrisis zichtbaar
                  was. Daarnaast is er sprake van corona-specifieke criminaliteit zoals bijvoorbeeld
                  phishing of oplichting door malafide webshops bij de verkoop van beschermende middelen.
               
De politie heeft de beschikbare capaciteit naar aanleiding van deze eerste dip in
                  de geregistreerde criminaliteit onder meer gebruikt om werkvoorraden op te pakken.
                  En de zichtbaarheid op straat lijkt te zijn toegenomen. Wijkagenten brengen juist
                  nu, extra veel tijd door in de wijk, een ontwikkeling die in de lokale driehoeken
                  positief wordt gewaardeerd. Maar goed, de criminaliteit veert weer terug en de crisis
                  lijkt nauwelijks vat gekregen te hebben op de georganiseerde criminaliteit. Dus aandacht
                  blijft geboden.
               
De coronacrisis heeft ook binnen de politieorganisatie zelf gevolgen. Aandacht voor
                  het welzijn van politiemedewerkers is daarom onverminderd belangrijk. Er is tijdig
                  geïnvesteerd in beschermingsmiddelen, zoals mondkapjes en ontsmettingsmiddel. Voor
                  vragen over corona of hulp bij psychische belasting kunnen politiemedewerkers terecht
                  bij bestaande steunpunten.
               
Beheer meldkamers en C2000
Het beheer van de meldkamers is per 1 januari 2020 overgegaan naar het onderdeel Landelijke
                  Meldkamer Samenwerking van de politie. Daarnaast zal de overdracht van het beheer
                  van het vernieuwde C2000, naar verwachting, per 1 juli 2020 worden overgedragen aan
                  de politie. In de door uw Kamer gevraagde brief over C2000 zal ik ingaan op de laatste
                  stand van zaken op dit dossier.
               
Ondermijnende criminaliteit
Bij de aanpak van de ernstige en diep in de samenleving gewortelde problematiek van
                  ondermijning heeft de politie een grote taak. Onze open economie, gunstige geografische
                  ligging en goede logistieke, financiële en digitale infrastructuur worden misbruikt
                  door ondermijnende criminaliteit. De stuwende kracht hierachter is de illegale drugseconomie
                  waarvan de gevaren voor de samenleving evident zijn: drugslabs in woonwijken, het
                  dumpen van giftig afval in de natuur, illegale wapenarsenalen en het bedreigen van
                  bestuurders en ambtenaren. Daarom heeft het kabinet mijn voorstel overgenomen om de
                  bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit tot een prioriteit te
                  maken en hier fors in te investeren. Eerder al werd € 110 mln. beschikbaar gesteld
                  om de lokale en regionale aanpak van ondermijning innovatief te versterken2. Daar bovenop heeft het kabinet bij de voorjaarsnota besloten om ook structureel
                  te investeren in deze aanpak: vanaf 2022 komt € 150 mln. euro per jaar extra beschikbaar
                  voor de (intensivering van de) aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit3.
               
Van dit bedrag wordt € 93 mln. structureel geïnvesteerd in het Multidisciplinair Interventieteam
                  (MIT) dat wordt ingericht bij de Landelijke Eenheid van politie. Het MIT zal een bezetting
                  krijgen van in totaal ongeveer 400 fte, afkomstig uit de politie, vanuit de Fiscale
                  Inlichtingen en Opsporingsdienst, Koninklijke Marechaussee, Douane, Belastingdienst
                  en het Openbaar Ministerie. Het MIT richt zich binnen de brede aanpak van ondermijning
                  op het duurzaam verstoren van ondermijnende criminele bedrijfsprocessen – ook internationaal
                  – door het structureel opsporen en ontmantelen van criminele netwerken, het oppakken
                  van kopstukken, het in beslag nemen van crimineel vermogen, het opwerpen van barrières
                  voor crimineel handelen en het verkrijgen van crimineel geld. Er wordt vermogensgericht
                  opgespoord, wat betekent dat financiële structuren en geldstromen als aangrijpingspunten
                  worden genomen. Belangrijk is dat het aanvullende capaciteit is en dient ter versterking
                  van de bestaande structuren die ook nu al succesvol kunnen jagen op de kopstukken
                  van de georganiseerde criminaliteit.
               
De kwartiermaker van de politie werkt samen met de kwartiermakers van de andere betrokken
                  organisaties aan de in- en oprichting van het MIT.
               
Capaciteit en inzetbaarheid
Naast bovenstaande uitdagingen zijn er tal van andere opgaven waar door de politieorganisatie
                  en mijn ministerie hard aan wordt gewerkt. Eén daarvan is de structurele versterking
                  van de operationele politiecapaciteit waar dit kabinet de afgelopen jaren op heeft
                  ingezet. Sinds 2018 is door dit kabinet in de politie geïnvesteerd, waarvan enkele
                  malen op expliciet verzoek van uw Kamer. De uitbreiding van de operationele formatie
                  telt op tot ruim 2.200 fte, waarvan ruim 1.100 fte uit het Regeerakkoord. Dit is goed
                  nieuws voor de veiligheid van Nederland. Tegelijkertijd is de realiteit dat het uitbreiden
                  van de operationele bezetting tijd kost. De komende jaren moet de politie meer dan
                  17.000 fte werven om de vertrekkende operationele medewerkers te vervangen en de voorgenomen
                  uitbreiding van de operationele bezetting te realiseren.
               
In 2019 is de politie erin geslaagd alle vertrekkende medewerkers te vervangen en
                  daarbovenop ook nog een kleine uitbreiding van de operationele bezetting te realiseren.
                  Dat is positief, maar de verwachting was dat we verder zouden zijn. Dit gaf ik al
                  eerder aan in mijn brief aan uw Kamer van 3 september 20194. Op 31 december 2019 was de operationele bezetting ruim 450 fte minder gegroeid dan
                  verwacht. De voornaamste reden hiervoor is dat de politie en de Politieacademie fors
                  meer capaciteit moeten inzetten voor het opleiden en begeleiden van nieuwe medewerkers.
                  Docenten en begeleiders zijn vaak wel volledig opgeleide politieagenten, maar technisch
                  gezien is het geen operationele functie. Hierdoor stroomden vorig jaar 349 fte door
                  naar niet-operationele functies. Daarnaast was er in 2019 sprake van een iets hogere
                  onvoorziene uitstroom en kozen een aantal operationele medewerkers voor arbeidstijdverkorting.
               
Om aan de vervangingsvraag te kunnen voldoen is het van belang dat de Politieacademie
                  in staat is goed en efficiënt politieonderwijs te geven. Hierbij is samenwerking met
                  het reguliere onderwijs een belangrijke pijler. Deze samenwerking, die plaatsvindt
                  op zowel instellingsniveau als op het niveau van de totale branche, kan leiden tot
                  versnelling van de duur van het onderwijs door vrijstellingen te verlenen op basis
                  van een relevante vooropleiding. Om de komende jaren de kwaliteit van het politieonderwijs
                  verder te verbeteren en de benodigde instroom te kunnen blijven realiseren, hebben
                  de korpschef en ik bovendien afspraken gemaakt met de politievakbonden over de vernieuwde
                  basispolitieopleiding. De basispolitieopleiding wordt aangepast aan de hand van de
                  actuele en voorziene ontwikkelingen in het politiewerk en komt tegemoet aan de wens
                  om het politieonderwijs flexibeler en efficiënter in te richten. De vernieuwde basispolitieopleiding
                  zal twee uitstroomprofielen omvatten, gericht op de GGP en op de opsporing.
               
In 2021 gaat de vernieuwde basispolitieopleiding van start. De Politieacademie is
                  vanaf dat moment in staat om aspiranten in twee in plaats van drie jaar op te leiden,
                  waardoor zij eerder volledig inzetbaar zijn. De verkorting van de doorlooptijd wordt
                  mogelijk gemaakt door een andere organisatie van het onderwijs, waaronder het gebruik
                  van digitale leermiddelen en door het verminderen van het aantal wisselingen tussen
                  leren op de Politieacademie en het leren in de praktijk. Voorzien is dat de vernieuwde
                  basispolitieopleiding veel onderwijs- en begeleidingscapaciteit zal vergen van respectievelijke
                  de Politieacademie en de politie. Over de verdere uitwerking van de plannen zal ik
                  uw Kamer nog voor het zomerreces informeren.
               
De ontwikkeling van de vernieuwde basispolitieopleiding vraagt ook de komende tijd
                  veel capaciteit van de Politieacademie. Daarnaast zijn er vanwege de coronacrisis
                  onderwijsachterstanden ontstaan. Daarom is besloten dit jaar het instroommoment voor
                  aspiranten in week 41 te laten vervallen. Zo wordt er ruimte gecreëerd om de vernieuwde
                  basispolitieontwikkeling te ontwikkelen, de lopende opleidingen om te vormen naar
                  het vernieuwde onderwijs op niveau 4 en de opgelopen onderwijsachterstanden weg te
                  werken. De aspiranten die zijn geworven voor het instroomoment in week 41, zullen
                  in de eerste helft van 2021 aan de basispolitieopleiding beginnen.
               
Omdat er dit jaar een instroommoment vervalt, zal de totale instroom in 2020 dus lager
                     zijn dan oorspronkelijk gepland. Daar staat tegenover dat zowel zittende als nieuwe
                     aspiranten vanaf volgende jaar sneller zullen afstuderen en derhalve eerder volledig
                     inzetbaar zullen zijn in de eenheden. Dit zal positief uitpakken voor de inzetbare
                     politiecapaciteit.
                  
De politie verwacht dat de vernieuwing van het basispolitieonderwijs ertoe zal leiden
                     dat de inzetbaarheid van opgeleide medewerkers vanaf 2020 niet verder daalt en de
                     inzetbaarheid van aspiranten vanaf 2022 fors stijgt. Tegelijkertijd zijn er wel gevolgen
                     voor de operationele bezetting.
                  
Conform mijn toezegging aan uw Kamer in mijn brief van 3 september 20195 bericht ik uw kamer periodiek over de ontwikkeling van de operationele bezetting.
                  Als gevolg van de lagere instroom in 2020 zal het aantal aspiranten dit jaar afnemen,
                  met als gevolg dat ook de gehele operationele bezetting zal dalen. Daarnaast moet
                  het grootste deel van de voorziene uitbreidingen de komende jaren nog worden gerealiseerd.
                  In mijn brief van 17 december 2019 liet ik weten dat Nederland bij gelijkblijvende
                  omstandigheden na 2022 zou beschikken over een grotere, sterk verjongde en meer diverse
                  politie. De politie verwacht op dit moment dat de operationele formatie en bezetting
                  naar huidige verwachting in 2024 opnieuw in balans zullen zijn. Al met al gaat de
                  formatie van de politie met bijna 2200 personen uitgebreid worden. Natuurlijk is het
                  goed dat er meer politie kan komen, maar daarmee samenhangend duurt het ook weer langer
                  voordat formatie en bezetting in de nieuwe, uitgebreide balans zijn gekomen. De precieze
                  gevolgen van de coronacrisis, de vernieuwing van de basispolitieopleiding en de regeling
                  vervroegd uittreden voor de sector politie zijn de volgende elementen die van invloed
                  zullen zijn op de prognose. Hierop kom ik in het najaar terug. Nu al is voorzienbaar
                  dat dit zowel positieve effecten zal hebben (denk aan de versnelling van het politieonderwijs)
                  of juist een wat vertragend effect zullen hebben (denk aan de RVU). De precieze doorrekening
                  ontvangt u van mij in het najaar.
               
Diversiteit en inclusie binnen de politie
Net als in de rest van de maatschappij is diversiteit en inclusie een belangrijk en
                     veelbesproken thema binnen de politieorganisatie. Ook de politie wil een meer divers
                     en inclusief korps worden. De politie is misschien wel de meest zichtbare vertegenwoordiger
                     van de overheid. Haar handelen ligt – terecht – altijd onder een vergrootglas. De
                     stijging van het aantal geregistreerde discriminatie-incidenten in 2019 onderstreept
                     het belang van een heldere aanpak gericht op de lokale context. Of het nu gaat om
                     een toename in de aangiftebereidheid of een toename in het aantal incidenten in de
                     samenleving.
                  
De politie kan haar opdracht alleen maar uitvoeren als zij in verbinding is met de
                     verschillende groepen in de samenleving en als zij het vertrouwen heeft van burgers;
                     als zij van en voor iedereen in onze samenleving is. Voor de politieorganisatie zijn
                     dit drijfveren om diversiteitsbeleid en inclusie hoog op de agenda te houden.
                  
Politie voor Iedereen is de komende jaren het nieuwe perspectief van de politie op diversiteit en inclusie;
                     een heldere koers gericht op veilige, competente en effectieve teams waarin heel verschillende
                     politiemensen werken voor iedereen die de politie nodig heeft. In lijn hiermee hanteert
                     de politie binnenkort niet langer meer één landelijk streefcijfer voor instroom van
                     zichtbare diversiteit in alle teams, maar worden er streefcijfers per eenheid gehanteerd;
                     het streefcijfer is namelijk afhankelijk van de lokale context en de teamsamenstelling.
                     In de bijlage bij deze brief zal ik hier nader op ingaan en aangeven welke maatregelen
                     de politie treft om diversiteit en inclusie te bevorderen, zoals ik ook heb toegezegd
                     in het debat met uw Kamer in het AO politie van 19 december jl.
                  
GGP en opsporing
Twee belangrijke strategische opgaven waar de politie zich voor gesteld ziet zijn
                  de doorontwikkeling van de GGP en de opsporing.
               
Bij de GGP staan de nabijheid en verbondenheid van de politie met de inwoners, organisaties
                  en activiteiten in de wijk centraal. De lokale verankering van de politie is een belangrijke
                  verworvenheid die voor de toekomst geborgd moet worden en in de praktijk geen vanzelfsprekendheid
                  is. Basisteams staan voor de uitdaging om steeds de basispolitiezorg aan te bieden
                  die past bij wat de (lokale) omgeving van hen vraagt. Dat doen zij in een veranderende
                  en complexer wordende maatschappelijke context, waarin bijvoorbeeld ondermijning en
                  polarisatie een steeds grotere rol spelen. Ook zijn er uitdagingen vanuit de politieorganisatie
                  zelf, bijvoorbeeld op het gebied van operationele bezetting en inzetbaarheid, die
                  de politiezorg in de wijken onvermijdelijk onder druk zetten. Zoals ik eerder meldde
                  in mijn brief van 17 december jl.6, is de druk op de politiecapaciteit vooral merkbaar in de basisteams. De afgelopen
                  jaren is de overbezetting van de basisteams afgebouwd. Hoewel er momenteel geen sprake
                  is van onderbezetting op landelijk niveau, zijn er wel minder opgeleide medewerkers
                  dan voorheen om de roosters te vullen en het werk te doen. De situatie kan per regio
                  sterk verschillen. Tegelijkertijd zien we in de basispolitiezorg een verandering in
                  het werkaanbod. Waar bijvoorbeeld de geregistreerde criminaliteit de afgelopen jaren
                  is gedaald, zijn de noodhulpmeldingen in de periode 2015–2019 met ca. 5% gestegen.
                  Ook is het aantal bij politie gemelde evenementen en demonstraties gestegen. Voor
                  deze taken worden voornamelijk medewerkers van de basisteams ingezet. Gecombineerd
                  met de hiervoor beschreven omstandigheid dat er minder opgeleide medewerkers zijn,
                  betekent dit het nodige voor de (aard van de) werkdruk in de basisteams.
               
Met de Ontwikkelagenda GGP heeft de politie een belangrijk instrument in handen om
                  de politiezorg in de basisteams de komende jaren te ontwikkelen. De agenda bevordert
                  enerzijds dat de politie blijvend kan aansluiten op voor de GGP relevante maatschappelijke
                  en technologische ontwikkelingen en anderzijds dat de basisteams ook (organisatorisch)
                  in staat worden gesteld om mee te kunnen groeien met wat de maatschappij van hen vraagt.
                  Ik informeerde u reeds in een eerder halfjaarbericht in meer detail over de Ontwikkelagenda
                  GGP.
               
In het vorige halfjaarbericht heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop ik
                  meer inzicht wil krijgen in de tijd die wijkagenten kunnen besteden aan het werk in
                  en voor de wijk (uitwerking 80%-streefnorm). De wijkagent, ondersteund door andere
                  medewerkers uit de GGP, speelt immers een belangrijke rol bij de verbondenheid van
                  de politie met de wijk en (zowel fysieke als digitale) aanwezigheid in de wijk is
                  een belangrijke voorwaarde voor die verbondenheid. De politie is inmiddels haar verkenning
                  naar de werking van de 80%-norm in de praktijk gestart. Deze verkenning zal worden
                  geplaatst in de context van de veranderende en complexer wordende (digitale) samenleving
                  en de tijdelijke inzetbaarheidsdip binnen de politie. Verder hebben mijn ministerie
                  en de politie op 12 maart jl. een bijeenkomst georganiseerd met wijkagenten uit het
                  Landelijk Platform Professie Wijkagent, zoals ook gesuggereerd door het lid Buitenweg,
                  om ervaringen uit de praktijk op te halen en een beeld te krijgen van ontwikkelingen
                  in de wijkzorg. Er is onder meer gesproken over de taken van de wijkagent, de verbondenheid
                  met de wijk, de 80%-streefnorm en de «digitale wijkagent».
               
Medio dit jaar publiceert de Inspectie JenV haar Periodieke Beeld over handhaving
                  binnen de GGP. In mijn beleidsreactie daarop zal ik u nader informeren over de ontwikkelingen
                  binnen de GGP. Daarin worden eveneens de thema’s nabijheid en verbinding met de wijk
                  beschouwd.
               
Op de ontwikkelingen in opsporing en intelligence ben ik in het vorige halfjaarbericht
                  uitgebreid ingegaan, o.a. naar aanleiding van het Periodiek Beeld over de opsporing7. De politie heeft de afgelopen maanden de in die brief benoemde activiteiten, waaronder
                  die uit de Ontwikkelagenda Opsporing, voortgezet. Vanwege de coronacrisis en het werken-op-afstand
                  is het niet altijd gelukt om dat in het gewenste tempo te doen.
               
In hetzelfde halfjaarbericht heb ik uw Kamer geïnformeerd over twee door de politie
                  geïnitieerde, meerjarige ontwikkeltrajecten. Het ene betreft planvorming die is gericht
                  op het anders en flexibeler vormgeven van de werkwijze en organisatie van de opsporing.
                  Deze integrale planvorming, die onder meer ziet op vakmanschap, HR en bedrijfsvoering,
                  is volop aan de gang. Het tweede traject is de ontwikkelagenda intelligence, waarin
                  de politie beschrijft hoe ze de intelligencefunctie gaat versterken. Ook bij het opstellen
                  hiervan is de politie inmiddels vergevorderd. De komende maanden worden de plannen
                  met de gezagen besproken en afgestemd.
               
Resultaten Veiligheidsagenda 2019
In het eerste jaar van de Veiligheidsagenda 2019 – 2022 zijn op alle geagendeerde
                  thema’s stappen gezet om de ambities te realiseren. Gelet op de onder druk staande
                  inzetbaarheid van de politie waardeer ik de resultaten op de Veiligheidsagenda positief.
                  Voor een uitgebreid overzicht van de resultaten op de Veiligheidsagenda 2019 verwijs
                  ik u naar het jaarverslag van mijn ministerie dat uw Kamer op 20 mei jl. is aangeboden8.
               
De resultaten zien er als volgt uit. De in de Veiligheidsagenda neergelegde landelijke
                  doelstellingen voor de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden, executie en reguliere
                  cybercrime-onderzoeken zijn ruimschoots gehaald. Voor de doelstelling op High Tech
                  Crime is dat nagenoeg het geval. Er zijn minder fenomeenonderzoeken op cybercrime
                  afgerond dan beoogd. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat dit een nieuwe
                  en veelbelovende werkwijze is, die nog in ontwikkeling is. De doelstelling op het
                  tegengaan van online seksueel kindermisbruik is ruim gehaald. Mensenhandel is een
                  gebied waar dat – ondanks de geleverde inzet – helaas niet is gelukt. In 2019 werden
                  door de politie 145 verdachten van mensenhandel ter vervolging aangeleverd en ingeschreven
                  bij het OM. De doelstelling (190 personen) om meer verdachten aan te leveren is daarmee
                  niet gehaald. De komende periode gaat de politie de informatiepositie en de opsporing
                  van mensenhandel verder verstevigen, zodat meer verdachten kunnen worden opgespoord.
                  Bovendien wordt als gevolg van de motie- Segers/Asscher op dit moment voor € 10 mln.
                  extra recherchecapaciteit gerealiseerd voor de aanpak van mensenhandel. Of dit er
                  toe leidt dat de doelstelling in 2020 wel wordt gehaald moet nog worden bezien, maar
                  de verwachting is dat er meer verdachten kunnen worden aangeleverd dan in 2019.
               
In het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie is afgesproken om de Veiligheidsagenda
                  voor 2020 te herijken. Hierover heb ik uw Kamer bericht in mijn brief van 17 december
                  20199. Ik verwacht u in de zomer over de uitkomst te kunnen informeren.
               
Interceptie
Ik heb eerder dit jaar toegezegd uw Kamer nader te informeren over het tapsysteem
                  van de politie.10 Zoals ik u heb laten weten in mijn brief van 1 juli 201911 is de politie eind januari 2019 een overeenkomst aangegaan met Cyber Intelligence
                  Ltd. voor de levering van het nieuwe tapsysteem. De invoering van dit nieuwe systeem
                  kost meer tijd dan verwacht, omdat de complexiteit van het gehele project zowel aan
                  politie zijde als aan de kant van de leverancier groter is dan voorzien. Het actuele
                  beeld is dat de implementatie ten minste tot en met 2022 gaat lopen. Tot die tijd
                  zal het huidige tapsysteem operationeel blijven. Ik heb uw Kamer ook toegezegd een
                  overzicht te verstrekken van het speelveld van leveranciers van tapsystemen. Dit overzicht
                  treft u in de bijlage aan.
               
Conform de toezegging van mijn ambtsvoorganger in de brief van 19 december 201712 heeft de Auditdienst Rijk (ADR) een audit uitgevoerd naar het tapsysteem van de politie
                     op basis van de Normstelling Interceptieketen 2017.
                  
Het onderzoeksrapport van de ADR Normstelling Inrichting Interceptieketen 2017 bevat
                     vertrouwelijke informatie over de werking van het tapsysteem en over de informatiebeveiliging
                     van de politie. Dit is de reden waarom het rapport niet wordt gepubliceerd. Hierbij
                     informeer ik uw Kamer over de belangrijkste bevindingen, aanbevelingen en vervolgacties
                     uit het rapport.
                  
In de audit is aandacht besteed aan twee elementen: het eerste opslagmedium van onderschepte
                  gegevens (Cold Store), en het systeem van nummerherkenning waardoor gesprekken van
                  advocaten niet door de politie kunnen worden beluisterd, omdat de toegang tot die
                  gesprekken wordt geblokkeerd en ze na afloop worden vernietigd (Geheimhoudersfilter).
               
De ADR constateert dat de implementatie van zowel de normstelling als van het Convenant
                  Nummerherkenning, waarop het normenkader voor dat systeem is gebaseerd, aandacht behoeft.
                  Documentatie over de sturing op de informatiebeveiliging en verantwoordelijkheden
                  gericht op de naleving van de normstelling interceptie 2017 is niet beschikbaar bij
                  de politie of alleen in concept aanwezig. Er moeten additionele maatregelen worden
                  getroffen om beheerprocessen in lijn te brengen met de normstelling en de normen van
                  het Convenant Nummerherkenning moeten nog verder worden vertaald in maatregelen.
               
De politie herkent en onderschrijft de bevindingen en aanbevelingen en neemt deze
                  over. Er is een taskforce ingericht om de aanbevelingen te implementeren. Ook is aan
                  concernaudit van de politie de opdracht gegeven om de normstelling kritisch te bezien
                  op interpretatie en realiseerbaarheid en hierover een (aanpassings)advies te geven.
                  Daarnaast is in overleg met de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) een evaluatie
                  gepland van het normenkader gebaseerd op het convenant. Naar verwachting zullen de
                  aanbevelingen in 2021 zijn geïmplementeerd.
               
Tot slot
De politie staat onveranderd voor grote en belangrijke opgaven. De coronacrisis, ondermijnende
                  criminaliteit en het versterken van de capaciteit vragen veel van de politiemedewerkers.
                  Ik heb dan ook onverminderd waardering voor de manier waarop zij invulling geven aan
                  hun werk en bijdragen aan een rechtvaardige en veilige samenleving.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid,
                  F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid