Brief regering : Aankondiging aanvullende maatregelen tegen dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties
25 087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid
Nr. 255
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2020
De aanpak van belastingontwijking en -ontduiking en het aantrekkelijk houden van Nederland
voor reële bedrijven zijn belangrijke speerpunten van het kabinet. Het kabinet heeft
de afgelopen jaren al vele maatregelen genomen om belastingontwijking tegen te gaan,
want het is belangrijk dat iedereen een bijdrage levert aan de algemene middelen.
Dit kabinet pakt belastingontwijking aan, zodat Nederland een stuk minder aantrekkelijk
is voor bedrijven die geen toevoegde waarde bieden aan onze economie en maatschappij
en alleen gebruik maken van mazen in de wet. Dit doen we door de wet- en regelgeving
aan te scherpen en door internationaal samen te werken. Naast de conditionele bronbelasting
op renten en royalty’s naar laagbelastende jurisdicties1 wil het kabinet ook aanvullende maatregelen nemen tegen dividendstromen naar deze
landen die op dit moment nog niet in alle gevallen belast zijn. Op die manier legt
het kabinet ook deze financiële stromen naar laagbelastende jurisdicties, naast renten
en royalty’s, zoveel mogelijk aan banden. Met dit doel zal ik voor het einde van deze
kabinetsperiode maatregelen uitwerken om ook deze stromen vanaf 1 januari 2024 te
belasten. Hiermee laat het kabinet opnieuw zien dat het ons menens is in onze strijd
tegen belastingontwijking.
Aanvankelijk had het kabinet het voornemen om de dividendbelasting af te schaffen.
De afschaffing van de dividendbelasting zou – zonder aanvullende maatregelen – tot
gevolg kunnen hebben dat Nederland, mede vanwege ons internationaal georiënteerde
belastingstelsel, in toenemende mate zou gaan fungeren als toegangspoort naar laagbelastende
jurisdicties. Dit zou haaks staan op de ambitie van dit kabinet om belastingontwijking
aan te pakken. Het kabinet had destijds om die reden tevens het voornemen om een bronbelasting
in te voeren op betalingen van dividenden, renten en royalty’s door in Nederland gevestigde
lichamen aan in laagbelastende jurisdictie gevestigde gelieerde lichamen en in misbruiksituaties
(de bronbelasting). Overigens is het risico op belastingontwijking groter bij rente-
en royaltybetalingen die – in tegenstelling tot dividend – doorgaans aftrekbaar zijn
bij het bepalen van de winst van het Nederlandse betalende lichaam.
Bij de heroverweging van het pakket vestigingsklimaat in oktober 2018 heeft het kabinet
besloten om de dividendbelasting te handhaven en de conditionele bronbelasting op
dividend uit te stellen. Daarbij is toegezegd om op een later moment te bekijken of
een gedeeltelijke integratie van de eerder voorgestelde conditionele bronbelasting
op dividenden in de dividendbelasting wenselijk is.2 Na onderzoek concludeer ik nu dat aanvullende maatregelen tegen dividendstromen naar
laagbelastende jurisdicties inderdaad wenselijk zijn.
1. Monitoring van financiële stromen naar laagbelastende jurisdicties
In het kader van de monitoring van de effecten van de bronbelasting ben ik in overleg
getreden met De Nederlandsche Bank (DNB). DNB houdt gegevens bij over de financiële
stromen die via bijzondere financiële instellingen (bfi’s) door Nederland lopen. Bfi’s
zijn vennootschappen met een buitenlandse eigenaar die hoofdzakelijk financiële stromen
in de vorm van dividenden, renten en royalty’s uit het buitenland ontvangen en vervolgens
deze dividenden, renten en royalty’s aan het buitenland doorbetalen. Deze financiële
stromen van bfi’s zijn ook fiscaal relevant. Op basis van onderzoek van SEO3 werd eind 2018 ingeschat dat in 2016 € 22 miljard, grotendeels renten en royalty’s,
door bfi’s in Nederland doorstroomde naar laagbelastende jurisdicties.
Met DNB is afgesproken dat we gegevens over de financiële stromen die via bfi’s door
Nederland lopen, kunnen gebruiken om de effecten van de bronbelasting te monitoren.
In de tabellen die DNB jaarlijks publiceert over bfi’s zullen voortaan de stromen
naar laagbelastende jurisdicties apart worden getoond. Dit naast de ontwikkeling van
de aantallen bfi’s, de ontwikkeling van de balanstotalen van de bfi’s en de ontwikkeling
van de inkomensstromen die door de bfi’s lopen, inclusief een geografische uitsplitsing.
In overleg met DNB is ervoor gekozen aan te sluiten bij de inkomensdefinitie die DNB
hanteert. Uit dit overleg is gebleken dat de totale inkomensstroom die aan laagbelastende
jurisdicties toegerekend moet worden hoger uitkomt dan eerder gedacht. Zo komt dit
bedrag voor 2016 uit op € 35 miljard. Het eerdergenoemde bedrag van € 22 miljard,
grotendeels renten en royalty’s, op basis van het onderzoek van SEO is lager omdat
toen alleen de dividenden zijn meegerekend die zijn uitgekeerd uit winst van het lopende
jaar. Hierdoor ontstond onterecht het beeld dat de dividenduitkeringen naar laagbelastende
jurisdicties gering van omvang zijn. Dat blijkt dus niet zo te zijn. Naar ons nu gebleken
is registreert DNB niet de dividenduitkeringen die worden gedaan uit winsten uit voorgaande jaren. Dit is door DNB ook niet meer te achterhalen. Om te voorkomen dat hierdoor
een deel van de inkomensstroom geheel buiten beeld raakt, sluit ik in de monitoring
van de financiële stromen aan bij de inkomensdefinitie van DNB, waarin zowel uitgekeerde
als ingehouden winst in enig jaar wordt meegenomen. Het bedrag van € 35 miljard in
2016 bevat dus niet alleen de uitgekeerde winst uit het lopende jaar 2016, maar ook
de ingehouden winst in 2016, die mogelijk in latere jaren alsnog als dividend wordt
uitgekeerd.
In mijn brief over de monitoring van de effecten van de aanpak van belastingontwijking
die ik vandaag ook heb aangeboden aan uw Kamer, ga ik uitgebreider in op de gerichte
monitoring van de financiële stromen naar laagbelastende jurisdicties. In die brief
wordt ook aandacht besteed aan de monitoring van andere maatregelen tegen belastingontwijking.
2. Maatregelen tegen dividendstromen naar laagbelastende jurisdicties
Op dit moment worden dividenden die worden uitgekeerd aan lichamen in laagbelastende
jurisdicties waarmee Nederland geen belastingverdrag heeft onderworpen aan Nederlandse
dividendbelasting. Bovendien zijn per 1 januari 2018 antimisbruikbepalingen opgenomen
in de dividendbelasting. Deze antimisbruikbepalingen en de toepassing van het belastingverdrag
met de Verenigde Staten vanaf 1 januari 2020 (wel heffing in cv-bv structuren over
uitkeringen van dividend, waar dat voor die datum niet het geval was) zorgen waarschijnlijk
al tot een beperktere stroom naar laagbelastende jurisdicties.
Ondanks de handhaving van de dividendbelasting en invoering van antimisbruikmaatregelen
in de dividendbelasting per 1 januari 2018 blijft het mogelijk om in bepaalde gevallen
binnen concernverband dividenden te betalen aan ontvangers in laagbelastende jurisdicties
zonder dat deze belast zijn.
Bovendien blijkt uit nader overleg met DNB dat de (potentiële) dividendstroom naar
deze landen, naast renten en royalty’s, in elk geval tot 2018 groter is dan eerder
ingeschat. Dat acht het kabinet onwenselijk en daarom neemt het kabinet het zekere
voor het onzekere door naast de huidige dividendbelasting aanvullende maatregelen
voor te bereiden om tegen te gaan dat in concernverband dividenden onbelast naar laagbelastende
jurisdicties stromen.
Het kabinet is voornemens om voor het einde van deze kabinetsperiode maatregelen uit
te werken om ook deze dividendstromen vanaf 1 januari 2024 te belasten. De Belastingdienst
heeft deze tijd nodig om deze maatregelen te kunnen implementeren in de uitvoering
en dit geeft ook ruimte aan bonafide bedrijven om zich te reorganiseren. De maatregelen
zullen deze stromen vanuit Nederland naar laagbelastende jurisdicties waarschijnlijk
grotendeels aan banden leggen, maar nemen niet weg dat internationaal opererende bedrijven
deze stromen kunnen verleggen naar andere landen. Daarom blijft internationale samenwerking
bij de aanpak van belastingontwijking van groot belang en onze volle aandacht behouden.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën