Brief regering : Voortgang geothermie
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 320 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2020
De afgelopen tijd zijn er belangrijke stappen gezet waar het gaat om de verdere ontwikkeling
en groei van de geothermiesector. Sinds mijn brief uit 2018 (Kamerstuk 31 239, nr. 282) heb ik een aantal vorderingen gemaakt, waarbij mijn primaire inspanningen liggen
op het creëren van een solide basis voor het veilig en verantwoord winnen van aardwarmte.
Naar aanleiding van een toezegging aan uw kamer tijdens het AO Klimaat en Energie
van 28 november 2019 (Kamerstuk 32 813, nr. 444) neem ik u mee in die vorderingen en in mijn voorgenomen inspanningen op het gebied
van geothermie.
Versterking van geothermie: wijziging van wet- en regelgeving
We liggen goed op schema met de versterking van geothermie in Nederland. De beoogde
wijziging van de Mijnbouwwet verwacht ik spoedig te kunnen aanbieden aan uw Kamer,
in de komende weken en in elk geval voor de zomer. Met deze wetswijziging introduceer
ik een eigenstandige methode van regulering en vergunningensystematiek voor geothermie.
Snelle inwerkingtreding van deze wetswijziging is zowel vanuit het oogpunt van versterking
als versnelling van groot belang en ook de sector wacht hier met veel smart op. Om
te voorkomen dat een geothermieproject na de boring lange tijd stil komt te liggen
is, tot inwerkingtreding van de wetswijziging voor geothermie, een tijdelijk beleidskader
van toepassing dat zoveel mogelijk aansluit bij de nieuwe systematiek.
Versnelling van geothermie: inbreng en borging van kennis
Daarnaast zijn de eerste stappen van het onderzoeken van de ondergrond, binnen het
door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) gefinancierde Seismische
Campagne Aardwarmte Nederland (SCAN) programma, genomen. Hiermee wordt de geschiktheid
van de Nederlandse ondergrond voor geothermie in beeld gebracht. Daarnaast zijn er
extra categorieën voor geothermie aangebracht in de Stimuleringsregeling duurzame
energieproductie (SDE), is er mede op basis van de Kennis & Innovatie Roadmap Aardwarmte
(KIRA) expliciete ruimte voor innovatie op het gebied van geothermie in de meerjarige
missie gedreven innovatie programma’s (MMIP’s).
Ook wordt de risicodragende deelname van Energie Beheer Nederland (EBN) in geothermie
projecten geëffectueerd. Deze heeft als doel om de leercurve binnen projecten, en
de overdracht van kennis en ervaring tussen projecten te vergroten, om zo bij te dragen
aan de versnelling van betere geothermie projecten. Met de inwerkingtreding van de
wijziging van de Mijnbouwwet voor geothermie wordt de deelname van EBN verplicht.
Tot inwerkingtreding van de Mijnbouwwet is deelname door EBN aan geothermieprojecten
mogelijk op vrijwillige basis.
Tot slot is met ondersteuning van EZK door TNO, de provincie Zuid-Holland, de gemeente
Rijswijk en EBN, het testcentrum «Rijswijk Centre for Sustainable Geo-energy (RCSG)»
opgezet.
Doorkijk 2020 en verder
In mijn Kamerbrief uit 2018 geef ik aan dat de sector zal moeten verdubbelen in tempo
van ongeveer 2 naar 4 tot 5 nieuwe geothermie-installaties per jaar om de doelstelling
van 15 PJ in 2030 te halen. Uit cijfers van zowel brancheorganisatie DAGO als de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) blijkt dat de sector het afgelopen jaar (2019
ten opzichte van 2018) met 51% is gegroeid naar 5,6 PJ. Daarmee is het tempo het afgelopen
jaar verdubbeld en zijn we goed op weg om de doelstelling van 15PJ in 2030 uit het
Klimaatakkoord te halen.
We zijn goed op weg, maar daarmee zijn we er nog niet. Om die reden is mijn ministerie
in samenwerking met de sector begonnen met het onderzoeken van additionele maatregelen
ten opzichte van de beleidsbrief van 2018. Waar in de brief uit 2018 het accent lag
op het creëren van een solide basis voor het veilig en verantwoord winnen van aardwarmte
(versterking), zal het accent in het vervolgtraject met name liggen op de versnelling
van de ontwikkeling van aardwarmte, de doorontwikkeling van geothermie in de glastuinbouw
en de toepassing van geothermie in de gebouwde omgeving.
In het vervolg van deze brief zal ik bovenstaande punten verder toelichten.
1. Versterking van geothermie
In 2018 gaf ik aan dat ik met het oog op de versterking van geothermie en geothermieprojecten
een aantal wijzigingen in de wet en regelgeving door zou voeren. Enerzijds om procedures
te stroomlijnen, anderzijds om een aantal zekerheden in te bouwen. Naast de wijziging
van de wet- en regelgeving heb ik ook aandacht voor de vergunningverlening.
1.1 Aanpassing van de wet en regelgeving voor geothermie
De huidige mijnbouwwet- en regelgeving richt zich op de praktijk van de gas- en oliewinning
en sluit daarmee minder goed aan op de praktijk van geothermie. Waar bijvoorbeeld
in de gas en olie proefboringen en feitelijke productie technisch strikt gescheiden
kunnen worden is dit bij geothermie niet het geval. Bij aardwarmte gaat de opsporingsfase,
na een korte testperiode, direct over in de winnings- of exploitatiefase, om productietechnische
en financiële redenen.
Daarnaast is de aard van het gewonnen product ook anders. Waar gas een internationaal
gebruiksgoed is, wat zich makkelijk laat transporteren en opslaan, is warmte een lokaal
product dat in veel beperktere mate efficiënt getransporteerd en opgeslagen kan worden.
Het heeft dus een veel nauwere relatie met de directe ontwikkelingen aan de bovengrond,
zoals bijvoorbeeld de inspanningen van gemeenten en provincies met betrekking tot
het verduurzamen van hun warmtevraag en -aanbod.
Dit vraagt om andere procedures. Eén van de belangrijkste wijzigingen in het voorstel
voor de aanpassing van de mijnbouwwet is de aanpassing van de vergunningensystematiek
voor geothermie. Met de voorgestelde aanpassingen worden de procedures voor geothermieprojecten
compacter en wordt het mogelijk om na een korte testperiode meteen over te gaan tot
winning. Als na deze initiële winning blijkt dat de installatie veilig en verantwoord
kan winnen, dan wordt het aanvragen van een vervolgvergunning om over te gaan tot
langdurige productie eenvoudiger.
Ook de rol van de toezichthouder, Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), verschuift.
In de voorgestelde systematiek wijzigt de fasering van de vergunningen. In tegenstelling
tot bij koolwaterstoffen is de eerste vergunning bij geothermie -toewijzing zoekgebied-
dadelijk enkel een marktordeningsvergunning. Het is een vergunning die de houder de
mogelijkheid geeft om de nodige voorbereidingen te treffen om een vergunning gericht
op het opsporen en winnen van aardwarmte aan te vragen, maar waarmee nog geen boor-
of winningsactiviteiten mogen worden ondernomen. Omdat er nog geen fysieke mijnbouwactiviteiten
mogen plaatsvinden op basis van deze vergunning is het niet nodig om SodM in deze
fase al om advies te vragen. Daar komt bij dat bij een aanvraag voor een zoekgebied
de feitelijke locatie van de opsporings- en winningsactiviteiten veelal nog niet duidelijk
zal zijn. De expertise van SodM ligt op het terrein van veiligheid, risico’s van het
gebruik van de diepe ondergrond en milieugevolgen van mijnbouwactiviteiten. In de
fasen die volgen op de toewijzing van het zoekgebied vraag ik SodM wel om advies.
Daarnaast versterk ik met de wijziging van de mijnbouwwet ook de relatie met de bovengrond.
Zoals gezegd heeft de winning en de afzet van geothermie een veel lokaler karakter
dan olie en gas. Dit betekent ook dat afstemming en aansluiting met lokale ondergrondse
en bovengrondse activiteiten cruciaal kan zijn voor de ontwikkeling van een geothermieproject,
maar ook voor een duurzame warmtetransitie binnen een gemeente.
Dit maakt dat ik bij geothermie in alle stappen van de vergunningenprocedure de lokale
en regionale overheden opneem in het formele adviestraject. Daarnaast worden zoekgebieden
in de ondergrond enkel nog toegewezen als er een plan kan worden overlegd voor de
afzet van de beoogde te winnen warmte. Hiermee borg ik de aansluiting van projecten
met bovengrondse vraag en voorkom ik strategische claims op de ondergrond. Tot slot
neem ik aanvullende regels op die borgen dat geothermieontwikkelingen niet kunnen
interveniëren met plannen die hierover al zijn opgesteld door gemeente(n) of provincie.
Door op deze manier wettelijk nadrukkelijk de verbinding met de bovengrond te leggen
wordt er aangesloten bij wat er in de warmtetransitievisies en Regionale Energiestrategieën
(RES’en) opgeschreven wordt. Tevens acht ik het ook een noodzakelijke koppeling als
naar verwachting vanaf 2022 de nieuwe warmtewet van kracht wordt.
Zoals in bovenstaande genoemd heb ik, in afwachting van de noodzakelijke wetswijziging,
een tijdelijk beleidskader (ook wel overgangsregime) opgesteld. Dit kader is van toepassing
op alle projecten die vanaf medio november 2019 voornemens zijn naar aardwarmte te
boren. Dit tijdelijke beleidskader bevat ook al de aanvullende (technische) voorschriften
die ik in de aanpassing van het wettelijk kader heb opgenomen. Zoals eerder aangegeven
sluit het tijdelijk beleidskader zoveel mogelijk aan op de systematiek die ik onder
het nieuwe stelsel voor geothermie voor ogen heb. Dit tijdelijk beleidskader is verspreid
onder geothermie operators en in november 2019 gepubliceerd op de site van NLOG.
Aanvullende eisen en de ontwikkeling van industriestandaarden
De mijnbouwregelgeving heeft als leidend principe dat deze doelstellend is waar het
kan en voorschrijvend waar nodig. Dit werkt goed in de ervaren olie- en gasindustrie,
omdat het operators de ruimte geeft om binnen de doelen van veilig en planmatig beheer
optimaal te opereren. In een relatief jonge sector zoals geothermie, is het voor operators
nog een uitdaging hoe ze, op een efficiënte manier, aan deze doelen kunnen voldoen.
Om te voorkomen dat vanuit het oogpunt van bijvoorbeeld veiligheid niet de optimale
keuzes worden gemaakt heb ik, onder meer in het nieuwe wetsvoorstel en de verdere
uitwerking daarvan in de lagere regelgeving, aanvullende technische en financiële
eisen gedefinieerd voor geothermie operators. Het gaat bijvoorbeeld om de mogelijkheid
aanvullende voorschriften in de vergunning op te nemen om de putintegriteit te borgen.
Daarnaast voorzie ik ook in de mogelijkheid om een vergunning af te wijzen indien
de aanvrager van een vergunning niet in staat is om de kosten in verband met de opsporing
en winning te dragen. Als een vergunning wordt aangevraagd moet duidelijk zijn dat
de aanvrager over voldoende financiële middelen kan beschikken om de voorgenomen werkzaamheden
en operatie uit te kunnen voeren en weer op te ruimen, ook als er technische problemen
of andere problemen dreigen te ontstaan.
Naast de aanscherping van wet- en regelgeving werkt de sector in nauwe samenwerking
met mijn ministerie aan een aantal industriestandaarden. In deze industriestandaarden
worden de laatste wettelijke eisen en voorschriften op het gebied van geothermie vertaald
naar leidraden voor het maken van ontwerpkeuzes en handelingen. Deze leidraden zijn
bedoeld om operators inzicht te bieden in welke ontwerpkeuzen binnen de wettelijke
kaders mogelijk zijn. Momenteel werkt de sector onder leiding van brancheorganisatie
DAGO aan een industriestandaard voor onder andere putintegriteit en testwater. De
uitwerking van deze standaarden verwacht ik eind dit jaar.
Door te werken met doelstellende wetgeving gecombineerd met industriestandaarden en
leidraden in plaats van wettelijk voorgeschreven ontwerpen blijft er een hoge mate
van vrijheid voor de operator om technische oplossingen te verzinnen die aan de wettelijke
doelen voldoen. Dit houdt kosten laag en biedt tevens ruimte voor innovatie. Daarnaast
neemt de sector op deze manier zelf verantwoordelijkheid voor het verhogen van het
(technische) kwaliteitsniveau van haar projecten en de sector als geheel.
1.2. Vergunningverlening
Ik zie het aantal vergunningaanvragen voor geothermieprojecten gestaag toenemen. Als
de door mij gewenste versnelling in de ontwikkeling van geothermie zich doorzet, zal
deze stijgende lijn de komende jaren doorzetten. Dit betekent dat ook de vergunningverlening
binnen mijn ministerie versterking nodig heeft. In lijn met de motie van het lid Haga
(Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 83) werk ik aan het stroomlijnen van de vergunningenprocedures. Deels door de wijzigingen
in de wet die ik hierboven genoemd heb, maar ook door werkwijzen in de vergunningverlening
te herzien.
Mijn ambitie op het gebied van geothermie vraagt van de kant van het ministerie meer
aandacht en menskracht voor geothermie. Deze heb ik inmiddels georganiseerd door de
bezetting voor geothermie op te schalen. Echter, snelheid in de vergunningverlening
is een samenspel tussen mijn ministerie, mijn adviseurs en de geothermie operators
zelf. Daarom is het ook nodig om met mijn adviseurs en operators om tafel te gaan
om over hun aandeel in het versnellen van de afhandeling van vergunningaanvragen te
spreken. Deze gesprekken ben ik inmiddels gestart. Met zowel adviseurs als operators
zal ik dit jaar afspraken maken over hun rol in de procedure, hun aan te leveren stukken
en reacties, en de termijnen waarbinnen deze beschikbaar moeten zijn.
Naast mijn inspanningen met het versterken van de vergunningenoperatie ben ik vorig
jaar begonnen met het beoordelen van winningsplannen voor bestaande projecten. In
Nederland zijn er momenteel zo’n 20 geothermieprojecten actief. Deze projecten zijn
tot stand gekomen binnen een wettelijk kader dat niet toegespitst is op geothermie
en hebben daarom in het verleden geen beoordeling van hun winningsplannen gehad. Tot
maart vorig jaar opereerden deze projecten op basis van een winningsvergunning in
combinatie met aangescherpt toezicht van Staatstoezicht op de Mijnen. In maart 2019
ben ik een traject gestart om van alle projecten een winningsplan te ontvangen, te
beoordelen en waar mogelijk instemmingsbesluiten te verlenen. Van alle projecten zijn
sinds april 2019 de winningsplannen binnen. Ik verwacht begin 2021 alle projecten
behandeld te hebben en voor vrijwel alle projecten instemmingsbesluiten te kunnen
nemen.
2. Versnelling van de ontwikkeling van geothermie
Naast aandacht voor het versterken van geothermie door aanvullende wet en regelgeving
werk ik ook aan de versnelling van geothermie. Deze versnelling is nodig om de afspraken
in het Klimaatakkoord te halen. Versnellen gaat in dit geval vooral over het creëren
van randvoorwaarden waarbinnen de geothermiemarkt en haar spelers eenvoudiger meer
projecten kunnen realiseren, met een grotere kans op succesvolle putten, tegen minder
kosten. Dit betekent dat ik werk aan de aanscherping van het financieel stimuleringsinstrumentarium,
de ontwikkeling van kennis over de ondergrond, de lopende innovatietrajecten probeer
te verbinden en binnen de projecten die op dit moment ontwikkeld worden gericht actie
onderneem om kennis en kunde te borgen.
2.1 Doorontwikkeling van het financieel instrumentarium voor geothermie
De ontwikkeling van geothermie is in volle gang. Er komen steeds meer projecten bij
en de toepassing van geothermie verbreedt zich langzaam van de glastuinbouw naar de
gebouwde omgeving. Daarnaast ontstaat ook (technisch) zicht op het winnen van geothermie
op verschillende dieptes met verschillende temperaturen. Deze bredere toepassingen
brengen ook nieuwe uitdagingen mee. In technische en financiële zin, maar ook in maatschappelijke
zin. Een geothermie project in de gebouwde omgeving kent bijvoorbeeld een andere dynamiek
met de lokale omgeving dan die in de glastuinbouw. Een ondiep geothermieproject heeft
een ander investeringsprofiel dan diepe geothermie projecten. Daarnaast nemen ook
-zoals geschetst- de technische en financiële eisen aan operators toe. In het licht
van die ontwikkelingen is het ook zaak het stimuleringsinstrumentarium mee te laten
bewegen.
Daarom heb ik in de SDE++ regeling voor 2020 de categorieën voor geothermie verfijnd.
Er zijn categorieën toegevoegd die recht doen aan nuances in businesscases in de ondergrond
die we zien ontstaan. Zo is er voor ondiepe geothermie een apart basisbedrag toegevoegd,
omdat de realisatie van ondiepe geothermie lagere kosten kent. Ook zijn er met het
oog op de ontwikkeling van geothermie in de gebouwde omgeving categorieën toegevoegd
met een hoger basisbedrag, maar met een lager aantal gesubsidieerde vollasturen. Op
deze manier wordt het aantrekkelijker om geothermie te realiseren als bron voorwarmtenetten
van een beperktere omvang, of warmtenetten die in de begin stadia van hun ontwikkeling
zijn. Hiermee hoop ik de ontwikkeling van geothermie in de gebouwde omgeving verder
te stimuleren. Uitdagingen voor de komende regelingen zijn om de hogere kwaliteitseisen
aan geothermisten en geothermieprojecten op gepaste wijze tot uitdrukking te laten
komen, zonder daarbij de gunstige effecten van de in deze brief besproken maatregelen
op de kostenefficiëntie van de projecten, over het hoofd te zien.
Naast de SDE ben ik ook bezig met andere regelingen. De garantieregeling aardwarmte,
een samenwerkingsregeling van mijn ministerie en het Ministerie van Landbouw Natuur
en Voedselkwaliteit (LNV), ook wel RNES genoemd, dekt het geologische risico voor
het geval dat er tegenvallende resultaten optreden bij de winning van aardwarmte uit
een reservoir (onvoldoende temperatuur of productie). De uitkering betreft een financiële
bijdrage wanneer de productiviteit van een nieuw geboorde put in megawatt (MW) lager
blijkt te zijn dan met een zekerheid van 90% (P90) verwacht werd. Geothermie ondernemers
kunnen zich hier voor aanmelden tegen een marktconforme premie. Momenteel wordt bezien
of het opportuun is deze regeling in zijn huidige vorm beschikbaar te houden of dat
met het oog op actuele ontwikkelingen en de versnelling van geothermie ook in de gebouwde
omgeving aanpassingen nodig zijn.
Ook ben ik aan het verkennen of aanvullend instrumentarium noodzakelijk is. Momenteel
verken ik met de provincie Noord-Holland de mogelijkheden voor het afdekken van lokaal
geologisch risico. Op basis van deze verkenning bekijk ik vervolgens of een algemene
regeling om dit lokale risico af te dekken een efficiënte en effectieve maatregel
kan zijn.
2.2 Het vergroten van kennis van de ondergrond
De ondergrond is in grote delen van Nederland nog onvoldoende bekend. Dit heeft enerzijds
tot gevolg dat de kans om een goed geothermie reservoir aan te treffen onzeker is
en daarmee voor veel partijen en financiers het ondernemersrisico te groot is. Anderzijds
betekent een onbekende ondergrond ook dat de risico’s, die aan mijnbouwactiviteiten
verbonden kunnen zijn, moeilijk in te schatten zijn.
In 2018 heb ik daarom aan EBN en TNO gevraagd om de slecht in kaart gebrachte delen
van de Nederlandse ondergrond met seismiek en boringen te verkennen. Dit heeft geleid
tot het opzetten van het project Seismische Campagne Aardwarmte Nederland (SCAN).
Ik heb hiervoor gelden beschikbaar gesteld.
Binnen SCAN wordt data verzameld zodat vastgesteld kan worden waar de Nederlandse
ondergrond, in de gebieden waarover wij nog weinig informatie hebben, geschikt zou
kunnen zijn voor de winning van aardwarmte. Dit gebeurt door het herinterpreteren
van al beschikbare seismische data, het genereren van nieuwe data door in een aantal
gebieden in Nederland seismisch onderzoek te doen en tot slot door het doen van een
aantal onderzoeksboringen.
De resultaten van SCAN worden publiek gemaakt via de NLOG site van TNO. Met deze resultaten
kunnen zowel publieke als private partijen verder onderzoek doen naar de mogelijkheden
voor geothermie op specifieke locaties. De eerste set data vanuit SCAN is inmiddels
gepubliceerd. De planning is dat het gehele programma in 2023 is afgerond.
2.3 Het aanjagen van (technische) innovatie
Om de in het Klimaatakkoord gestelde doelen te bereiken, en de daarvoor gewenste versnelling
in de ontwikkeling van geothermie te behalen, is een adequate aansturing van kennis
en innovatie nodig. Het laatste decennium is er veel onderzoek gedaan op het gebied
van aardwarmte. Onder andere in door RVO gesubsidieerde programma’s (Geothermica,
TKI’s, Horizon2020) en in de Kennisagenda Aardwarmte.
Om tot een betere coördinatie van de ontwikkeling van kennis en de structurering van
innovatie te komen heb ik EBN gevraagd een langjarige innovatieagenda op te stellen.
Hiervoor brengt EBN in kaart welke onderzoeken al gedaan zijn op een onderwerp, hoe
deze op elkaar aansluiten, waar de hiaten nog zitten en hoe deze ingezet kunnen worden
in projecten. Vervolgens brengt EBN, in overleg met de betrokken partijen, prioritering
aan door onderzoeken te beoordelen op basis van de bijdrage die zij leveren aan het
behalen van zowel de Klimaatdoelstellingen als het veilig en verantwoord opereren
van de sector.
Hierna zal op basis van de agenda verdere samenwerking worden opgestart tussen onderzoeksinstellingen,
onderwijs en ondernemers. Deze innovatieagenda zal eind 2020 gereed zijn.
Naast de innovatieagenda heb ik op basis van het klimaatakkoord meerjarige missie
gedreven innovatie programma’s (MMIP’s) ingericht om innovatie ten behoeve van de
energietransitie te ondersteunen. Binnen een aantal van deze MMIP’s is ook expliciet
ruimte voor innovatie op het gebied van geothermie. De eerste (deel)resultaten uit
deze trajecten verwacht ik volgend jaar, en de afronding van de eerste trajecten verwacht
ik op zijn vroegst in 2023.
Zoals hierboven aangegeven is een belangrijk doel voor de ontwikkeling en innovatie
van geothermie het substantieel verlagen van de kostprijs, onder andere door gebruik
van meer op geothermie toegesneden installaties en materialen. Hierin ligt een belangrijke
uitdaging: goedkoper, maar wel absoluut veilig. Het voldoen aan de veiligheidsnorm
is een noodzakelijke randvoorwaarde voor het ondernemen in de ondergrond. Om dit te
bereiken is innovatie nodig en vooral ook de mogelijkheid om nieuwe materialen, technieken
en installatie onderdelen te testen. Daarom is met ondersteuning van mijn ministerie
door TNO, de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rijswijk en EBN, het Rijswijk Centre
for Sustainable Geo-energy (RCSG) opgezet. Het RCSG (voormalig test laboratorium van
Shell) is een testfaciliteit, die de hierboven gewenste mogelijkheden biedt.
2.4 Het borgen van continuïteit in kennis en ervaring door deelname EBN
Kennis die opgedaan wordt in de uitvoering van individuele projecten is van grote
waarde voor toekomstige projecten. Elk project creëert meerwaarde voor het volgende
project. Om in deze nog jonge fase in de ontwikkeling van geothermie de continuïteit
van overdracht van kennis en ervaring voorkomend uit individuele projecten te versterken,
en daarmee de leercurve te vergroten, heb ik EBN gevraagd risicodragend te gaan deel
te nemen in geothermieprojecten. In 2019 heb ik uw kamer geïnformeerd over hoe ik
EBN in projecten in wil zetten met het oog op het versnellen van de ontwikkeling van
geothermie (Kamerstuk 31 239, nr. 298).
Door risicodragend deel te nemen in projecten kan EBN een projectportfolio op bouwen
waarbinnen kennis en ervaring worden gedeeld en kan EBN als publieke partner meepraten
en -beslissen over keuzes die de duurzaamheid en kwaliteit van het project raken.
EBN haalt kennis op die ten gunste komt van andere projecten in de portfolio en EBN
kan ervaringen uit deze projecten aggregeren ten gunste van kostenreductie, innovatie,
publieke kennis van de ondergrond en advisering over beleidsontwikkeling en aanscherping
van stimuleringsmaatregelen. Op deze manier kan samen met de sector de leercurve binnen
projecten versneld worden.
Deelname van EBN in nieuwe geothermieprojecten wordt geregeld in de Mijnbouwwet en
-regelgeving als een wederzijdse verplichting en wordt in eerste instantie voor 5
jaar voorgeschreven en daarna geëvalueerd. De hoogte van het deelnemingspercentage
en andere voorwaarden wordt uitgewerkt in de Mijnbouwregelgeving. Tot inwerkingtreding
van de Mijnbouwwet is deelname door EBN aan geothermieprojecten mogelijk op vrijwillige
basis. Inmiddels is EBN via deze route al bij een aantal projecten uitgenodigd.
Ten behoeve van de (verplichte) deelname en de financiering hiervan heb ik een subsidie
in de vorm van een achtergestelde lening van 48 miljoen euro aan EBN beschikbaar gesteld.
3. Doorkijk 2020 en verder
Naast de gerichte acties die ik hier boven genoemd heb, heb ik het afgelopen jaren
veel tijd gestoken in het gesprek over geothermie. Met bestuurlijk partners, met de
sector en met partijen die concreet met geothermie te maken hebben of krijgen. Zo
heb ik samen met EBN en SodM in vrijwel alle provincies van Nederland informatiebijeenkomsten
georganiseerd over geothermie. Daarnaast ben ik ook in het kader van de Regionale
Energiestrategieën (RES’en) in gesprek met verschillende regio’s over de kansen en
risico’s van geothermie.
Het gesprek over geothermie beperkt zich niet tot Nederland. Waar mogelijk grijp ik
de kans aan om te leren van andere landen waar men al geothermie activiteiten heeft
of van plan is deze te ontplooien. Daarbij kijk ik ook naar de leerervaringen met
warmtenetten. Naast Frankrijk, Duitsland en IJsland wil ik daar in het bijzonder Denemarken
noemen, waarmee ik inmiddels op het gebied van warmte en geothermie werk aan een verdergaande
samenwerking middels een memorandum of understanding (MOU).
Dit zijn activiteiten die ik in de toekomst voort blijf zetten en waar nodig of opportuun
verder uit zal breiden. Met het oog op die toekomst hebben naast de lopende zaken
een aantal nieuwe onderwerpen de komende tijd mijn nadrukkelijke aandacht.
3.1 Risicobeleid voor seismiciteit en schadeafhandeling geothermie
Geothermie is gebonden aan algemene bepalingen van de Mijnbouwwet rond veiligheids-
en schaderisico’s. Zodoende kan ik beperkingen opleggen of een vergunning weigeren
als ik dat noodzakelijk vind in het belang van de veiligheid voor omwonenden, of ter
voorkoming van schade. Voorgestelde nieuwe wetsartikelen specifiek voor geothermie
geven aan dat er geen onaanvaardbare schade mag ontstaan, maar wat er (on)aanvaardbaar
wordt geacht wordt nu per project bekeken. Dit brengt zowel voor regionale overheden,
ondernemers in de geothermie, als voor omwonenden rond geothermieactiviteiten een
hoop onzekerheid met zich mee over wat mag, wat er waar kan en wat er te verwachten
valt als er geothermie in de buurt ontwikkeld wordt. Met het oog op de versnelling
van geothermie die ik voorsta, en dus ook de toename van het aantal geothermie projecten
in de toekomst, vind ik deze onzekerheid onwenselijk.
Geothermie is niet de enige technologie binnen de energietransitie waar een verantwoorde
omgang met nieuwe, in ons land minder bekende of deels onzekere risico’s noodzakelijk
is. Daarom heb ik het initiatief genomen voor interdepartementale ontwikkeling van
uitgangspunten voor proactief, integraal en verantwoord omgaan met veiligheidsrisico’s
van de energietransitie. Deze uitgangspunten helpen om per technologie (bijvoorbeeld
geothermie, maar ook waterstof, CCS) op een consistente manier vorm te geven aan onder
meer adequate en proportionele voorzorg, communicatie over de toelaatbaarheid van
restrisico’s in het belang van de energietransitie, en leren centraal stellen bij
pilotprojecten en bij beleidsreacties op incidenten. Eind november heb ik deze uitgangspunten
aangekondigd bij de beantwoording van Kamervragen en ik verwacht de brief na de zomer
te kunnen verzenden.
Gezien de urgentie rond het opstarten van geothermie wil ik niet wachten tot deze
algemene uitgangspunten helemaal afgerond zijn, maar werk ik parallel aan de nadere
vormgeving van risicobeleid voor geothermie. In dit beleidskader zal ik onder meer
invulling geven aan wat ik versta onder aanvaardbare en onaanvaardbare seismische
risico’s rond geothermie, binnen welke bandbreedte er onzekerheid mag zijn en welke
maatregelen er getroffen moeten worden om risico’s en onzekerheden in te perken. Hierbij
laat ik mij adviseren door een panel van hoogleraren. De kernpunten van dit beleid
worden opgenomen in het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling.
Parallel aan de ontwikkeling van dit risicobeleid werk ik ook aan de vernieuwing van
het instrumentarium waarmee risicoberekeningen worden gemaakt en getoetst. Deze seismische
gevaren en risicoanalyse (Seismic Hazard and Risk Analysis of SHRA) wordt het komende
jaar verder uitgewerkt zodat deze gelijk met het risicokader gereed is. Als naar verwachting
in juli 2021 de wijziging van de mijnbouwwet van kracht is ligt hier tevens een solide
kader voor (on)aanvaardbare seismische risico’s en de berekening hiervan.
Een adequaat, en op de risiconormen toegesneden, instrumentarium voor risicoberekeningen
inclusief een norm sluiten niet uit dat er toch schade kan optreden bij de winning
van warmte uit de ondergrond. Daarom zijn goede afspraken over de afhandeling van
schade van belang. Vorig jaar heb ik met de gas & oliesector afspraken gemaakt over
schadeafhandeling in het kader van de landelijke aanpak mijnbouwschade. Dit jaar ga
ik met de geothermiesector op een vergelijkbare wijze afspraken maken over hoe om
te gaan met schadeafhandeling. Ik verwacht eind dit jaar een convenant met de sector
te kunnen sluiten waarin wij de overeengekomen afspraken vastleggen.
3.2 Vervolgtraject: versterking en versnelling geothermie 2.0
In deze brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang en vervolgacties met
betrekking tot de verschillende uitvoeringslijnen uit de beleidsbrief van 2018. Zoals
ik in mijn inleiding al aangaf zijn we goed op weg, maar zijn we er nog niet. Mijn
uiteindelijke doel is dat de geothermiesector zich ontwikkelt tot een volwassen sector.
De snelheid waarmee deze ontwikkeling plaats zal vinden is moeilijk te voorspellen.
Naast het nog verder versterken van de basis met het oog op draagvlak voor geothermieactiviteiten
in de samenleving, spelen verdere professionalisering van de sector, innovatie gericht
op substantiële en verantwoorde kostprijsverlaging, doorontwikkeling in de glastuinbouw
en de verbreding van de toepassing van geothermie naar de gebouwde omgeving en dus
de ontwikkeling van de warmte vraag en warmte infrastructuur (netten) een belangrijke
rol.
Vanwege de lange ontwikkeltijden, of doordat de initiële warmtevraag op een gepland
warmtenet onvoldoende is voor de aansluiting van geothermie, zal de toepassing van
geothermie in de gebouwde omgeving pas richting 2030 grootschalig in beeld komen.
Ik heb hoge verwachtingen van geothermie in de gebouwde omgeving, ondanks dat daar
een flink aantal uitdagingen liggen. Ik vind het van belang om die uitdagingen zo
snel mogelijk in beeld te brengen en te tackelen en mede door middel van diverse projecten
en pilots zoveel mogelijk te leren en bij te sturen.
Om die reden ben ik een vervolgtraject gestart om voor de jaren tot 2030 en daarna,
in samenwerking met de sector, een toekomstvisie met bijbehorende maatregelen voor
geothermie te ontwikkelen. Ik verwacht in het voorjaar van 2021 met een uitgewerkte
brief over die toekomstvisie te komen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat