Brief regering : Compensatiepakket coronacrisis medeoverheden
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 43
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2020
De coronacrisis heeft een grote impact op Nederland. Vanaf half maart is het leven
van burgers beperkt en is het adagium blijf zoveel mogelijk thuis. Nu inmiddels de
maatregelen weer enigszins versoepeld worden, komt er ook meer zicht op de sociaaleconomische
gevolgen van de maatregelen. We gaan als overheden samen door met de corona-aanpak
in Nederland, ook in de fase waarin we nu terechtkomen. Samen bestrijden we – zo goed
als het kan – de economische en sociale gevolgen van het coronavirus Covid-19.
Vanaf het begin van de corona-uitbraak zijn Rijk en medeoverheden als één overheid
opgetreden om het coronavirus en de economische en sociale gevolgen van de coronacrisis
te bestrijden. De medeoverheden doen, in eendrachtige samenwerking met elkaar en met
het kabinet, alles wat ze kunnen en willen dat ook blijven doen. Dat is ook wat burgers
en bedrijven verwachten en vragen, ook van hun lokale en regionale overheden. Zeker
nu iedereen zich realiseert dat de effecten van deze coronacrisis nog gedurende langere
tijd merkbaar zullen zijn.
Medeoverheden hebben hun verantwoordelijkheid genomen in de uitvoering van noodzakelijke
maatregelen gericht op het opvangen van de effecten van de uitbraak. Gemeenten hebben
in allerijl het loket gevormd voor zelfstandigen die een beroep doen op de Tozo-regeling
en de TOGS. Het zijn de gemeenten die het vangnet vormen voor de mensen die in de
bijstand raken. Ze hebben ook de zorg doorbetaald zodat de zorg gegarandeerd blijft.
Provincies en gemeenten hebben het OV laten rijden en samen met de waterschappen coulance
getoond bij de inning en kwijtschelding van heffingen aan burgers en ondernemers.
Door deze coulance hoefden burgers en ondernemers minder (snel) een beroep te doen
op steunmaatregelen van het Rijk. Burgemeesters hebben ervoor gezorgd dat de maatregelen
die we als kabinet moesten nemen gehandhaafd werden. Rijk en medeoverheden weten elkaar
te vinden ook nu de nood aan de man is. Samen zetten we de schouders onder.
Het is voor een bestendige, gezamenlijke en slagvaardige overheid noodzakelijk dat
medeoverheden hun reguliere taken waaronder vergunningverlening, en hun taken met
betrekking tot participatie, zorg, jeugd, bewegen, vervoer, lokale culturele voorzieningen
en watermanagement blijven uitvoeren. Daarnaast zullen zij samen met het Rijk doen
wat sociaal en economisch nodig is om de impact van de coronacrisis op lokaal, regionaal
en nationaal niveau hanteerbaar te maken.
Het is dan ook reëel dat de medeoverheden duidelijkheid hebben over wat ze mogen verwachten
aan compensatie ten aanzien van de gevolgen van de corona-maatregelen. Zij maken immers
extra kosten en lopen geraamde inkomsten mis, zowel op korte als op langere termijn,
hetgeen grote gevolgen heeft voor de financiële positie van de medeoverheden. De financiële
positie van medeoverheden en in het bijzonder van gemeenten had al langer mijn aandacht.
Daarom hebben in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) van 23 april
jl. het kabinet en de medeoverheden besloten een regiegroep in te stellen die de omvang
van de problematiek in beeld brengt met nadruk op de financiële effecten en de daarbij
voorgestelde oplossingsrichtingen, waaronder compensatie. Hierbij gaat het om een
reëel beeld van de kosten, waarbij ook de inkomstenderving wordt meegenomen.
Ik vind het samen met mijn mede-fondsbeheerder, de Staatssecretaris van Financiën,
noodzakelijk om de medeoverheden nu al, vooruitlopend op het volledig in beeld brengen
van de financiële gevolgen, te compenseren. Voor de periode tot 1 juni heeft het kabinet
al reeds enkele maatregelen genomen, zoals op het gebied van sport, bijstand en Wmo.
Deze brief gaat in op een aanvullend compensatiepakket voor de periode tot 1 juni.
De al genomen maatregelen en dit nieuwe pakket zijn tot stand gekomen dankzij de gesprekken
aan de diverse sectorale tafels van o.a. zorg, lokale culturele voorzieningen, bijstand,
sport en inkomsten.
Op dit moment is echter nog geen volledig beeld van een compensatiepakket voor de
medeoverheden voor de periode tot en met 1 juni. Er lopen nog gesprekken met de medeoverheden
op het gebied van onder andere, zonder limitatief te zijn: het OV, de veiligheidsregio’s,
de GGD-en, afvalinzameling, de buurthuizen, en het watermanagement. De komende tijd
wordt samen met de medeoverheden gewerkt aan afspraken op deze gebieden. Doel is om
medio juli een compleet beeld te hebben van de impact van de corona-aanpak op de medeoverheden
voor de periode tot 1 juni. De hoogte en omvang van de reële compensatie vraagt een
politiek bestuurlijke afweging, waarbij het uitgangspunt is dat de medeoverheden er
als gevolg van de corona-aanpak niet slechter voor komen te staan dan daarvoor.
Nu, drie maanden na de corona-uitbraak, komt er meer zicht op de langere termijn gevolgen
voor de samenleving en de economie. Burgers, ondernemers en overheden, zullen zich
allemaal aan deze nieuwe realiteit moeten aanpassen. Dit vergt opnieuw inspanningen
van de medeoverheden. Het is daarom niet meer dan redelijk dat medeoverheden ook na
1 juni reële compensatie ontvangen voor hun inspanningen en de gederfde inkomsten.
Alle overheden zullen samen hun verantwoordelijkheid moeten nemen om hun inkomsten
en uitgaven zoveel mogelijk beheersbaar te houden in de nieuwe situatie.
Daarnaast is afgesproken dat ook overheden samen verantwoordelijkheid nemen over hoe
ze in de nieuwe situatie, met inachtneming van de steun van het Rijk, hun financiële
positie op orde kunnen houden en een bijdrage leveren aan de oplossing van de financiële
uitdagingen.
Rijk en medeoverheden zullen bezien hoe ze hun (voor)financierings- en subsidie-instrumentarium
helpend kunnen inzetten. Bijvoorbeeld door aflossingen op door hun aan derden verstrekte
leningen naar achteren te schuiven, voorfinancierings-arrangementen te treffen en
hun (economische) investeringsfondsen in te zetten en waar mogelijk te versterken.
Zowel nu als in de toekomst.
Hoezeer wij als overheden ook klaar staan om de financiële en sociaaleconomische gevolgen
zoveel mogelijk op te vangen, de klap kan door de overheden nooit geheel worden opgevangen
en geneutraliseerd. Iedereen en iedere sector zal een bijdrage moeten leveren aan
het opvangen van de gevolgen.
Bij de vormgeving van het pakket is een balans gevonden tussen het gericht verstrekken
van middelen en het beperken van de administratieve lasten. Hierbij wordt zoveel als
mogelijk bij de huidige financierings- en bekostigingssystematiek aangesloten.
Financiële positie van medeoverheden
De afgelopen maanden is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en het Ministerie van Financiën samen met de VNG gewerkt aan het creëren van een gezamenlijk
beeld over de financiële positie van gemeenten. Dat heeft geleid tot een nieuwe set
kengetallen voor het monitoren van de financiële positie van gemeenten op basis waarvan
het gesprek over de financiële positie van gemeenten in het Bestuurlijk Overleg Financiële
verhoudingen van 8 april jl. is gevoerd. Het financiële beeld laat zien dat al voor
de coronacrisis het sociaal domein voor een meerderheid van de gemeenten leidde tot
een tekort op de jaarrekening en hogere belastingen. Ook zijn er signalen over bezuinigingen
die gemeenten noodgedwongen moesten doorvoeren. Op basis hiervan achten wij het van
belang om de ontwikkeling van de financiële positie te blijven monitoren om tijdig
maatregelen te kunnen nemen. In dat kader zullen wij u ook de eerder toegezegde informatie
naar aanleiding van de aangenomen gewijzigde motie van de leden Van der Graaf en Van
der Molen over onder andere de financiële positie van gemeenten spoedig doen toekomen1.
Inkomsten van medeoverheden
Medeoverheden beschikken over verschillende inkomstenbronnen om hun uitgaven naar
eigen inzicht te financieren. Het gaat hierbij onder meer om inkomsten uit het gemeente-
en provinciefonds, eigen belastinginkomsten zoals heffingen, en inkomsten uit verhuur
en grondexploitatie.
Accres
De jaarlijkse indexatie (voor zowel volume- als prijsontwikkeling) van het gemeentefonds
en het provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven wordt
het accres genoemd.
Als de accresrelevante rijksuitgaven stijgen of dalen, nemen het gemeentefonds en
het provinciefonds met hetzelfde percentage toe of af. Deze systematiek staat ook
wel bekend onder het principe van «samen de trap op en samen de trap af». De afgelopen
jaren hebben schommelingen in dit accres, en de doorwerking hiervan op de gemeentelijke
en provinciale begrotingen onrust veroorzaakt bij de medeoverheden. Het kabinet vindt
het belangrijk in deze bijzondere tijd de schommelingen voor medeoverheden te dempen;
hoe stabieler de inkomsten, hoe minder verstoringen van het gemeentelijke en provinciale
begrotingsproces. In overleg met de VNG en het IPO is daarom besloten om de stand
van het accres (volume en loon- en prijsontwikkeling)2 zoals gepresenteerd in de Voorjaarsnota 2020 te bevriezen voor de jaren 2020 en 2021.
Als er zich grote onverwachte wijzigingen voordoen zullen wij hierover met het IPO
en de VNG in gesprek gaan. Het is aan een nieuw kabinet om in overleg met de medeoverheden
te besluiten hoe in de toekomst met het accres om te gaan. Hierover zal het kabinet
te zijner tijd aan de Raad voor het Openbaar Bestuur om advies vragen. Het rapport
van de evaluatie van de normeringssystematiek, waar ook het IPO en de VNG bij betrokken
zijn, verwachten wij u in najaar 2020 te doen toekomen.
BTW-Compensatiefonds
Naar analogie van het accres zal ook het plafond van het BTW-compensatiefonds (BCF) worden bevroren. Mochten zich in het BCF grote problemen voor doen
dan zullen wij hierover met de VNG en het IPO in overleg gaan.
Belastinginkomsten
Medeoverheden hebben op dit moment dalende inkomsten wegens het feit dat ondernemers
en burgers als gevolg van een terugval in hun inkomsten niet aan de belastingverplichtingen
kunnen voldoen. Dit kan leiden tot oninbare vorderingen. Ook kunnen medeoverheden
er middels beleid voor kiezen om deze groepen extra te ondersteunen (belastingverlaging/ -kwijtschelding). Daarnaast hebben medeoverheden ook andere tegenvallende
inkomsten, bijvoorbeeld minder inkomsten uit verhuur.
Gemeenten worden daarnaast op dit moment geconfronteerd met dalende inkomsten uit
toeristen- en parkeerbelasting als gevolg van de coronamaatregelen. Het is de vraag
of de geleden derving van de afgelopen maanden dit jaar nog geheel wordt ingehaald.
Het kan wel zijn dat de inkomsten uit deze heffingen de tweede helft van het jaar
weer stijgen richting het gebruikelijk niveau. Het kabinet heeft besloten de gemeenten
voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020 te compenseren. Hiermee is
een bedrag van € 225 miljoen gemoeid, waarvan € 100 miljoen voor de toeristenbelasting
en € 125 miljoen voor gederfde parkeerinkomsten op grond van de geraamde gederfde
inkomsten in deze periode.
De financiële impact van de inkomstenderving voor medeoverheden in 2020 is op dit
moment nog niet bekend. Met medeoverheden zal het kabinet deze impact monitoren. Het
kabinet zal medeoverheden waar nodig compenseren.
Uitgaven van medeoverheden
Het kabinet heeft niet alleen maatregelen genomen om de tegenvallende inkomsten te
compenseren, maar heeft ook maatregelen genomen om de extra uitgaven van de medeoverheden
te compenseren.
Alvorens in te gaan op de nieuwe maatregelen, eerst een overzicht van de maatregelen
die reeds genomen zijn:
a. Compensatie inkomstenderving kwijtschelden huur aan sportverenigingen (€ 90 mln, 1 maart
t/m 1 juni 2020)
b. Compensatie inkomstenderving eigen bijdrage Wmo (€ 18 mln, maanden april en mei 2020)
c. Vergoeden eigen bijdrage van ouders die gebruik maken van de gemeentelijke regelingen:
peuteraanbod, SMI en Voorschoolse Educatie (VE). (circa € 8,3 mln, tot 8 juni 2020
(moment waarop de compensatie stopt))
d. Vergoeden uitvoeringskosten Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers
(voorschot gemeenten € 2 miljard, tot 1 juni 2020)
e. Handhaven maandelijkse betalingen bijstand op het niveau van het voorlopig vastgesteld
budget en in september het macrobudget 2020 nader bezien, waarbij rekening zal worden
gehouden met de actuele conjuncturele situatie
In aanvulling op bovenstaande maatregelen delen wij in deze brief graag de nieuwe
ondersteuningsmaatregelen met u op het terrein van de zorg, kinderopvang, sociaal
domein, OV, lokale culturele voorzieningen (o.a. bibliotheken, muziekscholen, musea,
stadsschouwburgen en filmhuizen) en lokale media.
Continuïteit zorg, uitstel noodzakelijke zorg en meerkosten Jeugdwet en Wmo 2015
De medeoverheden spannen zich in om te zorgen dat de dienstverlening aan burgers en
ondernemers zo goed mogelijk doorgaat. Denk daarbij aan de continuïteit van de zorgverlening
en ondersteuning in het sociaal domein. Omwille van de continuïteit van zorg voor
cliënten tijdens coronamaatregelen én voor continuïteit van het stelsel nadien zijn
maatregelen genomen, teneinde cliënten op grond van de Jeugdwet en de Wmo 2015 hulp
en ondersteuning te kunnen blijven bieden.
Het Rijk heeft, in afstemming met de VNG, een zeer dringend beroep op gemeenten gedaan
om hun aanbieders van jeugdhulp, jeugdbescherming, jeugdreclassering en maatschappelijke
ondersteuning financieel zekerheid en ruimte te bieden, van 1 maart 2020 tot in elk
geval 1 juni 2020. Deze afspraak is verlengd naar 1 juli 2020.
Het Rijk heeft tegelijkertijd met gemeenten afspraken gemaakt over compensatie van
de directe meerkosten die voortkomen uit de coronamaatregelen en het volgen van de
RIVM-richtlijnen. Daarnaast zijn Rijk en gemeenten in gesprek over de extra uitgaven
over het geheel van 2020 voor zover die gerelateerd kunnen worden aan een evident
uitstel van noodzakelijke zorg.
De nadere uitwerking van deze afspraken leidt voor nu tot een voorschot voor gemeenten
van € 144 miljoen voor de meerkosten en inhaalzorg. In de komende periode werken Rijk
en VNG samen om van inschatting van de kosten tot inzicht en definitieve afspraken
te komen.
Noodopvang kinderen met ouders cruciaal beroep
Het kabinet heeft besloten om voor kinderen van wie één of beide ouders een cruciaal
beroep hebben, noodopvang te organiseren. Gemeenten coördineren de noodopvang, in
overleg met kinderopvangorganisaties en scholen. Zij moeten zorgen voor voldoende
aanbod voor kinderen in de leeftijd van 0 tot circa 12 jaar (globaal tot het einde
van hun basisschoolloopbaan, inclusief leerlingen van het speciaal (basis)onderwijs).
Deze opvang is zonder extra kosten voor ouders.3 Het kabinet heeft besloten om € 23 miljoen beschikbaar te stellen voor gemeenten
voor de periode medio maart tot 1 juli. De (gratis) noodopvang voor overdag eindigt
op 8 juni maar de (gratis) noodopvang voor avond, nacht en weekenden wordt langer
beschikbaar gesteld. Medio juni wordt besloten tot wanneer. Over de wijze waarop de
middelen beschikbaar worden gesteld vindt momenteel nader overleg met gemeenten plaats.
Sociale Werkbedrijven
Als gevolg van het coronavirus zijn de Sociale Werkbedrijven geheel of gedeeltelijk
gesloten. Daardoor vallen bedrijfsopbrengsten weg waarmee (deels) de loonkosten van
medewerkers die werkzaam zijn voor een Sociale Werkbedrijf worden gefinancierd. Tekorten
in de exploitatie worden in de reguliere systematiek opgevangen door een hogere gemeentelijke
bijdrage. Deze financieringsbron staat onder druk omdat gemeenten meer financiële
gevolgen hebben van de coronacrisis. Het kabinet heeft daarom besloten om de Rijksbijdrage
Wet sociale werkvoorziening (Wsw) te verhogen met € 90 miljoen voor de periode 1 maart
2020 tot 1 juni 2020 ter compensatie van een deel van de loonkosten. Eventuele verlenging
van deze compensatie vergt nieuwe besluitvorming.
Openbaar vervoer
Het kabinet heeft de OV-sector in Nederland verzocht om te blijven rijden, terwijl
de reizigersaantallen die vervoerd kunnen worden als gevolg van de RIVM-richtlijnen
beperkt zijn. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat is in intensief
overleg met de provincies, de metropoolregio Rotterdam-Den Haag, de vervoerregio Amsterdam
(verenigd in het samenwerkingsverband van decentrale OV-autoriteiten (DOVA) en de
vervoerders over een beschikbaarheidsvergoeding. Deze beschikbaarheidsvergoeding wordt
in de komende periode nader uitgewerkt
Verder speelt dat vanwege de coronamaatregelen de OV-bedrijven in de verschillende
concessies niet de vooraf overeengekomen prestaties leveren. Omdat de decentrale overheden
desalniettemin zijn gevraagd om hun begrote bijdrage door te betalen kan dit tot vragen
leiden ten aanzien van de rechtmatigheid van deze betalingen. Vanuit het kabinet zullen
we daar pragmatisch mee omgaan.
Lokale culturele voorzieningen: o.a. bibliotheken, muziekscholen, musea, stadsschouwburgen,
filmhuizen
De medeoverheden zijn verantwoordelijk voor twee derde van alle subsidies aan cultuur
en houden daarmee de lokale en regionale culturele infrastructuur overeind: openbare
bibliotheken, muziekscholen, centra voor de kunsten, musea, monumenten, schouwburgen,
concertzalen, vlakke vloer theaters, poppodia, filmhuizen, beeldende kunstinstellingen,
amateurkunst, cultuureducatie en festivals. Voor het landelijke gesubsidieerde aanbod
zijn de lokale podia essentieel als speelplekken. Het kabinet heeft besloten om een
bevoorschotting op de compensatie aan medeoverheden te verstrekken van € 60 miljoen
voor de periode van medio maart 2020 tot en met 1 juni 2020. Dit met het oogmerk op
borging van de lokale en regionale culturele infrastructuur. Deze organisaties missen
nu onder andere inkomsten uit kaartverkoop en horeca, terwijl de vaste lasten zoals
huisvesting en beveiliging doorlopen.
Daarnaast heeft het kabinet besloten om het Tijdelijke Steunfonds voor Lokale Informatievoorziening,
dat op 7 april jl. door de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media is
opgericht4, te verlengen tot eind 2020 en daarvoor € 24 miljoen ter beschikking te stellen.
Door de coronacrisis vallen reclame-inkomsten weg en komt het voortbestaan van de
lokale informatievoorziening, zoals huis-aan-huiskranten, lokale publieke omroepen
en lokale nieuwsbladen in gevaar. Het is noodzakelijk dat mensen zich kunnen informeren
over de ontwikkelingen in hun omgeving. De lokale media zien hun bereik dan ook groeien.
De inkomsten lopen terug, terwijl de vraag en kosten veelal toenemen. Lokale mediaorganisaties
kunnen steun aanvragen bij het Steunfonds. Uitvoerder is het Stimuleringsfonds voor
de Journalistiek.
De transitiefase
De corona-uitbraak heeft ook structurele gevolgen voor de Nederlandse samenleving
en economie. De uitdaging die voor ons ligt is om samen onze weg te vinden in een
samenleving waarin de 1,5 meter norm geldt en om samen om te gaan met de sociaaleconomische
gevolgen. Dit vraagt aanpassing van ieder van ons en heeft gevolgen voor het inrichten
van de publieke ruimte, handhaving, het gebruik van het OV et cetera. De medeoverheden
zien als geen ander hoe maatregelen en nieuwe normen in de praktijk uitpakken. Zowel
lokaal, regionaal als gebiedsgericht; ze geven hieraan invulling via preventie, toezicht
en handhaving. Als overheden hebben we elkaar nodig om in de huidige omstandigheden
een samenleving vorm te kunnen geven. Een samenleving die een maximale beheersing
van het virus mogelijk maakt, maar waarin ook oog is voor de leefbaarheid van inwoners
en de publieke ruimte die zij delen. Dit met inachtneming van de 1,5 meter norm.
De sociaaleconomische gevolgen
Daarnaast heeft de corona-uitbraak impact op de Nederlandse economie. Enerzijds op
de investeringen, maar ook op de productie, werkgelegenheid en het sociaal beleid.
Het kabinet bekijkt dan ook samen met de medeoverheden wat ze op deze terreinen kan
doen.
Woningbouw, stikstofproblematiek en energietransitie
Investeringen in de (sociale) woningbouw, maar ook voor het stikstofbeleid en de energietransitie
moeten zoveel mogelijk doorgaan, opdat we ook in de toekomst een leefbaar Nederland
hebben.
Het kabinet kijkt samen met de medeoverheden naar maatregelen die er op gericht zijn
dat de bouw kan blijven bouwen. We zullen bepalen wat daarvoor nodig is en welke (financiële)
maatregelen getroffen kunnen worden om te voorkomen dat de investeringen stokken en
de bouw tot stilstand komt.
Daarnaast is gezamenlijk door Rijk en medeoverheden besloten om de oplevering van
de concept- en definitieve Regionale Energiestrategieën (RES) te verruimen ten behoeve
van het opzetten van gedegen participatietrajecten binnen de coronamaatregelen. De
definitieve oplevering van de RES 1.0 staat nu gepland voor 1 juli 2021.
Bijstand, armoede en schulden
In het sociaal domein is de verwachting dat er meer burgers in de bijstand zullen
komen. Het is belangrijk dat gemeenten ook deze burgers kunnen begeleiden om weer
zo snel mogelijk een baan te vinden.
Verder is de verwachting dat als gevolg van de coronacrisis de armoede- en schuldenproblematiek
zal toenemen. Het kabinet heeft voor de korte termijn enkele tijdelijke maatregelen
getroffen en de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.5 In deze brief licht het kabinet o.a. toe hoe ze samen met gemeenten en maatschappelijke
partijen ervoor wil zorgen dat mensen die het financieel moeilijk hebben niet, als
gevolg van de corona-uitbraak, nog verder in de (financiële) problemen terechtkomen.
Ook de medeoverheden hebben aan de oproep gehoor gegeven om coulance te tonen bij
de inning en kwijtschelding van heffingen.
Stimulering economie
Daarnaast wordt door medeoverheden ook via wet- en regelgeving gestreefd de economische
activiteit in Nederland te stimuleren, waarbij de brede maatschappelijke invalshoeken
tegen elkaar worden afgewogen. Bijvoorbeeld, de Koninklijke Horeca Nederland heeft
een brief gestuurd aan Rijkswaterstaat, de UvW en de VNG met het verzoek of de strandpaviljoens
deze winter op het strand mogen blijven staan. Dit in verband met gederfde inkomsten
door corona en de kosten voor het op- en afbouwen van de strandtenten. De betrokken
overheden bekijken gezamenlijk of aan dit verzoek tegemoet gekomen kan worden. Hierbij
worden alle belangen zoals waterveiligheid, natuur, economie en de financiële consequenties
voor overheden betrokken.
Incidentele suppletoire begrotingen
De budgettaire gevolgen van deze maatregelen worden in incidentele suppletoire begrotingswetten
aan u voorgelegd. Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal
de begrotingswetten heeft geautoriseerd. Aangezien uitstel van uitvoering van deze
spoedeisende maatregelen die in het belang van het Rijk zijn, mogelijk niet in alle
gevallen kan wachten tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal,
zal het kabinet waar nodig de uitvoering van de maatregelen eerder starten. Hiermee
wordt gehandeld conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016.
Tot slot
Op dit moment is nog geen volledig beeld van alle financiële gevolgen voor de medeoverheden
voor de periode tot en met 1 juni beschikbaar. Het kabinet heeft echter niet willen
wachten met dit pakket voor compensatie voor de korte termijn totdat alle reële kosten
voor de periode tot 1 juni bekend zijn. De komende tijd wordt samen met de medeoverheden
verder gewerkt aan afspraken op terreinen waar het beeld nu nog niet compleet is.
Met dit compensatiepakket ondersteunt het kabinet de medeoverheden om hun taken en
plichten in het publieke domein te blijven uitvoeren, waardoor de burgers en ondernemers
kunnen blijven rekenen op een goede dienstverlening: van zorg tot OV, van kinderopvang
tot begeleiding naar werk, van vergunningverlening tot lokale culturele voorzieningen
en watermanagement tot sport. Dit alles rekening houdend met de RIVM-richtlijnen.
Voor de periode na 1 juni, trekken Rijk en medeoverheden samen op bij de invulling
van de nodige maatregelen en om de sociaaleconomische crisis het hoofd te bieden.
Samen bekijken we welke reële compensatie nodig is op basis van de hogere uitgaven
en gederfde inkomsten.
In de komende periode zal ik, samen met de Staatssecretaris van Financiën, de gevolgen
van de coronacrisis op de financiële positie van gemeenten nauwlettend blijven volgen
en zullen wij hierover in gesprek blijven met VNG, gemeenten en provinciaal toezichthouders.
mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties