Brief regering : Uitvoering van de motie van de leden Asscher en Van Weyenberg over een privaat fonds voor compensatie bij blijvende gezondheids- of financiële schade (Kamerstuk 25295-257)
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 382 BRIEF VAN DE STAATSECRETARISSEN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2020
Op 16 april 2020 is in uw Kamer de motie van de leden Asscher en Van Weyenberg aangenomen
waarin de regering wordt verzocht een privaat fonds, van waaruit aan zorgmedewerkers
een tegemoetkoming wordt verstrekt, financieel te ondersteunen en tevens te onderzoeken
hoe uitkeringen uit een dergelijk fonds fiscaal gunstig kunnen worden behandeld, opdat
bijvoorbeeld geen negatief effect op de toeslagen optreedt.1 Hierna informeren wij u op welke wijze het kabinet uitvoering geeft aan deze motie.
Uitgangspunt voor deze brief is het steunfonds zoals dat is opgezet door de stichting
Zorg na Werk in Coronazorg (ZWiC).
Financiële ondersteuning ZWiC
Wat betreft de oproep om het fonds financieel te ondersteunen, de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport heeft bij brief van 15 april (Kamerstuk 25 295, nr. 249), naar aanleiding van een eerder ingediende en later ingetrokken motie van het lid
Asscher, aangegeven dat hij graag bereid is het particulier initiatief (i.c. ZWiC)
financieel te ondersteunen tot een verdubbeling van maximaal € 10 miljoen.2
Loon- en inkomstenbelasting
Wat betreft de fiscale gevolgen en de mogelijke effecten op de toeslagen van een uitkering
uit het fonds zullen wij hierna ingaan op achtereenvolgens de loon- en inkomstenbelasting,
de doorwerking naar de toeslagen, de schenkbelasting en de giftenaftrek.
ZWiC geeft aan dat zorgverleners die als gevolg van hun werk in de coronazorg op de
intensive care terecht komen, aanspraak kunnen maken op een eenmalige uitkering van
€ 30.000. Nabestaanden van zorgverleners die als gevolg van hun werk in de coronazorg
zijn overleden, kunnen aanspraak maken op een eenmalige uitkering van € 50.000. Een
dergelijke uitkering door een private partij zonder bemoeienis van de werkgever (noch
bij de uitkering, noch bij de voeding van het fonds) waarbij ook een beloningsbedoeling
ontbreekt, vormt voor de loon- en inkomstenbelasting geen te belasten loon. Het eenmalige
karakter van de uitkering leidt ertoe dat deze ook niet anderszins een inkomensbestanddeel vormt voor de inkomstenbelasting. Ter zake van de uitkering is derhalve geen
loon- of inkomstenbelasting verschuldigd.
Hierdoor maakt de uitkering ook geen deel uit van het toetsingsinkomen voor de toeslagen.
Dat houdt in dat de uitkering als zodanig geen gevolgen heeft voor eventuele toeslagen
in het jaar waarin de uitkering plaatsvindt.
Overigens maakt het bedrag van de uitkering, voor zover dat op de peildatum, 1 januari
van de kalenderjaren na het jaar van ontvangst nog tot het bezit behoort van de ontvanger,
net als alle andere vermogensbestanddelen wel deel uit van de rendementsgrondslag
van box 3 waarover dus in beginsel de vermogensrendementsheffing van toepassing is.
De vermogensrendementsheffing is een belasting op het inkomen uit vermogen. De herkomst
van het vermogen is hierbij niet van belang. Wel geldt een vrijstelling van € 30.846
voor alleenstaanden en € 61.692 voor fiscaal partners (cijfers 2020). Voor zover het
vermogen meer bedraagt dan genoemde bedragen is belasting verschuldigd. Via het verzamelinkomen
en de rendementsgrondslag van box 3 werkt dit door naar de inkomensafhankelijke regelingen,
zoals toeslagen (inkomenstoets).
De invloed van het inkomen uit vermogen op de hoogte van het toetsingsinkomen en daarmee
op de hoogte van een eventuele toeslag zal beperkt zijn.3
Vermogenstoets bepaalde toeslagen
Voor verschillende toeslagen daarentegen geldt een zogenoemde vermogenstoets. Indien
het box 3-vermogen op de peildatum 1 januari hoger is dan een bepaald bedrag vervalt
voor dat betreffende jaar het recht op de toeslag. Dat kan zich in het bijzonder voordoen
bij de huurtoeslag waar de grens waarboven het recht op toeslag vervalt bij een vermogen
van meer dan € 30.846 voor alleenstaanden en meer dan € 61.692 voor fiscaal partners
(cijfers 2020). Voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget gelden aanzienlijk
hogere bedragen. Een potentieel verlies van met name de huurtoeslag als gevolg van
een uitkering van ZWiC achten wij in dit geval niet wenselijk. Om die reden zeggen
wij toe deze uitkeringen uit te zonderen bij de vaststelling van het vermogen bij
de toepassing van de vermogenstoetsen van de toeslagen. Dat zal gebeuren bij ministeriële
regeling aan het einde van dit jaar en zal in werking treden met ingang van 1 januari
2021, de eerst mogelijke peildatum voor een door ZWiC gedane uitkering. De uitzondering
geldt voor een periode van drie jaar. Belanghebbende zal voor deze uitzondering een
verzoek moeten indienen. De Belastingdienst heeft namelijk geen inzicht in de opbouw
van een box 3-vermogen en kan deze uitzondering dan ook niet uit eigener beweging
toepassen.
Met deze uitzondering wijken wij af van de in de afgelopen jaren gebruikelijke lijn
om in principe geen uitkeringen uit te zonderen van de vermogenstoets van de toeslagen.
Dit vindt mede zijn oorzaak in de bijzondere wijze waarop het fonds wordt gevoed,
namelijk door giften van burgers, instanties en bedrijven, aangevuld door een subsidie
van de overheid om het leed te verzachten van zorgverleners of hun nabestaanden die heel hard getroffen zijn door het COVID-19 virus. Daar waar het gebruikelijk
is om met de hoogte van de uitkering rekening te houden met de fiscale gevolgen en
de doorwerking naar de toeslagen, acht ik het vanwege het bijzondere karakter van
het fonds niet gewenst dat de vermogenstoename die uit deze specifieke uitkeringen
voortvloeit gevolgen heeft voor de vermogenstoets en de aanspraak van rechthebbenden
op een toeslag.
De uitkering van stichting ZWiC kan ook gevolgen hebben voor de bijstand. De Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid regelt daarom een centrale vrijlating binnen
de Participatiewet om rekening te houden met een eventuele doorwerking van de uitkering
naar de bijstand.
Schenkbelasting en giftenaftrek
ZWiC heeft inmiddels de ANBI-status gekregen. De ANBI-status leidt ertoe dat:
• de stichting de giften voor het fonds kan ontvangen zonder dat zij schenkbelasting
verschuldigd is,
• de gever aan het fonds in aanmerking kan komen voor de giftenaftrek en
• de ontvanger van de uitkering (de zorgverlener of diens nabestaande) over de uitkering
geen schenkbelasting verschuldigd is.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Medeindiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.