Brief regering : Mobiliteit tijdens de coronacrisis
23 645 Openbaar vervoer
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 720 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2020
De coronacrisis en de daarmee samenhangende maatregelen hebben grote gevolgen voor
de mobiliteit in Nederland. Middels deze brief informeren wij u over de huidige effecten
op mobiliteit in Nederland, de inzet die wij plegen om Nederland ook tijdens deze
crisis bereikbaar te houden en de relatie met onze lange termijn opgaven. Hiermee
geven we ook invulling aan het verzoek van uw kamer van 13 mei jl. om een beleidsbrief
voor het NO OV, infrastructuur en corona.
Mobiliteitsontwikkelingen
Tijdens het begin van de intelligente lockdown zagen we een stevige dip in de mobiliteit.
Het vervoer met het OV was op het laagste punt – eind maart – circa 90% afgenomen
en het wegverkeer met circa 40%. Het aantal bewegingen van het goederenvervoer nam
met 10% af. De bezettingsgraad en omzet zijn er overigens wel gedaald. In deze brief
wordt vooral ingegaan op de bereikbaarheidsgevolgen van de coronamaatregelen.
Inmiddels neemt het autogebruik weer toe, ook al voor de versoepeling van de maatregelen
vanaf 11 mei. Ook in het OV stijgt het gebruik de afgelopen weken en zijn op verschillende
plekken incidenten met te volle voertuigen (trein, bus, tram of metro) waargenomen
waarop vervoerders maatregelen treffen. Het aantal fietsverplaatsingen zit weer bijna
op hetzelfde niveau als voor de coronacrisis. Waar aan het begin van de crisis de
fiets massaal werd gebruik voor «een rondje om» zien we nu steeds meer fietsverplaatsingen
met als bestemming winkels en begin deze week was een duidelijke stijging van fietsverplaatsingen
naar kantoor. De druk op het stedelijk fietsnetwerk neemt hierdoor toe.
Voor het goederenvervoer zien we een diffuus beeld. Gemeten naar de verkeersintensiteit
van vrachtverkeer lijkt de terugval van goederenvervoer als gevolg van de coronacrisis
beperkt. Tegelijk leiden de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus
mogelijk tot een stijging in pakket- en boodschappenbezorging, wat zou kunnen leiden
tot extra druk op de beperkte stedelijke ruimte. Om de bevoorrading op orde te houden
hebben we eerder al de rij- en rusttijden verruimd1. Daarnaast is samen met het IPO en VNG een protocol stedelijke mobiliteit2 opgesteld, met handvatten voor lokale wegbeheerders hoe de verandering in mobiliteit daar
in goede banen geleid kan worden.
In de transportsector is er sprake van een wisselend beeld, afhankelijk van de deelsector.
TLN rapporteert op basis van een eigen «coronamonitor» dat circa 70% van de transportbedrijven
een omzetverlies rapporteert sinds het uitbreken van de coronacrisis.3 Er wordt met minder volle containers gereden en specifieke sectoren zijn hard geraakt.
Het Ministerie van LNV heeft het Noodfonds Sierteelt in het leven geroepen waarop
sierteeltvervoerders, wanneer ze voldoen aan de gestelde voorwaarden, aanspraak kunnen
maken.
Tot nu toe heeft het spoorgoederenvervoer redelijk kunnen functioneren: geplande goederentreinen
hebben, mede dankzij afspraken in internationaal verband, gewoon kunnen rijden. De
verwachting is evenwel dat te vervoeren volumes aan containers en bulk producten zullen
dalen, omdat productie en consumptie tijdelijk zijn gestagneerd. De ontwikkelingen
worden samen met de sector nauwlettend gevolgd. In de halfjaarlijkse voortgangsrapportage
over spoorgoederenvervoer zal nader op de effecten van de coronacrisis worden ingegaan.
Deze rapportage kunt u voor het zomerreces verwachten.
Met het voorgenomen stapsgewijze pad uit de intelligente lockdown zal er meer mobiliteit
op gang komen, ook het recreatieve verkeer. U bent eerder geïnformeerd over het protocol
voor het OV4, waarbij het doel is met de optimale inzet van personeel en materieel te streven
naar een maximale capaciteit per 1 juni, waarbij zo’n 40% beschikbaar zal zijn voor
reizigers. Door de beperkte capaciteit van het OV zullen meer mensen gebruik willen
maken van bijvoorbeeld de auto en de fiets. Tegelijkertijd verwachten we dat minder
mensen samen in een auto zullen stappen. Ook bij andere modaliteiten zitten er grenzen
aan de capaciteit. De (stedelijke) ruimte is te beperkt om inachtneming van de 1,5
meterregel aan de mobiliteitsbehoefte te kunnen voldoen. Er is daarnaast een grote
toename van (stedelijke) distributie te zien onder andere door de toename van online
bestellingen. Deze beperktere capaciteit in het OV en binnenstedelijke infrastructuur
kan leiden tot een forse congestieproblematiek van het autoverkeer als er geen aanvullende
maatregelen worden genomen.
Het is daarom essentieel dat de tijdens deze coronacrisis ingezette trends van meer
thuiswerken en meer gespreid reizen worden doorgezet. Hieronder lichten we graag toe
hoe het ministerie zich hiervoor inzet.
Inzet IenW
Nederland moet bereikbaar blijven zowel voor personen als voor goederen. Om te voorkomen
dat het verkeer vastloopt doen we allereerst een beroep op de eigen verantwoordelijkheid
van mensen, werkgevers en werknemers. De vraag naar personenmobiliteit valt ruwweg
onder te verdelen in de categorieën woon-werkverkeer, onderwijs en recreatief verkeer.
Daarnaast doet ook het goederenvervoer een beroep op de verschillende netwerken van
weg, spoor en water.
We dragen de volgende basisprincipes actief uit:
• Gebruik het OV alleen voor noodzakelijke reizen.
• Werk zoveel mogelijk thuis.
• Als het mogelijk is: mijd de spits.
• Als het mogelijk is: loop of pak de fiets.
• Mijd drukte.
Door drukte te spreiden en het OV voor hen beschikbaar te houden die het echt nodig
hebben kunnen we op een verantwoorde manier de coronamaatregelen verlichten. Het gebruik
van mondkapjes ondersteunt daarbij de inzet op het voorkomen van verspreiding in die
situaties waar 1,5m afstand houden niet realistisch is. Daarbij is het doel van mondkapjes
in het OV primair de bescherming van anderen. Voor een omschrijving van de afspraken
over het gebruik van mondkapjes verwijs ik u door naar de Kamerbrief stand van zaken
COVID-19 van het Ministerie van VWS d.d. 20 mei. (Kamerstuk 25 292, nr. 351)
Zowel de Denktank Coronacrisis (SER) als het samenwerkingsverband van planbureaus
en het RIVM zijn om advies gevraagd. De adviezen van beide partijen hebben betrekking
op de korte termijn. De Denktank Coronacrisis zal met name ingaan op de gevolgen van
thuiswerken voor de arbeidsproductiviteit in verschillende sectoren en de sociale
gevolgen van (voornamelijk) thuiswerken. Daarnaast is van belang dat mensen de juiste
voorwaarden hebben om goed thuis te kunnen werken, zoals goed kantoormeubilair. Aan
de planbureaus is advies gevraagd over hoe gerealiseerd kan worden dat niet iedereen
in de komende maanden tegelijk het OV gaat gebruiken of de auto neemt. Dit advies
komt 1 juni beschikbaar, zo hebben ze mij gemeld.
Voor werkgevers is een belangrijke rol weggelegd in het inperken en spreiden van het
aantal reisbewegingen. Vanuit de werkgeversaanpak werden er voor de crisis al afspraken
gemaakt met bedrijven over spitsmijden, thuiswerken en anders reizen. Deze afspraken
vormen in het licht van de huidige coronacrisis een belangrijke schakel in het inperken
van de mobiliteitsvraag. We maken zoveel mogelijk gebruik van bestaande netwerken
om werkgevers te helpen de mobiliteit in te perken, op een goede manier te spreiden
en het thuiswerken te faciliteren. Ook maken we samen met het Ministerie van EZK,
VNO-NCW en MKB-Nederland afspraken over mobiliteit in de sectorprotocollen. De rijksoverheid en decentrale
overheden nemen zelf ook maatregelen om de spreiding van mobiliteit mogelijk te maken.
De recreatieve sector geeft invulling aan de maatregelen door te werken met time slots
en reserveringen.
Met het Ministerie van OCW zijn afspraken gemaakt over het spreiden van onderwijstijden,
examentijden en mobiliteitsafspraken op en om scholen. Er wordt zo min mogelijk gereisd
met OV en zo min mogelijk in de spits, zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van het
Ministerie van VWS d.d. 20 mei 2020. Ten aanzien van de effecten op de mobiliteit
is voor het VO het volgende van belang:
• Leerlingen onderling, leerlingen en onderwijspersoneel en onderwijspersoneel onderling
moeten altijd 1,5 meter afstand houden. Hierdoor kan een kwart tot een derde tegelijkertijd
naar school.
• De onderwijstijd wordt zo over de dagen verdeeld dat het aantal vervoersbewegingen
zo beperkt mogelijk is.
• Leerlingen komen niet met het openbaar vervoer naar school, maar gaan lopend, met
de fiets of met de auto. Met de VO-raad en regionale vervoerders zijn afspraken gemaakt
over maatwerkoplossingen voor leerlingen die verder dan 8 km van school wonen en afhankelijk
zijn van het OV om naar school te komen. Dit wordt tussen de scholen en vervoerders
uitgewerkt.
Instellingen in het mbo, hbo en wo bieden onderwijs nu zoveel mogelijk online aan.
Met ingang van 15 juni kunnen toetsing (examens, tentamens), praktijkonderwijs en begeleiding van kwetsbare studenten, voor zover dit online
niet afdoende kan, weer op de instelling plaatsvinden. Het aantal bewegingen van en
naar de instelling dat zo op gang komt betreft maximaal zo’n 20% van de reguliere
omvang. Ten aanzien van het onderwijs geldt dat mobiliteitsstromen worden gereguleerd
door middel van vraagsturing, niet door het opleggen van reisbeperkingen. Om de spits
te vermijden stimuleren instellingen studenten en medewerkers om alternatieven voor
het OV te kiezen en zorgen zij voor spreiding van activiteiten over de dag, de week
en beschikbare locaties. Het uitgangspunt is dat het onderwijs wordt georganiseerd
tussen 11.00 en 15.00 en na 20.00, zodat studenten buiten de spits kunnen reizen.
Onderwijsactiviteiten kunnen tussen 15.00 en 20.00 plaatsvinden, mits ze niet eindigen
of beginnen tussen deze tijdstippen. Ook kijken we naar afspraken met het oog op de
periode na 1 september. Daarbij worden ervaringen van de komende weken meegenomen.
Recreatief vervoer is divers. Zo valt daar familie- en vriendenbezoek, bezoek aan
culturele instellingen, horecagelegenheden, sportvelden en fitnesscentra onder. Veel
van dit vervoer kan met de fiets of lopend worden gedaan. Samen met het Ministerie
van OCW worden afspraken gemaakt over de openings- en sluitingstijden van grote en
kleinere culturele instellingen en de in het verband daarmee te maken bereikbaarheidsafspraken
om het OV en het spitsreizen zo veel mogelijk te ontzien. Te denken valt aan bijvoorbeeld
aan combitickets (parkeerslot en toegangs(slot)bewijs. In geval van horecaconcentratiegebieden
wordt door lokaal bestuur – in overleg met horecaondernemers, politie en OV-bedrijven
– bezien of additionele regulering noodzakelijk is. Dit met het oog op de aanzuigende
werking voor zowel de publieke ruimte als het OV. Uitgangspunt bij recreatief vervoer
is en blijft daarbij dat we iedereen vragen om zich zoveel mogelijk aan de eerdergenoemde
basisprincipes te houden.
Monitoring
Net zoals het verloop van de coronacrisis is het verloop van de mobiliteitsvraag lastig
te voorspellen. We monitoren continu de drukte in het OV en op de weg, zowel nationaal
als per regio, zodat we tijdig inzicht krijgen in de ontwikkelingen. Op basis van
deze monitoring wordt bepaald of het nodig is om verdere aanvullende afspraken binnen
het kabinet te maken en maatregelen te nemen. Hierbij wordt ook gekeken naar het goederenvervoer.
De ontwikkelingen worden samen met de sector nauwlettend gevolgd.
Ook ontwikkelingen in het buitenland worden nauwgezet gevolgd. De Nederlandse exit
strategie staat niet op zichzelf. Tijdens de komende informele videoconferentie van
EU-transportministers, die binnenkort gepland staat, zal het belang van een gecoördineerde
aanpak op EU-niveau benadrukt worden en worden waar mogelijk gezamenlijke afspraken
gemaakt met andere lidstaten.
Tot slot
Vanwege de onverminderde noodzaak wordt er vanuit het ministerie zoveel als mogelijk
doorgewerkt om alle projecten, toezeggingen en overleggen doorgang te laten vinden.
In sommige gevallen is dit niet geheel volgens planning mogelijk. In de voortgangsbrief
MIRT van dit voorjaar zullen wij u nader informeren over de eventuele gevolgen. Daarnaast
zal ik u in deze brief informeren over de investeringsagenda en de mogelijkheid projecten
te versnellen om zo de economie te ondersteunen en te zorgen dat Nederland ook op
de middellange termijn bereikbaar blijft. Voor de lange termijn – 2030 en 2040 – blijven
de NCMA-knelpunten aan de orde.
Het is belangrijk dat Nederland ook tijdens de coronacrisis goed bereikbaar blijft,
en dat de versoepeling van de coronamaatregelen in goede banen geleid wordt. Om dit
te bereiken zoeken we zoveel mogelijk de samenwerking met medeoverheden en de sectoren,
want alleen samen kunnen we ervoor zorgen dat het land blijft draaien.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat