Brief regering : Reactie op toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg over Handhaving in het verkeer mei 2020
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 823
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 mei 2020
Tijdens het AO Handhaving in het verkeer op 5 maart jl. heb ik een aantal toezeggingen
gedaan (Kamerstuk 29 398, nr. 821). In deze brief ga ik, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, in op deze
toezeggingen en informeer ik u over de laatste stand van zaken. Onder andere vanwege
de huidige corona crisis hebben sommige trajecten helaas vertraging opgelopen. Ik
zal u op een later moment nader informeren over de toezeggingen waaraan ik nog niet
volledig uitvoering heb kunnen geven. De verkeershandhandhaving blijft ook in deze
tijd mijn aandacht houden en ik hoop u hier dan ook spoedig over te kunnen informeren.
Inkomensafhankelijke boetes
Tijdens het AO vroeg het lid Van den Brenk naar de mogelijkheden om inkomensafhankelijke
boetes in te voeren en de boetestelsels van Noorwegen en Finland daarbij te betrekken.
Een boetesysteem waarbij inkomen of vermogen een rol in de hoogte van de boete speelt,
bestaat in verschillende Europese landen, waaronder Noorwegen, Finland, Duitsland
en Zwitserland. De basis van het stelsel is in al die landen nagenoeg hetzelfde: de
ernst van het feit wordt uitgedrukt in het aantal «dagen» straf die voor het begaan
van dit feit opgelegd kunnen worden. Dit is voor iedereen die hetzelfde feit begaat
gelijk. Hieraan wordt op basis van draagkracht een geldbedrag gekoppeld (de «dageenheid»).
De dageenheid is dus voor iedereen verschillend en afhankelijk van het inkomen en
het eventuele vermogen van degene die de overtreding of het delict heeft begaan. Dit
systeem is gebaseerd op de argumentatie dat een boete een vergelijkbare impact moet
hebben op ieder die hem krijgt. Finland kan worden gezien als het land waar dit principe
het meest ver is doorgevoerd, aangezien daar geen maximum bestaat voor het geldbedrag
van de «dageenheid». Het komt in exceptionele gevallen dan ook voor dat de boete in
Finland zeer hoog is. Andere landen kennen een minimum- en maximumbedrag als dagboete.
Door dit maximumbedrag is de boete in landen die dagboetes kennen vaak niet hoger
dan de Nederlandse boete voor hetzelfde feit, omdat het maximumbedrag in het betreffende
land gelijk of lager is.
Er zijn belangrijke juridische en praktische bezwaren tegen het in Nederland invoeren
van inkomensafhankelijke boetes of een dagboetestelsel voor verkeersfeiten. Een belangrijk
juridisch bezwaar is dat de grote meerderheid van de verkeersboetes in Nederland opgelegd
wordt op basis van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).
Dit stelsel, dat gebaseerd is op kentekenaansprakelijkheid, verhoudt zich niet met
dagboetes. Bij dagboetes is het immers, anders dan bij de kentekenaansprakelijkheid,
van belang om vast te stellen wie de overtreding heeft begaan, omdat dit gevolgen
heeft voor de hoogte van het boetebedrag. Als we de kentekenaansprakelijkheid en het
systeem van de Wahv loslaten, zou dit in grote mate de efficiëntie en strafzekerheid
in de afdoening van verkeersovertredingen aantasten. Dit zou immers betekenen dat
alle verkeersovertredingen afgedaan moeten worden in het stafrecht en dat in alle
gevallen moet worden aangetoond wie de bestuurder was. Indien dit niet lukt kan er
geen sanctie worden opgelegd. Dit gaat ten koste van de effectiviteit en zou een enorme
extra belasting van de strafrechtketen betekenen. Een ander juridisch bezwaar ligt
op het gebied van privacy. Voor een zorgvuldige vaststelling van het geëigende boetebedrag
zou de stafrechtsketen toegang moeten krijgen tot de belastinggegevens. De inbreuk
die dat op de privacy maakt, weegt zwaar ten opzichte van het voordeel dat hiermee
in de bestraffing van verkeersovertredingen wordt behaald. Ook praktisch zijn er grote
bezwaren. Zo zouden de systemen bij het CJIB, OM en eventueel de rechtspraak ingrijpend
gewijzigd moeten worden om deze wijziging in het boetestelsel uit te kunnen voeren.
Een ander praktisch bezwaar is de mogelijke fraudegevoeligheid van het systeem. Alleen
door middel van een staandehouding zal makkelijk te bepalen zijn wie precies de verkeersovertreding
begaan heeft. In andere gevallen, bijvoorbeeld bij handhaving met digitale handhavingsmiddelen,
zou het heel lonend voor de overtreder kunnen zijn om iemand anders als de daadwerkelijke
overtreder aan te wijzen. Veruit het grootste deel van de overtredingen wordt met
behulp van digitale handhavingsmiddelen geconstateerd. Daar komt bij dat indien een
verkeersfeit in het strafrecht wordt afgedaan, nu al rekening kan worden gehouden
met de omstandigheden van het geval, waaronder de vermogenspositie van betrokkene.
Dit alles maakt dat ik geen aanleiding heb om tot invoering van inkomensafhankelijke
geldboetes over te gaan.
CFT advies boetestelsel
Zoals met uw Kamer besproken tijdens het AO heb ik de Commissie Feiten en Tarieven
(CFT) van het OM gevraagd een advies uit te brengen over de mogelijkheden om binnen
het huidige boetestelsel boetes te verhogen en/of te verlagen. Hierover heb ik uw
Kamer bij brief van 13 december 2019 geïnformeerd. Betreffend advies heeft de CFT
op 31 maart jongstleden aan JenV uitgebracht. Zoals de CFT zelf ook aangeeft, wordt
in het advies niet ingegaan op de uitvoeringsconsequenties van het advies. Voor definitieve
besluitvorming over het al dan niet overnemen van (onderdelen van) het advies is het
daarom noodzakelijk eerst een uitvoeringstoets en bredere beleidsappreciatie uit te
voeren. De CFT spreekt zelf de verwachting uit dat de wijzigingen die in dit advies
geadviseerd worden, een grote (financiële) impact zullen hebben op het openbaar ministerie
én op de rechtspraak. Ook zal er mogelijk sprake zijn van een substantieel effect
op de ontvangsten uit boetes. Ik heb daarom de opdracht gegeven om een uitvoeringstoets
uit te voeren. Naar verwachting zal deze uitvoeringstoets eind van dit najaar gereed
zijn. Zonder een beeld van de consequenties van de voorstellen van de CFT is er geen
goede discussie te voeren over de wenselijkheid van uitvoering van (onderdelen van)
het advies. Ik zal u daarom na oplevering van de uitvoeringstoets verder informeren
over de uitvoeringstoets, het advies van de CFT en de opvolging die ik geef aan dit
advies.
Administratiekosten
Tijdens het AO is ook gesproken over de hoogte van de administratiekosten voor boetes.
Gevraagd is of deze kunnen vervallen, zeker voor lagere boetes voor bijvoorbeeld kleine
snelheidsovertredingen. Uitgangspunt bij de heffing op boetes is dat de overtreder
opdraait voor de kosten. Daarom worden de totaal geraamde directe en indirecte kosten
van de inning hiervan doorberekend aan de overtreder. Er is voor gekozen voor alle
boetes een gelijk bedrag te berekenen, omdat bij de aanvang van de inning van een
boete – of deze nu hoog of laag is- niet kan worden gezegd of hiervoor veel of weinig
kosten zullen worden gemaakt. Ik zie dan ook geen aanleiding om te differentiëren
in de hoogte van de administratiekosten op basis van de boetebedragen of om de administratie
kosten voor alle boetes of voor alleen lage boetes af te schaffen.
Inning boetes buitenlandse kentekenhouders
Tijdens het AO op 5 maart jl. heb ik uw Kamer ook toegezegd om, teneinde het inningspercentage
van boetes voor buitenlandse kentekenhouders te verhogen, de inning van deze boetes
onder de aandacht te brengen van mijn Franse en Britse ambtsgenoten. Nu de vergaande
maatregelen als gevolg van de coronacrisis in beide landen weer worden versoepeld,
acht ik het opportuun om dit onderwerp bij mijn ambtsgenoten middels een brief onder
de aandacht te brengen. Deze brieven zullen dan ook binnenkort verstuurd worden.
Boa pilot verkeershandhaving
Tijdens de begrotingsbehandeling van JenV heeft de Tweede Kamer een motie van het
lid van Dam (CDA) aangenomen waarin de regering wordt verzocht om in nauwe samenwerking
met de gemeente Utrecht te bezien of middels een pilot geëxperimenteerd kan worden
met het uitbreiden van taken van boa’s op het vlak van de verkeershandhaving (Kamerstuk
35 300 VI, nr. 53). Over de inrichting van een pilot vinden momenteel gesprekken plaats tussen de gemeente
Utrecht, OM, politie, de VNG en JenV. Bezien wordt onder andere op welke extra feiten
de BOA’s in de pilot kunnen gaan handhaven. De gemeente Utrecht werkt hiervoor momenteel
aan de benodigde probleemanalyses en aan een plan van aanpak voor de pilot. Dit heeft
echter door de coronacrisis vertraging opgelopen. Verwacht wordt dat de pilot dit
najaar van start kan gaan.
Verbod op flitspaalsignalering
Tijdens het AO op 5 maart jl. heeft de Kamer mij verzocht om de Duitse ervaringen
met het verbod op flitspaalsignalering te verkennen. In Duitsland bestaat zowel een
verbod op het waarschuwen van andere automobilisten voor (flits)controle als op technische
radar waarschuwingssystemen. Sinds medio februari 2020 valt ook het gebruik van bepaalde
apps op de telefoon en tablet onder dit verbod. Deze verboden apps volgen de locatie
van het voertuig en geven kort van te voren een waarschuwing over de locatie van de
controle. Het waarschuwen voor handhavingsmiddelen is niet verboden indien de apps
of systemen niet de locatie van het voertuig volgen, maar slechts de vaste handhavingsmiddelen
op een kaart weergeven. Ook radiostations mogen de locatie van handhavingsmiddelen
melden, omdat dit algemene meldingen zijn en deze niet op basis van de locatie van
het voertuig worden gegeven. Ook in Nederland is de locatie van digitale handhavingsmiddelen
openbare informatie. Het achterhouden van deze informatie acht ik niet in het belang
van de verkeersveiligheid. Zo worden de flitspalen geplaatst op locaties die hiervoor
vanwege de verkeersveiligheid in aanmerking komen. Als bestuurders door een eerdere
overtreding of met behulp van apparatuur op de hoogte zijn van de locatie van deze
flitspalen en daardoor hun rijgedrag aanpassen, draagt dit ook bij aan de verkeersveiligheid
op deze locaties. Een verbod op flitspaalsignalering is daarom in mijn ogen ook niet
nodig.
Alcoholmeter
In 2017 en 2018 is een pilot met de Alcoholmeter uitgevoerd in de eenheden Oost-Nederland
en Rotterdam. Tijdens het AO heb ik toegezegd u te informeren over de evaluatie van
de alcoholmeter. Op 18 mei heb ik de beleidsreactie van het tweede pilotjaar naar
uw Kamer gestuurd. Strekking van de beleidsreactie is dat uit de evaluatie naar voren
komt dat de alcoholmeter positieve effecten sorteert op zowel het problematische drinkgedrag
als op de delictpleging. Daarom heb ik besloten tot landelijke invoering van de Alcoholmeter
over te gaan in de gevallen waarin het alcoholverbod als bijzondere voorwaarde wordt
opgelegd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij geweldsdelicten of andere misdrijven die
onder invloed van alcohol worden gepleegd, zoals rijden onder invloed.
In de discussies die ik met uw Kamer heb gehad over de invoering van een alcoholslot
in het strafrecht, heb ik toegezegd te bezien of de Alcoholmeter ook mogelijkheden
biedt voor de aanpak van rijden onder invloed van alcohol. Het verheugt mij te melden
dat dit het geval is en dat met de landelijke invoering van de Alcoholmeter wordt
voorzien in een extra mogelijkheid om het rijden onder invloed van alcohol aan te
pakken. In de pilot is de Alcoholmeter hiervoor ook een aantal keren ingezet. In totaal
hebben 17 personen de Alcoholmeter gedragen na rijden onder invloed van alcohol, vooral
in het kader van een alcoholverbod, maar ook in het kader van een verplichte of vrijwillige
alcoholcontrole.
Het alcoholverbod en het toezicht daarop met de Alcoholmeter kunnen ertoe bijdragen
dat betrokkene meer inzicht krijgt in zijn alcoholgebruik en dat hij op een effectieve
wijze leert zijn alcoholmisbruik terug te dringen. Door de continue meting wordt het
alcoholgebruik constant gemonitord. Dit bevordert de naleving van het alcoholverbod.
Ik verwacht dat het alcoholverbod in combinatie met de Alcoholmeter met name voor
zware alcoholovertreders en/of recidivisten een effectief instrument is. Het alcoholverbod
en de Alcoholmeter kunnen hen helpen problematisch middelengebruik in den brede het
hoofd te bieden. Het alcoholverbod in combinatie met de Alcoholmeter vermindert de
alcoholafhankelijkheid en daarmee de kans dat deze personen met te veel drank op achter
het stuur gaan zitten.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.