Brief regering : Stand van zaken vastgoed Defensie
34 919 Defensienota
Nr. 55 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2020
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, over de actuele stand van zaken met betrekking tot het vastgoed
van Defensie. Met het Strategisch Vastgoedplan (SVP) van juli 2019 (Kamerstuk 33 763, nr. 151) en de brief Stand van zaken vastgoed Defensie van april 2019 (Kamerstuk 34 919, nr. 35) heb ik u reeds op hoofdlijnen inzage verschaft in de staat van de vastgoedportefeuille
van Defensie. Daarbij heb ik geconcludeerd dat de portefeuille niet gezond is en dat
het weer op orde krijgen van het vastgoed een langjarige opgave is die qua financiën
en capaciteit veel van Defensie vergt. In het SVP heb ik de lange termijn aanpak en
de raming van de hiervoor benodigde financiën toegelicht. Ik heb u eerder aangegeven
dat de geraamde benodigde investeringen voor het revitaliseringsplan, het reguliere
bouwprogramma en de instandhouding nog extern worden gevalideerd. Deze validatie vergt
meer tijd dan voorzien; ik streef ernaar u deze voor het zomerreces te sturen.
Met de Defensienota is vanuit de pakketten Ondersteuning krijgsmacht en Investeringen
in modernisering krijgsmacht respectievelijk 105 mln euro (voor de jaren 2018 en 2019)
en 752 miljoen euro (voor de jaren 2018 tot en met 2033) toegevoegd aan het investeringsbudget
vastgoed (Kamerstuk 34 919, nr. 1 en Kamerstuk 34 960, nr. 2). Ook is, gedeeltelijk via reserveringen in de Defensienota en gedeeltelijk vanuit
de eigen begroting, voor de jaren 2018, 2019 en 2020 in totaal 125 mln euro incidenteel
vrijgemaakt om achterstallig onderhoud te verminderen (Kamerstuk 34 919, nr. 35 en Kamerstuk 35 350, nr. 1).
Tot slot heb ik de band voor vastgoedinvesteringen verder opgehoogd met in totaal
700 mln euro om met de lange termijn aanpak uit het SVP te kunnen starten (Kamerstuk
33 763, nr. 151). Ook met deze ophoging is de financiële dekking voor het SVP onvoldoende en blijven
complexe keuzes binnen de Defensiebegroting nodig. De staat van het vastgoed is bovendien
dusdanig dat ik mij niet alleen een lange termijn aanpak kan veroorloven. Met de huidige
budgetten voor instandhouding en de vele benodigde (nood)reparaties is het moeilijk
het noodzakelijk onderhoud te blijven plegen: er is al lange tijd sprake van een ongezonde
balans tussen niet-planbaar en planbaar onderhoud. Hierdoor gaat de kwaliteit van
het vastgoed verder achteruit. Daarom wordt een deel van het vrijgemaakte investeringsbudget
besteed aan instandhoudingsmaatregelen op korte termijn.
Zoals ik u reeds heb gemeld in juli 2019 acht ik de kans aanwezig dat in de toekomst
een groter deel van het investerings- en instandhoudingsbudget van de Defensiebegroting
aan vastgoed moet worden besteed om het op een acceptabel niveau te krijgen en dat
tegelijkertijd keuzes nodig zijn om tot een betaalbare vastgoedportefeuille te komen.
Ik heb aangegeven daarbij oog te hebben voor prioriteitsstelling en optimalisatie
van de portefeuille om het benodigde budget voor vastgoed hanteerbaar te houden. In
dat kader onderzoek ik samen met het RVB handelingsperspectieven die het verschil
tussen benodigde en beschikbare financiën kunnen verkleinen.
De problematiek van het vastgoed reikt bovendien verder dan de staat van onze gebouwen,
kazernes, vliegvelden en havens. Ook een goede verdeling van taken en verantwoordelijkheden
binnen de vastgoedketen, de capaciteit van de keten en de relatie tussen Defensie
en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB), vragen aandacht en aanpassing. Deze brief gaat
achtereenvolgend in op:
– de verdeling van de vrijgemaakte financiële middelen voor de uitvoering van het SVP
op kortere en langere termijn;
– de verdere uitwerking van de lange termijn aanpak van het SVP;
– handelingsperspectieven om de mismatch tussen benodigd en beschikbaar budget te verkleinen;
– de lopende acties op het gebied van de informatievoorziening en de governance van
de vastgoedketen, inclusief de relatie tussen het RVB en Defensie en capaciteit.
Hierbij betrek ik de aanbevelingen die zijn gekomen uit de evaluatie van de relatie
tussen Defensie en het RVB1, waarover ik u vorig jaar heb geïnformeerd in de brief over het Strategisch Vastgoedplan
(Kamerstuk 33 763, nr. 151). De lijst van negen aanbevelingen gaat in op een aantal thema’s: financiën, besturing
en governance en communicatie, cultuur en informatievoorziening en is voor de volledigheid
bijgesloten bij deze brief. Ook betrek ik hierbij de Verantwoordingsonderzoeken 2018
en 2019 van de Algemene Rekenkamer.2
Verdeling financiële middelen SVP
In de brief over het Strategisch Vastgoedplan (Kamerstuk 33 763, nr. 151) heb ik u gemeld dat er voor 2020 en 2021 25 miljoen per jaar en vanaf 2022 50 miljoen
euro per jaar wordt vrijgemaakt om te kunnen starten met het revitaliseringsplan,
voor het inlopen van een deel van de reguliere investeringsachterstanden en om de
in de Defensienota genoemde vastgoedlocaties open te houden. Dit bedraagt in totaal
een bedrag van 700 mln euro tot en met 2034 en gaat ten laste van investeringen in
wapensystemen. Dit heeft tot gevolg dat de investeringen in wapensystemen verderop
in de tijd plaatsvinden (Kamerstuk 35 300 X, nr. 15). Inmiddels heb ik het voornemen een versnelling van deze investering toe te passen
en het vrijgemaakte bedrag niet in vijftien maar in tien jaar te investeren. Dit zorgt
ervoor dat er op kortere termijn meer geld beschikbaar is voor de aanpak van dringende,
thematische problematiek.
De vrijgemaakte 700 mln euro wordt de komende 10 jaar uitgegeven langs drie lijnen.
Voor de jaren 2020 en 2021 wordt in totaal 280 mln euro toegevoegd aan het instandhoudingsbudget.
Dit geld wordt besteed aan reparaties, herstellingen en de vervanging van verouderde
installaties, extra (wettelijke) keuringen en onderhoudsprojecten gefocust op veiligheid
en wettelijke eisen (niet zijnde de investering die in het project Aanpassing Vastgoed
Defensie voor aanpassing wet- en regelgeving beschikbaar is). Een deel van het budget
is beschikbaar voor honorarium van het RVB om zo een snelle uitvoering van dit werk
te waarborgen. Deze uitgaven op de korte termijn zijn nodig om te voorkomen dat een
deel van de staat van het vastgoed verder achteruit gaat, nog voordat de eerste resultaten
van de revitalisering zichtbaar worden. Dit gebeurt mede naar aanleiding van de aanbevelingen
van de evaluatie van de relatie tussen Defensie en het RVB (zie bijlage, aanbeveling
1)3. Dit risico is eveneens aangekaart door de AR in het Verantwoordingsonderzoek 2019.
Bij deze instandhoudingsuitgaven hebben veiligheid en het voldoen aan wet- en regelgeving
prioriteit. Met het toegevoegde budget kan meer problematiek worden opgepakt die op
dit moment weliswaar geen direct veiligheidsrisico vormt, maar op den duur wel voor
een onveilige werk- of leefomgeving kan zorgen. Uitstel van dit onderhoud zou bovendien
op langere termijn uiteindelijk tot hogere kosten leiden.
Ongeveer 155 mln euro wordt ingezet voor enerzijds het openhouden van no regret locaties uit de Defensienota en enkele locaties waarvan de behoefte om deze op langere
termijn aan te houden, nog wordt onderzocht, en anderzijds het gedeeltelijk inlopen
van reguliere investeringsachterstanden. Bij dit laatste is extra aandacht voor de
aanpak van thematische problematiek, zoals de onderhoudsachterstand op de keuken-
en eetfaciliteiten op Defensielocaties (zie ook Kamerstuk 34 919, nr. 35), beveiliging van gebouwen en het realiseren van (wettelijke) valbeveiliging op daken.
De thematische aanpak voor legering heeft eveneens mijn bijzondere aandacht. Het budget
hiervoor is echter separaat opgenomen in de Defensiebegroting en komt daarmee niet
ten laste van de vrijgemaakte 700 mln euro. Hierover bent u recent geïnformeerd in
de A-brief programma Legering Defensiebreed fase 1 – 2020–2023 (Kamerstuk 34 919, nr. 51).
Tot slot is 265 mln euro bestemd om een start te maken met het revitaliseringsplan.
Ik heb eerder toegelicht dat Defensie met het revitaliseringsplan kiest voor een integrale
aanpak vanuit een objectbenadering in plaats van de huidige gebouwbenadering, om zo
een object (een clustering van kazernes, een vliegveld of een havencomplex) in samenhang
weer op behoorlijke technische kwaliteit te brengen, strategische ontwikkelruimte
hierop te creëren, tekortkomingen in wet- en regelgeving op te lossen, te verduurzamen
en de mismatch tussen behoefte en aanbod te verbeteren. In de volgende paragraaf licht
ik toe op welke wijze Defensie en het RVB het revitaliseringsplan momenteel uitwerken.
Stand van zaken revitalisering
De uitwerking van het revitaliseringsplan is inmiddels in volle gang. Defensie en
het RVB hebben zes werkgroepen opgericht op de thema’s standaardisatie, marktverkenningen
naar nieuwe en innovatieve bouwmethodes en de energietransitie, vastgoedinformatie,
verkenning bestuurlijke omgeving en planvorming objecten. Deze werkgroepen onderzoeken
hoe de revitalisering zo effectief en efficiënt mogelijk kan worden uitgevoerd. De
resultaten van deze werkgroepen bieden tegelijkertijd ook waardevolle inzichten voor
het verbeteren van het reguliere bouwprogramma, bijvoorbeeld welke voordelen schaalvergroting
biedt bij aanbestedingen.
Daarnaast zijn op objecten zogenoemde objectschouwen en potentiescans uitgevoerd.
Daarbij is goed gekeken op welk object de revitalisering het snelst kan starten, gezien
de mogelijkheden, risico’s of beperkingen op het gebied van onder andere de operationele
behoeften van de Defensiegebruikers van het object, stikstofdepositie, bestemmingsplannen,
vergunningen en bestuurlijk contact met de omgeving. Dit heeft ertoe geleid dat de
prioritering van de te revitaliseren objecten is aangepast. Waar ik u eerder informeerde
dat Woensdrecht en Soesterberg als pilots zouden worden opgepakt, is na nader onderzoek
gebleken dat de Bernhardkazerne beter geschikt is als pilot. Dit wordt nu uitgewerkt
tot een haalbaar, concreet revitaliseringsprogramma. Omdat deze pilot een investeringsbehoefte
van boven de 25 mln euro betreft, wordt u hierover via een A-brief nader geïnformeerd
en wordt deze opgenomen in het periodieke Defensie Projecten Overzicht. Het budget
dat binnen de beschikbaar gestelde 700 mln euro met de verdeling zoals toegelicht
beschikbaar is voor de revitalisering, betekent dat de Bernhardkazerne momenteel de
enige pilot is die kan worden uitgevoerd.
Vanzelfsprekend wordt ook de eventuele invloed van de huidige COVID-19 crisis op de
uitvoering van de revitalisering en eventuele mitigerende maatregelen hiervoor, betrokken
bij de verdere uitwerking van de plannen.
Handelingsperspectieven
In mijn brief over het SVP heb ik aangegeven dat het revitaliseren van de vastgoedportefeuille
vraagt om een lange adem en aanzienlijke capaciteit en financiën. Het is duidelijk
dat er momenteel een mismatch bestaat tussen het beschikbare budget en de geraamde
opgave. Dit constateert ook de AR. Aan de hand van de externe validatie van de geraamde
opgave onderzoek ik daarom samen met het RVB welke handelingsperspectieven er zijn
om deze mismatch te verkleinen. Daarbij kijk ik kritisch naar ander en zo optimaal
mogelijk gebruik van het vastgoed en naar de mogelijkheden om de footprint te verkleinen. Gezien de complexiteit van de opgave en de noodzaak tot de verduurzaming
van het vastgoed zoek ik daarbij ook nadrukkelijk de samenwerking met andere departementen,
conform de motie van het lid Van Helvert4. Het uiteindelijke doel hiervan is de beleidsopties te identificeren die, parallel
aan de objectgerichte revitalisering, eraan kunnen bijdragen op middellange termijn,
een doelmatige, toekomstvaste, duurzame, compliant en betaalbare vastgoedportefeuille
te realiseren.
Informatievoorziening en governance
Met het huidige inzicht in de strategische kernvoorraad – circa tweederde van de portefeuille
waartoe gezichtsbepalende objecten behoren, waar veel personeel werkzaam is en die
grote toegevoegde waarde voor het primaire proces van Defensie hebben – kan Defensie
prioriteiten stellen voor het revitaliseren van het vastgoed. Actuele, near real time inzage in de gehele portefeuille is echter nodig voor goede vastgoedsturing. Dit
kwam eveneens naar voren in de Verantwoordingsonderzoeken 2018 en 2019 van de AR.
Tevens is het verbeteren van de informatievoorziening door het RVB aan Defensie een
van de aanbevelingen vanuit de evaluatie van de relatie tussen Defensie en het RVB,
die ik overneem.
Een eerste stap tot het verbeteren van het inzicht in de gehele portefeuille near real time is het zogenoemde interim- Keuringen Rapportage systeem, dat sinds eind 2019 in werking
is getreden. Met dit systeem kunnen objectmanagers van het RVB op verzoek van lokale
commandanten de actuele stand van zaken van gekeurde en op korte termijn te keuren
installaties van een object inzien. Dit biedt inzage in de keuringen van installaties,
maar is wel arbeidsintensief en dit is nog niet mogelijk voor andere onderhoudsaspecten.
Daarom vormt dit een eerste stap op weg naar de implementatie door het RVB van een
volledig Onderhoudsmanagementsysteem, dat in near real time de staat van het onderhoud – inclusief de naleving van wettelijke eisen – van alle
objecten inzichtelijk maakt. Het RVB heeft de aanbesteding hiervoor gestart en pakt
hiermee aanbeveling 2 van de evaluatie op (zie bijlage). De implementatie van het
volledige systeem door het RVB start in het eerste kwartaal van 2021. Daarna heeft
het RVB enkele jaren nodig om de verschillende applicaties van het systeem gefaseerd
te implementeren. Daarnaast werken Defensie en het RVB samen aan een verbetering van
en meer inhoudelijke (afwijkings)rapportages, waardoor scherpere sturing mogelijk
wordt (zie aanbevelingen 3 en 9 in de bijlage).
In het evaluatierapport relatie tussen Defensie en het RVB wordt bovendien aanbevolen
een gelijkwaardig partnerschap te realiseren tussen Defensie en het RVB, in plaats
van een klant-leverancier relatie. Hiervoor is een goede governance voorwaardelijk:
snelle besluitvorming, een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden tussen Defensie
en het RVB én tussen de verschillende niveaus – strategisch, tactisch en operationeel
– maken hiervan onderdeel uit (zie aanbevelingen 5, 6 en 8 in de bijlage). Ik heb
u in de Kamerbrief over het SVP gemeld dat de governance hiertoe zou worden herzien
en vanaf eind 2019 zou worden geïmplementeerd (Kamerstuk 33 763, nr. 151). Inmiddels is besloten de vastgoedketen tot aan de zomer door een externe partij
te laten doorlichten. Na de zomer zal op basis hiervan de nieuwe vastgoed governance
kunnen worden vormgegeven.
Tot slot is een gelijkwaardig partnerschap dat de uitvoering van de revitalisering
én het reguliere bouwprogramma ondersteunt alleen mogelijk met voldoende capaciteit
bij beide organisaties. Daarom wordt bij Defensie en het RVB een aantal aanpassingen
in de governance gedaan. Het RVB werkt aan een efficiëntieslag en kortere doorlooptijden.
Een voorbeeld is het proces van Kleine Aanpassingen Vastgoed. In 2019 en 2020 is hiervoor
een pilot gestart, waarbij kleine (vooral cosmetische) aanpassingen met een zo kort
mogelijke doorlooptijd worden aangepakt. Een ander voorbeeld zijn de lean sessies die Defensie en het RVB organiseren om vergunningentrajecten te verbeteren.
Bij Defensie heeft een eenduidige aanpak van het (strategisch) omgevingsmanagement,
waarvoor de benodigde expertise sinds de overgang naar het RVB in mindere mate bij
Defensie aanwezig is, prioriteit (zie aanbeveling 7). Zeker in een tijd waarin de
maatschappelijke aandacht voor de leefomgeving groeit en Defensie tegelijk op zoek
is naar ontwikkelruimte, is oog voor de omgeving in overleg met bestuurders en de
lokale omgeving van groot belang. Stappen in het verder ontwikkelen en professionaliseren
van het omgevingsmanagement worden gezet bij de bredere herziening van de governance.
Vooruitlopend op de bredere herziening van de governance zijn en worden no regret afspraken gemaakt met het RVB ten aanzien van de informatievoorziening, de overlegstructuur
– waarbij het beter borgen van strategische afstemming tussen Defensie en het RVB
een belangrijk element is –, rapportages en het zakelijk partnerschap. Deze afspraken
hebben een tweeledig doel: het creëren van een betere balans tussen de ambitie van
Defensie, de beschikbare financiële middelen en het realisatievermogen van het RVB
en betere afstemming over de realisatie van de Jaaropdracht aan het RVB en het Nadere
Uitwerking Opdrachtgeversconvenant Defensie (NUOD). Waar nodig worden deze afspraken
ook meegenomen bij de actualisatie van het NUOD die deze zomer plaatsvindt.
Overig
Over de laatste stand van zaken met betrekking tot individuele vastgoedprojecten,
zoals het project Aanpassing Vastgoed Defensie en Bouwtechnische verbetermaatregelen
brandveiligheid, informeer ik u zoals gebruikelijk in de Afwijkingsrapportage van
het Defensie Projecten Overzicht (DPO). Naast de technische aspecten is ook brandveilig
gebruik van gebouwen van belang om de brandveiligheid te waarborgen. Zowel Defensie
als het ILT constateren dat het brandveilig gebruik moet verbeteren. Om eenduidig
brandveilig gebruik te bevorderen wordt daarom één richtlijn opgesteld met checklists
voor de uitvoer van de benodigde maatregelen, wordt het toezicht op brandveilig gebruik
beter ingericht en wordt directe feedback naar onderdeelscommandanten georganiseerd.
Hierover is de Inspectie Leefomgeving & Transport geïnformeerd.
Een project dat niet binnen de rapportageafspraken van het DPO valt is de bouw van
een eigen schiethuis voor het Korps Commandotroepen (KCT) naar aanleiding van het
OvV-rapport «Lessen uit schietongeval Ossendrecht». Eind 2019 heb ik u gemeld dat
de planning van dit project stevig onder druk staat vanwege de stikstofproblematiek
en problemen die samenhangen met de vergunningverlening (Kamerstuk 34 919, nr. 48). Momenteel lopen een tweetal onderzoeken in verband met de omgevingsvoorwaarden:
een flora- en fauna onderzoek en een AERIUS-onderzoek voor het berekenen van de stikstofdepositie.
Beide onderzoeken worden deze zomer voltooid, waarna duidelijk is of de afgifte van
vergunningen haalbaar is en wat dit betekent voor de planning. Duidelijk is wel dat
de planning fors zal uitlopen. Gelijktijdig wordt gekeken naar mogelijke alternatieve
locaties, mochten de uitkomsten van de hierboven genoemde onderzoeken betekenen dat
de afgifte van de benodigde vergunningen in Ossendrecht niet haalbaar is.
De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser
Indieners
-
Indiener
B. Visser, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.