Brief regering : Tweede wijziging Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW)
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2020
Nederland wordt door de uitbraak van het coronavirus en de daarmee verband houdende
overheidsmaatregelen geconfronteerd met buitengewone omstandigheden die een enorme
impact hebben op het maatschappelijk leven in het algemeen en de economie en arbeidsmarkt
in het bijzonder.
Op 31 maart jl. heb ik u daarom de regeling Tijdelijke noodmaatregel overbrugging
voor behoud van werkgelegenheid (NOW) toegezonden (Kamerstuk 35 420, nr. 8). Deze regeling is op 2 april jl. in werking getreden1 en voorziet in een tegemoetkoming in de loonkosten voor werkgevers. Via de NOW kan
op die manier een periode van substantiële omzetdaling worden overbrugd en kunnen
werknemers met hun ervaring en kennis te behouden worden voor de getroffen bedrijven.
Op die manier helpt de NOW eveneens om werkloosheid te voorkomen en werknemers – ongeacht
hun contractvorm – en hun gezinnen zoveel mogelijk baan- en inkomenszekerheid te bieden
in deze onzekere tijden.
Bij de inwerkingtreding van de NOW heb ik toegezegd de werking van de regeling nauwlettend
te zullen monitoren en waar mogelijk aan te passen, indien de doeltreffendheid van
de regeling daarom vraagt. Eerder informeerde ik uw Kamer al over enkele aanpassingen
die lopende het aanvraagtijdvak van de NOW na inwerkingtreding van de regeling zijn
aangebracht.2 Het is gebleken dat er nog op een aantal andere punten wijziging van de regeling
nodig is. De wijzigingen die ik ga aanbrengen in de NOW, leiden ertoe dat meer bedrijven
op de NOW een beroep kunnen doen. Het gevolg hiervan zal zijn dat bedrijven – vanwege
de specifieke positie waarin ze zitten vanwege bijvoorbeeld seizoenspieken of een
overgang van onderneming voorafgaand aan deelname aan de NOW – minder snel tussen
«wal en schip» zullen belanden. Ook bedrijven die aanvankelijk niet in aanmerking
zouden komen voor een tegemoetkoming op grond van de NOW, kunnen door de wijzigingen
mogelijk alsnog recht hebben op een tegemoetkoming in de loonkosten voor de maanden
maart t/m mei op grond van de eerste tranche van de NOW.
Deze brief ziet derhalve op aanpassingen voor de eerste tranche van de NOW; via een
separate brief wordt u geïnformeerd over de inhoud van de verlenging van de NOW met
een tweede tranche en de hoofdlijnen van de aanpassingen voor seizoensbedrijven (NOW 2.0)
(Kamerstuk 35 420, nr. 38).
1. Loonsombepaling voor seizoensbedrijven
Zoals ook aangekondigd in de brief over de verlenging van het steunpakket Economie
en banen zullen ondernemingen die gedurende de winterperiode veel minder personeel
in dienst via de NOW accurater ondersteund worden door in de regeling een alternatieve
rekenmethode voor de subsidiehoogte op te nemen. Deze houdt in dat een stijging van
de loonsom in maart t/m mei mee kan worden genomen in de hoogte van de subsidie bij
vaststelling, mits de loonsom in de periode maart t/m mei 2020 hoger is dan driemaal
de loonsom van januari. In deze rekenmethode wordt de hoogte van de loonsom in de
maanden april en mei altijd gemaximeerd op het niveau van maart. Deze maatregel werkt
ook begunstigend voor andere aanvragers met een hogere loonsom in maart t/m mei dan
in januari.
In aanvulling op bovenstaande wijs ik erop dat aanvragers met een 0-loonsom in januari
2020 of geen loonsom in januari 2020 en november 2019, die een loonsom in maart t/m
mei 2020 hebben mogelijk alsnog voor de NOW in aanmerking kunnen komen. Indien zij
eerder een afwijzende beschikking hebben ontvangen, zullen zij door het UWV worden
benaderd. De alternatieve rekenmethode voor de loonsom ziet op de subsidie zoals die
vastgesteld wordt op grond van artikel 7 van de regeling. De bevoorschotting blijft
onveranderd, ook voor nieuwe aanvragers. Dit betekent dat een aanvrager enkel bij
vaststelling (aanvullende) tegemoetkoming op grond van de NOW kan ontvangen via voornoemde
alternatieve rekenmethode voor de loonsom. Vaststelling vindt voor iedere aanvrager
plaats na afloop van de subsidieperiode(s), de aanvraag om vaststelling zal dus in
geen geval eerder dan 7 september kunnen worden ingediend bij UWV (zie hieronder punt
6).
2. Bepaling relevante loonsom en omzet in situaties van overgang van onderneming
De regels in de NOW rondom omzet- en loonsombepaling sluiten niet altijd helemaal
aan op de concrete situatie waarin een bedrijf zich bevindt. In de uitvoering van
de NOW is gebleken dat zich met name rondom een onderneming die een andere onderneming
heeft overgenomen sprake kan zijn van een niet-representatieve omzet- of loonsombepaling.
In dit kader stel ik ten eerste voor het mogelijk te maken de afwijking van de standaardregel
voor omzetbepaling van startende ondernemingen toe te passen op ondernemingen die
een andere onderneming hebben overgenomen. Bij aanvragers wordt – volgens de standaardregel
– het omzetverlies in de gekozen driemaandsperiode in 2020 (maart-mei, april-juni
of mei-juli) vergeleken met 25% van de jaaromzet van 2019. Voor ondernemingen die
een (onderdeel van een) onderneming hebben overgenomen zal echter in veel gevallen
gelden dat in de voornoemde meetperiode toch enige omzet wordt gerealiseerd met eventuele
overgenomen bedrijfsactiviteiten, waardoor de relevante omzet kan vertekenen in de
meetperiode, hetgeen nadelig kan uitpakken voor een aanvrager.
Deze problematiek zal worden gemitigeerd door de bestaande bepaling in de NOW voor
bedrijven die nog niet op 1 januari 2019 bestonden, als mogelijkheid te hanteren in
situaties waarin een onderneming een andere onderneming heeft overgenomen voorafgaand
aan een beroep op de NOW. Voor ondernemingen die op 1 januari 2019 nog niet bestonden,
geldt dat voor de referentieperiode voor omzet de hele kalendermaanden vanaf de eerste kalendermaand na de dag van aanvang van de bedrijfsuitoefening in 2019 tot en met februari 2020 worden genomen, omgerekend naar 3 maanden. Om gebruik
te kunnen maken van de regeling voor startende bedrijven moet een bedrijf overigens
starten voor februari 2020; dit omdat er dan een relevante refertemaand voor de omzet
beschikbaar is. Er moet met andere woorden altijd een kalendermaand liggen tussen
de start van de onderneming en de start van de tegemoetkoming van de NOW (per 1 maart).
Door de reeds in de regeling opgenomen bepaling voor startende ondernemingen ook als
mogelijkheid te hanteren bij ondernemingen die (een deel van) een andere onderneming
hebben overgenomen en dus feitelijk in een nieuwe bedrijfssamenstelling zijn gaan
werken, kan de omzetvergelijking vanaf de eerste kalendermaand na de dag van overgang voor de hele kalendermaanden in 2019 tot en met 29 februari 2020 worden genomen,
omgerekend naar 3 maanden. Op die manier kan beter aangesloten worden bij de daadwerkelijke
omzet(daling) van ondernemingen die een overname hebben gedaan voorafgaand aan de
NOW. Net als voor startende ondernemingen geldt voor ondernemingen die een overname
hebben gedaan en gebruik willen maken van de regeling, dat deze overname minimaal
een kalendermaand voor 29 februari 2020 ligt; er moet immers een relevante refertemaand
overblijven. Zowel voor startende ondernemingen, als ondernemingen die een overname
hebben gedaan, geldt dat duidelijk traceerbaar is vanaf welk moment de start of overname
zou moeten leiden tot een alternatieve omzetberekening. Doordat bij genoemde situaties,
anders dan bijvoorbeeld bedrijven met een seizoenspiek in de omzet, duidelijk is vanaf
welke datum de alternatieve berekening gehanteerd moet worden, is deze rekenmethode
ook voor accountants (die over een omzetdaling een verklaring moeten afgeven) hanteerbaar
en controleerbaar.
Ten tweede stel ik voor de hiervoor onder punt 1 genoemde loonsombepaling voor seizoensbedrijven,
ook toe te passen bij een onderneming die een andere onderneming heeft overgenomen
en daardoor in januari geen representatieve loonsom heeft. Een onderneming kan immers
door een overgang van onderneming, afhankelijk van het moment van de overname van
een andere onderneming, ook benadeeld kunnen worden doordat de loonsom voor januari
of november (de refertemaand voor de loonsom binnen de NOW) niet langer representatief
is. Deze problematiek rondom overgang van ondernemingen wordt gemitigeerd door te
bepalen dat de hierboven genoemde regel om de loonsom van maart als refertemaand van
de loonsom te hanteren ook bij een overgang van onderneming wordt toegepast, mits
die loonsom in de periode maart t/m mei 2020 hoger is dan driemaal de loonsom van
januari.
Ik hecht eraan te onderstrepen dat bovenstaande regels alleen toegepast kunnen worden
om de vergelijking tussen omzet en loonsom in de referteperiode en de omzet en loonsom
in de periode waarin de tegemoetkoming op grond van de NOW ontvangen wordt meer representatief
te maken. Bovengenoemde oplossingen dekken derhalve niet alle situaties waarin de
omzet- of loonsom in de referteperiode door een overname niet precies aansluit op
de daadwerkelijke omzet(daling) of loonsom. Dat niet in alle gevallen precies aangesloten
wordt op de daadwerkelijke situatie van een onderneming is deels een onoverkomelijk
gevolg van het karakter van de NOW: een regeling die robuust is en gericht op zoveel
mogelijk snelheid en eenvoud in de uitvoering om zoveel mogelijk werkgevers, zo snel
mogelijk te ondersteunen. Tegelijkertijd acht ik het wel van belang dat – indien aanvragen
uitvallen in de reguliere processen – deze in de uitvoering zodanig worden beoordeeld
en behandeld dat in zoveel mogelijk gevallen recht wordt gedaan aan het doel van de
NOW.
3. Dertiende maand filteren uit de loonsom
In de NOW wordt de subsidie gebaseerd op een loonsom met januari als referentiemaand
en de loonsom van maart tot en met mei. De reden hiervoor is dat via de NOW werkgevers
worden gestimuleerd om de werkgelegenheid te behouden op (minimaal) het niveau voorafgaand
aan de Coronacrisis. De loonsom van de maand januari 2020 biedt hiervoor het meest
betrouwbare beeld, daarom is dit de referentiemaand waarvoor in de NOW is gekozen.
Wanneer de werkgever in januari een dertiende maand heeft uitgekeerd, vertekent dat
in feite representativiteit van de referentiemaand januari. Immers, het niveau van
de loonsom is hoger dan de werkgelegenheid die daar tegenover staat. De verplichting
om de loonsom voor de maanden maart tot en met mei op hetzelfde niveau te houden als
de maand januari pakt in die situatie voor de aanvrager nadelig uit. De regeling wordt
hierop aangepast; een eventuele dertiende maand wordt uit de loonsommen «gefilterd».
UWV zal bij de vaststelling van de subsidie de extra periode salarissen, zoals een
dertiende maand, uit de loonsommen halen. Hiermee wordt voorkomen dat werkgevers enkel
vanwege de betaling van een dertiende maand in januari de NOW-subsidie moeten terugbetalen
bij vaststelling.
4. Langer openstellen aanvraagtijdvak
Hierboven maakte ik melding van twee nieuwe mogelijkheden voor aanvragers van een
tegemoetkoming op grond van de NOW: de mogelijkheid om voor de berekening van de loonsom
ook te kijken naar de maanden maart, april en mei en de mogelijkheid om bij een overgang
van onderneming de omzet op een afwijkende manier te bepalen. Hierdoor kunnen werkgevers
die in eerste instantie niet in aanmerking kwamen voor een tegemoetkoming op grond
van de NOW mogelijk alsnog succesvol een aanvraag doen. Als gevolg hiervan stel ik
het aanvraagtijdvak voor de eerste tranche van de NOW langer open, namelijk tot en
met 5 juni 2020.
De hiervoor genoemde nieuwe mogelijkheden voor aanvragers zullen overigens terugwerken
tot de datum van deze brief, waardoor werkgevers vanaf dit moment op deze mogelijkheden
een beroep kunnen doen. Ook werkgevers die meenden eerder geen recht te hebben op
een tegemoetkoming op grond van de NOW hebben hierdoor voldoende tijd om alsnog een
aanvraag in te dienen.
5. Grens overleggen accountantsverklaring
Zoals ik reeds bij brief van 1 mei jl. aan uw Kamer meldde,3 zou in de regeling nog duidelijk gemaakt worden onder welke grens een accountantsverklaring
niet wordt vereist. Gekozen wordt om twee grenzen te hanteren, waarbij zoveel mogelijk
wordt aangesloten bij de reguliere grens van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking.4 Voor de NOW wordt een accountantsverklaring verplicht gesteld voor bedrijven die
een voorschot (80% van het verleende subsidiebedrag) hebben ontvangen van € 100.000,–
of meer. Om te voorkomen dat een aanvrager een laag voorschot krijgt, maar bij vaststelling
toch een subsidie ontvangt die (veel) hoger is dan € 125.000,–, zonder dat daarbij
een accountantsverklaring hoeft te worden overlegd, wordt ook bij een vast te stellen
subsidie van € 125.000,– of meer een accountantsverklaring vereist. Ondernemingen
die een voorschot van minder dan € 100.000,– hebben ontvangen zijn zelf verantwoordelijk
om in te schatten of de subsidie op € 125.000,– of meer wordt vastgesteld, waardoor
ook zij een accountantsverklaring nodig hebben. Om ze daarbij te ondersteunen zal
ik online een tool beschikbaar stellen aan de hand waarvan een redelijke inschatting
gemaakt kan worden of een accountantsverklaring al dan niet benodigd is.
Bij deze bedragen wordt telkens uitgegaan van het subsidiebedrag dat toegekend wordt
aan het concern, of als er geen concern is, de rechtspersoon of natuurlijke persoon,
en niet de verstrekte subsidie per loonheffingennummer. De controle door de accountant
is immers van belang voor het vaststellen van de omzetdaling, en die wordt op dat
niveau beoordeeld. Bedrijven die op grond van artikel 6a van de regeling gebruik maken
van de mogelijkheid om de omzetdaling op werkmaatschappijniveau te bepalen zullen
op grond van artikel 14 lid 3 van de subsidieregeling altijd een accountantsverklaring
moeten overleggen.
Samen met de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants worden de
inhoud en richtlijnen voor de accountantsonderzoeken vastgesteld, middels een accountantsprotocol
en standaarden. Naar verwachting zal de meerderheid van de bedrijven overigens geen
accountantsverklaring nodig hebben, omdat voor veel bedrijven sprake is van subsidiebedrag
onder de € 125.000,– of een voorschot onder de € 100.000,–. Uit voorlopige cijfers
van het UWV van de eerste 113.000 aanvragen op loonheffingennummer blijkt ongeveer
10% van het aantal bedrijven € 100.000,– of meer aan voorschot te ontvangen. Deze
10% van de bedrijven ontvangen ongeveer 66% van het totale voorschot.
Dat betekent echter niet dat er in situaties waarin geen accountantsverklaring nodig
is geen controle plaatsvindt. De werkgever is verantwoordelijk voor de informatie
die hij bij de aanvraag en de vaststelling van de subsidie verstrekt. De werkgever
dient met betrekking tot de omzet en de loonsom een zodanig controleerbare administratie
te beheren, dat achteraf gecontroleerd kan worden of een subsidie terecht is verstrekt.
Ook heeft de werkgever de verplichting onverwijld melding te doen indien duidelijk
is dat hij niet langer aan de vereisten voor subsidieverlening voldoet, bijvoorbeeld
als de omzetvermindering zich toch (vrijwel) niet voordoet. Indien er bij de aanvraag
geen accountantsverklaring wordt overlegd die voldoet aan de vereisten terwijl een
werkgever hier wel toe verplicht is, krijgt een werkgever 14 weken de tijd om alsnog
een (juiste) accountantsverklaring te overleggen. Indien hij hier niet aan voldoet
dan zal de subsidie op nihil worden vastgesteld.
De verzoeken tot vaststelling waarbij geen accountantsverklaring is vereist worden
steekproefsgewijs gecontroleerd. In alle gevallen zullen de aanvragende werkgevers
bij het verzoek tot vaststelling gevraagd worden te bevestigen dat zij de aanvraag
naar waarheid hebben ingevuld en te verklaren dat er geen sprake is van misbruik of
oneigenlijk gebruik van subsidiegelden. Ook zal de aanvragende werkgever moeten verklaren
dat hij zich bewust is dat verder onderzoek gedaan kan worden in geval van (vermoeden
van) misbruik of oneigenlijk gebruik van de regeling.
Daarnaast zal – als geen accountantsverklaring overlegd hoeft te worden – bij het
verzoek om vaststelling van een subsidie met een voorschot boven de € 20.000 of een
vaststellingsbedrag boven de € 25.000,–, een verklaring van een derde overlegd moeten
worden die de omzetdaling bevestigt. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een administratiekantoor,
financieel dienstverlener, of brancheorganisatie. De Belastingdienst vraagt een dergelijke
derdenverklaring ook bij uitstel van betaling bij bijzondere omstandigheden.5
6. Openstellen mogelijkheid tot indienen van een aanvraag om vaststelling
Aanvankelijk was beoogd dat verzoeken om vaststelling vanaf 1 juni 2020 gedaan konden
worden. Inmiddels is duidelijk dat het niet wenselijk is dat het aanvraag- en vaststellingsproces
elkaar overlappen. Daarom wordt bepaald dat vaststelling van de eerste subsidieperiode
(maart, april, mei 2020) kan worden aangevraagd vanaf 7 september. Tot en met 31 augustus
hebben werkgevers immers de mogelijkheid een aanvraag voor de tweede tranche te doen.
Indien er voor beide tijdvakken een NOW-aanvraag is ingediend, kan vaststelling aangevraagd
worden na afloop van beide tijdvakken.
De voor de aanvrager relevante aanvraagtermijn voor de subsidievaststelling van 24
weken na afloop van het gekozen omzettijdvak wordt niet aangepast, behalve dat voor
die aanvragen om vaststelling waarvoor een accountantsproduct is vereist een verruiming
van de aanvraagtermijn plaatsvindt naar 38 weken. Dit om een piekbelasting bij accountants
zoveel mogelijk te voorkomen. Door verlenging van de aanvraagtermijn kan de accountantsverklaring
voor de NOW veelal ook met de reguliere jaarrekeningcontrole meelopen, hetgeen efficiënter
en effectiever is.
7. Openbaarmaking
Bij de vorige wijziging van de NOW is een bepaling opgenomen op grond waarvan aanvragers
van de NOW, inclusief de verleende voorschotten en vastgestelde subsidie openbaar
gemaakt kunnen worden zonder dat daarvoor eerst een zienswijze gevraagd hoeft te worden.
Inmiddels zijn er verzoeken om deze informatie ingediend en heb ik besloten het UWV
te verzoeken om deze informatie op haar website openbaar te maken. Het gaat daarbij
uitsluitend om de informatie waarvoor geen zienswijze gevraagd behoeft te worden.
Vanaf eind juni zal het UWV deze gegevens gaan publiceren op haar website.
8. Budgettaire raming
De verwachting is dat alle in de regeling aangebrachte aanpassingen binnen de huidige
budgettaire raming passen.
Wanneer de regeling waarin de bovengenoemde aanpassingen zijn opgenomen gereed is,
zal ik deze uw Kamer zo spoedig mogelijk doen toekomen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid