Brief regering : Nederlandse bijdrage aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in Litouwen en snelle reactiemachten
29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
Nr. 408
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2020
Hierbij informeert het kabinet uw Kamer over de Nederlandse inspanningen in het kader
van de enhanced Forward Presence (eFP) in Litouwen alsmede de Nederlandse bijdrage aan de snelle reactiemachten in
EU- en NAVO-verband.
Deze brief bouwt voort op de brief «Samenhang Nederlandse inspanningen snelle reactiemachten
en missies en operaties tot en met 2021» (Kamerstuk 29 521, nr. 381). Hierin werd uw Kamer geïnformeerd over het kabinetsbesluit tot verlenging van het
mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan eFP in Litouwen tot en met 31 december 2021.
Tevens werd uw Kamer een jaarlijks ijkmoment toegezegd, waaraan deze brief gestalte
geeft.
Deze brief gaat achtereenvolgens in op de bredere Nederlandse veiligheidsinzet in
de Baltische staten en Polen, op de bijdrage aan eFP in 2020 en 2021 en tot slot op
de bijdragen aan de snelle reactiemachten in EU- en NAVO-verband.
Bredere inzet regio
Sinds de illegale annexatie van de Krim in 2014 en de daarop volgende verandering
van de relatie met Rusland (Kamerstuk 34 000 V, nr. 69), zijn de zorgen van zowel Nederland als de NAVO over de veiligheidssituatie in de
Baltische landen en Polen groter geworden. Daarom is tijdens de NAVO-toppen in Wales
(2014) en Warschau (2016) besloten tot een vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid (eFP)
in deze landen.
Deze vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in de Baltische Staten en Polen dient enerzijds
als geruststellende maatregel voor deze landen en anderzijds ter afschrikking van
Rusland. De Nederlandse inzet in Litouwen kan in de Baltische staten en Polen op veel
waardering rekenen en onderstreept de goede relaties met Estland, Letland en Litouwen.
Daarnaast is de bilaterale relatie met Litouwen de afgelopen jaren geïntensiveerd
en werken Litouwen en Nederland op veiligheidsgebied veel samen, bijvoorbeeld binnen
de Europese Permanent Structured Cooperation (PESCO) projecten op het gebied van Cyber en Militaire Mobiliteit. De samenwerking
betreft niet uitsluitend veiligheidsonderwerpen, zo werken Nederland en Litouwen ook
samen op het gebied van de Europese Monetaire Unie.
Sinds 2015 voert Nederland t.a.v. de Russische Federatie een beleid gericht op een
combinatie van «druk» en «selectieve samenwerking». Zie ook Kamerstuk 35 373, nr. 1, in reactie op de gewijzigde motie van de leden Stoffer en Verhoeven (Kamerstuk 33 694, nr. 37). Hierin is uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet zal doorgaan met zijn inzet om
te investeren in bescherming en verdediging van Nederland en zijn bondgenoten en partners.
De Nederlandse bijdrage aan eFP is hier een voorbeeld van. De veiligheidszorgen van
Estland, Letland, Litouwen en Polen zijn in de afgelopen jaren niet weggenomen. Rusland
volhardt in zijn illegale annexatie van de Krim en zijn houding en activiteiten in
het oosten van Oekraïne. Ook is Rusland doorgegaan met op grote schaal te investeren
in militaire capaciteiten en afschrikking. Met name in het Europese deel van Rusland
zijn de conventionele en nucleaire strijdkrachten daardoor, zowel kwantitatief als
kwalitatief, sterk verbeterd. Rusland laat dit o.a. zien in grootschalige oefeningen
in de nabijheid van het NAVO-verdragsgebied. Een voorbeeld hiervan zijn de verbeterde
capaciteiten van de Russische strijdkrachten in de aan Litouwen grenzende exclave
Kaliningrad. Tot slot blijft ook in Litouwen sprake van desinformatiecampagnes en
hybride dreigingen. De Nederlandse ambassade in Vilnius en de in Litouwen aanwezige
militairen werken daarom via publieksdiplomatie aan het uitdragen van de Nederlandse
en NAVO-inzet binnen Litouwen.
Terugkijken Nederlandse bijdrage eFP 2019 en 2020
Uw Kamer werd eerder geïnformeerd (Kamerstuk 29 521, nr. 381) over het kabinetsbesluit tot mandaatverlenging van de Nederlandse bijdrage aan eFP
tot en met 31 december 2021. De invulling van de Nederlandse bijdrage aan eFP voor
2019 (Kamerstuk 29 521, nr. 369) en 2020 (Kamerstuk 29 521, nr. 381) is uw Kamer reeds gemeld. De Nederlandse bijdrage wordt bepaald op basis van de
benodigde capaciteit in de multinationale battlegroup en de in Nederland beschikbare capaciteit. Ondanks de wereldwijde COVID-19-uitbraak
is de multinationale battlegroup tot dusver in staat haar doelstellingen te realiseren. Vooralsnog houdt Defensie de
geplande rotaties van de vooruitgeschoven NAVO-post aan. De situatie wordt, in goed
overleg met de Litouwse autoriteiten, nauwlettend in de gaten gehouden (zie ook Kamerstuk
29 521, nr. 404 over de gevolgen van COVID-19 op uitzendingen).
Nederland blijft als betrouwbare partner gecommitteerd aan de doelstellingen van de
vooruitgeschoven aanwezigheid; geruststelling van de Baltische staten en Polen en
geloofwaardige afschrikking van Rusland. In 2019 bestond de Nederlandse bijdrage uit
een compagnie inclusief ondersteuning. Voorts leverde Nederland staffunctionarissen
voor de staf van de multinationale battlegroup. In de eerste helft van 2020 bestond de Nederlandse bijdrage uit een artilleriebatterij.
In de tweede helft van 2020 zal Nederland een gemechaniseerde compagnie inclusief
ondersteuning leveren. Evenals in 2019 levert Nederland in geheel 2020 staffunctionarissen
voor de staf van de multinationale battlegroup. Uit de certificeringsoefening IRON WOLF, die door iedere rotatie wordt uitgevoerd,
is gebleken dat de Nederlandse bijdragen in 2019 en 2020 in staat waren om de doelstellingen
van de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid te behalen. De Nederlandse bijdrage aan
de multinationale battlegroup verhoogt de interoperabiliteit in het kader van internationale militaire samenwerking.
Gelijktijdig kan de Nederlandse aanwezigheid in Litouwen op waardering rekenen van
het gastland en internationale partners.
Vooruitkijken Nederlandse bijdrage aan eFP in 2021
Nederland zal in de eerste helft van 2021 een manoeuvre-eenheid leveren, bestaande
uit een gemotoriseerde compagnie. De Nederlandse bijdrage past binnen het eerder aan
uw Kamer gemelde mandaat van ongeveer 270 militairen (Kamerstuk 29 521, nr. 369). Voorts zal de Nederlandse bijdrage van stafcapaciteit aan de multinationale battlegroup gecontinueerd worden in 2021.
In de tweede helft van 2021 zal de gecombineerde Nederlands-Duitse bijdrage aan de
multinationale battlegroup bestaan uit de Duits-Nederlandse tankeenheid, oftewel 414 Pantserbataljon. De Duitse
en Nederlandse landmacht werken momenteel gezamenlijk de details van de inzet van
het Duits-Nederlandse 414 Pantserbataljon uit. Deze inzet is een positief voorbeeld
van bondgenootschappelijke samenwerking en vergroot de interoperabiliteit in het kader
van internationale militaire samenwerking. Dit binationale bataljon maakt onderdeel
uit van project TAURUS, één van de projecten waarin de Duitse en Nederlandse krijgsmacht
werken aan verdere intensivering van militaire integratie tussen de landen. Als gevolg
hiervan zijn delen van de Nederlandse krijgsmacht onder Duits bevel gesteld en vice
versa. Besluiten over de inzet van zowel de Nederlandse als Duitse krijgsmacht blijven
echter altijd nationale soevereine afwegingen.
Litouwen draagt als Host Nation in beginsel verantwoordelijkheid voor Force Protection (FP) van de eenheden van bondgenoten die bijdragen aan eFP.
FP-taken zijn taken ter bescherming van militaire gebieden, evenals militaire goederen
die zich daarin bevinden of buiten de gebieden getransporteerd worden. Litouwen heeft
de landen van de multinationale battlegroup verzocht in voorkomend geval zelfstandig FP-taken uit te voeren en heeft dit juridisch
mogelijk gemaakt. Voor Duitsland geldt dat in voorkomend geval FP-taken kunnen worden
uitgevoerd. Voor Nederland zal hiervoor eerst een verdrag moeten worden gesloten tussen
Litouwen en Nederland. Het kabinet acht het wenselijk dat Nederlandse eenheden met
dezelfde instructies en bevoegdheden kunnen werken als Duitsland. Litouwen en Nederland
zijn dan ook voornemens om op korte termijn een verdrag te sluiten, waarin het mogen
uitvoeren van FP-taken wordt uitgewerkt.
De vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid te Litouwen is een doorlopende bondgenootschappelijke
activiteit, die in elk geval noodzakelijk blijft zolang Rusland volhardt in zijn huidige
opstelling. Aangezien er op dit ogenblik geen aanwijzingen zijn, die duiden op een
veranderende Russische positie, ligt het voor de hand dat de Nederlandse bijdrage
aan de NAVO-aanwezigheid in Litouwen ook na 2021 nodig is. Hierover wordt uw Kamer
te zijner tijd separaat geïnformeerd.
Bijdragen snelle reactiemachten EU en NAVO
Bijdragen aan NAVO’s snelle reactiemachten
Tijdens de NAVO-Toppen in Wales (2014), Warschau (2016) en Brussel (2018) is besloten
tot de versterking van de reactiemachten van de NAVO (de enhanced NATO Response Force - eNRF). De Nederlandse bijdragen aan de eNRF is jaarlijks anders van samenstelling.
De voorbereiding van de Nederlandse eenheden, die in 2021 een bijdrage leveren aan
de eNRF is gestart. Zoals uw Kamer is gemeld (Kamerstuk 29 521, nr. 402) kunnen de wegens de wereldwijde COVID-19-uitbraak genomen maatregelen invloed hebben
op de gereedstelling van de Krijgsmacht. De afstemming van nationale bijdragen van
bondgenoten na 2021 loopt. Nederland zal, net als andere bondgenoten, haar fair share bijdragen aan de eNRF.
Eveneens wordt in NAVO-verband toenemend nadruk gelegd op de implementatie van initiatieven
voor de verbetering van de gereedheid van eenheden en het voortzettingsvermogen (waaronder
het NATO Readiness Initiative – NRI). Het NRI vormt een extra set van capaciteiten, die de landen beschikbaar stellen
aan NAVO voor de verdediging van het bondgenootschappelijke grondgebied. Tijdens de
Leaders» Meeting op 3 en 4 december jl. is aangekondigd dat de eenheden die deel gaan
uitmaken van dit initiatief zijn aangewezen. Ook Nederland heeft, naast de bijdrage
aan de eNRF, eenheden beschikbaar gesteld in het kader van NRI. Nederland levert deze
capaciteiten continu, gezien het een voortdurende verplichting betreft.
Uw Kamer is eerder op de hoogte gesteld van de onbalans tussen de gevraagde capaciteiten
voor de eNRF en het NRI en de beschikbare capaciteiten (Kamerstuk 28 676, nr. 299). Het extra commitment aan het NRI betekent dat de vraag op korte termijn meer toeneemt dan de capaciteit
van de krijgsmacht groeit door gedane investeringen. Hierdoor groeit de reeds aanwezige
schaarste betreffende logistieke ondersteuning van de gevechtseenheden, waaronder
de medische capaciteiten, commandovoering en informatievoorziening.
Bijdragen aan EU snelle reactiemacht
De EU kent, evenals de NAVO, een snelle reactiemacht voor inzet in hoofdtaak 2 (bevordering
internationale rechtsorde). Vooralsnog hebben de snelle reactiemachten van de EU geen
mandaat om het eigen grondgebied te beschermen.
Nederland levert samen met Duitsland de kerncapaciteiten voor één van de twee EU Battlegroups (EUBG) die in de tweede helft van 2020 stand-by staan. Nederland levert met twee compagnieën van de luchtmobiele brigade, aangevuld
met Apache en Chinook helikopters, alsook een C-130 transportvliegtuig, een significante
bijdrage. Daarnaast dragen Oostenrijk, Tsjechië, Finland, Kroatië, Ierland, Letland
en Zweden bij aan deze EUBG. Na deze periode van stand-by bijdragen voor de EUBG is nog geen nieuwe bijdrage voorzien.
De beantwoording van de schriftelijke vragen over dit onderwerp van 17 maart jl. (kenmerk
2020D10818) gaat uitgebreider in op het concept en de inzetbaarheid van de EUBGs. In lijn met
de toezegging aan het lid Sjoerdsma tijdens het AO over de Nederlandse bijdrage ter
versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio van 18 december 2019, heeft
de Minister van Buitenlandse Zaken in de Raad Buitenlandse Zaken van de EU op 17 februari
2020 voorgesteld om de inzet van de EUBG in de Sahel-regio te onderzoeken (Kamerstuk
21 501–02, nr. 2118). Uw Kamer zal voor de zomer 2020 verder worden geïnformeerd.
Gevolgen van toewijzing van eenheden aan de snelle reactiemachten
Snelle reactiemachten zijn hoog parate militaire eenheden die binnen een gestelde
reactietijd kunnen ontplooien met een vooraf gedefinieerde set van taken. De reactietijden
vereisen reservering van capaciteiten. Derhalve wordt permanent een claim gelegd op
deze capaciteiten, ook wanneer deze eenheden stand-by staan. Deze eenheden zijn daardoor niet of in beperkte mate inzetbaar voor andere
taken. Daarbij geldt dat Defensie maar beschikt over één single set of forces, waarmee de drie hoofdtaken van de krijgsmacht worden uitgevoerd. Voor de toewijzing
van capaciteiten aan de drie hoofdtaken is voortdurend prioriteitstelling noodzakelijk.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie -
Mede ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken