Brief regering : Besluitvorming rijksministerraad 15 mei betreffende financiële ondersteuning Caribische landen in verband met Covid-19
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 37
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 mei 2020
Steeds meer wordt duidelijk hoe diep de Covid-19 crisis ingrijpt in onze maatschappij.
We beleven letterlijk en figuurlijk ongekende tijden. Dit geldt niet alleen voor Nederland,
maar ook voor het Caribisch deel van ons Koninkrijk. De autonome landen Aruba, Curaçao
en Sint Maarten (hierna: de landen) proberen de gevolgen van de crisis het hoofd te
bieden. Tegelijkertijd wordt door deze crisis meer dan ooit duidelijk hoe kwetsbaar
de landen zijn. Eens temeer zien we nu wat eigenlijk al langer zichtbaar was, namelijk
dat de landen hun eigen autonomie niet kunnen dragen.
De landen doen nu een begrijpelijk beroep op de solidariteit binnen het Koninkrijk.
Vanuit die solidariteit hebben we de landen de afgelopen periode vanuit Nederland
als partner binnen het Koninkrijk zoveel mogelijk bijgestaan. Tegelijkertijd moeten
we scherp houden met wie die solidariteit beoogd is. In de landen is de kloof tussen
wie in weelde baadt en wie het hoofd niet of nauwelijks boven water kan houden groot.
En die kloof neemt toe door deze crisis. Daarom moet de Nederlandse steun terecht
komen bij die inwoners en bedrijven die het nu het hardst nodig hebben. Daarom ligt
de focus van de geleverde steun op medische en humanitaire hulp. De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) heeft u in meerdere brieven geïnformeerd over de omvangrijke
medische bijstand die is geleverd, onder andere in de vorm van IC-bedden, medicijnen
en medisch personeel. Door de Nederlandse regering is daarnaast 16 miljoen euro uitgetrokken
voor noodhulp voor de mensen die het zwaarst door de crisis worden getroffen (Kamerstuk
35 420, nr. 25). Ook bij het lenigen van de acute financiële noden hebben we de landen bijgestaan
door het verstrekken van liquiditeitssteun in de vorm van leningen (Kamerstuk 35 420, nrs. 18 en 34).
De solidariteit binnen het Koninkrijk staat wat mij betreft dus recht overeind. Maar
solidariteit moet wel twee kanten op werken. Het vraagt ook dat de Caribische landen
noodzakelijke hervormingen snel doorvoeren om het weerstandsvermogen te versterken.
Maatregelen ter versterking van de sociaaleconomische structuur, zodat het besteden
van Nederlands belastinggeld leidt tot concrete afrekenbare verbeteringen. Zonder
dit soort maatregelen die de weerbaarheid van deze samenlevingen op termijn zullen
versterken, heeft het voor niemand zin om nu vanuit Nederland grote bedragen financiële
steun ter beschikking te stellen. Zoals ik al eerder aankondigde zal het verstrekken
van verdere liquiditeitssteun vanuit Nederland daarom afhankelijk gemaakt worden van
de bereidheid van de landen om zulke hervormingen door te voeren. Middels deze brief
informeer ik u over de besluitvorming hieromtrent, die heeft plaatsgevonden in de
rijksministerraad van 15 mei jl.
Besluitvorming 15 mei
Op 15 mei jl. heeft de rijksministerraad op basis van adviezen van het C(A)ft gesproken
over aanvullende liquiditeitssteun voor de landen voor de periode 15 mei tot 30 juni
2020. Hierbij lag vanuit Nederland per land een concreet voorstel op tafel. Daarbij
ging het om zachte leningen conform de door het C(A)ft geadviseerde bedragen. Aan
het verstrekken van deze steun zijn per land een aantal voorwaarden verbonden.
De besluitvorming over deze tweede tranche liquiditeitssteun is in de rijksministerraad
niet afgerond. Ik heb de landen, daartoe gemachtigd door de rijksministerraad, geïnformeerd
dat zij tot woensdag 20 mei om 17.00 uur (Nederlandse tijd) de tijd hebben om het
voorstel dat op tafel lag schriftelijk alsnog te aanvaarden. Voor ieder land dat het
voorstel niet tijdig heeft aanvaard, zal het voorstel komen te vervallen.
Aruba
Aruba heeft mij inmiddels schriftelijk laten weten het voorstel te aanvaarden. Dit
betekent dat aan Aruba een renteloze lening zal worden verstrekt van in totaal AWG
113,3 miljoen (€ 58,3 miljoen). Hiervan wordt AWG 63,9 miljoen per omgaande aan Aruba
ter beschikking gesteld. De overige AWG 49,4 miljoen wordt beschikbaar gesteld wanneer
Aruba een adequate invulling heeft gegeven aan het eerdere verzoek van de rijksministerraad
om te komen met een voorstel voor een eigen bijdrage van 20 procent van werknemers
aan de loonsubsidieregeling.
Aanvullend geldt als voorwaarde dat Aruba vóór 1 juni de reeds op de plank liggende
kostenverlagende maatregelen in de gezondheidszorg implementeert, waardoor er maandelijks
AWG 5 miljoen kan worden bespaard op de Algemene Ziektekosten Verzekering (AZV).
Daarnaast zijn voorwaarden gesteld op het gebied van een verlaging van het arbeidsvoorwaardenpakket
in de (semi)publieke sector. De personeelskosten van de publieke en semipublieke sector
op Aruba zijn, net als op Curaçao en Sint Maarten, erg hoog en drukken zwaar op de
begroting van het land. Nu besparingen hard nodig zijn, is een verlaging van deze
kosten des te urgenter geworden, ook in het kader van solidariteit met de werknemers
buiten de (semi)publieke sector.
Concreet gaat het om een verlaging tot nader order van 25% op het totale arbeidsvoorwaardenpakket
van Statenleden en Ministers, en een verlaging van 12,5% op het totale arbeidsvoorwaardenpakket
van alle medewerkers in de (semi)publieke sector. Hierbij geldt uiteraard voor wat
betreft het bruto maandsalaris als ondergrens het wettelijk minimumloon. Verder dient
Aruba in dit kader in lijn met mijn boodschap in de brief van 16 april jl. de arbeidsvoorwaarden
van topfunctionarissen binnen de (semi)publieke sector te verlagen tot maximaal 130%
van het nieuwe genormeerde salaris van de Minister-President van het betreffende land.
Deze maatregel geldt in beginsel ook voor bestaande arbeidscontracten en heeft een
gelijke doorwerking naar de tarieven voor consultants.
Aan Curaçao en Sint Maarten is een vergelijkbaar pakket maatregelen voorgelegd als
voorwaarde voor liquiditeitssteun tot juli. Indien de landen tijdig het voor hen gelden
pakket aanvaarden dat in de RMR van 15 mei voorlag, kunnen zij net als Aruba het door
het Cft geadviseerde bedrag aan liquiditeitssteun tegemoetzien. Uiteraard onder de
voor hen geldende – deels landen specifieke – voorwaarden.
Vervolgproces en aanvullende steun
De voorgestelde steun stelt Aruba in staat om tot eind juni 2020 te blijven functioneren.
Dit geldt ook voor Curaçao en/of Sint Maarten indien zij tijdig instemmen met het
gedane voorstel. Begin juli spreekt de rijksministerraad over liquiditeitssteun voor
de periode vanaf juli. Dan zal ook worden getoetst of aan de nu gestelde voorwaarden
is voldaan. De uitkomst zal worden meegenomen in de besluitvorming over verdere steun.
Aanvullende leningen zullen vanaf juli niet rechtstreeks aan de overheid worden gegeven,
maar lopen via een nog op te richten entiteit. Zo kan Nederland sturen op resultaat.
Deze leningen zullen immers zoals ik al eerder aankondigde afhankelijk gesteld worden
van een pakket aan maatregelen gericht op structurele hervormingen. Ook hierover zullen
begin juli afspraken worden gemaakt. Over deze afspraken zal de komende tijd met de
landen die hiertoe bereid zijn overleg worden gevoerd, waarbij het C(A)ft een belangrijke
rol zal blijven spelen. Het gesprek de komende periode is niet vrijblijvend. Verdere
steun is afhankelijk van concrete afspraken en geboekte resultaten over structurele
hervormingen die ten goede komen aan de weerbaarheid en het verdienvermogen van de
landen, voor zowel de huidige als de toekomstige generaties. Deze aanpak is op 12 mei
j.l. door Minister-President Rutte toegelicht in een overleg met de Ministers-Presidenten
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Tot slot
De budgettaire gevolgen van de tweede tranche liquiditeitssteun worden in een suppletoire
begrotingswet aan u voorgelegd. Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen
nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd. Aangezien uitstel van
uitvoering van deze spoedeisende maatregel die in het belang van het Rijk is, niet
kan wachten tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal, zal het
kabinet de uitvoering van de maatregel starten. Hiermee wordt gehandeld conform lid
2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties