Brief regering : Perspectief voor de Luchtvaart
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 741
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2020
Het COVID-19-virus en de wereldwijde bestrijding daarvan hebben een zware impact op
de luchtvaartsector, nu en de komende jaren. Luchtvaartmaatschappijen, luchthavens
en gelieerde partijen en kennis- en adviesinstellingen worden hard geraakt doordat
de operatie op dit moment tijdelijk voor een groot deel tot stilstand is gekomen en
bijbehorende inkomsten zijn weggevallen. Hiermee ontstaat ook een veranderde context
voor verschillende voorbereide besluiten en nota’s. Zoals ik in mijn brief van 31 maart1 heb aangegeven leren ervaringen met eerdere grote crises, waaronder de kredietcrisis
in 2008, dat de luchtvaart snel de negatieve impact van een crisis ondervindt, maar
ook dat redelijk snel herstel weer mogelijk is. Het kabinet stelt alles in het werk
om de economische impact van de coronacrisis zoveel mogelijk te beperken.
De crisis heeft natuurlijk impact op de voorgenomen besluiten zoals de opening van
Lelystad Airport waarover ik u heb geïnformeerd. Voor Schiphol werk ik onverminderd
door aan het LVB 1 en het zo snel mogelijk juridisch verankeren van het Nieuwe Normen
en Handhavingsstelsel Schiphol (NNHS). De komende jaren is er door de crisis sprake
van een lager aantal vluchten op Schiphol. Eerste inschattingen, die omgeven zijn
met onzekerheden, laten zien dat dit minimaal twee tot drie jaar zal duren. Ondanks
deze groeivertraging acht ik het van belang om perspectief te blijven bieden op Schiphol,
mede gelet op de rol van de luchtvaartsector in het herstelvermogen van de economie.
Daarom leg ik de komende periode de basis voor de verdere ontwikkeling van Schiphol
door middel van een eerste stap in het proces, het opstellen van de Notitie Reikwijdte
en Detailniveau (NRD) van het LVB-2 Schiphol.
Nieuwe koers
Het is voor mij daarnaast van belang om te werken aan een nieuw verbindend toekomstperspectief
voor de luchtvaart, juist ook om de luchtvaartsector duidelijke richtlijnen te kunnen
bieden voor na de coronacrisis. Zoals ik reeds aankondigde in mijn brief van juli
2019 aan uw Kamer2 moet het luchtvaartbeleid anders. Kwaliteit moet centraal komen te staan en van ongeclausuleerde
groei kan niet langer meer sprake zijn.
Met de Ontwerp-Luchtvaartnota 2020–2050 zet ik een nieuwe koers uit naar een veilige
en duurzame luchtvaartsector die Nederland goed verbindt met de rest van de wereld,
met heldere regels en voorwaarden voor de ontwikkeling van de civiele luchtvaart.
Daarbij geldt dat groei door de sector verdiend moet worden. Dit kan alleen wanneer
er eerst sprake is van een vermindering van de negatieve effecten voor leefomgeving
en klimaat. Ook in de herstelperiode komende jaren zullen de uitgangspunten van de
nieuwe koers gelden als leidraad bij het maken van beleidskeuzes.
De Luchtvaartnota 2020–2050 is opgebouwd rond vier publieke belangen. Het geformuleerde
beleid draagt bij aan de borging van:
1. Nederland veilig in de lucht en op de grond.
2. Nederland goed verbinden.
3. Aantrekkelijke en gezonde leefomgeving.
4. Nederland duurzaam.
De rijksoverheid gaat sturen via heldere randvoorwaarden voor groei vanuit de voorgenoemde
publieke belangen. De capaciteit in de lucht en op de grond is de uitkomst daarvan.
Het realiseren van de ambities uit deze nota brengt nieuwe opgaven voor de sector
en een andere rol voor de rijksoverheid met zich mee. In deze kabinetsperiode worden
de eerste stappen gezet richting de implementatie van de Luchtvaartnota. Toekomstige
kabinetten zullen besluiten over verdere uitwerking en de bijbehorende financiële
opgaven voor de lange termijn.
Graag wil ik mijn dank uitspreken aan alle partijen die in aanloop naar de Ontwerp-Luchtvaartnota
hun inbreng hebben geleverd. Er zijn vele position papers geschreven, discussies gevoerd en onderzoeken uitgevoerd. Ook heeft uw Kamer diverse
moties aangenomen die zijn verwerkt.
Aangeboden stukken
Als bijlage bij deze brief treft u de Ontwerp-Luchtvaartnota en het Nota van Antwoord
(NvA) op de ingediende zienswijzen op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD)
aan3. Ik heb u afgelopen periode ook onderzoeken en studies gestuurd in het kader van
de Luchtvaartnota, bijvoorbeeld op het gebied van economie. Als bijlage bij deze brief
treft u een door NLR uitgevoerde Quickscan veiligheid banenstelsel Schiphol4. Alle overige relevante stukken zijn ook terug te vinden op de website www.luchtvaartindetoekomst.nl.
De plan-MER van de Luchtvaartnota is opgesteld door een onafhankelijk consortium5. Zij hebben de verschillende beleidsmaatregelen, de hoekpunten en de gekozen voorkeursstrategie
getoetst op brede welvaartseffecten. Tevens is er door het consortium een Passende
Beoordeling uitgevoerd op de voorkeursstrategie. U kunt deze stukken digitaal inzien
als i-report (zie https://planmerlvn.ireport.royalhaskoningdhv.com).
Vervolg totstandkoming Luchtvaartnota
De aangeboden stukken zullen conform de gehanteerde planMER procedure vanaf 29 mei
zes weken lang ter inzage liggen. Naast de inspraak heb ik een aantal commissies gevraagd
te reflecteren op onderdelen van de Ontwerp-Luchtvaartnota of onderliggende stukken.
Zo heb ik de Commissie m.e.r. gevraagd om te beoordelen of het MER de benodigde en
juiste milieu-informatie bevat. Zij brengt hiervoor rond de zomer een toetsingsadvies
uit. Daarnaast heb ik aan onafhankelijke (wetenschappelijke) experts met kennis van
vervoer en economie gevraagd om de economische effecten in de plan-MER te toetsen.
De commissie van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) onder leiding van dhr.
Cohen, doet dit voor het governance onderdeel van de Ontwerp-Luchtvaartnota. Op deze
manier is er naast een maatschappelijke reflectie sprake van deskundig advies op de
verschillende onderdelen van de Ontwerp-Luchtvaartnota. Tevens laat ik een uitvoeringstoets
op hoofdlijnen uitvoeren door de LVNL, en zal de ILT een handhavingstoets op hoofdlijnen
uitvoeren.
De zienswijzen worden voorzien van een kabinetsreactie in een Nota van Antwoord (NvA).
De kabinetsreactie op de zienswijzen, de adviezen en de toetsen worden verwerkt. Naar
verwachting kan ik u eind 2020 de definitieve door het kabinet vastgestelde Luchtvaartnota
2020–2050 aanbieden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Bijlage 1: Verwerking Kamermoties en adviezen in de Ontwerp-Luchtvaartnota
Moties en externe adviezen m.b.t. de Luchtvaartnota
Naast de planMER, heb ik ook een aantal onderzoeken en adviezen betrokken bij de voorbereiding
van de Ontwerp-Luchtvaartnota. In april 2019 bood de Raad voor de leefomgeving en
infrastructuur (Rli) het advies Luchtvaartbeleid: een nieuwe aanvliegroute aan. Het Rli-advies speelde een belangrijke rol bij de uitwerking van de Ontwerp-Luchtvaartnota.
Alle aanbevelingen hebben in enige mate een vertaling gekregen in de nota.
Met het opleveren van de Ontwerp-Luchtvaartnota kom ik tegemoet aan een aantal aangenomen
moties en toezeggingen. In de Ontwerp-Luchtvaartnota vormen de publieke belangen de
randvoorwaarden. Dit is in lijn met de motie van de leden Kröger en van Raan (Kamerstuk
31 936, nr. 600) die verzoekt om grenswaarden op het gebied van klimaat, leefomgeving en veiligheid
te ontwikkelen. De motie van het lid van Brenk (Kamerstuk 29 665, nr. 275) spreekt uit dat integrale veiligheid rondom het vliegverkeer van luchthaven Schiphol
altijd het eerste uitgangspunt van al het beleid en beslissingen moet zijn voor alle
betrokken partijen. In lijn met deze motie is in de Ontwerp-Luchtvaartnota opgenomen
dat het uitvoeren van een integrale veiligheidsanalyse bij belangrijke beslissingen
een centrale plaats in het toekomstige beleid. Met het voorgestelde beleidskader netwerkkwaliteit
wordt ten slotte invulling gegeven aan de afbakening van het verkeer op Schiphol waar
de motie Visser c.s. (Kamerstuk 31 936, nr. 408) om vraagt.
Met het opleveren van de planMER wordt voldaan aan de motie van het lid Kröger (Kamerstuk
31 936, nr. 543). De ambitie uit de Ontwerp-Luchtvaartnota van een significante verbetering van de
luchtkwaliteit komt tegemoet aan de motie van het lid Paternotte (Kamerstuk 31 936, nr. 681). Conform dezelfde motie zou een voorwaarde gesteld moeten worden in de groeisystematiek
voor een significante verbetering van de luchtkwaliteit, waarbij speciale aandacht
is voor ultrafijnstof. Voor het formuleren van deze voorwaarde wordt aansluiting gezocht
bij het Schone Lucht Akkoord (SLA) en zijn relevant de nog te verwachten onderzoeken
van het RIVM en aanbevelingen van de Gezondheidsraad over ultrafijnstof. Door stofemissies
expliciet mee te nemen is de Ontwerp-Luchtvaartnota in lijn met de motie van het lid
Van Raan c.s. (Kamerstuk 31 936, nr. 445), die oproept om minder hinder als criterium breder te definiëren dan geluidhinder.
Ten slotte is in de planMER en de Passende Beoordeling inzicht gegeven in de totale
CO2- uitstoot van luchthavenoperaties. De NO2-, en (ultra)fijnstofemissies van luchthavenoperaties
worden meegenomen in de kabinetsreactie op het advies van de commissie Remkes en het
RIVM onderzoek over ultrafijnstof. Ten slotte is in de PlanMER en de passende beoordeling
inzicht gegeven de mogelijke ontwikkelingen ten aanzien van CO2- NO2, en (ultra)fijnstofemissies van luchthavenoperaties, conform motie van het lid Kroger
en Paternotte (Kamerstuk 31 936, nr. 679).
De leden Dijkstra en Paternotte verzoeken de regering in motie met Kamerstuk 31 936, nr. 550 om in de Luchtvaartnota een aanpak uit te werken waardoor gedoogvergunningen en bijbehorend
anticiperend handhaven tot een absoluut minimum worden beperkt. Met de Ontwerp-Luchtvaartnota
schets ik de kaders voor geclauseerde groei. Deze kaders worden vertaald naar heldere
en handhaafbare luchthavenbesluiten en andere regelgeving. De praktijk van anticiperend
handhaven rond Schiphol eindigt zodra de eerste aanpassing van het LVB (LVB1) is uitgevoerd.
Daarnaast worden in de Ontwerp-Luchtvaartnota nieuwe voorwaarden gesteld aan de luchtvaart
vanuit het belang van duurzaamheid (klimaat) en gezondheid van mens en natuur (geluid
en schadelijke stoffen). Deze voorwaarden worden in uitwerking van de LVN vastgelegd
in wet- en regelgeving, luchthavenbesluiten en/of afspraken. Dit is in lijn met de
motie van het lid Paternotte (Kamerstuk 31 936, nr. 614).
De ambities en strategische keuzes op het gebied van internationaal spoor maken onderdeel
uit van de uitwerking van het Toekomstbeeld OV. Op deze wijze wordt invulling gegeven
aan de motie van de leden Kröger en Amhaouch (Kamerstuk 31 936, nr. 693) over het opnemen van een scenario Railport Schiphol. Daarnaast is in de Ontwerp-Luchtvaartnota
ook de inzet van het kabinet ten aanzien van de multimodale hub Schiphol en alternatieve
vervoersvormen beschreven. In het Actieplan air/rail dat in 2020 verschijnt, volgt
verdere uitwerking. Het Rijk is voorstander van een nauwere samenwerking tussen luchthavens
om op deze manier te komen tot een optimale benutting van de beschikbare capaciteit.
Daarbij is het van belang dat de ontwikkeling van een luchthaven op draagvlak kan
rekenen in de regio. Het Rijk voert vanuit haar regierol het overleg met de luchthavens
over hun onderlinge samenwerking. Ook worden in de Ontwerp-Luchtvaartnota kansen benoemd
voor samenwerking en specialisatie. Hiermee kom ik tegemoet aan de motie van de leden
Amhaouch en Paternotte (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 28), die vraagt om te onderzoeken welke samenwerkingsscenario’s er zijn en wat de mogelijkheden
zijn om de regie tussen de vliegvelden te vergroten.
Met het voornemen om te onderzoeken hoe de MKBA-methodiek voor luchtvaartprojecten
kan worden verbeterd, wordt ook ingegaan op de motie van de leden Bruins en Paternotte
(Kamerstuk 31 936, nr. 680). Het verder professionaliseren van de Commissies Regionaal Overleg (CRO’s) en haar
deelnemers komt tegemoet aan de motie van de leden Bruins en Van Raan (Kamerstuk 31 936, nr. 496) die de regering verzoekt te onderzoeken op welke wijze omwonenden/belanghebbenden
ondersteund kunnen worden in hun behoefte aan kennis. Daarnaast is het instellen van
een Nationale Klankbordgroep Luchtvaart, met daarin een brede vertegenwoordiging van
belangen, in lijn met de motie van het lid Lacin (Kamerstuk 29 665, nr. 264), die de regering verzoekt om bij het inrichten van nieuwe overlegstructuren de inspraak
van omwonenden en milieuorganisaties een prominente rol te geven. Ten slotte wordt
met het verhogen van de subsidies voor de CRO’s ook voldaan aan de motie van de leden
Paternotte en Amhaouch (Kamerstuk 31 936, nr. 548).
Met de verdiensystematiek zoals geïntroduceerd in de Kamerbrief kiest het kabinet
voor een vermindering van het aantal nachtvluchten en geeft daarmee invulling aan
de motie van de leden Bruins en Groot (Kamerstuk 31 936, nr. 628). Het kabinet heeft daarbij onderzoek laten doen naar de nachtregimes van andere
grote Europese luchthavens, dit onderzoek vindt u bijgevoegd. Ook wordt met deze verdiensystematiek
invulling gegeven aan de motie van lid Visser (Kamerstuk 34 098, nr. 14) die de regering oproept invulling te geven aan de vierde baanregel waarbij de luchtvaartsector
een prikkel tot innovatie blijft behouden en ook in de toekomst verdere volumegroei
binnen de gelijkwaardigheidscriteria kan blijven realiseren. De voorwaarden die het
kabinet stelt zorgen ervoor dat vliegtuigen stiller en schoner worden, terwijl de
luchtvaartsector perspectief op verdere ontwikkeling houdt.
Tot slotte kom ik hiermee tegemoet aan de richting uw Kamer gedane toezegging dat
vervolgstappen omtrent aanscherping/aanpassing van de in artikel 17 Luchtvaart opgenomen
doelen kengetallen en indicatoren en een daaruit voorvloeiende evalautieagenda zal
aansluiten bij de Luchtvaartnota (Kamerstuk 32 861, nr. 28 en Kamerstuk 31 936, nr. 526).
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.