Brief regering : Verslag informele high-level videoconferentie transportministers d.d. 29 maart jl.
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 807 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2020
Op 28 april jl. heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat schriftelijke
vragen ingebracht naar aanleiding van geannoteerde agenda voor de ingelaste informele
high-level videoconferentie van de transportministers van de lidstaten van de EU. Met deze brief
beantwoord ik deze vragen. Hieronder treft u per onderwerp de antwoorden aan. (Kamerstuk
21 501-33, nr. 806)
Voorts bied ik u het verslag aan van de informele high-level videoconferentie van transportministers d.d. 29 april 2020.
Tijdens de videoconferentie is ingegaan op de gevolgen van COVID-19 op transport.
De lidstaten en Commissie gingen daarbij zowel in op de gevolgen van de crisis op
het goederenvervoer in het algemeen, als op de gevolgen en stappen die nodig zijn
om de normale doorgang van de verschillende transportmodaliteiten weer te laten plaatsvinden.
Ten slotte bied ik u de kwartaalrapportage inzake de stand van zaken van de lopende
onderhandelingen in de Europese Unie (EU) aan1.
Ik bied u deze brief mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
aan.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Verslag informele high-level videoconferentie transportministers d.d. 29 maart jl.
videoconferentie voor transportministers van de EU-lidstaten met de boodschap dat
de COVID-19 crisis zorgt voor een historisch ingewikkelde situatie voor de transportsector.
Tegelijkertijd zijn er in de afgelopen weken al goede stappen gezet voor het adresseren
van de meest directe gevolgen van de crisis. Om bijvoorbeeld het goederenvervoer in
stand te houden, heeft de Commissie op 23 maart jl. richtsnoeren uitgegeven inzake
de zogeheten green lanes. De lidstaten verwelkomden nogmaals deze richtsnoeren van de Commissie en benadrukten
het belang van zo veel mogelijk ongehinderd goederenvervoer. Nederland en verschillende
andere lidstaten benadrukten hierbij wel het belang dat lidstaten deze richtsnoeren
daadwerkelijk volledig implementeren, niet alleen op het gebied van wegvervoer, maar
ook voor het spoorgoederenvervoer en de binnen- en scheepvaart. Zo ondervinden zeevarenden
nog regelmatig hinder bij crewwisselingen, ondanks de aanvullende richtsnoeren inzake
zeevarenden van 8 april jl.
Naast deze algemene aandacht voor goederenvervoer werd tijdens de videoconferentie
ook ingegaan op de volgende specifieke onderwerpen:
Luchtvaart – gebruik vouchers
Tijdens de videoconferentie gingen vrijwel alle lidstaten, net als Nederland, in op
het verstrekken van vouchers door luchtvaartmaatschappijen. Nederland heeft hier in
aanloop naar de videoconferentie in EU-verband herhaaldelijk aandacht voor gevraagd.
De interveniërende Ministers waren daarbij eensgezind dat de rechten van passagiers
niet in het geding mogen komen.
Een meerderheid van de lidstaten gaven aan voorstander te zijn van aanpassing van
Verordening 261/2004 waardoor het verstrekken van vouchers door luchtvaartmaatschappijen
tijdelijk wordt gelegaliseerd. Daarbij moet er voldoende aandacht zijn voor het feit
dat het toestaan van een voucher niet leidt tot het uitblijven van een terugbetaling
bij faillissement van de luchtvaartmaatschappij of bij het verlopen van de voucher.
Tegelijkertijd gaf ook een kleine groep lidstaten aan überhaupt niet te willen tornen
aan de bestaande EU-wetgeving en daarom geen voorstander te zijn van het tijdelijk
toestaan van vouchers.
De Commissie gaf in haar conclusie aan het gebruik van vouchers in de luchtvaart te
zullen bezien en hierover in gesprek te gaan met haar collega Comissarissen, zonder
daarbij concrete toezeggingen te doen over het wel of niet toestaan van vouchers.
Voorstellen Europese Commissie d.d. 29/4 inzake rijbewijzen en certificaten
Tijdens de videoconferentie was er aandacht voor de impact van COVID-19 op de geldigheidsduur
van certificaten van beroepschauffeurs (m.n. code 95) en rijbewijzen die zijn of dreigen
te verlopen. In dit kader heeft de Commissie op 29 april jl. een voorstel voor een
verordening uitgegeven dat erop toe moet zien dat alle certificaten en rijbewijzen
t.b.v. alle modaliteiten voor een periode van een half jaar EU-breed verlengd moeten
worden. De interveniërende lidstaten gaven aan het voorstel van de Commissie te bestuderen,
gegeven dat het voorstel kort voor de videoconferentie was gepubliceerd, maar het
initiatief te verwelkomen. Nederland pleitte daarbij specifiek voor snelle aanname
van het voorstel, zowel door de Raad als door het Europees parlement.
Parallel aan bovengenoemd voorstel inzake rijbewijzen en certificaten heeft de Commissie
een drietal aanvullende voorstellen gedaan, te weten: 1) een voorstel voor tijdelijke
aanpassing van EU-wetgeving op het gebied van enkele luchtvaardiensten zoals grondcrews,
2) een voorstel voor het tijdelijk toestaan van flexibiliteit inzake de nationaal
geheven havengelden, en 3) een verlenging van de deadline voor de implementatie van
onderdelen van het 4e spoorpakket. Uw Kamer wordt nader geïnformeerd over deze vier voorstellen inclusief
de Nederlandse appreciatie daarvan.
Voorzieningen transport personeel
Een minderheid van lidstaten gaf eveneens aan dat de recent in de Raad overeengekomen
onderdelen van het eerste mobiliteitspakket, zoals rij- en rusttijden en de retun to home of vehicle clausule, voorlopig on hold moeten worden gezet gegeven de COVID-19 crisis. De Europese Commissie, gesteund door
een aantal andere lidstaten waaronder Nederland, gaf aan dat aanpassing van deze onderdelen
van het mobiliteitspakket – dat nu voor finale goedkeuring in het Europees parlement
ligt – niet aan de orde is.
Verder ging er in het kader van wegvervoer ook aandacht uit naar de sociale condities
waarin beroepschauffeurs hun werk momenteel uitoefenen. Verschillende lidstaten benadrukten
daarbij dat (sanitaire) voorzieningen voor chauffeurs open moeten blijven, zoals eerder
ook door Nederland aan de orde gesteld en ook uitgewerkt in de richtsnoeren inzake
green lanes. Daarnaast mogen nationale uitzonderingen op het gebied van rij- en rusttijden ook
niet zorgen voor een verslechtering van de sociale condities.
Exit uit de COVID-19 crisis
Uiteraard ging er eveneens veel aandacht uit naar de gevolgen op de langere termijn,
de exit uit de crisis en het herstel van de vervoersmarkt, en de daarvoor benodigde
stappen. In dit kader benadrukten de Ministers het belang van het herstel van de interne
markt. Het volledig functioneren van toeleverings- en waardeketens, waarbij transport
via alle modaliteiten een grote rol speelt, speelt daarbij een centrale rol. Zodoende
benadrukte Nederland samen met meerdere lidstaten, dat – indien de volksgezondheid
dit toelaat – het van belang is zo snel mogelijk te komen tot een EU-brede, gecoördineerde
en stapsgewijze afbouw van (grens)maatregelen tot hetgeen strikt noodzakelijk. Dit
komt een gecoördineerde herstart van de economie ten goede, en zal bijdragen aan de
herstart van de waardeketens in bijvoorbeeld de mobiliteitsindustrie. Hierbij dient
wel aandacht uit te gaan naar de specifieke arbeidsomstandigheden in de betreffende
landen in relatie tot de volksgezondheid.
Daarnaast gaven meerdere lidstaten en de Europese Commissie aan dat om de gevolgen
van de crisis voor de sector te bezweren, de EU en lidstaten ook moeten kijken naar
welke financiering en instrumenten nodig zijn voor de sector en lidstaten. Hierbij
gaat het zowel om financiering op nationaal niveau, maar ook de Connecting Europe Facility (CEF) als onderdeel van het meerjarig financieel kader van de EU en een transport-budgetlijn
in het herstelfonds werd door sommige lidstaten genoemd. De Commissie, evenals Nederland
en enkele andere lidstaten, benadrukten dat bij het economisch herstel verduurzaming,
o.a. via de Green Deal, en digitalisering niet veronachtzaamd moeten worden. Een modal shift naar spoor en binnenvaart is in dit kader een van de interessante onderdelen en draagt
tegelijkertijd bij aan het verminderen van congestie bij economisch herstel.
Ten slotte riep Nederland, evenals verschillende andere lidstaten, op tot verdere
EU-coördinatie en informatie-uitwisseling over wat de crisis betekent voor de toekomstige
inrichting van het passagiersvervoer. Immers, de crisis en benodigde gezondheidsmaatregelen
hebben een grote impact op de capaciteit in het gehele openbare passagiersvervoer,
of het nu gaat om het spoorvervoer, taxi’s, of de luchtvaart. Gezien het grensoverschrijdende
karakter van veel van dit passagiersvervoer, in aanvulling op het internationale goederenvervoer,
is een Europese aanpak van groot belang. De Europese Commissie kondigde in dit kader
aan dat het binnenkort met nieuwe uitgebreide richtsnoeren komt over hoe om te gaan
met deze toekomstige inrichting van het Europese (goederen)vervoer, gericht op bescherming
van de gezondheid van werknemers en passagiers. In het kader van het openbaar vervoer
onderneemt de Staatssecretaris voor Infrastructuur en Waterstaat ook actie voor afstemming
met verschillende Europese lidstaten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat