Brief regering : Reactie op de initiatiefnota ‘Behoud het Woud’ van de leden Van Ojik en Diks
35 327 Initiatiefnota van de leden Van Ojik en Diks: Behoud het woud – tien voorstellen ter bescherming van bos wereldwijd
Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN
BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 mei 2020
Het behoud van bos en andere ecosystemen wereldwijd is van groot belang. Het kabinet
deelt de zorg van de leden Van Ojik en Diks aangaande het verdwijnen van bossen en
verwelkomt het initiatief tot de nota «Behoud het Woud» (Kamerstuk 35 327). Te meer gezien de initiatiefnota in hoge mate correspondeert met de kabinetsinzet,
zoals in het bijzonder uiteengezet in de Kamerbrief over internationaal bossenbeleid
van maart jl. (Kamerstukken 30 196 en 31 793, nr. 708).
Het kabinet onderschrijft het belang van bossen bij het tegengaan van klimaatverandering,
het behoud van biodiversiteit en het levensonderhoud van honderden miljoenen mensen.
Ontbossing en bosdegradatie hebben negatieve effecten voor mens, klimaat en milieu,
zoals verhoogde CO2-emissies, verlies van biodiversiteit, degradatie van vruchtbare grond, ontregeling
van waterhuishouding en microklimaten, en verslechterde levensomstandigheden voor
individuen en gemeenschappen die voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van bossen.
De oorzaken van ontbossing en bosdegradatie zijn divers en plaats-afhankelijk – niet-duurzame
commerciële houtoogst, landbouw, mijnbouw en de aanleg van infrastructuur zijn de
belangrijkste. De talrijke en omvangrijke bosbranden afgelopen zomer in de Amazone,
Indonesië, het Congo-bekken en Siberië, en recentelijk in Australië, hebben andermaal
pijnlijk duidelijk gemaakt dat er nog te weinig voortgang wordt geboekt op de internationale
doelstellingen inzake behoud van biodiversiteit en het tegengaan van ontbossing. Vanuit
deze urgentie heeft het kabinet uw Kamer met genoemde brief onlangs geïnformeerd over
de wijze waarop het de inzet voor het bosbehoud en bosuitbreiding wereldwijd wil verhogen,
onder andere door intensivering van activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking
die bijdragen aan het tegengaan van ontbossing, waarvoor de jaarlijkse financiering
zal verdubbelen naar ten minste EUR 25 miljoen vanaf dit jaar.
Deze brief is een gezamenlijke reactie op de initiatiefnota «Behoud het Woud», mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De internationale inzet
op het behoud en herstel van bossen vereist een gezamenlijke aanpak die door de betrokken
Ministers, elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, in nauwe afstemming wordt ingevuld.
Intensivering diplomatie
Het kabinet heeft eind 2018 de klimaatdiplomatie geïntensiveerd. Over het brede werkterrein
van de klimaatdiplomatie is uw Kamer in september jl. geïnformeerd (Kamerstuk 31 793, nr. 189).
Bilaterale diplomatie
Als onderdeel van de klimaatdiplomatie bespreken de bewindspersonen – niet alleen
de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking –
de noodzaak van meer klimaatambitie in hun bilaterale contacten. Waar van toepassing
wordt in toenemende mate ook gesproken over landgebruik en ontbossing, bijvoorbeeld
in het gesprek van Minister Kaag met de Braziliaanse Minister van Milieu, Ricardo
Salles, tijdens COP25 afgelopen december en door Minister Schouten met de Braziliaanse
Minister van landbouw, Tereza Cristina, tijdens de Groene Week afgelopen januari in
Berlijn. Voor de klimaatgezant zijn landgebruik en ontbossing samenhangende thema’s
binnen zijn inzet voor de klimaatdiplomatie. De Nederlandse ambassades zetten zich
in hun land van accreditatie in om het belang van het behoud van bossen en andere
ecosystemen te benadrukken en vervullen daarmee een belangrijke rol binnen de klimaatdiplomatie.
Multilaterale diplomatie
In multilateraal verband zet Nederland zich via verschillende fora in voor het behoud
van bossen, andere ecosystemen, en biodiversiteit. Waar mogelijk werken wij samen
met gelijkgezinde landen en partners, zoals Noorwegen, Duitsland, Frankrijk en het
Verenigd Koninkrijk.
Binnen het VN Bossenforum (UNFF) heeft Nederland in het verleden het initiatief genomen
om tot een wereldwijd bindend bossenverdrag te komen. Hoewel het kabinet het belang
hiervan nog steeds onderschrijft, wordt de verwezenlijking niet kansrijk geacht. Onder
Nederlands co-voorzitterschap van UNFF is wel een niet-bindend Strategisch Plan voor
Bossen tot stand gekomen. Dit plan is in 2017 aangenomen door de Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties1. Bij de komende UNFF-bijeenkomst is Nederland vice-voorzitter. Nederland grijpt deze
kans aan om te pleiten voor een meer ambitieuze inzet op het tegengaan van ontbossing.
In Paneuropees verband vinden momenteel besprekingen plaats om de mislukte onderhandelingen
over een Paneuropees bossenverdrag te heropenen. Het kabinet vindt een dergelijk verdrag
alleen zinvol als Rusland daarin ook verdragspartij is.
Om de doelstellingen van de Conventie inzake Biodiversiteit (CBD) te behalen en te
versterken draagt Nederland bij aan een actieve en ambitieuze EU-inzet voor de Biodiversiteitsconferentie,
die in oktober 2020 in Kunming zou plaatshebben maar tot nadere orde is uitgesteld.
Onlangs is uw Kamer nader geïnformeerd over de internationale inzet van het kabinet
ten aanzien van het beschermen en versterken van biodiversiteit (Kamerstuk 26 407, nr. 134).
Nederland streeft er binnen de Internationale Tropisch Houtovereenkomst naar de handel
in duurzaam geproduceerd tropisch hout wereldwijd te bevorderen en het percentage
duurzaam tropisch hout op de Nederlandse markt te verhogen. Als relatief grote importeur
van tropisch hout is Nederland in EU-verband een belangrijke speler.
Voor het behalen van de doelen van de Overeenkomst van Parijs en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(SDG’s) is betere bescherming en beheer van bossen en andere ecosystemen essentieel.
Belangrijk is de verhoging van klimaatambitie en -actie in de nationaal bepaalde bijdragen
(Nationally Determined Contributions, NDC’s) die landen in 2020 indienen bij de klimaatconventie (United Nations Framework
Convention on Climate Change). Als co-voorzitter van het NDC Partnerschap en via het
zogenoemde Climate Action Enhancement Package (CAEP) ondersteunt Nederland ontwikkelingslanden
bij het realiseren van hun NDC’s. Bosbehoud en -herstel kunnen daarvan een belangrijk
bestanddeel vormen.
Ook via verschillende internationale fondsen waar Nederland aan bijdraagt, zoals de
Global Environment Facility (GEF) en het Groene Klimaatfonds (GCF), wordt ingezet
op het tegengaan van landdegradatie en het behoud van bossen. Het behoud van bossen
is sinds de oprichting een belangrijk aandachtspunt van GEF, waarbij de nadruk ligt
op de Amazone en het Congobekken. Ook GCF heeft aandacht voor ontbossing. In dat fonds
is afgesproken USD 500 miljoen te bestemmen voor vermindering van uitstoot van broeikasgassen
als gevolg van ontbossing en bosdegradatie via zogenoemde REDD+ projecten2.
Europese diplomatie
In december 2019 presenteerde de Europese Commissie de European Green Deal, het antwoord van de Commissie op de mondiale uitdagingen op het gebied van klimaatverandering
en de achteruitgang van natuur en biodiversiteit. Met de Green Deal zet de Commissie
in op een groeistrategie die de Europese Unie moet transformeren in een klimaatneutrale,
circulaire en grondstofefficiënte unie, waardoor Europa concurrerend blijft. Over
de European Green Deal en de Nederlandse visie daarop is uw Kamer recent geïnformeerd
(Kamerstuk 22 112, nr. 2844) In de European Green Deal kondigt de Commissie ook een nieuwe EU-biodiversiteitstrategie
en EU-bossenstrategie aan die nog in 2020 wordt verwacht. De EU-bossenstrategie zal
zich o.a. richten op kwalitatieve en kwantitatieve verbetering van de bossen in de
EU. Het kabinet onderschrijft dat een gezamenlijke inzet via de EU om herbebossing
te stimuleren een integraal onderdeel van het beleid moet zijn en stelt zichzelf uitbreiding
van het wereldbosareaal, zoals genoemd in (Kamerstukken 30 196 en 31 793, nr. 708), ten doel.
Nederland spant zich al langer in voor het tegengaan van ontbossing en het verduurzamen
van agro-waardeketens. Vanwege de noodzaak deze inzet op te schalen heeft Nederland
in 2015 het Amsterdam Declarations Partnership (ADP)3 geïnitieerd. Mede op aandringen van het ADP is afgelopen zomer de EU Mededeling «Bescherming
en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren» verschenen. De actieve
Nederlandse rol binnen het ADP is een voorbeeld van beleidsbeïnvloeding binnen de
EU. Deze inzet moet onder andere bijdragen aan verduurzaming van agro-waardeketens,
waarover uw Kamer in april vorig jaar een brief ontving (Kamerstuk 30 196, nr. 647). De EU-Mededeling, waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 2826), onderkent dat de EU als grote importeur van agrogrondstoffen een verantwoordelijkheid
heeft om ontbossing terug te dringen. Nederland ondersteunt de voorgestelde EU-inzet,
die in december werd bevestigd in Raadsconclusies4, en verwelkomt ambitieuze voorstellen met betrekking tot regelgevende zowel als niet-regelgevende
maatregelen door de Commissie.
Concrete voorstellen zoals het voorstel in de Initiatiefnota Behoud het Woud om producten
«ontbossingsvrij» te labelen zullen moeten worden beoordeeld in het licht van het
bredere pakket aan maatregelen van de Europese Commissie.
In handelsakkoorden met landen waar sprake is van een hoog ontbossingsrisico, zal
het kabinet blijven inzetten op ambitieuze afspraken over duurzaam bosbeheer. Nu al
zet Nederland door middel van handelsakkoorden in op bepalingen over duurzaam landgebruik,
samenwerking met lokale gemeenschappen en arbeidsomstandigheden.
Binnen het Europese ontwikkelingssamenwerkings-, milieu- en handelsbeleid is de bescherming
van regenwouden reeds een belangrijk thema. Om het beheer van bossen te verbeteren,
in het bijzonder in tropische landen die hout leveren aan de EU, is het EU Forest
Law Enforcement Government and Trade (FLEGT) Actieplan ontwikkeld dat gericht is op
de bestrijding van de handel in illegaal gekapt hout. Dat heeft geleid tot de EU Houtverordening
(geen illegaal hout op de Europese markt) en een Verordening die vrijwillige partnerschapovereenkomsten
tussen de EU en hout producerende landen mogelijk maakt. Nederland steunt de bestaande
inzet, onder meer financieel, en zal daarnaast bij de Commissie aandringen op een
nog actievere identificatie van mogelijkheden voor aanpak van ontbossing en herbebossing
in relevante landen.
Ten aanzien van de onderhandelingen over het Meerjarige Financieel Kader (MFK) 2021–2027
zijn de Nederlandse prioriteiten in 2018 vastgelegd en met uw Kamer gedeeld. Die onderhandelingen
zijn inmiddels vergevorderd. Als onderdeel van het MFK wordt onderhandeld over de
verordening voor het nieuwe EU-instrument voor externe financiering, het Nabuurschaps-,
Ontwikkelings- en Internationale Samenwerkingsinstrument (NDICI). Hiervoor is een
Raadspositie vastgesteld en de triloog met het Europese Parlement is momenteel gaande.
Het tegengaan van ontbossing en het bevorderen van herbebossing zijn expliciete doelstellingen
binnen de NDICI-verordening.
Nederland draagt verder de OESO-richtlijnen internationaal uit en spreekt ook EU-lidstaten
aan op hun verantwoordelijkheid op IMVO-terrein, zoals tijdens de Raden Buitenlandse
Zaken Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Postennet
Zoals aangegeven in het verslag van het Schriftelijk Overleg (Kamerstuk 32 734, nr. 39) naar aanleiding van de Kamerbrief Weging Nederlandse vertegenwoordigingen in het
buitenland wordt van vrijwel alle posten op alle niveaus een steeds grotere inzet
op het gebied van klimaat verwacht in lijn met de toegenomen erkenning van de urgentie
en aandacht voor dit thema. De capaciteit hiervoor wordt in eerste instantie gevonden
binnen de huidige bezetting (van de betrokken ambassades én van het ministerie als
geheel). «Bossendiplomatie» is hierbij een belangrijk aandachtspunt, in het bijzonder
ook voor onze ambassades in landen met belangrijke tropische regenwouden, zoals Brazilië,
Colombia, Indonesië, Maleisië en de Democratische Republiek Congo (DRC). Bijvoorbeeld
voor de ambassade in Brazilië zijn klimaat en preventie van ontbossing topprioriteit.
De ambassadeur en zijn medewerkers stellen de zorgwekkende ontwikkelingen in de Amazone
en de Cerrado consequent aan de orde in gesprekken met de federale regering en met
NGO’s. Daarnaast werken zij samen met lokale overheden en andere relevante stakeholders,
zoals het Openbaar Ministerie, bedrijven en parlementariërs. In de DRC heeft onze
ambassadeur frequent contact met de Minister van Milieu over het voorkomen van ontbossing.
De ambassade ondersteunt diverse projecten, waarbij o.a. wordt samengewerkt met lokale
universiteiten en met milieu- en mensenrechtenbeschermers.
Mensenrechtenverdedigers en maatschappelijk middenveld
Individuen en groepen die zich inzetten voor de verdediging van het milieu, landrechten
en de rechten van inheemse gemeenschappen lopen helaas vaak hoge risico’s of krijgen
te maken met bedreigingen en geweld. Soms moeten ze hun strijd voor de goede zaak
met de dood bekopen5. Het is staand beleid dat het kabinet zich inzet voor de bescherming en ondersteuning
van mensenrechtenverdedigers, onder andere via de ambassades. Conform de motie van
het lid Van Ojik (Kamerstuk 35 000 V, nr. 24) wordt binnen de Nederlandse inzet voor mensenrechtenverdedigers specifiek aandacht
besteed aan bescherming, zichtbaarheid en legitimiteit van het werk van landrechtenverdedigers
en milieuactivisten (Kamerstuk 32 735, nr. 272). Dit betekent dat alle beschikbare instrumenten ter bescherming en ondersteuning
van mensenrechtenverdedigers kunnen worden ingezet voor milieuactivisten en landrechtenverdedigers,
zoals het aanbieden van veiligheidstrainingen, tijdelijke relocatie en projectondersteuning.
Ook worden zij geholpen bij het verstevigen van hun netwerk. Ook het bijwonen van
rechtszaken door ambassadepersoneel en het aan de orde stellen van de situatie van
(individuele) milieu- en landrechtenverdedigers in de politieke dialoog is staand
beleid. Ook in multilateraal verband wordt hier aandacht voor gevraagd.
Daarnaast zijn klimaat en verduurzaming van waardeketens twee belangrijke thema’s
van het kabinetsbeleid ter versterking van het maatschappelijk middenveld. Met dit
beleid draagt Nederland bij aan de versterking van lokale maatschappelijke organisaties
en bewegingen en de bescherming van het recht op vrijheid van vereniging, vergadering
en meningsuiting, inclusief voor milieuactivisten, landrechtenverdedigers en vakbondsleiders
(Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van
22 november 2019, nr. MINBUZA.2019.4593-20, Strt. 2019, nr. 65322).
Bedrijfsleven
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij ondernemen in lijn met de OESO-richtlijnen
voor multinationale ondernemingen. De richtlijnen vragen bedrijven om gepaste zorgvuldigheid
te betrachten en mogelijke risico’s – zoals ontbossing – te identificeren en op basis
van een prioritering naar ernst en waarschijnlijkheid deze risico’s te voorkomen of
aan te pakken. Hierover dienen bedrijven transparant verantwoording af te leggen.
Belanghebbenden kunnen bedrijven aanspreken op hun handelen. De Nederlandse ambassades
hebben geen toezichthoudende taak op de toepassing van de OESO-richtlijnen en kunnen
daarom geen openbaar overzicht opstellen van bedrijven die zich niet aan de OESO-richtlijnen
houden. Bovendien is het Nederlandse beleid met betrekking tot de OESO-richtlijnen
gericht op proportionaliteit en verbetering van het gedrag van bedrijven. Het bijhouden
van Nederlandse bedrijfsactiviteiten die strijdig zijn met de OESO-richtlijnen staat
op gespannen voet met dit beleidsuitgangspunt, omdat het bedrijven kan aanmoedigen
zich terug te trekken. Volgens de OESO-richtlijnen zou pas sprake mogen zijn van het
beëindigen van een zakelijke relatie als een uiterst redmiddel, dat wil zeggen als
een bedrijf alle mogelijkheden tot het aanpakken van risico’s heeft uitgeput.
De uitgebreide IMVO-richtlijnen voor het Nederlandse postennet (uitvoering van de
motie van de leden Diks en Van den Hul (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 34)) zijn in november 2019 vastgesteld en verspreid onder de posten. Hierin is het proportionaliteitsbeginsel
opgenomen: hoe groter het beroep dat op een ambassade gedaan wordt, hoe meer inzicht
een bedrijf moet geven in hoe het de OESO-richtlijnen toepast. Ook het uitgangspunt
van verbetering in plaats van uitsluiting is opgenomen, zoals nader toegelicht in
de Kamerbrief Voortgang IMVO-beleid (Kamerstuk 26 485, nr. 323).
Transparantie
Het kabinet onderschrijft dat transparantie van groot belang is voor het in kaart
brengen en bestrijden van de oorzaken van ontbossing. De bovengenoemde inzet op het
gebied van IMVO draagt onder meer via de convenanten bij aan het bevorderen van transparantie
bij Nederlandse bedrijven, waaronder financiële instellingen. Bij het verduurzamen
van waardeketens wordt via keurmerken de transparantie op milieu en mensenrechten
in kaart gebracht. Nederland steunt daarnaast het World Resources Institute, dat met
doorlopende ontwikkeling van het Global Forest Watch instrument bijdraagt aan het
monitoren van ontbossing.
Klimaatfinanciering
De rijke landen hebben toegezegd om vanaf 2020 per jaar collectief USD 100 miljard
aan klimaatfinanciering te mobiliseren voor de armere landen. Deze toezegging is niet
uitgesplitst naar individuele landen en omvat de publieke uitgaven en de daarmee gemobiliseerde
private investeringen. De Nederlandse klimaatfinanciering vertoont sinds 2010 een
stijgend beeld en in 2018 (het laatste jaar waarover cijfers bekend zijn) werd het
miljard overschreden.
Het kabinet heeft langs vier wegen de klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden
verhoogd. Ten eerste, zoals aangegeven in de nota «Investeren in perspectief» (Kamerstuk 34 952, nr. 1), heeft de regering structureel additionele begrotingsmiddelen voor klimaatactie
bestemd, oplopend van EUR 40 miljoen in 2018 via EUR 60 miljoen in 2019 tot EUR 80
miljoen in 2020 en volgende jaren. Hieruit wordt onder andere de publieke bijdrage
aan het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) gefinancierd. Uit de begrotingsmiddelen
voor klimaatactie wordt voorts onder meer de nieuwe bijdrage – EUR 120 miljoen – aan
GCF gefinancierd. Dat is een verhoging met 20% ten opzichte van de vorige periode
waaruit waardering voor en vertrouwen in het fonds spreekt. Ten tweede werkt Nederland binnen ontwikkelingssamenwerking aan een goede integratie van klimaat
in alle relevante activiteiten, waaronder water en voedselzekerheid. De oorzaken en
gevolgen van klimaatverandering, en de plek van bossen daarbinnen, raken immers aan
bijna alle werkterreinen en kunnen het beste op een geïntegreerde wijze worden aangepakt.
Deze aanpak zorgt ervoor dat een aanzienlijk deel van de Nederlandse klimaatfinanciering
ten goede kan komen aan de adaptatie aan klimaatverandering in armste landen en door
armste bevolkingsgroepen, in aansluiting op het beginsel «leave no one behind». Ten derde pleit Nederland ervoor dat multilaterale banken en fondsen hun inspanningen op het
terrein van klimaatverandering verhogen. Zo komen de financiële bijdragen van Nederland
aan deze instanties meer ten goede aan klimaatactie en wordt een groter deel van deze
bijdragen meegerekend als klimaatfinanciering. Ten vierde zet Nederland zich in om private financiering voor klimaatactie in ontwikkelingslanden
te mobiliseren. Naast de belangrijke bijdrage van multilaterale ontwikkelingsbanken,
zullen ook Nederlandse programma’s als DFCD een aanzienlijke bijdrage leveren.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken