Brief regering : Vooruitblik op de jaarwisseling
28 684 Naar een veiliger samenleving
Nr. 620 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VAN
JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 mei 2020
Op 5 februari 2020 spraken wij tijdens een plenair debat met uw Kamer over het verloop
van de jaarwisseling (Handelingen II 2019/20, item 50, nr. 6). Met deze brief informeren we uw Kamer vervolgens over de rapportages van VeiligheidNL
over letselcijfers en vuurwerkaankoop en -gebruik, het externe onderzoek naar vuurwerkveiligheid
en de wijziging van de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (Ract).
Daarnaast wordt ingegaan op de gewijzigde motie van de leden Yeşilgöz-Zegerius en
Ziengs over restvoorraden bij vuurwerkondernemers1, op de motie van de leden Van der Graaf en Van der Staaij over mogelijkheden voor
gemeenten om vuurwerk georganiseerd af te steken2 en op de motie van het lid Van Dam over carbid schieten3. Er zijn ook zaken die meer tijd en afstemming vergen, daarover sturen we binnenkort
een aanvullende brief, onder andere over de motie van het lid Yeşilgöz-Zegerius (VVD)
over versterkte handhaving en inzet van bestuurlijke bevoegdheden4, waarin wordt verzocht uw Kamer voor 1 juni aanstaande te informeren. Als bijlagen
bij deze brief worden meegezonden:
– Bijlage I van de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (Ract), waarin
straks verboden vuurwerk is doorgestreept5;
– Rapport «Type vuurwerk en letsel: vuurwerkongevallen 2019–2020» van VeiligheidNL6;
– Rapport «Vuurwerkaankoop en -gebruik 2020» van VeiligheidNL7.
Letselcijferrapport VeiligheidNL en vuurwerkaankoop- en gebruik
Jaarlijks onderzoekt Veiligheid NL het vuurwerkletsel. Daarnaast doet Veiligheid NL
sinds een paar jaar onderzoek naar vuurwerkaankoop en -gebruik. Ook dit jaar zijn
deze onderzoeken uitgevoerd. In januari8 hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de letselcijfers van afgelopen jaarwisseling.
In opdracht van het Ministerie van IenW heeft Veiligheid NL deze cijfers nader geanalyseerd
in het rapport «Type vuurwerk en letsel: vuurwerkongevallen 2019–2020». Met dank aan de medewerkers van de spoedeisende hulp afdelingen (SEH) en huisartsenposten
(HAP) is informatie verkregen over vuurwerkletsel tijdens de jaarwisseling.
In het onderzoek Vuurwerkaankoop en -gebruik 2019–2020 is geïnventariseerd9 hoeveel huishoudens vuurwerk kopen, wat ze kopen, wie het vuurwerk afsteekt, welke
beschermingsmaatregelen zij hierbij nemen, en welke mening zij hebben over diverse
bestaande initiatieven en over mogelijke wet- en regelgeving rond consumentenvuurwerk.
De rapporten bevestigen eerdere inzichten en het Kabinet zet stappen om overlast en
letsel sterk te verminderen. Zo is het goed om te zien dat er op bepaalde punten verbeteringen
zichtbaar zijn ten opzichte van vorig jaar, zoals een toename in gebruik van een afsteeklont
en vuurwerkbril tijdens het afsteken van vuurwerk. Ook toont het draagvlak in de samenleving
voor het aangekondigde verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen. In de rest van de brief
gaan we in op de stand van zaken ten aanzien van deze stappen en de door uw Kamer
aangenomen moties. Hieronder wordt ingegaan op een paar opvallende punten.
Opvallend is dat in het jaar dat voorlichting verplicht is, er juist minder mensen
ervaren dat de voorlichting voldoende is. In gesprekken met de branche zal hierover
nader worden gesproken en in de vuurwerkcampagne en het lesprogramma voor basisscholen
wordt dit inzicht meegenomen voor volgend jaar. Verder kan worden geconstateerd dat,
hoewel letsel werd veroorzaakt door veel verschillende typen vuurwerk, waarbij niet
één type eruit springt, er komende jaarwisseling een aantal typen vuurwerk wordt verboden
dat gezamenlijk voor een relatief hoog letselpercentage zorgt. De verwachting is dan
ook een totale daling van vuurwerkletsel tijdens de komende jaarwisseling. Of dat
daadwerkelijk zo is, moet blijken uit de volgende evaluatie van de jaarwisseling door
VeiligheidNL, na afloop van komende jaarwisseling. Tot slot blijkt dat letsel niet
alleen een resultante is van gedrag, maar dat ook ondeugdelijk vuurwerk de oorzaak
kan zijn. Bij bijna 1 op de 3 vuurwerkongevallen is de precieze oorzaak niet te achterhalen.
Het eerder aangekondigde onderzoek, waarop hieronder wordt ingegaan, kan wellicht
helpen om van een groter deel van de vuurwerkongevallen de oorzaken te achterhalen
en handvatten bieden voor meer deugdelijk vuurwerk.
Onderzoek vuurwerkveiligheid
De toenmalige Minister voor Milieu en Wonen, nu Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat, heeft tijdens het debat van 5 februari 2020 en in de Kamerbrief van
18 december 201910 een extern onderzoek aangekondigd. Het onderzoek naar vuurwerkveiligheid heeft betrekking
op: a) een evaluatie van samengesteld vuurwerk (compounds) en een onderzoek naar b)
de veiligheid van cakeboxen en sierpotten/fonteinen. Hierbij wordt ook de vraag betrokken
wat kan helpen in het vergroten van de stabiliteit van vuurwerk, zoals toegezegd tijdens
het genoemde debat aan het lid Kuiken (PvdA). Verder wordt c) de relatie tussen vuurwerkproducten
en vuurwerkletsel onderzocht, conform het OVV-advies11. Tot slot wordt bezien d) of en zo ja hoe, het voorkomen van substitutie mogelijk
is bij het verbod op bepaalde vuurwerkproducten. Resultaat van het aangekondigde onderzoek
naar vuurwerkveiligheid wordt begin 2021 verwacht, zodat ook de ervaringen en eerste
cijfers van jaarwisseling 2020–2021 in het onderzoek kunnen worden meegenomen. Het
onderzoeksrapport zal samen met de evaluatie van de jaarwisseling worden verzonden
naar uw Kamer, naar verwachting begin 2021.
Verbod op knalvuurwerk, vuurpijlen, single shots en F3 vuurwerk
Eerder is aangekondigd dat knalvuurwerk12, vuurpijlen, single shots13 en F3 vuurwerk worden verboden als consumentenvuurwerk. Dit wordt gerealiseerd door
wijziging van de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (Ract). Deze
wijziging heeft inmiddels opengestaan voor internetconsultatie14 en de MKB-toets is uitgevoerd. De volgende stap is notificatie in Brussel, wat drie
maanden in beslag zal nemen15. Oogmerk is inwerkingtreding per 1 december 2020. In reactie op de vraag van het
lid Den Boer (D66) heeft de Minister voor Milieu en Wonen aangegeven de lijst met
toegestaan vuurwerk onder de aandacht te brengen. Als bijlage van deze brief is daarom
de lijst met toegestaan vuurwerk opgenomen. Dit betreft bijlage I van de Ract, zoals
die nu geldt. Om duidelijk te maken welke soorten vuurwerk straks niet meer als consumentenvuurwerk
worden aangemerkt, zijn deze vuurwerktypen in de bijlage van deze brief doorgestreept.
Wanneer de wijziging in werking treedt, zullen betreffende typen vuurwerk niet meer
als zodanig in de Ract voorkomen.
Verwerken en opruimen restvoorraden vuurwerk
(motie Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs)
In motie van de leden Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs (VVD)16 wordt de regering verzocht, in overleg te treden met (kleine) vuurwerkondernemers
om te kijken hoe zij geholpen kunnen worden met het verwerken en opruimen van de restvoorraden
en te komen tot een eenmalige tegemoetkoming van ten hoogste 3 miljoen euro en de
benodigde middelen daarvoor te vinden binnen de niet juridisch verplichte middelen
onder de begrotingsartikelen 40 (EZK), 34 (J&V) en 14 (I&W). De Minister voor Milieu
en Wonen heeft tijdens het debat op 5 februari 2020 toegezegd altijd bereid te zijn
tot een gesprek met de branche.
De Branchevereniging Pyrotechniek Nederland(BPN) en de Stichting Vuurwerkdealers Nederlands
Consumentenvuurwerk (SVNC) zijn in de gelegenheid gesteld om voorstellen in te dienen
voor het invullen van de aangenomen motie van de VVD. Beide benadrukken overigens
dat de schade van het verbieden van meerdere vuurwerkartikelen veel groter is dan
de beschikbare 3 miljoen euro en behouden zich het recht voor om aanvullende schadeclaims
in te dienen. Beide organisaties hebben een voorstel ingediend voor de invulling van
de motie, dat is waar mogelijk meegewogen in de wijze waarop ik invulling geef aan
de motie.
De middelen die beschikbaar zijn, komen voor het merendeel ten goede aan kleine vuurwerkondernemers,
conform de strekking van de motie. Kleine vuurwerkondernemers worden het meest getroffen
door het komende verbod. Zij hebben, in tegenstelling tot importeurs, geen ervaring
noch (buitenlands) netwerk om vuurwerk aan anderen dan particulieren te verkopen en
blijven zitten met restvoorraden. Kleine ondernemers krijgen de inkoopwaarde van het
vuurwerk dat straks wordt verboden, vergoed door de overheid. Daarvoor wordt een subsidieregeling
opgesteld. Het gaat daarbij om de inkoopwaarde, in ieder geval voor de eerste € 1.500,–
per ondernemer. Binnen die € 1.500,– kan naast de inkoopwaarde van zijn eigen voorraad
vuurwerk ook een forfaitair bedrag worden aangevraagd voor restvoorraden van lanceerstandaarden.
Voor zover het beschikbare budget dat toelaat, wordt ook van grotere restvoorraden
(een deel van) de inkoopwaarde vergoed. Op deze wijze wordt voorrang gegeven aan een
subsidie voor kleine ondernemers en aanvullend ruimte gelaten voor een subsidie voor
ondernemers met grotere restvoorraden, binnen het beschikbare subsidiebudget.
Met het vergoeden van de inkoopwaarde zijn (kleine) ondernemers geholpen, maar ze
moeten het vuurwerk nog wel kwijtraken. Daarvoor is samenwerking met een importeur
of grotere ondernemer nodig, die het vuurwerk kan ophalen en te gelde kan maken in
het buitenland. Kleine ondernemers betalen de importeur of grote ondernemer hiervoor
een bedrag om het vuurwerk op te halen. De verwachting is dat importeur of grote ondernemer
hiervoor niet meer in rekening brengt dat 20 procent van de inkoopwaarde die de kleine
ondernemer van de overheid heeft gekregen voor zijn restvoorraden. Dat lijkt een reëel
percentage bij een gemiddelde restvoorraad van een kleine ondernemer. Die importeur
of grote ondernemer krijgt zo een deel van de transport- en verwerkingskosten vergoed.
Vervolgens kan die het vuurwerk dan gratis ophalen en proberen dat in het buitenland
te verkopen en op die manier opbrengst genereren.
Importeurs en grotere ondernemers hebben zelf ook restvoorraden. Zij hebben ervaring
met verkoop aan anderen dan particulieren, hebben (buitenlandse) handelskanalen en
hebben daarom geen hulp nodig bij de verkoop van restvoorraden in het buitenland.
Wel hebben zij behoefte aan tijd. Wanneer bepaalde typen vuurwerk worden verboden,
is daarmee namelijk ook de opslag verboden in Nederland. Dat betekent concreet dat
importeurs en grote ondernemers voor 1 december al hun restvoorraden het land uit
moeten krijgen. Dat kan lastig zijn, vooral voor knalvuurwerk en vuurpijlen, omdat
het verbod op deze typen vuurwerk begin dit jaar is aangekondigd, na de afgelopen
jaarwisseling. Daarom zijn wij bereid om te verkennen of het mogelijk is om tegemoet
te komen aan dit verzoek om meer tijd, door in overleg met bevoegde gezagen de mogelijkheid
te verkennen om tijdelijk de opslag van knalvuurwerk en vuurpijlen in Nederland langer
toe te staan, op een beperkt aantal locaties en na registratie van de inventaris.
Bedrijven hebben dan, vanaf het moment dat bekend werd welk vuurwerk zou worden verboden,
in totaal bijna twee jaar gehad om de voorraad door te verkopen. Hiervoor is afstemming
nodig met lokaal bevoegd gezag (politie en Omgevingsdienst).
Het kan echter zijn dat de importeurs en grote ondernemers uiteindelijk niet al het
opgehaalde vuurwerk kunnen verkopen en een deel moeten vernietigen. Om hierin tegemoet
te komen en tegelijkertijd de administratieve lasten beperkt te houden, wordt aan
importeurs en grote ondernemers die zich inzetten om het vuurwerk bij kleine ondernemers
weg te halen, een forfaitaire bijdrage ter beschikking gesteld. Dit forfaitaire bedrag
is bedoeld als bijdrage in de kosten voor vernietiging, voor het opgehaalde vuurwerk
dat onverkoopbaar blijkt te zijn. Daarnaast is het forfaitaire bedrag ook bedoeld
als tegemoetkoming in verdere transportkosten.
Bovenstaande betekent dat er op korte termijn een subsidieregeling moet komen. Oogmerk
is dat deze in het najaar inwerking treedt en dat gelijktijdig of snel daarna het
loket opent om aanvragen te kunnen doen. Doel is dat het loket sluit voor 1 december,
voordat het verbod op bepaalde soorten consumentenvuurwerk is ingevoerd. Uitwerking
van de regeling gebeurt door een onafhankelijke partij zoals RVO, ook met het oog
op regels voor aanbesteding en staatssteun.
Mogelijkheden voor gemeenten om vuurwerk georganiseerd af te steken
(motie Van der Graaf en van der Staaij)
In de motie van de leden Van der Graaf (CU) en Van der Staaij (SGP)17 wordt verzocht in overleg met de VNG en het NGB in kaart te brengen welke mogelijkheden
gemeenten hebben binnen de huidige wet- en regelgeving om het afsteken van vuurwerk
enkel in georganiseerd verband toe te staan. Het verzoek was daarbij om hierbij ook
randvoorwaarden als toezicht en veiligheidsvoorschriften nader uit te werken en de
Kamer in het voorjaar hierover te informeren. De Minister voor Milieu en Wonen heeft
tijdens het debat van 5 februari 2020 in antwoord op het lid Van der Graaf (CU) aangegeven
dat het mogelijk is om vuurwerkshows te organiseren, bijvoorbeeld door een vereniging,
onder de verantwoordelijkheid van een professionele vuurwerkbeziger. Daarbij is toegezegd
nader uiteen te zetten hoe de regelgeving op dit punt in elkaar zit. Gelet op genoemde
motie en toezegging wordt hieronder toegelicht wat momenteel wel en niet kan. Dit
is in overleg met VNG en NGB tot stand gekomen.
Vuurwerk afsteken door particulieren en/of vuurwerkprofessionals
Het afsteken van vuurwerk tijdens een evenement is gedurende het gehele jaar mogelijk
door een vuurwerkprofessional18. Tijdens de jaarwisseling kunnen ook particulieren vuurwerk afsteken19. Het gaat dan om consumentenvuurwerk dat particulieren tot ontbranding mogen brengen
op 31 december van 18.00 uur tot 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar.
Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen het afzonderlijk of gezamenlijk afsteken.
Per persoon mag niet meer dan 25 kg consumentenvuurwerk voorhanden zijn20. Als particulieren in georganiseerd verband grotere hoeveelheden vuurwerk willen
afsteken, wordt dat als een vuurwerkevenement aangemerkt. Bij een vuurwerkevenement
is het mogelijk dat een vuurwerkprofessional samenwerkt met een of meerdere andere
personen. Zo’n andere persoon dient dan zelf in het bezit te zijn van een certificaat
van vakbekwaamheid, of dient onder voortdurend, effectief toezicht te staan van een
persoon met een dergelijk certificaat21. Wanneer er sprake is van een gecertificeerd persoon die toezicht houdt op andere
afstekers zonder certificering, zal het gaan om een-op-een toezicht of hooguit om
toezicht op kleine aantallen personen, aangezien voortdurend, effectief toezicht nodig
is. Voor een vuurwerkevenement zijn daarnaast vergunningen nodig, dan wel een melding,
dat wordt hieronder nader toegelicht.
Wettelijke eisen rond vuurwerkevenementen
Er zijn twee soorten vergunningen nodig voor vuurwerkevenementen:
– Een toepassingsvergunning van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat22;
– Een ontbrandingstoestemming van gedeputeerde staten van de provincie.
Voor het organiseren van een vuurwerkevenement is daarvoor een toepassingsvergunning
nodig, op grond van het Vuurwerkbesluit. Een toepassingsvergunning kan worden verleend
aan een vuurwerkprofessional die aan alle wettelijke eisen voldoet. Het organiseren
van een vuurwerkevenement is een bedrijfsmatige activiteit. Dat betekent dat een vuurwerkevenement
door een bedrijf wordt georganiseerd. Dat bedrijf moet voldoen aan alle wettelijke
eisen, waaronder een aansprakelijkheidsverzekering voor eventuele schade die wordt
veroorzaakt door het evenement. Een vuurwerkevenement mag niet worden georganiseerd
door particulieren die niet voldoen aan de wettelijke eisen.
Voor een vuurwerkevenement waarbij ten hoogste 200 kg consumentenvuurwerk dan wel
ten hoogste 20 kg theatervuurwerk wordt afgestoken, volstaat een melding bij gedeputeerde
staten23. Voor een vuurwerkevenement met grotere hoeveelheden, is een ontbrandingstoestemming
nodig om het vuurwerk of de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding
te brengen24. Gedeputeerde staten zijn bevoegd gezag voor het verlenen van een ontbrandingstoestemming
voor een vuurwerkevenement en zij houden toezicht.
Rol van gemeenten
Het is voor gemeenten mogelijk om gebieden aan te wijzen waar al dan niet consumentenvuurwerk
mag worden afgestoken tijdens de jaarwisseling. Indien een gemeente de gebieden voor
het afsteken van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling beperkt, ontstaat voor
iedereen duidelijkheid waar het afsteken niet is toegestaan en het biedt mogelijkheden
om eventuele overlast van vuurwerk te beperken. De gemeenten Hilversum en Leiden hebben
bijvoorbeeld een afsteekverbod in de binnenstad en laten het afsteken daarbuiten toe.
De gemeenten Rotterdam en Apeldoorn werken aan een afsteekverbod voor de gehele gemeente
in combinatie met het organiseren van een of meerdere (vuurwerk)evenementen in de
gemeente. Voor vuurwerkevenementen zijn regels gesteld die de veiligheid daarvan beogen
te waarborgen25. Het organiseren van een vuurwerkevenement is alleen toegestaan onder leiding en
verantwoordelijkheid van een vuurwerkprofessional die gebonden is aan wettelijke veiligheidsvoorschriften.
Carbid schieten (motie Van Dam c.s.)
In een aantal regio’s in Nederland is carbidschieten onderdeel van de oud en nieuwtraditie.
Motie van het lid Van Dam (CDA) c.s.26 verzoekt de regering in dat verband te garanderen dat een beperking van vuurwerk
niet ten koste gaat van de huidige praktijk van het carbidschieten. Tijdens het overleg
met uw Kamer heeft de Minister voor Milieu en Wonen aangegeven dat carbid niet onder
de vuurwerkregels valt en daarmee niet wordt geraakt door de nadere inperking van
consumentenvuurwerk. Carbid is geen pyrotechnisch artikel en valt daarmee niet onder
het Vuurwerkbesluit. In de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk is
het toegestane vuurwerk voor Nederland geregeld, hier valt carbid derhalve ook niet
onder. Carbidschieten is in sommige gemeenten toegestaan met de jaarwisseling, onder
de voorwaarden van de Algemene Plaatselijk Verordening (APV). Dat blijft ongewijzigd.
De APV is gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid.
Het is aan de gemeenten om te bepalen of zij het carbid schieten toestaan in hun gemeenten.
Vuurwerkbril als bescherming in de zorg tegen COVID-19
Deze brief wordt verzonden in bijzondere tijden. Het Coronavirus houdt ons allen bezig,
direct of indirect. In deze brief over de jaarwisseling willen we niet onbenoemd laten
dat wij onze waardering uitspreken voor vuurwerkondernemers, vuurwerkimporteurs en
particulieren die zorginstellingen en ziekenhuizen van vuurwerkbrillen (hebben) voorzien.
De vuurwerkbril dient zoals één van de beschermingsmiddelen van medewerkers in de
zorg, die keihard werken voor de gezondheid van ons allen.
Tot slot
We zijn voornemens uw Kamer in mei een aanvullende brief te sturen over onderwerpen
die meer tijd vergen en derhalve niet in deze brief zijn opgenomen. Met deze brief
hopen de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Justitie
en Veiligheid met het treffen van bovengenoemd maatregelen en met het verhelderen
van mogelijkheden, dat de veiligheid komende jaarwisseling zal toenemen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid