Brief regering : Gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren
35 420 Noodpakket banen en economie
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 30 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 mei 2020
De ingrijpende maatregelen die nationaal en internationaal worden genomen om de verspreiding
van COVID-19 in te dammen zorgen voor ongekende economische terugval en trekken ook
een zware wissel op de Nederlandse land- en tuinbouwsector en de visserij- en aquacultuursector.
Hoe langer de crisis aanhoudt, hoe nijpender de financiële situatie voor agrarische
ondernemers en vissers wordt. Het economisch belang van de sectoren reikt verder dan
dat van de primaire producent en heeft betrekking op de hele agri- en foodketen. Het
behoud van economisch sterke en toekomstbestendige ketens is cruciaal voor het behoud
en de verdere ontwikkeling van de Nederlandse kennis en duurzame innovatie. Kennis
en innovatie die wereldwijd verspreid wordt. Met deze brief informeer ik uw Kamer
over de impact van de crisis op de land-, tuinbouw en visserijsectoren en de acties
die het kabinet in dit kader onderneemt rondom de COVID-19-crisis, zoals toegezegd
in het debat op 22 april jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 69, debat over ontwikkelingen
rondom het coronavirus)
Achtergrond
De acute vraaguitval als gevolg van het sluiten van horecagelegenheden, het verbod
op het houden van evenementen en bijeenkomsten en het dringende advies om zoveel mogelijk
thuis te werken hebben ertoe geleid dat delen van de sector die voornamelijk leveren
aan de food servicesector te maken hebben met grote omzetverliezen. Hetzelfde geldt
voor bedrijven die hun export stil zien vallen door soortgelijke of strengere maatregelen
ter bestrijding van COVID-19 op de belangrijkste exportmarkten of door hoge transportkosten
als gevolg van het wegvallen van vrachtvolume in passagierstoestellen of hogere prijzen
voor containers, zoals bij de exporteurs van paprika’s. Bovendien valt deze vraaguitval
voor een aantal sectoren zoals de sierteelt samen met de periode van het jaar waarin
een groot deel van de jaarlijkse omzet gerealiseerd moet worden.
Eén van de elementen die de land- en tuinbouwsector onderscheiden van andere sectoren
is dat deze sector niet de flexibiliteit heeft om de productie snel aan te passen
aan de vraag. De sectoren hebben immers te maken met dieren en planten die doorgroeien
volgens eigen cycli. Teelten of dieren kunnen niet zomaar uitgezet of aangepast worden
als de vraag wegvalt. Als de overheidsmaatregelen ingetrokken worden en de vraag weer
aantrekt hebben teelten en dierlijke productie een lange opstarttijd nodig. Dit betekent
dat naast de doorlopende vaste kosten (w.o. afschrijving, huur, rentelasten, personeelskosten
in vast dienstverband) ook de operationele kosten voor productie doorlopen, ook als
de vraag is uitgevallen. De lagere omzet kan dus niet of nauwelijks worden opgevangen
door het verlagen van de kosten. Bovendien is voor een aantal producten vanwege de
beperkte houdbaarheid geen alternatieve toepassingsmogelijkheid (of bestemming met
waarde) voorhanden en is vernietiging soms het enige alternatief. Ook dit draagt bij
aan substantiële inkomstenderving.
Het is bemoedigend om te zien dat in deze periode van crisis agrarische ondernemers
creatieve initiatieven ontplooien om hun producten dichter bij de consument in hun
regio te brengen en dat meer consumenten de weg ontdekken naar landwinkels in de buurt
om rechtstreeks producten te kopen van de boer. Ook vinden ze nieuwe afzetkanalen
met initiatieven. Toch is dat onvoldoende om de vraaguitval ten gevolge van nationale
en internationale maatregelen op te vangen.
Steunmaatregelen
Nationaal
Generiek
Om de economische gevolgen van de COVID-19-crisis het hoofd te kunnen bieden heeft
het kabinet op 17 maart jl. een pakket noodmaatregelen voor banen en economie aangekondigd1. Van een groot aantal generieke maatregelen kunnen ook de land- en tuinbouwsector
en de visserijsector gebruik maken. Het gaat bijvoorbeeld om de Tegemoetkoming Ondernemers
Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS), die uitgebreid is met een aantal voor de land-
en tuinbouwsector relevante sectoren (multifunctionele landbouw), en de verschillende
fiscale maatregelen, waaronder een tijdelijke uitstel van betaling van de heffing
van de energiebelasting en/of de heffing van Opslag Duurzame Energie (ODE). Daarnaast
staat de Garantstelling Ondernemingskredieten voor Corona-werkkapitaalkredieten ook
open voor grote bedrijven in de primaire land- en tuinbouw en in de visserij en aquacultuur.
Sectorspecifiek
Onderdeel van het pakket noodmaatregelen voor banen en economie is de tijdelijke verruiming
van de regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten met een faciliteit voor kortlopende kredieten (BL-C). De regeling is op
18 maart jl. opengesteld. In mijn brief aan uw Kamer van 15 april jl. heb ik uw Kamer
geïnformeerd over de uitbreiding van de BL-C met MKB-visserij- en aquacultuurkredieten
en de verlaging van de provisiekosten2. Verder is besloten om de maximale looptijd van de BL-C borgstelling te verlengen
van 2 naar 4 jaar en is het LNV-garantieplafond opgehoogd van € 120 naar € 300 miljoen.
Hierdoor kan sectorbreed meer krediet worden verstrekt onder de BL-C garantstelling.
Dit geeft bedrijven en banken ook meer tijd om de financiële klappen van de coronacrisis
te boven te komen. Tot 6 mei 2020 zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO.nl) 40 BL-C aanvragen ingediend en daadwerkelijk verleend3.
Niettegenstaande de hierboven genoemde generieke en sectorspecifieke maatregelen heeft
het kabinet geconstateerd dat de bestaande noodmaatregelen zoals de NOW in specifieke
situaties onvoldoende soelaas bieden. Derhalve heb ik uw Kamer geïnformeerd dat er
een aanvullende tegemoetkoming komt voor de sierteelt, onderdelen van de voedingstuinbouw
en fritesaardappelen en dat hiervoor in totaal € 650 miljoen beschikbaar is4. Bij de uitwerking van de regeling is veelvuldig overleg gevoerd met de betrokken
sectoren via de Crisisorganisatie Corona Tuinbouw5 en de Brancheorganisatie Akkerbouw, om te zorgen dat de regeling aansluit bij de
behoefte.
De regeling is via een spoedprocedure voor goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd.
Zodra de Europese Commissie akkoord is, zal ik uw Kamer hierover informeren. Gedupeerde
ondernemingen en telers kunnen wel vanaf 7 mei 2020 bij RVO.nl alvast hun aanvraag
indienen. Aanvragen worden na goedkeuring van de regeling door de Europese Commissie
en publicatie in de Staatscourant afgehandeld.
Europees
Voorschotbetaling
Zoals eerder deze maand aan uw Kamer op 7 en 17 april jl. per brief gemeld6, vindt het kabinet het derogatievoorstel van de Europese Commissie voor voorschotbetalingen
van het GLB voor de Nederlandse situatie ontoereikend om boeren te helpen om hun liquiditeitsproblemen
tijdig te overbruggen. De vroegst mogelijke datum van uitbetaling van de voorschotten
is 16 oktober 2020 en het maximum percentage aan voorschot bedraagt 70%.
Omdat veel boeren nu liquiditeitsproblemen hebben of mogelijk snel zullen gaan krijgen,
is in overleg met de Europese Commissie gekeken of op grond van de de-minimis-verordening al vanaf 1 juli 2020 een nationale vooruitbetaling van 80% van de directe
inkomenssteun kan plaatsvinden. Dit is zo spoedig als mogelijk nadat de GLB-aanvragen
voor de directe inkomenssteun bij RVO.nl binnen zijn. De Europese Commissie is hiermee
schriftelijk akkoord gegaan.
Met deze betaling wordt in de meeste gevallen de GLB-inkomenssteun vijf maanden nationaal
voorgefinancierd. De betalingen vinden gewoonlijk immers grotendeels in december plaats.
Met de vooruitbetaling is een bedrag gemoeid van ruim € 500 miljoen (80% van de totale
inkomenssteun). Het rentevoordeel voor de boer dat voortvloeit uit deze regeling wordt
verantwoord onder de de-minimis-steunregeling. Dit is toegestaan, indien deze rente en het eventueel voordeel van
andere steun onder de de-minimis per ondernemer niet meer dan € 20.000 bedraagt in een periode van drie jaar. Een
voorschotbetaling van 80% bedraagt een forfait van € 300 per subsidiabele hectare.
De boer zal voor een eerdere uitbetaling een aanvraag moeten indienen bij RVO.nl en
daarbij een zogeheten de-minimis verklaring moeten overleggen, waaruit blijkt dat de boer niet meer dan de genoemde
€ 20.000 aan steun geniet in drie jaar. De openstellingsperiode zal zijn van 18 mei
tot 15 juni 2020.
Boeren die de maximale de-minimis ruimte al hebben gebruikt, wat overigens niet of nauwelijks wordt verwacht, of er
geen gebruik van kunnen maken, zullen in voorkomend geval een beroep kunnen doen op
de tijdelijk verruimde Borgstelling Landbouw (BL-C). Zij kunnen in dat geval terugvallen
op een overbruggingskrediet waar de overheid tot 70% voor garant staat en waarvoor
door de financier een lagere provisie (de helft minder) wordt gerekend dan bij de
reguliere Borgstelling Landbouw.
Tot slot zal RVO.nl in geval van uitstaande vorderingen, deze zoals te doen gebruikelijk
met de betaling verrekenen. Wanneer boeren hierdoor onverhoopt in de problemen komen,
zal RVO.nl kijken of maatwerk mogelijk is door een betalingsregeling aan te bieden.
Inzet instrumenten GMO-verordening
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 31 maart jl. berichtte7, heeft Nederland, net als de andere lidstaten, de Europese Commissie opgeroepen om,
waar nodig, alle instrumenten in te zetten die de Verordening inzake de Gemeenschappelijke
Marktordening (Vo. (EU) 1308/2013, de GMO-verordening) biedt om ernstige marktverstoringen
tegen te gaan. De Europese Commissie is inmiddels aan een deel van de wensen van Nederland
en andere lidstaten tegemoet gekomen.
Naar verwachting wordt steun voor particuliere opslag op 7 mei opengesteld voor vlees
van runderen van 8 maanden en ouder, schapen- en geitenvlees, boter en magere melkpoeder,
en kaas (van zowel koeien- als geitenmelk). Hiermee wordt steun verleend voor de kosten
van het tijdelijk opslaan van deze producten met als doel herstel van het marktevenwicht
waardoor prijsstabilisatie en zelfs mogelijk prijsherstel kan optreden. In totaal
is hiervoor een bedrag beschikbaar van ongeveer € 76 miljoen voor de hele EU. Bij
particuliere opslag worden producten voor een vaste periode van enkele maanden uit
de markt gehaald, maar blijven de producten eigendom van de producent en komen aan
het einde van die periode weer voor hen beschikbaar voor afzet op de markt.
Ten tweede wordt voor boter en magere melkpoeder naast private opslag ook ingezet
op de automatisch vanaf 1 maart jl. openstaande maatregel van publieke interventie.
Bij publieke interventie worden de producten tegen een vaste prijs opgekocht door
de Europese Commissie (de zogenaamde interventieprijs). In Nederland liggen de prijzen
voor magere melkpoeder en boter momenteel nog boven deze interventieprijs, daarom
is er door marktdeelnemers nog geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot publieke
interventie. Ook de mogelijkheid tot publieke interventie draagt bij aan markt- en
prijsstabilisatie.
Ook heeft de Commissie de in de GMO-verordening opgenomen mogelijkheid van het zogenaamde
crisiskartel geactiveerd voor zuivel, aardappelen en een aantal sierteeltproducten.
Deze maatregel maakt het mogelijk dat bij ernstige marktverstoringen het kartelverbod
uit artikel 101, eerste lid van het Verdrag op de Werking van de EU, niet van toepassing
is op overeenkomsten en besluiten van landbouwers, (unies van) verenigingen van landbouwers,
of (unies van) erkende producentenorganisaties, en erkende brancheorganisaties in
de landbouw, mits deze overeenkomsten en besluiten de goede werking van de interne
markt niet ondermijnen en uitsluitend tot doel hebben om de betreffende sector te
stabiliseren. Het gaat hierbij om vrijwillige afspraken. Prijsafspraken en afspraken
over marktverdeling vallen niet onder de maatregel. Deze maatregel geldt voor een
periode van een half jaar (met de mogelijkheid van verlenging met maximaal nog een
half jaar). In hoeverre van deze mogelijkheid in Nederland gebruikt zal worden, valt
te bezien. Voor bepaalde sierteeltproducten kan gezamenlijke productieplanning wenselijk
zijn. Ik heb mij vooral sterk gemaakt voor deze mogelijkheid voor de zuivelsector,
met name vanwege het risico dat door COVID-19 melkverwerkende fabrieken tijdelijk
zouden moeten sluiten en coördinatie binnen de zuivelketen nodig zou kunnen zijn over
de levering en verwerking van de rauwe melk. De nu opgestelde maatregel voor de zuivel
komt maar ten dele hieraan tegemoet: alleen afspraken over beperking van het productievolume
van rauwe melk zijn mogelijk.
Ten vierde zijn de regels ten aanzien van de operationele programma’s van erkende
producentenorganisaties in de groenten en fruit sector op een aantal onderdelen versoepeld
om conformiteitsproblemen voor de producentenorganisaties te voorkomen, en wordt het
daarnaast mogelijk voor producentenorganisaties om meer budget in te zetten voor aanvullende
crisismaatregelen.
Tenslotte heeft de Commissie de regels versoepeld ten aanzien van een aantal controles
in het kader van de diverse GLB-verordeningen, waaronder de GMO-verordening, en daarnaast
ook termijnen waarbinnen bepaalde activiteiten afgerond zouden moeten zijn verschoven.
Hiermee komt de Commissie lidstaten tegemoet die door COVID-19 en maatregelen om deze
pandemie te bestrijden anders in de problemen zouden komen door normaliter geldende
eisen en termijnen.
Ik ben blij met deze maatregelen van de Commissie. Dat neemt niet weg dat ik ook vind
dat het pakket aan maatregelen op EU-niveau nog niet compleet is. Zo ben ik van mening
dat ook voor kalfsvlees (vlees afkomstig van runderen jonger dan 8 maanden) op Europees
niveau maatregelen nodig zijn. Ik vind het belangrijk dat eventuele steunmaatregelen
voor de kalfsvleessector hand in hand gaan met verbetering van het dierenwelzijn.
Ten algemene is het van belang dat de Europese Commissie en de lidstaten de ontwikkelingen
in de verschillende landbouwsectoren nauwgezet monitoren om te kunnen ingrijpen als
in sectoren (ook andere dan de hiervoor genoemde) problemen ontstaan of verergeren.
Het is goed om te beseffen dat het budget van de Europese Commissie voor maatregelen
op grond van de GMO-verordening beperkt is. Desalniettemin ben ik er nog niet van
overtuigd dat inzet van de landbouwcrisisreserve nodig is.
Situatie in de dierlijke sectoren
Situatie en maatregelen sector
De dierlijke sectoren worden in meer of mindere mate getroffen door de gevolgen van
binnenlandse en buitenlandse maatregelen die genomen zijn om de verspreiding van COVID-19
in te dammen. Vraaguitval en de daarmee samenhangende prijsdaling doet zich het sterkst
voor bij de afzet van pluimveevlees (waaronder eendenvlees), zuivel, geitenbokjesvlees,
schapenvlees, kalfsvlees, pluimveevlees, kooieieren en pelzen van nertsen.
Waar mogelijk hebben sectoren zelf maatregelen genomen om het aanbod of de productie
te beperken, of om alternatieve afzetmogelijkheden te zoeken. Zo wordt een deel van
de geitenbokjes nog afgemest en het vlees ingevroren opgeslagen. Desalniettemin zien
steeds meer geitenhouders zich genoodzaakt geitenbokjes op jonge leeftijd te laten
slachten voor petfood.
In de kalversector worden minder kalveren geslacht. Hierdoor blijft het aantal kalveren
per bedrijf gelijk, maar worden dieren wel ouder en groter. Dit zou kunnen leiden
tot dierenwelzijnsproblemen. De sector heeft aangegeven dat dit wordt opgelost door
de zwaarste kalveren te laten slachten zodat de rest voldoende ruimte heeft en problemen
met dierenwelzijn worden voorkomen. De kalversector is zelf verantwoordelijk voor
het voorkómen van dierenwelzijnsproblemen en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) handhaaft indien nodig. Vanwege het gebrek aan kalverplaatsen en liquiditeitsproblemen
is de import van kalveren sinds eind maart afgenomen. In week 16 was het aantal geïmporteerde
kalveren 50% van het aantal in dezelfde week in 2019. De kalversector heeft mij verzekerd
de kalveren uit de Nederlandse melkveehouderij te blijven opzetten.
In de pluimveevleessector heeft een aantal vleeskuikenshouders op vrijwillige basis
besloten om tijdelijk geen nieuwe vleeskuikens op te zetten. De eendensector heeft
besloten om voorlopig geen nieuwe broedeieren in te leggen. Dat betekent dat er geen
eendagskuikens meer uitkomen en worden geplaatst in stallen. Daarnaast wordt een aantal
moederdieren vroegtijdig geslacht. De huidige mestronde op de eendenmesterijen wordt
nog afgerond waarbij de eenden worden geslacht. Daarna zullen de eendenmesterijen
en de slachterij stil komen te liggen. Zolang het vlees niet kan worden afgezet naar
de horeca in Nederland en in de EU, wordt het ingevroren. De eendensector neemt hiermee
een maatregel om de gevolgen van de crisis voor de keten te beperken, zoals ik heb
aangegeven in antwoorden op vragen van de Partij voor de Dieren8. De broedeisector heeft geprobeerd om partijen eendagskuikens die niet konden vertrekken
wegens het uitvallen van vluchten naar bestemmingen in derde landen elders te plaatsen
en heeft besloten om voorlopig geen nieuwe broedeieren uit te broeden voor afzet naar
deze bestemmingen. KLM heeft inmiddels aangekondigd dat zij per 1 mei 2020 de vluchten
naar de een aantal bestemmingen hervat heeft.
Na de aanvankelijk omvangrijke problemen worden de knelpunten in de paardensector
geleidelijk aan minder. In goed overleg met de NVWA begint de exportcertificering
van fok- en renpaarden weer op gang te komen. Knelpunten in de regelgeving voor het
chippen van veulens in het kader van I&R worden opgelost door een tijdelijke verruiming
van de periode waarin dat moet gebeuren tot een leeftijd van 9 maanden.
Zoals ik in antwoord op vragen van de Partij voor de Dieren op 28 april jl.9 heb aangegeven, heb ik geen wettelijke mogelijkheden om, als crisismaatregel, aan
dierlijke sectoren verplichte productiebeperkende maatregelen op te leggen omdat COVID-19
geen besmettelijke dierziekte is. Mededingingsregels staan niet toe dat branche- en
producentenorganisaties hun leden een bindend advies geven over beperking van de productie.
Voor betreft de aangehouden motie van het lid Ouwehand10 over het stilleggen van de import van kalfjes, begrijp ik de zorg over het welzijn
van de kalfjes goed en zal ik hiervoor aandacht vragen bij de Europese Commissie,
door onder andere te pleiten voor vermindering van de transporttijd zoals hiervoor
gemeld. Het is echter niet mogelijk om de import van gezonde dieren uit Europa te
verbieden omdat Europa een interne markt kent. Het is evenmin mogelijk om een invoerverbod
in te stellen op pluimveevlees uit landen als Brazilië, Thailand en Oekraïne om een
overaanbod te voorkomen, zoals het Nederlandse pluimveevleesbedrijfsleven via de Europese
koepelorganisaties aan de Europese Commissie heeft gevraagd (zie ook aangehouden motie
Kamerstuk 25 295, nr. 291 van het lid Ouwehand). Aan het toepassen van vrijwaringsmaatregelen door de Europese
Commissie zijn strikte eisen verbonden. Zo dient bewezen te worden dat er ernstige
schade is die veroorzaakt is door een sterke stijging van de import. Dat lijkt hier
vooralsnog niet aan de orde, maar ik zal hierover navraag doen bij de Europese Commissie.
Uit cijfers van de Europese Commissie over de import van pluimveevlees in de eerste
twee maanden van 2020 blijkt dat de import uit Oekraïne, Brazilië en Thailand respectievelijk
met –32,3%, –13,9 en –20,4% is gedaald. Het effect van nationale maatregelen van landen
op de COVID-19-crisis zijn grotendeels van latere datum en nog niet zichtbaar in deze
cijfers. De Europese Commissie monitort markten en staat klaar indien noodzakelijk
om maatregelen te nemen.
Dierenwelzijn
De zorg voor het welzijn en de gezondheid van de dieren moeten we ook in deze tijden
goed met elkaar regelen. Een mogelijk knelpunt is het transport van dieren binnen
Europa en daarbuiten. Alle Europese landen hebben afgesproken dat de essentiële goederenstromen
ongehinderd door kunnen gaan, daar vallen diertransporten ook onder. Zo zijn bij grensposten
green lanes ingericht voor essentiële transporten. De NVWA houdt daarnaast bij waar problemen
te verwachten zijn, houdt de lijst met beperkende maatregelen up-to-date en maakt
deze openbaar. Bij het goedkeuren van exporten van dieren wordt door de NVWA mede
aan de hand van deze lijst beoordeeld of voldaan kan worden aan de transport- en rusttijden
die gelden volgens de EU wetgeving voor diertransporten.
Een andere zorg is dat door arbeidstekorten bij slachthuizen – waardoor er minder
dieren geslacht zouden kunnen worden – en door een afname van de afzet van dierlijke
producten, stallen overvol raken en het welzijn van dieren in het geding komt. Tot
op heden zijn de slachthuizen in samenspraak met de NVWA en sectoren er goed in geslaagd
om de aangeboden dieren te slachten.
Tevens is er regelmatig overleg met vertegenwoordigers van onder andere dierentuinen,
dierenwelzijnsorganisaties, ondernemers uit de gezelschapsdierenbranche en organisaties
die toezien op proefdierenwelzijn, over de effecten van de genomen maatregelen in
het kader van COVID-19. De zorgen op deze bedrijven rondom uitval van arbeidskrachten
en ziekteverzuim zijn er nog steeds, maar veel organisaties vinden oplossingen voor
deze problemen. Dat is een compliment waard. Een aantal organisaties heeft het financieel
zwaar. Deze organisaties kunnen net als andere dierlijke sectoren gebruik maken van
het generieke noodpakket economie en banen. Dierentuinen en kinderboerderijen willen
graag heropenen en zijn hiervoor de voorbereidingen aan het treffen om dit te kunnen
doen binnen de anderhalve meter samenleving.
Zoönose
Over zoönose en de mogelijke relatie met dieren heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd
via het verslag van de informele Landbouw- en Visserijraad en een overzicht van maatregelen
in de landbouw, tuinbouw en visserij.11, en de bief van 22 april jl. over COVID-19 en mogelijke relatie met dieren. Recentelijk
heeft uw Kamer ook een brief ontvangen over Infectie van nertsen met SARS-CoV-2. COVID-19
wordt veroorzaakt door een besmetting met het virus SARS-CoV-2. De verspreiding gaat
van mens tot mens. Er zijn nu geen aanwijzingen dat dieren een rol spelen in de verspreiding
van het virus onder mensen. Er zijn recent wel bevindingen gerapporteerd dat dieren
besmet kunnen worden met SARS-CoV-2. Het gaat om huisdieren van COVID-19-patiënten,
dieren in wetenschappelijk onderzoek en nertsen. Op en rond de besmette nertsenbedrijven
is onderzoek gestart. Ik informeer uw Kamer spoedig (eind deze week of begin volgende
week) en nauwgezet in een separate brief over de eerste bevindingen van dit onderzoek
op de nertsenbedrijven.
Toezicht door de NVWA
Om de continuïteit van de voedselvoorziening te waarborgen, zijn keuringswerkzaamheden
door de NVWA op slachthuizen in de afgelopen weken doorgegaan. Dit geldt ook voor
keuringen ten behoeve van de import van onder meer voedingsmiddelen. Ook de certificering
van levende dieren en producten voor het EU-handelsverkeer en voor derde landen vindt
zoveel mogelijk doorgang. Deels vindt deze certificering op afstand plaats. Deze ruimte
heeft de Europese Commissie vanaf 31 maart jl. geboden12. Onder het voorbehoud van voldoende beschikbare capaciteit voert de NVWA een aantal
werkzaamheden voor exportcertificering, die niet op afstand kunnen worden gedaan,
waaronder fokrunderen, schapen en geiten, paarden en bijzondere diersoorten (dierentuinen)
inmiddels weer op locatie uit. Voor paarden zijn hiervoor enkele centrale locaties
aangewezen waar de exportcertificering kan plaatsvinden. Voor het kunnen waarborgen
van diergezondheid en dierenwelzijn is bij de genoemde diersoorten certificeren op
afstand niet mogelijk. Uiteraard staat voorop dat het ter plaatse uitvoeren van controles
ter certificering door de medewerkers van de NVWA op een veilige manier moet kunnen
plaatsvinden conform de richtlijnen van het RIVM. Als daarvan op een bedrijf geen
sprake is, zal de NVWA daar (tijdelijk) geen werkzaamheden uitvoeren.
Situatie in de Visserij- en aquacultuursector
De coronacrisis heeft ook een grote impact op de visserij- en aquacultuursector. Op
grond van de recentelijk gewijzigde Verordening voor het Europees Fonds voor Maritieme
Zaken en Visserij (EFMZV) is het mogelijk om aanvullende steunmaatregelen te nemen,
waaronder een regeling de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten (stillegregeling).
Deze verwacht ik op korte termijn, medio mei, open te kunnen stellen.
Verder nemen de Producentenorganisaties voor de garnalenvisserij, en voor de platvis
en kreeftjesvisserij wekelijks aanvoerbeperkende maatregelen. In grote lijnen ligt
de vloot voor de helft van de tijd aan de kant. Op deze wijze wordt marktstabilisatie
nagestreefd. Dit geldt niet voor de grote vriestrawlers op haring, makreel, en dergelijke.
Deze lijken minder (mondiale) vraaguitval te ondervinden of doen hun diepgevroren
producten in de reguliere vriesopslag. Voor wat betreft het startende aalseizoen,
waarvoor nu geen vraag is, en de stagnerende afzet van kweekaal, loopt overleg met
de Europese Commissie naar alternatieve maatregelen.
Arbeidsmarkt
De COVID-19-crisis zorgt voor werkgevers in de land- en tuinbouw voor de nodige uitdagingen
om aan de benodigde arbeiders te komen. Voor de crisis werd veel werk in de Nederlandse
land- en tuinbouw gedaan door arbeidsmigranten van binnen de EU. Het is voor deze
arbeiders niet altijd mogelijk om ongehinderd naar Nederland te komen en weer terug
te reizen door de grote variatie aan maatregelen in de landen waar deze arbeidsmigranten
doorheen reizen. De Europese Commissie heeft lidstaten opgeroepen om toegang te blijven
verlenen aan werknemers die in andere lidstaten werkzaam zijn en monitort op dit moment
hoe lidstaten hiermee omgaan. Nederland heeft al sinds het begin van de crisis dit
punt op de Europese agenda gezet.
Ondanks deze ontwikkelingen slagen werkgevers in de land- en tuinbouw er nog in om
voldoende arbeid in te zetten. Het vaak in de media gesuggereerde beeld van enorme
tekorten aan arbeid in landbouw gaat op dit moment in Nederland niet op. Het is echter
wel noodzakelijk dat werkgevers de arbeidsmigranten goede en veilige arbeidsvoorwaarden
moeten blijven bieden om de benodigde arbeid vast te blijven houden. Recentelijk in
de media getoonde uitwassen zijn uit den boze. Mijn collega van SZW heeft onlangs
een brief naar uw Kamer gestuurd over het opzetten van een aanjaagteam ter bescherming
van arbeidsmigranten.
Vooruitblik 1,5 m samenleving en scenario’s
Protocollen voor 1,5 meter samenleving
Op dit moment onderzoekt het kabinet wat nodig is om de anderhalvemetersamenleving
goed in te richten. Het kabinet heeft alle sectoren opgeroepen te komen met plannen
waarin zij aangeven hoe zij hun activiteiten voort kunnen zetten binnen de geldende
richtlijnen van het RIVM. De sectoren is gevraagd deze plannen te overleggen aan de
departementen die voor hen gewoonlijk als aanspreekpunt gelden. Vanuit het Ministerie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is hierover contact met de stakeholders
en brancheorganisaties. Voor de LNV-sectoren zijn er knelpunten onder meer bij huisvesting
en vervoer van arbeiders, de capaciteit van pluktreintjes, en het laden en lossen
van vee. Een interdepartementale werkgroep bekijkt de aangeleverde protocollen en
geeft advies bijvoorbeeld over conformiteit aan de RIVM-richtlijnen of over het te
doorlopen proces voor totstandkoming (bijvoorbeeld betrokkenheid van werknemers).
Scenario’s en transitie
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in vier scenario’s de economische impact geschetst
van het coronavirus in 2020 en 2021. Alle scenario’s resulteren een recessie, het
BBP krimpt in 2020 met 1,2% tot 7,7%. Het IMF spreekt van een negatieve BBP-groei
van 7,5 procent. Uit de scenariostudies komt naar voren dat de sector landbouw, bosbouw
en visserij op korte termijn bovengemiddeld geraakt wordt door de crisis. Bij een
duur van de contactbeperkende maatregelen van 3 maanden bevinden de schattingen voor
de toegevoegde waarde ontwikkeling zich tussen –2% en –10%. Hierbij is geen rekening
gehouden met de effecten op schakels in de ketens. De Nederlandse landbouw als centrale
sector heeft een grotere impact op het BBP dan de omvang van de primaire productie
alleen zou doen vermoeden.
Om de ingezette transitie naar een meer duurzame land- en tuinbouwsector voort te
kunnen zetten is het belangrijk dat bedrijven kunnen investeren. Het is vooralsnog
onduidelijk hoeveel reserves bedrijven in de sectoren hebben om de nadelige gevolgen
van corona te overbruggen, ook omdat het onzeker is hoe lang deze crisis nog zal voortduren.
Het is op dit moment uiteraard ook nog onduidelijk wat de lange termijn gevolgen van
de crisis zijn voor private investeringen in de verduurzaming van de sector. Ik laat
hiernaar door mijn ministerie onderzoek doen, mede in het kader van de aanpak duurzame
agrofinanciering
Daarnaast zal deze coronacrisis ook lange termijn effecten hebben, wat een grote impact
kan hebben op de land- en tuinbouw. Hierover wordt binnen het Ministerie van LNV al
over nagedacht en ik wil hier graag te zijner tijd ook met uw Kamer gedachten over
uitwisselen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit