Brief regering : Steun individuele bedrijven
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 36
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 mei 2020
De maatregelen die getroffen worden om het COVID-19 virus in te dammen, hebben een
enorme impact op veel bedrijven. Veel in de kern gezonde ondernemingen komen zonder
overheidssteun in problemen. Om bedrijven hierin tegemoet te komen, heeft het kabinet
al een groot aantal generieke maatregelen genomen in het Noodpakket voor banen en
economie, zoals de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW),
de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) en diverse regelingen
tot uitstel van belastingen en beschikbaar stellen van kredieten (Kamerstuk 35 420, nr. 2). Zonder twijfel komen er ondanks deze maatregelen toch bedrijven in de problemen.
In uitzonderlijke gevallen, waar het publiek belang de directe ondernemingsbelangen
overstijgt, zal het Rijk aanvullend moeten inspringen om dit publiek belang veilig
te stellen. Het kan hier gaan om grote ondernemingen die een cruciale positie in ecosystemen
bekleden, een omvangrijke bijdrage aan maatschappelijke uitdagingen en/of beleidsdoelen
leveren of zeer substantiële (regionale) werkgelegenheidseffecten met zich meebrengen.
Met deze brief en het meegezonden afwegingskader bij bedrijfsspecifieke steunverlening1 wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitgangspunten bij het wel of niet verlenen van
steun. Dit biedt een handvat voor afwegingen en keuzes die het kabinet hieromtrent
zal maken bij steun aan individuele bedrijven die van vitaal belang zijn voor Nederland.
De Tweede Kamer heeft met de motie van het lid Nijboer (Kamerstuk 35 413, nr. 4) het kabinet verzocht haar te informeren over de voorwaarden waaronder bedrijven
in moeilijkheden verdergaand kunnen worden geholpen. Deze brief gaat ook in op deze
voorwaarden.
Een algemeen handvat zal nooit recht kunnen doen aan individuele situaties. Er bestaat
geen sluitend recept of complete checklist voor het handelen van het Rijk in dergelijke
gevallen. Beoogd wordt met dit afwegingskader een denkwijze neer te leggen op basis
waarvan steeds weer maatwerk te leveren. Van geval tot geval zal bekeken worden welke
handvatten relevant en toepasbaar zijn en welke niet. Het afwegingskader is kortom
een eerste stap in de aanloop naar eventuele besluitvorming omtrent steunverlening.
Aan het afwegingskader kunnen als zodanig geen verwachtingen, aanspraken of rechten
door derden worden ontleend.
Uitgangspunten bij eventuele individuele steun
Voorop staat dat elke onderneming in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is en
blijft voor de strategie en het beleid van de onderneming, de bedrijfsvoering en de
continuïteit daarvan. Normaal gesproken grijpt de overheid daarom niet in bij individuele
bedrijven als sprake is van financiële problemen en mogelijk zelfs een (dreigend)
faillissement. Tegelijkertijd spant het kabinet zich in om te voorkomen dat in de
kern gezonde ondernemingen door een combinatie van aanbodrestricties en plotselinge
vraaguitval als gevolg van deze crisis onnodig omvallen.
Mogelijke overheidssteun op bedrijfsniveau kan in enkele gevallen een noodzakelijk
laatste redmiddel zijn om een bedrijf vanuit maatschappelijk en economisch belang
te redden. Steun ziet primair op de continuïteit van de onderneming en de bijhorende
werkgelegenheid. Ingrijpen is echter geen garantie dat alle banen behouden blijven.
In sommige gevallen is volledig banenbehoud omwille van de continuïteit en levensvatbaarheid
van de onderneming niet mogelijk. Steun ziet nadrukkelijk niet op het beschermen van
de belangen van afzonderlijke aandeelhouders.
Afwegingen bij steun aan individuele bedrijven
Indien de genoemde generieke maatregelen onvoldoende soelaas bieden, dan hanteert
de overheid bij het nemen van een beslissing om wel of niet steun te verlenen aan
een individueel bedrijf, strenge criteria. Zo dient zo’n bedrijf zowel in de kern
gezond als van strategisch economisch of maatschappelijk belang te worden geacht.
Het belang van steun aan een individuele onderneming moet steeds worden afgewogen
tegen de risico’s en kosten voor de overheid en het belang van de samenleving als
geheel. Het gaat immers om gemeenschapsgeld. Daar moeten we uiterst zorgvuldig mee
omgaan.
Bij overheidssteun aan een individueel bedrijf dienen idealiter zoveel als mogelijk
opties voor lastendeling te zijn verkend en uitgeput: stakeholders dienen systematisch
in beeld te worden gebracht en zoveel mogelijk bij te dragen aan de oplossing van
de problematiek. Denk hierbij onder meer aan eigen- en vreemd vermogensverschaffers,
leveranciers, (top)management en verhuurders. Deze stakeholders hebben de verantwoordelijkheid
hun bijdrage te leveren en mee te delen in de risico’s. Het volledig afwentelen van
de risico’s op de overheid past niet bij het behoedzaam omspringen met publieke middelen.
De keuze voor het type instrument wordt vervolgens gemaakt op basis van de beoordeling
of er sprake is van een liquiditeits- of solvabiliteitsprobleem, welke en de wijze
waarop stakeholders kunnen delen in de risico’s, de weging van het publieke belang
en de risico’s en kosten voor de belastingbetaler. Ook zal bij de instrumentkeuze
het potentieel voor de overheid om mee te delen in de voordelen van mogelijk (toekomstig)
herstel worden meegewogen. Tot slot is overheidssteun aan individuele bedrijven altijd
tijdelijk van aard. Dit vereiste vloeit bijvoorbeeld ook voort uit de tijdelijke kaderregeling
van de Europese Commissie voor de beoordeling van steun in verband met de COVID-19
crisis.
Aanvullende voorwaarden bij steunverlening
Op het moment dat de overheid besluit steun te verlenen aan een individueel bedrijf,
kunnen hier dan ook altijd voorwaarden aan gesteld worden. Bij overheidssteun zal
wederkerigheid worden verwacht van het bedrijf dat gesteund wordt. Hierbij zal het
bijvoorbeeld gaan om voorwaarden die voorkomen dat de steun wordt aangewend voor andere
doeleinden dan het behoud van de economische activiteiten van de onderneming en zoveel
mogelijk van de bijhorende werkgelegenheid. Deze bijzondere steunverlening verdraagt
zich in de regel niet met het uitkeren van dividenden, het betalen van bonussen, het
inkopen van eigen aandelen en/of ruime ontslagvergoedingen voor leden van de Raad
van Bestuur.
Bovendien zal van bedrijven expliciet verwacht worden zich te houden aan het kabinetsbeleid
en te voegen naar het in Nederland gangbare Rijnlandse model, waarin langetermijnwaardecreatie
centraal staat en belangen van betrokkenen bij de onderneming worden meegewogen. Het
kabinet gaat er van uit dat dit in de regel geen aanvullende eisen behoeft bovenop
de bestaande richtlijnen.
Echter, indien nodig kunnen aanvullende voorwaarden gesteld worden. Het geheel vergt
precisie en maatwerk en zal per geval, met oog voor het soort en de grootte van de
onderneming, bekeken moeten worden. Uitgangspunt is hierbij wel dat gelijke gevallen
zo gelijk mogelijk worden behandeld, de aanvullende voorwaarden controleerbaar en
uitvoerbaar zijn, vooraf duidelijk zijn afgebakend en niet onnodig diep ingrijpen
in de bedrijfsvoering.
Dit zijn bijzondere tijden die om bijzondere oplossingen vragen. In uitzonderlijke
situaties kan het noodzakelijk zijn om buiten de generieke maatregelen bedrijfsspecifieke
steun te verlenen langs de in deze brief geschetste lijn.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën