Brief regering : Continuïteit van het bedrijf Royal IHC (IHC)
35 300 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2020
Nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE STAATSSECRETARIS VAN
FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 april 2020
Door middel van deze brief willen wij uw Kamer, mede namens de Minister van Financiën,
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat, graag informeren over de bijdrage van de Staat aan
de continuïteit van het bedrijf Royal IHC (vanaf nu: IHC).
Vanwege bedrijfsgevoeligheid van de informatie kunnen wij niet op alle financiële
details, voor zover deze andere partijen dan de Staat raken, ingaan. Indien gewenst
kunnen wij voor uw Kamer nog vertrouwelijk een nadere technische briefing verzorgen.
Achtergrond
De maritieme sector speelt een belangrijke rol in de Nederlandse innovatieve maakindustrie
en wereldwijd staat Nederland bekend om de expertise en ervaring op dit gebied. Nederland
onderscheidt zich door innovatie, vooruitstrevende technologie, duurzaamheid en kwaliteit.
De sector levert een bijdrage aan het internationale verdienvermogen van Nederland
en bestaat uit een divers cluster van bedrijvigheid, waaronder scheepsbouwers, aannemers,
baggeraars, ingenieurs en bruggenbouwers. De mondiale concurrentie is groot en de
marktomstandigheden volatiel waardoor de sector het niet altijd makkelijk heeft.
IHC is van oudsher een grote speler in deze sector en levert schepen, apparatuur en
diensten aan bedrijven uit binnen- en buitenland in de maritieme sector. IHC is in
meerdere marktsegmenten toonaangevend op basis van hoogwaardige technologie en expertise
en is daarmee van grote betekenis voor het gehele maritieme cluster. Bij IHC werken
ongeveer 3.000 mensen en het bedrijf maakt gebruik van veel toeleveranciers, waar
– met name in het mkb – ook enkele duizenden banen mede afhankelijk zijn van IHC.
Het voortbestaan van IHC kwam in de afgelopen periode echter in het geding. Voorname
factoren die hierbij een rol speelden waren opgelopen schulden en grote verliezen
op enkele omvangrijke schepen die op maat voor klanten worden gemaakt.
Reden overheidsinterventie
Ingrijpen was derhalve noodzakelijk en het kabinet heeft binnen strikte randvoorwaarden
een maximale inspanning geleverd om de continuïteit van IHC te helpen waarborgen.
Een combinatie van redenen ligt ten grondslag aan deze inspanning. In de eerste plaats
speelt IHC een strategische en innovatieve rol in de maritieme sector en het wegvallen
zou de robuustheid van de gehele sector ondermijnen en grote gevolgen hebben voor
de internationale concurrentiepositie van de maritieme maakindustrie. Ten tweede zou
er veel werkgelegenheid verloren gaan in een tijd waarin het kabinet alles op alles
zet om de economie draaiende te houden en banenverlies te minimaliseren. Ten slotte
is de Staat zelf een grote crediteur van IHC, voor een bedrag van circa € 395 miljoen,
uit hoofde van de exportkredietverzekering (artikel 5 van de Financiënbegroting).
Daarom nam de Staat het initiatief om op een zorgvuldige wijze met de overige financiers
van IHC te werken aan een oplossing en om tegelijkertijd de verliezen op de uitstaande
bedragen zo veel mogelijk te minimaliseren. Het is een complex proces geweest onder
grote tijdsdruk met veel betrokkenen, grote belangen en veel werkgelegenheid op het
spel.
Randvoorwaarden
De interventie van de Staat is puur gericht op het borgen van de continuïteit van
de onderneming en de directe en indirecte hoogwaardige werkgelegenheid, en niet op
het beschermen van de belangen van afzonderlijke stakeholders. Daarom heeft het kabinet
een aantal randvoorwaarden aan deze steun gesteld. Ten eerste, de private partijen
die bij IHC betrokken zijn, dienen een vergelijkbare inspanning te verrichten als
de Staat. Bovendien moet het bedrijf, na herstructurering van de schuld, levensvatbaar
zijn, bevestigd door externe deskundigen. Er moeten voorts maatregelen worden genomen
om de governance van IHC te versterken om te voorkomen dat er in de toekomst wederom
grote verliezen op megaprojecten worden geleden. Zittende bestuursleden en aandeelhouders
mogen verder geen voordeel behalen uit de overheidsinterventie. Ten slotte vindt het
kabinet het belangrijk dat nieuwe financiers aan boord komen om de balans te versterken
en het draagvlak te vergroten. Aan al deze voorwaarden is momenteel voldaan. Er zal
een nieuw management komen en de nieuwe financiers zullen vanaf dag één betrokken
zijn bij het vormgeven van een nieuwe strategie waarmee IHC terugkeert naar zijn sterke
basis. De adviseur die Atradius DSB voor de Nederlandse staat heeft ingehuurd, heeft
deze strategie gevalideerd. De Staat heeft voorts een zetel in de Raad van Commissarissen
bedongen, alsmede in de stichting waarin de aandelen van IHC worden ondergebracht.
De huidige CEO vertrekt zonder transitievergoeding en er worden dit jaar geen bonussen
en geen dividend uitgekeerd.
Bijdrage Staat
De Staat is met de exportkredietverzekering bij IHC betrokken in verband met het afdekken
van risico’s die samenhangen met de financiering van de bouw en met de levering van
schepen. De verzekerden, in de regel banken, betalen hiervoor een kostendekkende verzekeringspremie
aan de Staat. Dit is een rol die de exportkredietverzekering veelvuldig speelt in
de maritieme sector omdat veel exporttransacties anders niet tot stand zouden komen.
Zoals hiervoor vermeld lijdt IHC grote verliezen op enkele grote schepen die op maat
voor klanten worden gemaakt. De continuïteit van IHC kan alleen zeker worden gesteld
als de schepen worden afgebouwd en worden geleverd aan de klanten van IHC. Pas dan
kan IHC weer vooruitkijken met een ander business model. Hoe hoog de verliezen oplopen,
en daarmee de schade voor de exportkredietverzekering, hangt onder andere af van het
moment dat de schepen uiteindelijk geleverd kunnen worden in relatie tot het contract
en van de uiteindelijke verkoopprijs die IHC ontvangt.
De bijdrage die de Staat levert aan de huidige interventie ten behoeve van de continuïteit
van IHC, bestaat verschillende elementen. Allereerst wordt onder de exportkredietverzekering
een voorlopige schade uitgekeerd van maximaal € 167 miljoen op schepen die nu in aanbouw
zijn. Hiervan kan € 67 miljoen op termijn worden gerecupereerd. In het meest ongunstige
scenario lijdt de Staat daarmee een definitief verlies op deze interventie van € 100
miljoen. Echter, mocht de afbouw en levering van de schepen verder relatief voorspoedig
verlopen dan zal het definitieve verlies in het meest gunstige scenario € 36 miljoen
bedragen. Bij een faillissement was de definitieve schade voor de Staat waarschijnlijk
nagenoeg het gehele uitstaande bedrag van € 395 miljoen geweest. In die zin is de
bijdrage voor de Staat daarmee per saldo schadebeperkend. Dit blijft voor de Staat
een aandachtspunt. Mocht in de toekomst blijken dat gevolgen van gebeurtenissen uit
het verleden noodzaken tot het treffen van nieuwe schadebeperkende maatregelen, dan
kan de Staat, voor zover deze gevolgen mede samenhangen met overheidsoptreden, aanvullende
voorzieningen treffen.
Onder de exportkredietverzekering zal daarnaast nog € 30 miljoen additioneel aan garanties
in dekking worden genomen met een eigen risico voor de verzekerden van 20% (totale
dekking komt daarmee op € 24 miljoen) om IHC in staat te stellen een van de schepen
in aanbouw ordentelijk op te leveren. De kans dat deze garantie uiteindelijk ingeroepen
hoeft te worden, wordt beperkt geacht.
De effecten op de ramingen van artikel 5 van de Financiënbegroting worden verwerkt
bij Ontwerpbegroting 2021. Voor het definitieve verlies op deze interventie zal de
voor de exportkredietverzekering ingerichte begrotingsreserve worden aangesproken.
Ten overvloede, IHC kan van de exportkredietverzekering gebruik blijven maken voor
nieuwe opdrachten waarmee de uitstaande bedragen in de komende tijd naar verwachting
significant zullen toenemen. Voor de goede orde wordt in dit kader vermeld dat het
bestaande beleid, ook op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen en
«compliance» onverkort van toepassing blijft.
Naast deze bijdrage vanuit een herstructurering van de exportkredietverzekering zal
krediet van de banken voor in totaal € 140 miljoen voor 50% gegarandeerd worden door
de Staat via de GO-faciliteit van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
(EZK). Ten slotte zal het Ministerie van EZK een overbruggingskrediet verstrekken
van € 40 miljoen om perspectief te bieden voor de continuïteit van IHC. Het overbruggingskrediet
loopt af zodra IHC het schip waarop de Staat de genoemde € 30 miljoen aan additionele
garanties heeft afgegeven volledig heeft opgeleverd, waarna de nieuwe financiers de
positie van de Staat zullen overnemen. De verwachting is dat dit later dit jaar of
begin volgend jaar gebeurt. Bij aflossing van de lening zal de Staat als vergoeding
voor het ter beschikking stellen van het overbruggingskrediet € 5 miljoen ontvangen
van IHC. Uw Kamer krijgt via een suppletoire begroting van het Ministerie van EZK
de begrotingsmutatie voorgelegd voor het overbruggingskrediet (Kamerstuk 35 451). Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de
begrotingswet heeft geautoriseerd. Aangezien uitstel van uitvoering van deze spoedeisende
maatregel die in het belang van de Staat is, niet kan wachten tot formele autorisatie
van beide Kamers der Staten-Generaal, zal het kabinet de uitvoering van de maatregel
starten. Hiermee wordt gehandeld conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet
2016.
Afsluitend
Met dit pakket heeft de Staat het maximale gedaan om IHC een stevige basis te geven
voor de toekomst. De bijdrage van de Staat is proportioneel, mede in het licht van
de reeds uitstaande schuld, en de lasten van de herstructurering zijn gelijkwaardig
verdeeld over alle partijen. Dit wil niet zeggen dat alle risico’s zijn weggenomen,
ook doordat de impact van de coronacrisis op de mondiale economie veel onzekerheden
met zich meebrengt. De bijdrage van de rijksoverheid voldoet aan de geldende Europese
staatssteunregels. Het blijven ook voor IHC onzekere tijden. Enig banenverlies is
waarschijnlijk helaas niet te vermijden en de nieuw op te richten governance-structuur
moet zich nog gaan bewijzen. De financiële fundamenten zijn echter versterkt waardoor
IHC weer met goed perspectief naar de toekomst kan kijken.
Hoewel deze casus hier los van staat, kan het gezien de grote impact van het COVID-19-virus
op de economie voorkomen dat ook andere bedrijven, ondanks het uitgebreide noodpakket
voor banen en economie, de overheid verzoeken om steun te verlenen. Uw Kamer wordt
op korte termijn geïnformeerd over de uitgangspunten en voorwaarden van het kabinet
bij al dan niet verlenen van deze steun.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën