Brief regering : Beleidsreactie slachtoffermonitor seksueel geweld tegen kinderen 2017-2018
31 015 Kindermishandeling
Nr. 192 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2020
Seksueel geweld tegen kinderen mag nooit gebeuren. Elk kind heeft recht op een veilige
ontwikkeling. Seksueel geweld zorgt voor fysieke en psychologische problemen. Een
opgelopen trauma wordt vaak een leven lang meegedragen. Bij minderjarigen kan het
later in het leven tot problemen leiden in de overgang naar volwassenheid, in werk,
ouderschap en het aangaan van andere relaties. Ik vind het daarom een goede zaak dat
de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (hierna: NR)
de aandacht richt op de aard en omvang van seksueel geweld tegen kinderen.
Hierbij bied ik uw kamer, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, de slachtoffermonitor
aan1 en de beleidsreactie hierop. Hiermee kom ik tevens tegemoet aan het verzoek van uw
kamer in de commissiebrief d.d. 10 december 2019 en 15 januari 2020 waarin u om de
beleidsreactie verzoekt.
Allereerst ga ik in algemene zin in op de monitor. Daarna volgt een reactie op de
vier afzonderlijk aanbevelingen van de NR.
Algemene reactie
Seksueel geweld heeft een enorme impact op het leven van een kind. Ieder kind zou
veilig moeten zijn, maar nog te vaak komt het voor dat kinderen te maken hebben met
seksueel geweld en dat is onacceptabel. Het kabinet neemt daarom verschillende maatregelen
om seksueel geweld tegen kinderen tegen te gaan en deze kinderen te helpen en te beschermen
als zij misbruikt zijn. Verschillende ministeries houden zich bezig met de aanpak
van seksueel geweld. De ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Justitie
en Veiligheid (JenV) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) houden zich in gezamenlijkheid
bezig met de aanpak van seksueel geweld, waarbij OCW vooral ingezet op het weerbaar
maken van leerlingen en op de preventie van gendergerelateerd geweld. Daarnaast richt
het Programma «Geweld hoort nergens thuis», in opdracht van de ministeries van VWS
en JenV en de VNG, zich op het eerder en beter in beeld krijgen van huiselijk geweld
en kindermishandeling en het duurzaam oplossen daarvan.
Hieronder staat een aantal maatregelen en ontwikkelingen die bijdragen aan het signaleren
en aanpakken van seksueel geweld:
• De Minister voor Rechtsbescherming en ik hebben twee jaar geleden slachtoffers van
seksueel geweld als specifieke doelgroep in het programma «Geweld hoort nergens thuis»
opgenomen. Seksueel geweld bij kinderen is heel moeilijk te signaleren en daarom onderzoeken
we hoe we professionals in de zorg en bij Veilig Thuis organisaties beter kunnen toerusten
om seksueel geweld te herkennen, waarbij ook het signaleren en de risico’s die online
spelen kunnen worden meegenomen. Dit is onderdeel van het onderzoeksprogramma van
«Geweld hoort nergens thuis.» Een van de onderzoekslijnen hierin is «Onderzoek naar
goede aanpakken voor (vroeg)signalering)».2 De resultaten uit deze onderzoekslijn verschijnen naar verwachting in 2022.
• Sinds 1 januari 2019 is de verbeterde meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
van kracht. Het opmerken van signalen van seksueel geweld door professionals hoort
bij hun beroepsmatig handelen. Aan het handelen op basis van die signalen, gaat een
zorgvuldige afweging vooraf. De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling geeft
met een stappenplan, inclusief een afwegingskader van de eigen beroepsgroep, houvast
aan de professionals om hen adequaat toe te rusten voor deze taak. Bij acuut of structureel
huiselijk geweld en kindermishandeling (waaronder seksueel geweld) wordt gemeld bij
Veilig Thuis. Een goede samenwerking tussen de hulpverlening en de strafrechtspleging
is vervolgens cruciaal. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de verbeterde meldcode.
De ministeries van VWS en JenV blijven zich via het programma Geweld hoort nergens
thuis inspannen om de verbeterde meldcode onder de aandacht te brengen en het gebruik
ervan te bevorderen door onder andere het continueren van de zogenaamde meldcodetour
in 2020 voor professionals uit diverse sectoren (zorg, justitie, politie, onderwijs,
kinderopvang). Doel is om de bekendheid en het toepassen van de verbeterde meldcode
bij professionals te vergroten en de samenwerking tussen professionals uit de verschillende
beroepsgroepen te verbeteren.
• In de acute fase (maximaal zeven dagen) na seksueel geweld kunnen slachtoffers terecht
bij de Centra Seksueel Geweld (CSG). Hier wordt multidisciplinaire zorg geboden. Voor
de meest kwetsbare kinderen (tot 12 jaar en deels tussen de 13 en 15 jaar) worden
forensisch medische onderzoeken verricht door gespecialiseerde forensische artsen
van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De Minister voor Rechtsbescherming
en ik zijn aan het verkennen, met onder andere het NFI en de GGD, hoe de kwaliteit
van deze onderzoeken ook voor andere minderjarige kinderen verbeterd kan worden. Specialisatie
en concentratie zijn hier mogelijke instrumenten voor. Ook kinderen die slachtoffer
zijn van seksueel geweld en die niet via het CSG-hulp vragen, kunnen doorverwezen
worden naar traumabehandeling.
• In november 2019 is de landelijke campagne «wat kan mij helpen» gelanceerd door de
Minister voor Rechtsbescherming. Deze zal de komende drie jaar lopen en met deze campagne
hopen we slachtoffers van seksueel geweld te stimuleren om zo snel mogelijk hulp te
zoeken. In de campagne wordt specifiek aandacht besteed aan minderjarigen van 14–18
jaar. Op scholen in heel Nederland (230 scholen) zijn posters opgehangen en op social
media zijn posts geplaatst.
• In de zomer van 2020 start onderzoek naar de effecten van de aanbevelingen van de
commissies die onderzoek deden naar seksueel geweld (Samson, Deetman, De Vries en
De Winter) naar aanleiding van de motie van het lid Van Nispen.3 Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de NR. Daarnaast bericht de Minister van Justitie
en Veiligheid uw Kamer periodiek over zijn integrale aanpak online seksueel kindermisbruik,
bestaande uit publiek-private acties, waarbij ook aandacht is voor preventie van dader-
en slachtofferschap.4
• In het primair en voortgezet onderwijs moeten scholen, op basis van de kerndoelen
(curriculum), aandacht besteden aan respectvol omgaan met seksualiteit en seksuele
diversiteit. Hieronder valt ook het seksueel weerbaar maken van leerlingen. Dit kan
zowel uiting krijgen in lessen voor leerlingen als in trainingen voor docenten en
vertrouwenspersonen. Aan dat laatste punt werkt Stichting School en Veiligheid (SSV),
als onderdeel van het beleid voor sociale veiligheid dat scholen hebben. Ook biedt
SSV trainingen aan om onderwijzend personeel toe te rusten bij het signaleren van
kindermishandeling («het niet pluis gevoel»). De Beweging tegen Kindermishandeling
(BtK), een samenwerkingsverband van verschillende onderwijs- en ouderorganisaties
ondersteund door OCW, heeft tot doel de signalering en aanpak van kindermishandeling
vanuit het onderwijs, de kinderopvang en peuterspeelzalen te verbeteren en speelt
een rol bij de implementatie van de verbeterde meldcode in de praktijk. De Btk houdt
zich in 2020 daarom onder andere bezig met het ontwikkelen van een veldnorm.
• Een aanzienlijk deel van seksueel geweld tegen kinderen wordt gepleegd door een leeftijdsgenoot,
zo constateert de NR. OCW financiert de alliantie «Act4Respect». De Alliantie Act4Respect
van Rutgers en Atria werkt voor én met jongeren, jongvolwassenen en professionals
in beleid en praktijk aan de preventie van gendergerelateerd geweld. De aanpak van
seksueel geweld is hier een belangrijk onderdeel van. Eind 2019 heeft de alliantie
een campagne5 gelanceerd. Hierin worden jongeren aangesproken in hun mogelijke rol als slachtoffer,
pleger of dader of omstander. Daarbij worden ouders en professionals wordt ook gevraagd
om mee te werken aan een toekomst zonder geweld.
• OCW heeft in 2019 de samenwerking gezocht met een aantal gemeenten om de veiligheid
van vrouwen en meisjes in de publieke ruimte te verbeteren. Onder de naam Veilige
Steden werken momenteel 11 gemeenten aan de aanpak van grensoverschrijdend gedrag
en seksueel geweld op straat en in het uitgaansleven. Jongeren zijn daarbij een belangrijke
doelgroep.
Reactie op de aanbevelingen
De rapporteur doet vier concrete aanbevelingen waarop ik hieronder reageer:
Breng in kaart wat er gebeurt in de aanpak van seksueel geweld tegen kinderen en zorg
voor coördinatie van die aanpak
Er is veel aandacht voor de problematiek van seksueel geweld tegen kinderen en vanuit
de ministeries lopen er allerlei initiatieven – vaak samen met allerlei partners –
op diverse terreinen van seksuele gezondheid tot en met de aanpak van seksueel geweld.
Deze initiatieven zijn hierboven vermeld. Met inachtneming van de verschillende verantwoordelijkheden
en de diverse kaders, ga ik met de andere betrokken departementen nagaan of er manieren
zijn om de coördinatie en samenhang tussen de verschillende activiteiten te verbeteren.
De gesprekken hierover zijn inmiddels gestart. Dit moet eraan bijdragen dat minder
kinderen slachtoffer worden van seksueel misbruik en dat minderjarige slachtoffers
eerder in beeld zijn en beter geholpen kunnen worden.
Realiseer een gecoördineerde aanpak van seksueel geweld tegen kinderen op regionaal
niveau en zorg voor monitoring hiervan
Slachtoffers van seksueel geweld zijn als specifieke doelgroep opgenomen in het programma
«Geweld hoort nergens thuis» dat vooral de aanpak in de regio’s versterkt. Deze aanbeveling
is besproken met de opdrachtgevers van het programma. Er is afgesproken dat er met
één of meer regio’s – die de aanpak van deze problematiek verder willen versterken
– wordt samengewerkt om een meer integrale aanpak op seksueel geweld te ontwerpen
Dit gebeurt in samenwerking tussen de ministeries van JenV, VWS, de VNG en de NR zelf.
Als een succesvolle aanpak wordt behaald, kan deze dienen als lichtend voorbeeld voor
anderen.
Verken de mogelijkheden om de prevalentie van seksueel geweld onder kinderen jonger
dan twaalf jaar in kaart te brengen
In 2019 is in opdracht van het Ministerie van VWS en het Ministerie van JenV het prevalentieonderzoek
huiselijk geweld en kindermishandeling afgerond. Het onderzoek naar de prevalentie
van kindermishandeling zag op de leeftijdscategorie kinderen van 0 t/m 17 jaar, waarin
ook seksueel geweld is onderzocht. Dit is eerder in 2010 en 2005 gedaan. De schatting
uit dit onderzoek is dat jaarlijks ongeveer 2.500 kinderen slachtoffer zijn van seksueel
misbruik. Ten opzichte van andere vormen van mishandeling komt dit het minst voor.
Het onderzoek is gebaseerd op schattingen van professionals in de sectoren, kinderopvang,
onderwijs, verzorging en verpleging, jeugdhulp, zorg en justitie. Dit onderzoek is
gericht op kinderen van 0 t/m 17 jaar. Ook is in 2017 onderzoek naar kindermishandeling
onder scholieren uitgevoerd. Daarnaast voert Rutgers in opdracht van het Ministerie
van VWS het onderzoek Seks onder je 25e uit. Daarnaast start in 2020 een periodieke tweejaarlijkse prevalentiemonitor huiselijk
en seksueel geweld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), in opdracht
van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum, op verzoek van de ministeries
van JenV en VWS. De monitor vindt plaats onder de Nederlandse bevolking vanaf 16 jaar.
Deze prevalentiemonitor is opgestart naar aanleiding van
de beleidsreactie op bovengenoemd prevalentieonderzoek6 en naar aanleiding van de motie van het lid Van Nispen.7 Onderzoek onder heel jonge kinderen is moeilijk uit te voeren. Daarom heeft de onderzoekscommissie
«Geweld hoort nergens thuis» recent geadviseerd over de opzet van het prevalentieonderzoek
kindermishandeling, waarbij ook is gevraagd om daarbij bovenstaande aanbeveling van
de NR te betrekken.
Onderzoek de effectiviteit van de tenuitvoerlegging van kinderbeschermingsmaatregelen
in zaken van seksueel geweld tegen kinderen
Uit data van het CBS komt naar voren dat in 15% van de gevallen na oplegging van een
ondertoezichtstelling door de kinderrechter na een half jaar nog geen jeugdhulp tot
stand is gekomen. De NR verwijst in dit verband naar knelpunten met betrekking tot
wachtlijsten in de jeugdbeschermingsketen en het vaak niet beschikbaarheid zijn van
specialistische jeugdhulp. De NR beveelt daarom aan om onderzoek te doen naar de effectiviteit
van de tenuitvoerlegging van kinderbeschermingsmaatregelen in zaken van seksueel geweld
tegen kinderen en de inzet van passende hulp.
Kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel betreffen de meest kwetsbare groep van
kinderen. Het is daarom van groot belang dat deze kinderen de voor hen noodzakelijke
jeugdhulp ontvangen. Ik weet dat het nog niet altijd even goed lukt om tijdig noodzakelijke
en passende jeugdhulp in te zetten, vanwege onder meer wachtlijsten in de hele jeugdhulp-
en jeugdbeschermingsketen. De Inspecties voor Gezondheidszorg en Jeugd en Justitie
en Veiligheid hebben dit eerder ook geconstateerd in hun eind vorig jaar uitgebrachte
rapportage «Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd» en het gelijktijdig uitgebrachte
signalement «Jeugdbeschermingsketen in gevaar». Dit probleem raakt alle kinderen in
de jeugdbescherming, waaronder ook kinderen die slachtoffer zijn geworden van seksueel
geweld. Het is dan ook noodzakelijk dat hierop ten behoeve van alle kinderen in de
jeugdbescherming actie wordt ondernomen. Daarom is al op zes plekken in het land gestart
met pilots om de jeugdbeschermingsketen effectiever te maken. In deze pilots werken
de organisaties uit de jeugdbeschermingsketen onder regie van de gemeente aan een
snellere, effectievere en eenvoudigere jeugdbescherming, door het wegnemen van overlap
in taken, door meer parallel in plaats van volgtijdelijk te werken en door gezamenlijk
aan triage te doen. Doel daarbij is te komen tot een nieuwe werkwijze waarin uitsluitend
die elementen zitten die nodig zijn om een gezin weer veilig te krijgen. De pilots
worden gemonitord en de inzichten uit de pilots worden in beeld gebracht in een evaluatieonderzoek,
dat ook aan uw Kamer zal worden toegestuurd.
Dit voorjaar hebben de Minister voor Rechtsbescherming en ik u geïnformeerd over de
voorgestelde verbeteringen in de organisatie van de jeugdhulp, jeugdbescherming en
jeugdreclassering8. Voor een effectievere bescherming van jeugd en gezin willen wij voor eind 2020 gezamenlijk
tot één toekomstscenario komen, inclusief organisatorische consequenties en fasering
en tijdpad van de realisatie. De komende periode worden de uitgangspunten hiertoe
met betrokken organisaties, gemeenten, professionals, ervaringsdeskundigen, wetenschap
en kennisinstituten verder uitgewerkt. Wij zullen uw Kamer dit najaar informeren over
de voortgang hiervan.
Over de vervolgacties naar aanleiding van de Slachtoffermonitor seksueel geweld tegen
kinderen informeren de Minister voor Rechtsbescherming en ik uw Kamer nader in de
voortgangsrapportages van het programma «Geweld hoort nergens thuis» en het programma
«Zorg voor Jeugd.»
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.