Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het artikel ‘Rechtspraak op tandvlees’
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 589 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 11 maart 2020 verzocht om
een schriftelijke reactie op het artikel «rechtspraak op tandvlees»1. Daarbij zijn enkele concrete vragen van het lid Van Dam (CDA) opgenomen. Op deze
vragen gaan wij hieronder specifiek in. Over hetzelfde onderwerp zijn op 10 maart
jl. mondelinge vragen beantwoord door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(bij afwezigheid van de Minister voor Rechtsbescherming) (Handelingen II 2019/20,
nr. 61, item 4). Gelijktijdig met deze brief worden schriftelijke Kamervragen van het lid Van Nispen
over dit onderwerp beantwoord (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2587).
In onze brieven van 13 maart 2019 en 3 juli 20192 zijn we ingegaan op problematiek van de zittingscapaciteit en de getroffen maatregelen.
Daarin is ook aangegeven dat het niet mogelijk is om deze problematiek op korte termijn
volledig op te lossen. Dat er in 2020 niet voldoende zittingscapaciteit beschikbaar
is komt dan ook niet als een verrassing. Wel zijn er vorig jaar goede ontwikkelingen
in gang gezet die op de korte en lange termijn bijdragen aan een oplossing. Het kabinet
heeft vorig jaar geld vrijgemaakt voor de Rechtspraak, onder meer om in de prijsperiode
2020–2022 de capaciteit op orde te krijgen en achterstanden weg te werken. De Rechtspraak
is een project gestart om de komende drie jaar achterstanden weg te werken en doorlooptijden
te verkorten. Het was de verwachting dat ook in 2020 niet volledig aan de vraag naar
zittingscapaciteit voor strafzaken zou kunnen worden voldaan. Met het oog hierop was
door het OM en de rechtspraak gezamenlijk opdracht gegeven in kaart te brengen waar
de knelpunten zitten en daarvoor aanbevelingen te doen. Deze analyse zou in de maand
april worden opgeleverd, maar is door de coronacrisis inmiddels achterhaald. De maatregelen
die in verband met het coronavirus getroffen zijn, hebben impact op de mogelijkheden
van OM en Rechtspraak om strafzaken af te doen. Werkvoorraden zullen daardoor verder
oplopen. De inspanningen van de Rechtspraak en het OM gezamenlijk zijn er nu op gericht
zijn om zoveel mogelijk zaken met behulp van audio-visuele middelen te behandelen
en zodra dat mogelijk is, de werkprocessen weer op reguliere wijze te hervatten. Het
project doorlooptijden van de rechtspraak onder leiding van de president van de Rechtbank
Midden-Nederland richt zich nu mede daarop.
Over de impact van de coronamaatregelen op de zittingscapaciteit en de voorraden en
hoe deze problematiek moet worden aangepakt zal daarna worden bepaald, bent u op 23 april
2020 geïnformeerd.
Hieronder geven wij antwoord op de gestelde vragen.
1. Zijn in alle arrondissementen voor het jaar 2020 tijdig rechtbankconvenanten gesloten
tussen het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak.
Voor het jaar 2020 zijn in drie arrondissementen convenanten afgesloten, te weten
in Amsterdam, Limburg en Midden-Nederland. In de andere arrondissementen was het verschil
tussen het verwachte aanbod op zitting te plannen strafzaken en de beschikbare zittingscapaciteit
zodanig onoverbrugbaar, dat afsluiten van een convenant niet mogelijk was. Dit maakt
passende inroostering van rechters en type zittingen lastiger. Wel zijn tussen de
betreffende parketten en rechtbanken waar geen convenant is afgesloten werkafspraken
gemaakt over de in te plannen zittingen.
2. Kunt u die vragen ook beantwoorden voor LP, FP en CVOM.
Zie bovenstaand antwoord. Dat geldt ook voor het LP, het FP en het parket CVOM.
3. Kunt u aangeven wat de actuele zittingsvoorraden zijn bij zowel het OM als de Rechtspraak?
De voorraad op zitting te plannen zaken (strafzaken met de beoordeling dagvaarden,
maar zonder zittingsdatum) heeft op 1 maart 2020 de volgende omvang:
– kantonzaken: 36.500 op zitting te plannen zaken
– Politierechter (PR): 23.250 op zitting te plannen zaken
– Meervoudige kamer (MK): 7.700 op zitting te plannen zaken
Hoewel voorraad MK in 2019 was afgenomen tot onder 7.000 zaken, is deze in de eerste
maanden van 2020 weer aan het toenemen. Onder invloed van de coronamaatregelen kan
een aanzienlijk aantal zaken nu niet op zitting behandeld. De zaken met gedetineerde
verdachten gaan zo veel mogelijk, met gebruikmaking van audio-visuele middelen door.
Andere zaken zullen op een later moment opnieuw gepland moeten worden. De voorraad
op zitting te plannen zaken zal hierdoor verder gaan toenemen. Het OM en de Rechtspraak
houden uiteraard gezamenlijk de gevolgen van de coronacrisis goed in de gaten.
4. Kunt u per arrondissement aangeven hoeveel voor zitting gerede strafzaken nog niet
gepland kunnen worden op een strafzitting?
Uit de voorraadmeting kan het OM niet exact per arrondissement bepalen hoeveel zaken
niet op zitting gepland kunnen worden. Uit een gezamenlijk intern onderzoek dat de
Rechtspraak en het OM hebben verricht blijkt dat de vraag van het OM in 2020 fors
groter is dan de rechtbanken kunnen bieden. Het gaat naar schatting om 2.200 MK-zaken,
14.000 politierechter zaken en 6.500 kantonzaken. Geconstateerd kan worden dat de
totale voorraad vanwege het gebrek aan zittingscapaciteit aan het groeien is en dat
– zeker voor MK-zaken – de voorraad zodanig groot is dat deze al een behoorlijk beslag
legt op de beschikbare zittingscapaciteit. Doordat nu vanwege de coronacrisis minder
zaken op zitting kunnen worden afgehandeld lopen de voorraden op.
5. Waarom is de problematiek rond de zittingsvoorraden niet ingebracht tijdens het
AO Strafrechtketen op donderdag 5 maart?
De brief van 13 maart 2019 over het rapport over afstemming zittingscapaciteit strafzaken
(Kamerstuk 29 279, nr. 496) en de lijst van vragen van uw Kamer over deze rapportage waren voor dit Algemeen
Overleg geagendeerd. Dat in 2020 niet aan de vraag naar zittingscapaciteit kon worden
voldaan was zoals hiervoor aangegeven voorzien. De omvang daarvan, de cijfers die
in het krantenartikel zijn genoemd, is gebaseerd op een eerste interne analyse die
kort voor het Algemeen Overleg tussen de woordvoerders van het College van procureurs-generaal
en het Ministerie was gedeeld. Een definitieve rapportage zou nog volgen. Het was
prematuur dit tijdens Algemeen Overleg in te brengen.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming