Brief regering : Aanvullende fiscale maatregelen in verband met covid-19
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 26
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2020
Het coronavirus heeft de wereld en Nederland in zijn greep. De eerste prioriteit van
het kabinet ligt uiteraard bij de gezondheid van de bevolking, en een goed functionerende
gezondheidszorg. De impact van het virus is enorm – en heeft ingrijpende gevolgen
voor de economie. Delen van het werk zijn stilgevallen, hele sectoren moeten tijdelijk
hun deuren sluiten, zelfstandigen zien opdrachten wegvallen en werknemers zitten in
onzekerheid thuis.
Met de brieven van 12 en 17 maart (Kamerstuk 35 420, nrs. 1 en 2) heeft het kabinet het noodpakket banen en economie aangekondigd. Het noodpakket
bestaat uit diverse maatregelen. Daarbij staat het zo snel mogelijk hulp bieden aan
de ondernemers voorop. Deze maatregelen zorgen ervoor dat bedrijven hun personeel
kunnen doorbetalen, bieden zelfstandigen een overbrugging en zorgen waar mogelijk
voor behoud van liquiditeit voor ondernemers. Ik heb u in mijn brieven van 19 maart
en 2 april geïnformeerd over de nadere uitwerking van de fiscale maatregelen in het
noodpakket (Kamerstuk 35 420, nrs. 7 en 13).
In de afgelopen weken heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor een aantal zaken en ook
diverse moties aangenomen die het kabinet oproepen om bepaalde vraagstukken nader
te onderzoeken of te regelen. Ook het kabinet heeft in gesprek met ondernemers, belangenorganisaties
en burgers signalen gekregen over problemen waar zij tegenaan lopen door het coronavirus
en welke oplossingen hen daarbij kunnen helpen. Naar aanleiding van deze moties en
deze dialoog kondig ik de volgende additionele tijdelijke fiscale maatregelen aan:
1. Een verlaging van het gebruikelijk loon bij omzetdaling
2. Een versoepeling van het urencriterium
3. Een verhoging van de vrije ruimte in de werkkostenregeling
4. De mogelijkheid tot het vormen van een fiscale coronareserve
5. Uitstel van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen
vennootschap
6. Het mogelijk maken van tijdelijk uitstel van hypotheekbetalingen zonder verlies van
het recht op hypotheekrenteaftrek voor de eigen woning (hypotheekbetaalpauze).
Ik ben voornemens de maatregelen die nadere wettelijke verankering vragen zoveel mogelijk
in het pakket Belastingplan 2021 op te nemen als een apart wetsvoorstel binnen het
pakket. Waar nodig zal ik deze maatregelen zo snel mogelijk vooruitlopend op wetgeving
in een goedkeurend beleidsbesluit nader uitwerken. De maatregelen die geen wettelijke
verankering vragen zal ik eveneens zo spoedig mogelijk nader uitwerken in een beleidsbesluit.
Zodra de uitwerking gereed is, zal de informatie hierover ook worden gepubliceerd
op de aparte coronawebsite van de Belastingdienst.
In reactie op de motie van de leden Asscher en Van Weyenberg over het privaat fonds
van waaruit aan zorgmedewerkers een tegemoetkoming kan worden verstrekt en waarin
de regering wordt gevraagd te onderzoeken hoe uitkeringen uit een dergelijk fonds
fiscaal gunstig kunnen worden behandeld,1 kan ik u mededelen dat daarover overleg met de initiatiefnemers is gestart. De fiscale
duiding van een uitkering uit dat fonds is namelijk mede afhankelijk van de vormgeving
van het fonds. Doel van het overleg is te komen tot een vormgeving die de gevraagde
fiscale behandeling niet in de weg staat.
1. Gebruikelijk loon
Aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) ondernemen via een vennootschap (bijvoorbeeld
een bv) waar zij zelf vaak ook arbeid voor verrichten. Zij dienen in dat geval ten
minste belasting te betalen over een wettelijk vastgelegde passende arbeidsbeloning,
het zogenoemde gebruikelijk loon. Ook als de onderneming minder of geen omzet behaalt,
moet de ab-houder daarover belasting betalen. Dit knelt, gelet op het grote verlies
aan omzet in sommige sectoren vanwege de coronacrisis. Ik zal daarom tijdelijk, in
het jaar 2020, toestaan dat ab-houders die te maken krijgen met een omzetdaling van
een lager gebruikelijk loon mogen uitgaan, evenredig met de omzetdaling. Daarbij wordt
hetzelfde deel van het jaar in 2020 dan vergeleken met dezelfde periode in 2019. Naar
verwachting zullen rond de 135.000 ondernemers hiervan gebruik maken. De uitwerking
van deze maatregel volgt zo spoedig mogelijk. De vormgeving van deze maatregel en
de voorwaarden zullen vergelijkbaar zijn met eenzelfde regeling en voorwaarden die
tijdens de kredietcrisis in 2009 zijn getroffen.2
2. Urencriterium
Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting kunnen onder voorwaarden
aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten. Op sommige van deze ondernemersfaciliteiten
zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve kan uitsluitend
aanspraak worden gemaakt als aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Aan dit
urencriterium wordt voldaan wanneer de ondernemer ten minste 1.225 uren per kalenderjaar
besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming. Ik verwacht dat door het coronavirus
dit in 2020 door sommige ondernemers niet kan worden gehaald, met als gevolg dat zij
het recht op bepaalde ondernemersfaciliteiten kunnen verliezen. Het lid Van Weyenberg
(D66) heeft op 6 april 2020 schriftelijke vragen gesteld over de gevolgen van de coronacrisis
voor het urencriterium, de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. Het lid Stoffer
(SGP) heeft tijdens het WGO van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 14 april 2020 over hetzelfde thema vragen gesteld (Kamerstuk 35 420, nr. 32). De beantwoording van deze vragen heb ik vandaag naar uw Kamer gestuurd (Aanhangsel
Handelingen II 2019/20, nr. 2590).
Het feit dat ondernemers puur als gevolg van het coronavirus bepaalde ondernemersfaciliteiten
verliezen, acht ik onwenselijk en onrechtvaardig. Ik zal daarom zo spoedig mogelijk
regelen dat ondernemers in de periode van1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 geacht
worden ten minste 24 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed, ook als
ze die gelet op de coronacrisis niet daadwerkelijk hebben besteed. Voor dit urenaantal
is gekozen, omdat dit het wekelijkse gemiddelde is van 1.225 uur op kalenderjaarbasis,
met een afronding in het voordeel van de belastingplichtige. In lijn met deze systematiek
wordt het verlaagde urencriterium van 800 uren per kalenderjaar in de startersaftrek
bij arbeidsongeschiktheid versoepeld, waardoor de betreffende ondernemers geacht worden
ten minste 16 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed. Met de versoepeling
van het urencriterium zullen de ondernemers die normaliter voldoen aan het urencriterium,
ook ondanks de coronacrisis aan het urencriterium kunnen voldoen. Voor seizoengebonden
ondernemers is dit niet het geval als de piek van hun werkzaamheden in deze periode
valt. Voor deze groep seizoengebonden ondernemers zal ik een aanvullende regeling
treffen. Zij worden geacht het aantal uren te hebben besteed in deze periode zoals
zij dat ook in andere jaren plegen te doen. De ondernemer kan dan met behulp van de
administratie van vorig jaar inschatten hoeveel uren hij aan de onderneming heeft
besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 mei 2019 en zo ook beoordelen
of hij in 2020 aan het urencriterium voldoet. Zo zal ook voor seizoengebonden ondernemers
een versoepeling van het urencriterium in 2020 gaan gelden.
3. Werkkostenregeling
Via de vrije ruimte van de werkkostenregeling kunnen werkgevers vergoedingen en verstrekkingen
aan hun werknemers geven zonder dat deze belast worden. Werkgevers kunnen zelf bepalen
waaraan en óf zij de vrije ruimte willen besteden, voor zover dit gebruikelijk is.3 Hoewel de vergoedingen en verstrekkingen vanuit de vrije ruimte onbelast zijn, moeten
werkgevers uiteraard wel kosten maken om deze vergoedingen en verstrekkingen te bekostigen.
Voorbeelden zijn kerstpakketten en bedrijfsuitjes. Per 1 januari 2020 is de vrije
ruimte 1,7% voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever. Voor het bedrag
boven € 400.000 geldt een percentage van 1,2. Uw Kamer heeft mij met een motie verzocht
te onderzoeken of voor het jaar 2020 de vrije ruimte in de werkkostenregeling verhoogd
kan worden.4
Ik zal de vrije ruimte voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever eenmalig
en tijdelijk verhogen naar 3% voor het jaar 2020. Dat biedt mogelijkheden aan werkgevers
die daar de ruimte voor hebben om hun werknemers in deze moeilijke tijd extra tegemoet
te komen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een bloemetje of een cadeaubon. Dit
kan ook een boost geven aan sectoren die sterk getroffen zijn door de crisis.
4. Fiscale coronareserve
Op basis van de huidige wetgeving mogen bedrijven die belastingplichtig zijn voor
de vennootschapsbelasting een verlies verrekenen met de winst van het voorafgaande
jaar, bekend als de carry back.5Hierdoor kan een verlies dat in het jaar 2020 wordt geleden verrekend worden met winst
die in het jaar 2019 behaald is. Het gevolg van deze verliesverrekening is dat bedrijven
een deel van de vennootschapsbelasting die zij over het jaar 2019 reeds betaald hebben
of nog moeten betalen, op een later moment terugkrijgen. Verliesverrekening kan dus
zorgen voor een verbetering van de liquiditeitspositie van bedrijven. Echter, een
dergelijke verrekening kan pas plaatsvinden bij het doen van de aangifte vennootschapsbelasting
2020. Dat kan niet eerder dan begin 2021. Bovendien is vereist dat een definitieve
aanslag vennootschapsbelasting is opgelegd over 2019, die meestal nog niet zal zijn
opgelegd.
Het kabinet acht het wenselijk dat deze bedrijven eerder over deze liquiditeiten kunnen
beschikken. Daarom zal het kabinet het voor deze bedrijven mogelijk maken om het verwachte
verlies voor het jaar 2020 dat verband houdt met de coronacrisis als fiscale coronareserve
ten laste van de winst van het jaar 2019 te brengen. Dit is in lijn met de aangenomen
motie van uw Kamer om deze mogelijkheid te onderzoeken.6De fiscale coronareserve bedraagt maximaal de fiscale winst over 2019 zonder rekening
te houden met deze reserve. Daarnaast mag de fiscale coronareserve niet hoger zijn
dan het te verwachten verlies in 2020 als gevolg van de coronacrisis. Door de mogelijkheid
van het vormen van een fiscale coronareserve kan een teruggave van de eerder over
2019 betaalde en te betalen vennootschapsbelasting door middel van een nadere voorlopige
aanslag vennootschapsbelasting 2019 worden gevraagd.
Het voordeel van de fiscale coronareserve is dat bedrijven niet hoeven te wachten
totdat zij aangifte vennootschapsbelasting kunnen doen over het jaar 2020 (in 2021)
en tevens een definitieve aanslag vennootschapsbelasting is opgelegd over 2019 om
via verliesverrekening een liquiditeitsvoordeel te halen. Ten behoeve van deze maatregel
wordt een wetswijziging voorbereid. Vooruitlopend op dit wetsvoorstel zal ik zo snel
mogelijk een beleidsbesluit publiceren waarin ik duidelijk maak wat bedrijven moeten
doen en welke voorwaarden gelden om aanspraak te maken op de fiscale coronareserve.
5. Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap
In september 2018 heeft het kabinet het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen
vennootschap aangekondigd met een geplande inwerkingtreding per 2022. Dit wetsvoorstel
beoogt fiscaal gedreven belastinguitstel te verminderen7, waar ab-houders/directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) nu gebruik van kunnen maken.
Het wetsvoorstel maakt het belasten van schulden van de dga aan de eigen vennootschap
die hoger zijn dan € 500.000 (exclusief eigenwoningschulden) mogelijk. Dit kan betekenen
dat dga’s met een hogere schuld deze in de aanloop naar de inwerkingtreding van de
wet willen aflossen tot in ieder geval de vastgestelde € 500.000. Vanwege de crisis
kan dat op dit moment mogelijk lastiger voor hen zijn. Om dga’s hierin tegemoet te
komen wil het kabinet de inwerkingtreding van de wet met één jaar uitstellen. Door
de inwerkingtreding met één jaar uit te stellen tot 1 januari 2023 hebben dga’s tot
31 december 2023 (eerste peildatum) om te anticiperen op het wetsvoorstel. Deze wijziging
wordt, samen met de andere aanpassingen naar aanleiding van de internetconsultatie
en het advies van de Raad van State, meegenomen in het wetsvoorstel dat binnenkort
aan de Kamer wordt gezonden.
6. Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen
Een consument kan bij zorgen over de betaalbaarheid van zijn hypotheek met zijn kredietverstrekker
verkennen welke oplossing het beste past bij de specifieke situatie. Eerder heeft
het kabinet al gesproken met kredietverstrekkers over de mogelijkheden die zij zien
om klanten tegemoet te komen die als gevolg van de coronacrisis worden geconfronteerd
met een terugval in het inkomen en waar nodig te bekijken of en hoe kredietverstrekkers
kunnen worden geholpen om dit te vergemakkelijken.8 Hierna informeer ik u over een op korte termijn vast te stellen en te publiceren
beleidsbesluit waarin wordt voorzien in enkele goedkeuringen die ertoe strekken dat
– onder voorwaarden – een tijdelijk uitstel van het betalen van de aflossing en rente
voor de hypotheeklening voor de eigenwoningschuld (een betaalpauze) niet tot ongewenste
fiscale gevolgen leidt.
Kredietverstrekkers vinden het gewenst hun klanten die als gevolg van de coronacrisis
tijdelijk niet in staat zijn aan hun betalingsverplichtingen te voldoen de mogelijkheid
te kunnen bieden tot een betaalpauze. Hierbij wordt uitgegaan van een pauze van maximaal
zes maanden. In die periode hoeven deze klanten geen (of minder) rente en aflossing
te betalen ter zake van hun hypotheek. Deze «achterstallige» annuïteiten dienen op
enig moment wel alsnog te worden voldaan. Voor het behoud van het recht op fiscale
aftrek van rente en kosten voor eigenwoningschulden is onder meer de wijze van inhalen
van de uitgestelde aflossingen van belang. Voor hypotheken die op of na 1 januari
2013 zijn afgesloten en onder de fiscale aflossingseis vallen kan namelijk alleen
aftrek van rente en kosten worden verleend indien de hypotheek in maximaal 360 maanden
volgens een ten minste annuïtair schema wordt afgelost. Indien op enig moment een
achterstand in de aflossing wordt opgelopen, is in de fiscale wetgeving vastgelegd
op welke wijze en binnen welke termijnen die achterstand moet worden ingelopen. Als
niet aan die eisen wordt voldaan, loopt de consument het risico dat het recht op aftrek
van rente en kosten vervalt. Om het in bepaalde gevallen mogelijk te maken ook op
een andere dan in de fiscale wetgeving vastgelegde wijze de aflossingsachterstand
in te halen, zullen in het beleidsbesluit hiertoe twee goedkeuringen worden opgenomen.
Goedkeuringen in het beleidsbesluit
De eerste goedkeuring ziet op het zo snel mogelijk na afloop van de uitstelperiode
van maximaal zes maanden vaststellen van een nieuw annuïtair schema op basis waarvan
het inhalen van de aflossingsachterstand wordt uitgesmeerd over de resterende looptijd
van de maximale termijn van 360 maanden van de lening. De huidige wettelijke regeling
vereist dat een in 2020 opgelopen achterstand in de aflossing uiterlijk 31 december
2021 moet zijn ingehaald. Als dat niet lukt kan op basis van de wettelijke regeling
een nieuw annuïtair schema pas per 1 januari 2022 worden vastgesteld.
De tweede goedkeuring die met de eerste samenhangt, is dat wordt toegestaan de resterende
lening te splitsen waarbij voor de resterende hoofdsom zonder rekening te houden met
de aflossingsachterstand het bestaande annuïtaire schema van toepassing blijft en
voor het deel van de aflossingsachterstand een afzonderlijke (hypothecaire) lening
met een eigen annuïtair schema wordt afgesloten waarbij de looptijd maximaal gelijk
is aan de resterende looptijd van de oorspronkelijke hoofdsom. Afhankelijk van de
draagkracht van de klant kan voor deze lening ook een kortere looptijd gelden. De
huidige wettelijke regeling vereist dat voor de totale resterende hoofdsom een nieuw
annuïtair schema wordt vastgesteld. Op basis van voornoemde wijze van inhalen hoeft
het deel van de aflossingsachterstand (de maximaal zes maanden achterstand) niet per
definitie te worden uitgesmeerd over de resterende looptijd, maar kan ook binnen bijvoorbeeld
vijf jaar worden afbetaald. De overheid biedt hiermee meer mogelijkheden tot maatwerk.
Zoals hiervoor al is aangegeven zal naast de gemiste aflossingen ook de uitgestelde
rente alsnog aan de kredietverstrekker moeten worden betaald. Deze uitgestelde rente
is, indien deze uiteindelijk ook wordt voldaan, aftrekbaar volgens de reguliere fiscale
regels. Afhankelijk van de vormgeving van het contract dat tussen de klant en de kredietverstrekker
is gesloten op het punt van het inhalen van de uitgestelde rentebetalingen, kan het
zijn dat deze rente aftrekbaar is op het moment van rentedragend schuldig worden (2020)
of op het moment van feitelijke betaling (veelal in 2021, maar mogelijk deels ook
in 2020 of latere jaren).
Geldigheid beleidsbesluit
Het beleidsbesluit zal gelden voor belastingplichtigen die zich tussen 12 maart en
30 juni 2020 melden of hebben gemeld bij hun kredietverstrekker en met hun kredietverstrekker
een betaalpauze overeenkomen van maximaal zes maanden. Deze betaalpauze moet uiterlijk
op 1 juli 2020 ingaan.
Onder nader te stellen voorwaarden kan ook voor betaalpauzes die sinds 12 maart al
zijn overeengekomen en mogelijk deels al ten uitvoering zijn gebracht in de periode
voorafgaande aan publicatie van het besluit gebruik worden gemaakt van de regeling
zoals opgenomen in het beleidsbesluit.
Bezien zal worden op welke wijze en onder welke voorwaarden de regeling in het beleidsbesluit
ook van toepassing kan worden verklaard op leningen waarvoor de fiscale aflossingseis
geldt en die zijn aangegaan bij een ander dan een aangewezen administratieplichtige
zoals een lening bij de eigen bv of een familielid.
Ten algemene merk ik nog op dat het voor de consument verstandig is om bij een situatie
als deze na te gaan of een opgelegde voorlopige aanslag over 2020 en/of de voorschotbeschikking(en)
toeslag(en) op basis van het eerder geschatte inkomen over 2020 moet(en) worden aangepast.
Hiermee kan voorkomen worden dat in 2021 terugbetalingen moeten plaatsvinden.
Met voornoemd beleidsbesluit voorkom ik mogelijke nadelige fiscale gevolgen van een
betaalpauze voor de hypotheek. Tegelijkertijd is het van belang dat de klant zich
ervan bewust is dat een uitstel van betaling van de hypotheeklasten geen afstel is,
en gevolgen heeft voor de maandlasten voor een langere tijd. Hier ligt vooral een
voorlichtende rol voor de kredietverstrekker om te borgen dat de klant weet wat de
consequenties zijn van de geboden maatwerkoplossing. In de gesprekken die de Minister
van Financiën hierover met de kredietverstrekkers heeft gevoerd hebben kredietverstrekkers
aangegeven hier een verantwoordelijkheid voor hun klant te voelen en in deze bijzondere
situatie hun klant waar mogelijk met maatwerk te willen helpen. Daarnaast heeft ook
de klant een eigen verantwoordelijkheid om goed geïnformeerd een besluit te nemen
over een maatwerkoplossing. De Autoriteit Financiële Markten zal monitoren hoe de
situatie zich ontwikkelt en of in de praktijk op gepaste wijze invulling gegeven wordt
aan de belangen van de klant.
7. Budgettaire gevolgen
De in deze brief beschreven maatregelen hebben een effect van -4,0 miljard euro op
het EMU-saldo van 2020. In de tabel zijn de budgettaire effecten van de maatregelen
op het EMU-saldo weergegeven voor de jaren 2020 tot en met 2023. Bij de aanpassing
van het gebruikelijk loon is sprake van een miljard lagere inkomsten in 2020. Door
extra inkomsten in latere jaren resteert uiteindelijk een (incidentele) cumulatieve
derving van 300 mln. euro. Bij de versoepeling van het urencriterium in 2020 is er
geen derving van inkomsten t.o.v. de situatie voor de coronacrisis. Dit omdat deze
tijdelijke steunmaatregel ervoor zorgt dat mensen die voor de coronacrisis recht zouden
hebben op de zelfstandigenaftrek dat nu ook houden. Gezien de tijdelijke aard van
de maatregel wordt het meergebruik van de zelfstandigenaftrek door deze maatregel
ook op nihil geraamd. Door deze maatregel wordt voorkomen dat als gevolg van de coronacrisis
tijdelijk extra belasting wordt geheven bij zelfstandigen waarvoor het niet mogelijk
is om hun normale uren te maken. Het verhogen van de vrije ruimte van de werkkostenregeling
in 2020 is een incidentele maatregel met alleen een derving in dit jaar.
De fiscale coronareserve zorgt voor een verschuiving van inkomsten tussen 2020 en
2021. Na 3 miljard lagere inkomsten in 2020 is volgend jaar juist sprake van 3 miljard
euro hogere inkomsten. Het uitstel van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel excessief
lenen bij de eigen vennootschap zorgt voor een verschuiving van inkomsten tussen 2022
en 2023. Hogere belastingontvangsten in anticipatie op het wetsvoorstel zullen zich
een jaar later voordoen. Ook het fiscaal mogelijk maken van de hypotheekbetaalpauze
in 2020 zorgt voor een verschuiving van inkomsten, maar dan van 2021 naar 2020.
Het structurele effect van het pakket maatregelen op het EMU-saldo is nihil omdat
het zonder uitzondering gaat om tijdelijke maatregelen. Voor alle maatregelen geldt
dat het budgettaire effect van de maatregel opnieuw geraamd wordt als de maatregel
bij de Tweede Kamer ingediend wordt via een wetsvoorstel. In dat geval wordt de raming
ook gecertificeerd door het CPB.
Maatregel
Budgettair effect op het EMU-saldo (standen, in € mln.)
2020
2021
2022
2023
1. Gebruikelijk loon 2020 omlaag bij omzetdaling
– 1.000
100
100
100
2. Urencriterium versoepelen 2020
0
0
0
0
3. Incidenteel verhogen vrije ruimte werkkostenregeling naar 3% voor loonsom tot € 400.000
in 2020
– 50
0
0
0
4. Fiscale coronareserve vennootschapsbelasting
– 3.000
3.000
0
0
5. Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap
0
0
– 500
500
6. Hypotheekbetaalpauze fiscaal mogelijk maken in 2020
50
– 50
0
0
TOTAAL
– 4.000
3.050
– 400
600
8. Uitvoeringsgevolgen
De coronacrisis noodzaakt ertoe dat maatregelen onder hoge tijdsdruk worden uitgewerkt.
De Belastingdienst heeft het pakket op uitvoeringsconsequenties beoordeeld, leidend
tot de inschatting dat de maatregelen uitvoerbaar zijn. De Belastingdienst gaat de
maatregelen daarom implementeren en uitvoeren. Zouden bij de uitvoering onvoorziene
aspecten aan het licht komen die nadere besluitvorming behoeven, dan zal ik uw Kamer
daarover uiteraard informeren. Op de precieze uitvoeringskosten is nog geen zicht
maar de dekking zal worden gevonden op hoofdstuk IX van de Rijksbegroting in lijn
met de begrotingsregels. De maatregelen die bij het pakket Belastingplan 2021 wettelijk
uitgewerkt aan u worden voorgelegd gaan uiteraard vergezeld van uitvoeringstoetsen
waarin de uitvoeringsconsequenties en uitvoeringskosten volledig in kaart zijn gebracht.
De gevolgen van de coronacrisis voor ondernemers en burgers zijn ingrijpend. Het kabinet
probeert zodra er knelpunten gesignaleerd worden tot een oplossing te komen. Ik zal
uw Kamer als dat aan de orde is, uiteraard infomeren over nadere maatregelen en over
relevante ontwikkelingen in de uitvoering door de Belastingdienst.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.