Brief regering : Uitvoering Urgenda-vonnis
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 496
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2020
Op 20 december 2019 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in het cassatieberoep van de
Staat in de procedure tussen Stichting Urgenda en de Staat. Het cassatieberoep van
de Staat is door de Hoge Raad verworpen. Als gevolg hiervan is het reductiebevel dat
de rechtbank Den Haag aan de Staat heeft opgelegd onherroepelijk geworden. Dit bevel
houdt in dat de Staat eraan gehouden is het gezamenlijke volume van de jaarlijkse
Nederlandse emissies van broeikasgassen eind 2020 met minimaal 25% te verminderen
ten opzichte van 1990.
Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat, informeer ik u in deze brief over de aanvullende maatregelen die worden
genomen om aan het vonnis te voldoen.1 Daarbij geldt uiteraard dat wetten en regels pas na goedkeuring van de Kamer worden
aangepast, daarover ga ik graag met u het gesprek aan.
Het kabinet heeft bij de besluitvorming over de aanvullende maatregelen nadrukkelijk
oog gehad voor de samenhang met de opgave van de stikstofproblematiek. Beide opgaven
vragen immers om actie op korte termijn en in alle sectoren van de samenleving zijn
maatregelen nodig om beide opgaven te realiseren. Het kabinet hecht er aan om toe
te lichten waarom het juist op dit moment ten tijde van de Coronacrisis, van belang
is deze maatregelen wel te nemen.
Nederland bevindt zich momenteel, samen met de rest van de wereld, als gevolg van
het coronavirus in een uitzonderlijke situatie. Mensen maken zich in de eerste plaats
zorgen over hun gezondheid en die van hun dierbaren, hun inkomen en hun baan. Om de
economische gevolgen van het Coronavirus te beperken heeft het kabinet een noodpakket
aan maatregelen aangekondigd.
Na de crisis moet economisch herstel maximaal de ruimte hebben. Dit betekent dat eventuele
belemmeringen voor dat herstel, die nu nog worden veroorzaakt door de stikstofproblematiek
– waardoor bijvoorbeeld bouwprojecten stagneren – of door het niet voldoen aan het
Urgenda-vonnis, zoveel en snel als mogelijk moeten worden weggenomen. Het kabinet
treft nu voorbereidingen voor een pakket aan economische, waar mogelijk groene herstelmaatregelen
voor de periode na de crisis, om op dat moment de herstart van de economie voluit
te kunnen steunen. Dan is het van belang om juist nu aanvullende maatregelen in het
kader van stikstof en Urgenda te treffen. Daarmee worden eventuele beperkingen, die
zich anders op een later moment voordoen, zoveel en snel mogelijk weggenomen. Daar
komt nog bij dat een groot deel van die maatregelen op zichzelf nu al een economische
impuls kan geven aan sectoren. Alleen op deze manier is er straks echt ruim baan voor
economisch herstel.
Tegelijkertijd is het Coronavirus ook van invloed op de ontwikkeling van de CO2-emissies en heeft het daarmee mogelijk consequenties voor de te realiseren emissiereductie
voor de uitvoering van het vonnis. Daarom hanteert het kabinet voor een deel van de
aanvullende maatregelen een adaptieve strategie, namelijk voor de maatregelen die
betrekking hebben op de kolencentrales. Dit licht ik verder in de brief nader toe.
De uitvoering van de overige maatregelen wordt per direct voortvarend ter hand genomen.
Reductie-opgave en invloed Coronavirus op broeikasgasemissies
Om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis moet 25% broeikasgasreductie worden
gerealiseerd in 2020 ten opzichte van 1990. Het kabinet baseert zich voor het vormgeven
van haar klimaatbeleid op de ramingen van het PBL. In de Klimaat- en Energieverkenning
(KEV) 2019 raamde het PBL de verwachte emissiereductie in 2020 op 23%, met een onzekerheidsbandbreedte
van 19 – 26% (Kamerstuk 32 813, nr. 400). Daarmee bedroeg de reductieopgave voor uitvoering van het vonnis, zonder rekening
te houden met nagenoeg alle maatregelen die het kabinet op 28 juni had aangekondigd
(Kamerstuk 32 813, nr. 341), op basis van de middenwaarde nog ca. 5 Mton. Bij het uitkomen van de KEV 2019 heeft
het kabinet aanvullende maatregelen aangekondigd die ook in 2020 en daarna tot extra
CO2-reductie leiden.
Op 17 december jl. heb ik uw Kamer nieuwe ramingen van het PBL gestuurd (Kamerstuk
32 813, nr. 431). Daaruit blijkt dat met de op dat moment meest actuele verwachtingen voor de brandstof-
en CO2-prijzen, de middenwaarde van de CO2-emissiereductie volgens het PBL uitkomt op 20–21%. Dit percentage bevindt zich binnen
de bandbreedte van de raming in de KEV 2019, maar is aanzienlijk lager dan de daarin
geraamde middenwaarde van 23%. Dit komt overeen, wederom zonder rekening te houden
met nagenoeg alle maatregelen die het kabinet al had aangekondigd, met een resterende
reductieopgave van 9 – 11 Mton.2
De geactualiseerde raming van PBL uit december laat zien dat de verwachte CO2-uitstoot in 2020 omgeven is met onzekerheden. De CO2-uitstoot fluctueert als gevolg van wijzigingen in brandstof- en CO2-prijzen (en daarmee de inzet van kolen- en gascentrales in Nederland), de weersomstandigheden
en bredere economische ontwikkelingen.
Het is evident dat de uitbraak van het Coronavirus ook impact zal hebben op de mondiale,
Europese en Nederlandse economie, de ontwikkeling van de CO2-uitstoot en daarmee op de opgave om te voldoen aan het Urgenda-vonnis. Het effect
daarvan is nu nog moeilijk te voorspellen. Het PBL publiceert vandaag een korte studie,
die ik u met deze brief doe toekomen3. Hierin worden twee scenario’s geschetst die laten zien wat de effecten van de Coronacrisis
zouden kunnen zijn op de nationale broeikasgasemissies. Het betreft hierbij nadrukkelijk
geen ramingen van de verwachte uitstoot, maar scenario’s die aansluiten bij de recente
scenario’s die het CPB heeft gepubliceerd met betrekking tot de economische gevolgen
van het Coronavirus. De korte studie van het PBL laat zien dat de Coronacrisis op
de korte termijn een significant effect kan hebben op de CO2-uitstoot, terwijl de structurele effecten waarschijnlijk beperkt zijn.
Het lijkt daarmee niet aannemelijk dat de CO2-reductie als gevolg van de Coronacrisis ook van (grote) invloed is op de CO2-uitstoot in 2021 en de jaren daarna, wanneer de 25% emissiereductie ook nog steeds
moet worden gerealiseerd. Er kan naar de huidige inzichten dan ook niet gekapitaliseerd
worden op een uitstootvermindering als gevolg van de Coronacrisis, niet voor 2021
en de jaren daarna.
Kernpunten PBL-studie m.b.t. ontwikkeling emissies in 2020
– De korte studie schetst twee scenario’s met betrekking tot de mogelijke effecten
van de Coronacrisis op de ontwikkeling van de CO2-uitstoot. Deze scenario’s sluiten aan bij de scenario’s van het CPB over de economische
gevolgen van het Coronavirus.
– In het eerste scenario blijven de economische gevolgen beperkt en keren we eind
2020 terug op het oorspronkelijke groeipad. Dit scenario zou alleen in 2020 kunnen leiden tot een reductiepercentage dat net (niet) overeenkomt met het Urgenda-vonnis.
– In het tweede scenario zijn de economische effecten van de Coronacrisis groter en
langduriger. Dit scenario zou alleen in 2020 kunnen leiden tot een reductiepercentage dat (ruim) voldoet aan het Urgenda-vonnis.
– Voor beide scenario’s geldt dat t.a.v. de emissies in de elektriciteitssector alleen
is gekeken naar de ontwikkelingen in de vraag naar elektriciteit en niet naar veranderingen
van aanbod, import of export van elektriciteit. Daarom kunnen ze niet gebruikt worden
om te beoordelen of aan de opdracht van de rechter in de Urgendazaak wordt voldaan.
– Het gaat om merendeels eenmalige, incidentele effecten. De CO2-uitstoot zal in de jaren na de economische crisis weer toenemen. De mate waarin is
afhankelijk van drie factoren: het directe inhaaleffect, de blijvende reacties van
mensen en bedrijven en veranderingen in het beleid.
Aanpak en strategie uitvoering Urgenda-vonnis
Het kabinet start met (de voorbereiding van) de uitvoering van een maatregelenpakket
dat minimaal de opgave realiseert die volgt uit de actualisatie van het PBL van december vorig
jaar. Dat wil zeggen dat de door het kabinet aangekondigde maatregelen in potentie
een reductie van minimaal 11 Mton kunnen realiseren.
Hiertoe heeft het kabinet heeft de afgelopen periode gewerkt aan diverse maatregelen
die snel uitvoerbaar zijn en ook zo veel als mogelijk kosteneffectief zijn, op draagvlak
kunnen rekenen en handelingsperspectief bieden aan burgers en bedrijven om zelf mee
te doen aan de transitie. Hierbij is ook de samenhang met stikstof nadrukkelijk meegewogen;
een aantal maatregelen levert naast CO2-reductie mogelijk ook stikstofreductie op. Bij de uitwerking van maatregelen is ook
dankbaar gekeken naar de aanvullende maatregelen die aangedragen zijn door Stichting
Urgenda en betrokken stakeholders en waar mogelijk trekt het kabinet gezamenlijk met
hen op in de uitvoering van de maatregelen. Bij de keuze voor de te nemen extra maatregelen
heeft het kabinet zich ook juridisch laten adviseren.
Kolencentrales
In december jl. is de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie (Kamerstuk 35 167) in werking getreden. In aanvulling op deze wet kiest het kabinet ervoor om een forse
CO2-reductie te realiseren door de komende jaren de elektriciteitsproductie met kolen
substantieel terug te dringen. Het kabinet richt zich op maatregelen die maximale
CO2-reductie realiseren, terwijl ook de leveringszekerheid gegarandeerd blijft. Uitgangspunt
is dat de elektriciteitsproductie met kolen eind 2020 wordt beperkt tegen een passende
nadeelcompensatie. Doel daarbij is om een aanvullende CO2-reductie te realiseren van circa 5 tot 7,5 Mton, terwijl de centrales in de positie
blijven om eventuele leveringszekerheidsrisico’s op te vangen. De komende periode
zal het kabinet deze maatregel verder uitwerken.
Om recht te doen aan de genoemde onzekerheden en bijbehorende fluctuaties in de ontwikkeling
van de broeikasgasemissies, hanteert het kabinet voor deze maatregel een adaptieve
strategie. Hierbij wordt de ontwikkeling van de CO2-uitstoot op basis van daadwerkelijke emissiecijfers scherp gevolgd. Op basis van
de dan beschikbare informatie wordt deze maatregel, en de maatvoering ervan, in het
najaar eventueel bezien. Daarbij let het kabinet erop dat dit niet ten koste gaat
van het structurele karakter van het Urgenda-vonnis.
Overige maatregelen
Het kabinet neemt, naast de maatregel gericht op kolencentrales, aanvullende maatregelen
waarmee zowel op de korte termijn alsook in de jaren na 2020 extra reductie wordt
gerealiseerd. Zo heb ik op 4 maart jl. al aangekondigd dat het budget van de voorjaarsronde
voor de SDE+ met € 2 miljard wordt verhoogd, zodat nog dit jaar extra hernieuwbare
energieprojecten worden gerealiseerd (Kamerstuk 31 239, nr. 313).
Daarnaast heeft het kabinet de afgelopen periode in de industrie verschillende kosteneffectieve
projecten geïdentificeerd waar op korte termijn de CO2-uitstoot kan worden gereduceerd. Op dit moment werkt het kabinet samen met een aantal
bedrijven aan concrete maatregelen, bijvoorbeeld voor de versnelde ombouw van installaties,
procesoptimalisatie of installaties van CO2-arme technieken en extra reductie van lachgasemissie.
Ook wordt het door diverse maatregelen voor mensen gemakkelijker en goedkoper om zelf
aan de slag te gaan met de verduurzaming van hun eigen woning, bijvoorbeeld door energie
te besparen. Daarnaast stelt het kabinet de komende jaren extra middelen ter beschikking
voor een korting van de verhuurdersheffing voor woningcoöperaties die extra willen
investeren in de verduurzaming van hun woningen. Voor de glastuinbouw komt er extra
subsidie beschikbaar voor innovatieve maatregelen die elektrificatie en energie-efficiëntie
stimuleren. Het kabinet realiseert zich dat de impact van de Coronacrisis voor deze
sector groot is, maar wil de sector toch deze subsidiemogelijkheid bieden. Tevens
wordt de ondersteuning voor bedrijven om te voldoen aan de energiebesparingsverplichting
verder geïntensiveerd, waarbij in de uitvoering rekening wordt gehouden met het effect
van de Coronacrisis op deze bedrijven. Net als bij het vorige maatregelenpakket ter
uitvoering van het Urgenda-vonnis neemt het kabinet CO2-reducerende maatregelen die van belang zijn om te komen tot meer en beter hergebruik
van grondstoffen en materialen in het kader van de transitie naar een circulaire economie.
Met alle bovengenoemde maatregelen is op korte termijn een extra CO2-reductie van meer dan 8 Mton in zicht. Dit is exclusief de maatregelen die het kabinet
al eerder heeft aangekondigd. In bijlage 1 bij deze brief is een overzicht opgenomen
van de aanvullende maatregelen die het kabinet neemt. In de bijlage 2 geef ik uitvoering
aan de motie van het lid Van Raan (Kamerstuk 35 236, nr. 4) door voor de 14 aanvullende maatregelen die de afgelopen maanden door Stichting
Urgenda zijn voorgesteld een kabinetsappreciatie te geven.
Naar verwachting kunnen deze maatregelen op korte en middellange termijn voor een
economische impuls zorgen. Vooral in sectoren de niet als gevolg van de Coronacrisis
stilstaan. Indien een maatregel daarentegen zou blijken te leiden tot een negatief
effect op de werkgelegenheid, zal het kabinet zich inspannen deze gevolgen zo goed
als mogelijk op te vangen.
Dekking
Zoals hierboven aangegeven wordt met deze maatregelen op korte termijn een forse aanvullende
reductie gerealiseerd. De kosten van deze maatregelen zijn daarentegen ook fors. Het
kabinet wil hiervoor, gegeven de overige urgente maatschappelijke opgaven die er liggen,
geen beroep doen op aanvullende middelen. Daarom is maximaal gezocht naar mogelijkheden
om de kosten binnen de bestaande middelen van de verschillende departementen op te
vangen. Dat heeft ertoe geleid dat een aantal maatregelen in de gebouwde omgeving
door middel van kasschuiven op de begroting van BZK gedekt zullen worden. U wordt
hierover bij Voorjaarsnota geïnformeerd. In het pakket is ook besloten tot hernieuwde
openstelling van de Regeling Vermindering Verhuurderheffing Verduurzaming (RVV-V)
ten behoeve van de verduurzaming van woningen van woningcorporaties. De invulling
van de dekking van deze lastenverlichting zal in de augustusbesluitvorming worden
betrokken.
Het overige deel van de maatregelen zal gedekt worden door gebruik te maken van de
beschikbare ruimte de komende jaren in de middelen voor de SDE+ en de SDE++. Daarbij
is geborgd dat deze inzet van middelen niet ten koste gaat van onze langetermijndoelen:
deze inzet van middelen vormt dus geen beperking voor het realiseren van de afgesproken
49% CO2-reductie in 2030.
Vervolg
Met deze maatregelen komt, rekening houdend met de eerdere maatregelenpakketten die
het kabinet reeds heeft aangekondigd, het totale reductie-effect dat nog in de raming
verwerkt moet worden in potentie op 11 tot 12 Mton. Met realisatie van deze reductie
kan naar het oordeel van het kabinet dus in potentie voldaan worden aan de hiervoor
genoemde opgave van 9 tot 11 Mton. Het kabinet zal de uitvoering van de maatregelen
per direct oppakken. Vanwege de doorlooptijd van de uitvoering van diverse maatregelen,
waaronder aanpassing van wet- en regelgeving en het moeten doorlopen van staatssteunprocedures,
zal het volledige reductiepotentieel van maatregelen vermoedelijk in 2021 worden gerealiseerd.
Zoals hiervoor aangegeven houdt het kabinet ten behoeve van de uitvoering van het
vonnis de komende periode de ontwikkeling van de CO2-uitstoot in 2020 en de daarop volgende jaren, als gevolg van de Coronacrisis en de
meest actuele CO2- en brandstofprijzen, nauwlettend in de gaten.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
BIJLAGE 1 – OVERZICHT MAATREGELEN
Hieronder is een overzicht opgenomen van de maatregelen die het kabinet treft.
Kolencentrales
Het kabinet werkt aan maatregelen om de elektriciteitsproductie met kolen per eind
2020 te beperken. Doel daarbij is om een aanvullende CO2-reductie te realiseren van 5 tot 7,5 Mton, waarbij de centrales in de positie blijven
om eventuele leveringszekerheidsrisico’s op te vangen. Deze maatregelen leveren mogelijk
ook een beperkte bijdrage aan stikstofreductie. Voor de zomer zal ik uw Kamer hierover
nader informeren.
Stimulering specifieke maatregelen in de industrie
Het kabinet heeft de afgelopen periode projecten geïdentificeerd waarmee op korte
termijn op kosteneffectieve wijze CO2-reductie kan worden gerealiseerd. Op dit moment werkt het kabinet samen met een aantal
bedrijven aan concrete maatregelen, bijvoorbeeld voor de versnelde ombouw van installaties,
procesoptimalisatie of installaties van CO2-arme technieken. Met deze maatregelen kan gezamenlijk circa 0,5- 0,9 Mton CO2 worden gereduceerd. Deze maatregelen leveren mogelijk ook een beperkte bijdrage aan
stikstofreductie.
Strengere controle F-gassen
De maatregel betreft het intensiveren van controles door de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT) op lekkages van koelinstallaties en op illegale handel in F-gassen.
Daarnaast wordt in 2020 onderzocht of er meer mogelijkheden voor stimulering van natuurlijke
koudemiddelen binnen de bestaande financiële instrumenten zijn. Met deze maatregel
kan circa 0 – 0,1 Mton CO2 in worden gereduceerd.
Retourpremie Koel- en vrieskasten
De maatregel ziet toe op het inzamelen en recyclen van oude koel- en vrieskasten met
toepassing van een retourpremie van minimaal € 35 per oude koel- of vrieskast. De
retourpremie als financiële prikkel kan worden uitgevoerd binnen het reeds bestaande
wettelijke systeem van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid waarbinnen een
correcte verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (volgens
de Regeling AEEA) plaatsvindt. Met deze maatregel kan circa 0,1- 0,2 Mton CO2 worden gereduceerd.
Circulaire maatregelen in de GWW
De maatregel is onderdeel van het eerste pakket Urgenda-maatregelen. De maatregel
ziet toe op het ophogen van het budget bij Rijkswaterstaat voor circulaire maatregelen
in de Grond-, weg- en waterbouw. Het gaat hier o.a. om nieuwe asfalt of betonmengsels
en de toepassing van gerecycled staal. In een aantal van de komende contracten (zowel
aanleg als onderhoudscontracten van droge en natte infrastructuur) die in 2020 en
2021 worden opgesteld, kan expliciet worden gestuurd op CO2-reductie. Met deze maatregel kan circa 0 – 0,1 Mton CO2 worden gereduceerd.
Actieplan financiering energiebesparing
De maatregel ziet toe op het ondersteunen van de financiering van maatregelen met
een grote impact op energiebesparing in de industrie. Aansluitend op het project 6–25
van de industriesector zal bekeken worden hoe de financiering van grootschalige energiebesparingsprojecten
in de industrie kan worden versneld. Met deze maatregel kan circa 0,1–0,2 Mton CO2 worden gereduceerd. Tegelijkertijd wordt de komende drie jaar voor in totaal 100
miljoen euro vrijgemaakt voor investeringen in duurzame energie door het MKB.
Maatregelen in de gebouwde omgeving
Het gaat om een pakket aan maatregelen dat toeziet op reductie van energiegebruik
bij huishoudens en MKB, het faciliteren van financiering van verduurzaming VVE’s en
het versnellen van verduurzaming van huur, koop en maatschappelijk vastgoed. Met dit
pakket kan circa 0.2–0.5 Mton CO2 worden gereduceerd.
Versterking en ondersteuning uitvoering energiebesparingsverplichting
Met de invoering van de informatieplicht, die per 1 juli 2019 is ingevoerd, is voor
bedrijven – met name mkb – de uitvoering van de energiebesparingsverplichting vergemakkelijkt.
Via de Erkende Maatregelenlijsten worden bedrijven ondersteund om maatregelen te treffen
die kostenbesparend zijn en die zich in 5 jaar terugverdienen. Met deze additionele
middelen worden achterblijvers opnieuw nadrukkelijker aangespoord en ondersteund de
informatie aan te leveren en de energiebesparingsmaatregelen te treffen. Bij de uitvoering
van deze maatregel wordt uiteraard rekening gehouden met de nadelige effecten van
de Coronacrisis op deze bedrijven. Daarmee wordt ook een gelijk speelveld tussen mkb’ers
beter gewaarborgd. Met deze maatregel kan circa 0 – 0,2 Mton CO2 worden gereduceerd.
LED in de glastuinbouw
Maatregel ziet toe op subsidiering via de bestaande Energie-efficiëntie Glastuinbouw
(EG-)regeling. Hiermee kan de SONT-verlichting (de algemeen toegepaste assimilatieverlichting
in kassen) worden vervangen door full spectrum LED-verlichting (eventueel op gelijkstroom)
met een equivalente lichtopbrengst. Met deze maatregel kan circa 0,05 Mton CO2 worden gereduceerd.
Extra budget voorjaarsronde SDE+
Deze maatregel ziet toe op het ophogen van het budget voor de voorjaarsronde met 2
miljard euro naar 4 miljard euro. Dit is reeds aangekondigd door het Kabinet in de
kamerbrief van 4 maart. Met deze maatregel is er meer geld beschikbaar voor onder
meer zon op dak en kan circa 0,4 Mton CO2 worden gereduceerd.
Maatregelen in de landbouw gericht op reductie van stikstofdepositie
Het kabinet heeft op 7 februari en 24 april maatregelen in het kader van de stikstofaanpak
aangekondigd (respectievelijk Kamerstuk 35 334, nr. 44 en Kamerbrief «Voortgang stikstofproblematiek: structurele aanpak»)4. Met deze maatregelen wordt de emissie van zowel stikstof als broeikasgassen verminderd.
De maatregelen leiden tot een aanvullende reductie waarbij de omvang afhankelijk is
van daadwerkelijke uitwerking van de maatregelen.
Stimulering toepassing biobased en gereyclede plastics
De maatregel ziet toe op meer toepassing van biobased en gerecyclede plastics en sturen
op betere kwaliteit van het gerecycled materiaal zodat het toegepast kan worden. De
maatregel vraagt om wettelijke verankering en afstemming met Europa in het kader van
de interne markt. Tegelijkertijd wordt onderzocht of en hoe tot een hergebruiksdoelstelling
te komen. Vooruitlopend op beide maatregelen wordt ingezet op voortvarende uitvoering
van het Nederlandse en Europese Plastic Pact waar beide elementen al in terugkomen.
Met deze maatregel kan op termijn naar schatting 0,15 Mton CO2 in 2025 en 0,30 Mton CO2 in 2030 worden gereduceerd.
BIJLAGE 2 – KABINETSAPPRECIATIE 14 AANVULLENDE MAATREGELEN STICHTING URGENDA
Het kabinet waardeert de inzet waarmee Urgenda en de betrokken stakeholders nog 14
aanvullende maatregelen bij het 40-puntenplan hebben uitgewerkt. In de Kamerbrief
van 1 november 2019, heb ik reeds op de eerste 40 maatregelen uit het 40-puntenplan
gereageerd. Het kabinet heeft ook de aanvullende maatregelen zorgvuldig bestudeerd
en meegenomen in de uitwerking van het maatregelenpakket dat bijdraagt aan het realiseren
van CO2-reductie op korte termijn.
Het merendeel van de maatregelen aangedragen door Stichting Urgenda is op enigerlei
wijze onderdeel van het maatregelenpakket van het kabinet. Daarbij is prioriteit gegeven
aan maatregelen die kosteneffectief en snel uitvoerbaar zijn, kunnen rekenen op draagvlak
in de samenleving en handelingsperspectief bieden aan de burger. Een deel van deze
maatregelen zijn niet door het kabinet overgenomen omdat ze naar verwachting geen
of zeer beperkt CO₂-reducerend effect hebben in 2020, bijvoorbeeld vanwege de doorlooptijd
van de maatregel of omdat nader onderzoek nodig is voordat de maatregel kan worden
geïmplementeerd.
De onderstaande tabel bevat een overzicht van de aanvullende maatregelen, die door
Urgenda, in aanvulling op het 40-puntenplan, zijn voorgesteld. Hierbij is aangegeven
of en op welke wijze deze door het kabinet wordt opgepakt en wanneer deze reeds onderdeel
is van de reeds door het kabinet ingezette maatregelen.
Kabinetsappreciatie 14 aanvullende maatregelen Stichting Urgenda
#
Maatregel
Appreciatie
41
Extra LED in huishoudens
Met de door het kabinet aangekondigde maatregelen in de gebouwde omgeving worden huishoudens
geholpen bij het treffen van energiebesparende maatregelen.
42
Gratis doorvoerstekker tegen sluipverbruik
Met de door het kabinet aangekondigde maatregelen in de gebouwde omgeving worden huishoudens
geholpen bij het treffen van energiebesparende maatregelen.
43
Actieplan inwisselen koelkasten
Met de door het kabinet aangekondigde maatregel voor een retourpremiesysteem voor
koel en vrieskasten binnen het reeds bestaande wettelijke systeem van uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid, worden huishoudens gestimuleerd om oude koelkasten
in te leveren.
44
Strengere controle op F-gassen
Deze maatregel maakt deel uit van het door het kabinet aangekondigde maatregelenpakket.
45
Minder stikstof in de landbouw
Deze maatregel is gericht op het nemen van maatregelen die (versneld) bijdragen aan
het op termijn realiseren van kringlooplandbouw. Het kabinet heeft op 7 februari en
24 april maatregelen in het kader van de stikstofaanpak aangekondigd (respectievelijk
Kamerstuk 35 334, nr. 44 en Kamerbrief «Voortgang stikstofproblematiek: structurele aanpak»)1.
46
Doe de deur dicht
Met de door het kabinet aangekondigde maatregelen in de gebouwde omgeving wordt ook
het MKB geholpen bij het treffen van energiebesparende maatregelen.
47
Ambitieuzer plan voor plastics
De door het kabinet aangekondigde maatregel «Stimulering toepassing biobased en gereyclede plastics» ziet toe op meer toepassing van biobased en gerecyclede plastics en stuurt op betere
kwaliteit van het gerecycled materiaal zodat het toegepast kan worden.
48
Innovaties in de transportsector
Deze maatregel wordt niet door het kabinet overgenomen, omdat ze onvoldoende perspectief
bieden om op korte termijn tot substantiële CO2-reductie te leiden.
49
Groen en gezond wonen
De uitvoering van deze- op zich positieve- maatregel ligt primair bij gemeenten en
de desbetreffende maatschappelijke partijen.
Een deel van de voorstellen in deze maatregel maken al deel uit van programma’s als
«Jong leren eten» en «Duurzaam Door» of zijn onderdeel van het Deltaplan Biodiversiteit.
Het betreft in zijn uitvoering ook grotendeels gemeentelijk beleid. Het kabinet is
bereid te verkennen op welke manier deze voorstellen binnen het bestaande beleid verder
ondersteund kunnen worden, o.a. door de andere overheden aan te spreken op hun inzet.
50
Ruim je data op
Deze maatregel wordt niet door het kabinet overgenomen. Voor overheidsinstanties en
hun IT-afdelingen gelden bovengemiddeld hoge eisen aan de beschikbaarheid en veiligheid
van data.
51
Anders verdoven
Voor de uitvoering van deze maatregelen zijn de professionals en wetenschappelijke
verenigingen die de richtlijnen voor de zorg opstellen verantwoordelijk. Zij beschikken
ook over de nodige expertise. De door Urgenda voorgestelde maatregelen worden vanuit
het programma Duurzame Zorg (Green Deal 226, voor een duurzame zorg) bespreekbaar
gemaakt en gestimuleerd. Daarnaast wordt door VWS de realisatie van de groene operatiekamer
gefaciliteerd
52
Spanningsoptimalisatie
Deze maatregel bestaat uit vier sub-maatregelen. Sub-maatregelen #1 en #4 worden niet
door het kabinet overgenomen omdat het, afgezien van het risico op marktverstoring,
niet op korte termijn tot substantiële CO2-reductie leidt. Voor huishoudens «kleinverbruikers» geldt dat potentie voor reductie
ligt bij specifieke groep met bepaalde elektrische apparatuur, wat de doelmatigheid
maatregel beperkt. Ook voor bedrijven («grootverbruikers») lijkt doelmatigheid beperkt,
Voor hen geldt dat zij, afgezien van de relevantie van netspanning voor hun eigen
apparatuur, nu reeds diverse prikkels hebben om hun processen te optimaliseren (o.a.
financieel voor blindvermogen). De sub-maatregelen #2 en #3 zijn slechts beperkt toepasbaar,
en hebben daarom naar verwachting een zeer beperkt CO2-effect op de korte termijn. De maatregelen vragen tevens nader onderzoek naar de
terugverdientijd, dit zal meegenomen worden bij de actualisatie van de EML.
53
Rem op kalveren-, geiten- en schapensectoren
Het kabinet neemt deze maatregel niet over. Bepalend voor de omvang van deze sectoren
is vergunningverlening door bevoegd gezag (milieuvergunning, vergunning Wet Natuurbescherming).
54
Extra SDE+ voor zon op dak
Het kabinet heeft op 4 maart aangekondigd het budget voor de voorjaarsronde met 2
miljard euro naar 4 miljard euro op te hogen (Kamerstuk 31 239, nr. 313).
X Noot
1
Dit betreft bijvoorbeeld maatregelen die toezien op de ophoging van de sanering van
de varkenshouderij en de beëindigings- en opkoopregeling voor veehouderijbedrijven.
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat