Brief regering : Voorjaarsnota 2020
35 450 Voorjaarsnota 2020
Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2020
Inhoudsopgave
Blz.
1
Inleiding
1
2
Kabinetsbeleid ten tijde van de corona-uitbraak
2
3
Beeld van de economie en overheidsfinanciën
4
4
Inschatting EMU-saldo en EMU-schuld
6
5
Uitgaven noodmaatregelen corona-uitbraak
8
6
Uitgaven lopend kabinetsbeleid
13
Bijlagen1
Bijlage 1: Regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post
Bijlage 2: Overzicht van de uitgekeerde eindejaarsmarges
Bijlage 3: Verticale toelichting
X Noot
1
Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.
1 Inleiding
De Voorjaarsnota 2020 is de eerste rapportage van het kabinet over de uitvoering van
de begroting van 2020. In de eerste maanden van dit jaar is het leven wereldwijd en
ook in Nederland ingrijpend veranderd. De uitbraak van het coronavirus heeft verstrekkende
gevolgen. In de eerste plaats voor mensen die ziek worden, iemand aan de ziekte verliezen
of werk dreigen te verliezen. Het virus en de genomen maatregelen om het virus te
bedwingen hebben ook grote gevolgen voor de budgettaire besluitvorming.
Deze Voorjaarsnota geeft een eerste beeld van de gevolgen voor de begroting van de
corona-uitbraak. Het gaat om de budgettaire gevolgen van de maatregelen om verspreiding
van het virus tegen te gaan en van de noodmaatregelen waarmee het kabinet de impact
van de coronacrisis voor werkenden, ondernemers en bedrijven zoveel mogelijk wil beperken.
Daarnaast geeft deze Voorjaarsnota zoals gebruikelijk ook inzicht in de stand van
zaken van de reguliere begroting. Juist ook in deze uitzonderlijke tijden is het belangrijk
om geplande investeringen en voorgenomen beleid zoveel mogelijk door te laten gaan
en om gemaakte afspraken na te komen.
Deze Voorjaarsnota bevat niet de gebruikelijke actualisatie van de kabinetsraming
van belastinginkomsten en geen gedetailleerde raming van het EMU-saldo en de EMU-schuld.
Op dit moment is er veel onzekerheid over met name de economische ontwikkeling en
de impact hiervan op belastinginkomsten, EMU-saldo en EMU-schuld. Ook onzekerheid
over het beroep op de noodmaatregelen van het kabinet zorgt ervoor dat een accurate
inschatting van inkomsten en saldo lastig is. Het kabinet baseert diens budgettaire
ramingen altijd op de economische ramingen van het CPB. Er is op dit moment geen CPB-raming
beschikbaar die rekening houdt met de actuele situatie. De eerstvolgende CPB-raming,
de juniraming, wordt verwacht op 16 juni. Na doorrekening van de juniraming zal het
kabinet het parlement informeren met een actueel beeld van inkomsten, EMU-saldo en
EMU-schuld.
Gezien de behoefte vanuit de Kamer bevat deze Voorjaarsnota wel een grove inschatting
van het EMU-saldo in 2020 met grote onzekerheden omgeven. Dit betreft nadrukkelijk
geen raming die zoals gebruikelijk is opgebouwd uit afzonderlijke ramingen van inkomsten-
en uitgavenposten (bottom-up), maar het betreft een inschatting op basis van macro-economische verbanden (elasticiteiten)
om de orde van grootte in beeld te brengen. Deze inschatting is met onzekerheid omgeven
onder andere doordat de verbanden tussen macro-economische variabelen in deze tijd
kunnen afwijken van langjarige gemiddelden.
Deze Voorjaarsnota begint in paragraaf 2 met de uitgangspunten van het kabinetsbeleid
in deze uitzonderlijke omstandigheden. Vervolgens schetst paragraaf 3 aan de hand
van de verschillende scenario’s van het CPB wat de impact kan zijn van de corona-uitbraak
op de economie en de overheidsfinanciën. Paragraaf 4 bevat een grove inschatting van
het EMU-saldo en de EMU-schuld in 2020. Paragraaf 5 beschrijft de budgettaire effecten
van de noodmaatregelen die het kabinet heeft genomen aan de uitgavenkant van de begroting.
De laatste paragraaf gaat in op de uitgavenmutaties bij het lopende kabinetsbeleid.
De Voorjaarsnota kent drie bijlagen1. Bijlage 1 geeft inzicht in de overboekingen van Regeerakkoordmiddelen van de aanvullende
post. Bijlage 2 geeft de omvang van de uitgekeerde eindejaarsmarge per begrotingshoofdstuk
weer. Bijlage 3 bevat voor iedere begroting een cijfermatig overzicht van budgettaire
veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de Miljoenennota 2020 (verticale toelichting).
2 Kabinetsbeleid ten tijde van de corona-uitbraak
Bestrijding van de gevolgen van de corona-uitbraak vergt een maximale inspanning. Dit jaar vindt de budgettaire besluitvorming plaats onder uitzonderlijke omstandigheden.
De uitbraak van het corona-virus heeft verstrekkende gevolgen, in de eerste plaats
voor de mensen die ziek worden of zelfs overlijden, en hun naasten. De essentie van
de bestrijding van de corona-uitbraak is om het virus maximaal te controleren, waarbij
we vooral kwetsbare groepen willen beschermen. Als mensen geen contact hebben, dan
kunnen ze anderen niet besmetten en verspreidt het coronavirus zich niet. Het doel
is om te zorgen dat patiënten de zorg kunnen krijgen die ze nodig hebben. Daarom is
het belangrijk dat zorgaanbieders en zorgprofessionals zo goed mogelijk hun werk kunnen
blijven doen in deze zware omstandigheden.
De uitbraak van het coronavirus en de maatregelen die het kabinet heeft moeten nemen
ter bestrijding van het virus hebben grote economische en maatschappelijke gevolgen. Om contacten tussen mensen te beperken zijn activiteiten in diverse sectoren deels
of helemaal tot stilstand gekomen. Door de afnemende economische activiteit (wereldwijd)
en de onzekerheid worden ook andere sectoren geraakt. Veel Nederlanders dreigen hierdoor
hun werk of opdrachten te verliezen. Dit heeft ingrijpende effecten voor de mensen
die hiermee te maken krijgen, maar ook voor de economie als geheel. Nederland komt
onafwendbaar in een recessie terecht.
Het kabinet doet wat nodig is. Het doet wat nodig is om in de eerste plaats het virus
te bestrijden, maar ook om de gevolgen van de recessie voor burgers en bedrijven zoveel
mogelijk te beperken. In de Kamerbrief van 17 maart jl. heeft het kabinet daarom een uitgebreid noodpakket
aangekondigd, dat qua omvang uniek is in de geschiedenis. Daarna heeft het kabinet
nog een aantal aanvullende maatregelen aangekondigd. De maatregelen hebben als doel
dat zo veel mogelijk mensen hun baan behouden en zo veel mogelijk ondernemingen overeind
blijven. Hiermee zet het kabinet alles op alles om deze moeilijke fase te overbruggen
en de economische gevolgen te beperken. Zodat gezonde bedrijven na deze crisis zo
veel mogelijk kans hebben om verder te kunnen, ZZP’ers hun zaken weer op kunnen pakken
en zoveel mogelijk mensen in dienst blijven. Om de economische effecten te beperken
is het daarbij belangrijk dat de contactbeperkende maatregelen – daar waar dit verantwoord
is – gefaseerd versoepeld kunnen worden. Omdat ontwikkelingen elkaar snel opvolgen,
blijft het kabinet de situatie nauwlettend monitoren. Vanzelfsprekend heeft het kabinet
daarbij ook oog voor de wijze waarop de maatregelen uitpakken, en hoe het kan bijsturen
op het moment dat de situatie daarom vraagt. Als het nodig is, zal het kabinet het
pakket verlengen, aanpassen of aanvullende maatregelen nemen. Dit laat onverlet dat
dit economisch een moeilijke tijd is voor veel mensen en dat de overheid niet kan
voorkomen dat er toch bedrijven failliet gaan en mensen hun werk kwijtraken.
De buffers die zijn opgebouwd worden hiervoor ingezet. Voor de bestrijding van het virus en het beperken van de economische en maatschappelijke
gevolgen moeten er veel kosten gemaakt worden. Het kabinet vindt het belangrijk dat
zorgaanbieders en zorgprofessionals hun werk kunnen doen en zich in deze tijd geen
zorgen hoeven te maken over hun financiële positie. Daarom worden zorgaanbieders onder
andere gecompenseerd voor gederfde omzet en worden de extra kosten als gevolg van
de crisis vergoed. De precieze budgettaire consequenties zijn daarbij zeer moeilijk
te voorspellen. Ook het pakket met noodmaatregelen heeft hoge kosten. Daarnaast loopt
het kabinet op korte termijn veel inkomsten mis als gevolg van de afnemende economische
activiteit en de mogelijkheid van tijdelijk belastinguitstel2. Hierdoor geeft het kabinet op korte termijn veel meer uit dan er binnen komt en
loopt de schuld op korte termijn flink op. Dit kan ook, omdat in goede economische
tijden de overheidsfinanciën op orde zijn gebracht en de staatsschuld omlaag is gebracht.
Hoe ver de schuld zal oplopen is lastig te voorspellen en is afhankelijk van het verdere
verloop van de crisis. Als de recessie langer aanhoudt en de werkloosheid flink oploopt
dan wordt de economische schade groter. De CPB-scenario’s laten zien dat de EMU-schuld
in twee jaar tijd flink op kan lopen tot boven de 70 procent van het bbp (zie paragraaf 3).
Verder houdt het kabinet koers: dat biedt zekerheid aan burgers en bedrijven. Het kabinet houdt ook in deze extreme omstandigheden verder zo veel mogelijk koers.
Dit betekent dat het kabinet zich voor de reguliere begroting (de begroting zonder
de crisismaatregelen) blijft houden aan de begrotingsregels. De afspraken die het
kabinet heeft gemaakt over de uitgaven zorgden ervoor dat we de afgelopen jaren –
toen het economisch mee zat – niet meer mochten uitgeven. Daar staat tegenover dat
we nu het flink tegen zit niet direct hoeven te bezuinigen of de belastingen moeten
verhogen. Door de opgebouwde buffers kunnen we nu opvangen dat de belastinginkomsten
– zoals de btw, de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting – flink teruglopen
door de economische situatie en de mogelijkheid van belastinguitstel. Het kabinet
kan hierdoor stabiel beleid blijven voeren, wat zekerheid biedt voor burgers en bedrijven.
Dat geeft houvast voor de economische ontwikkeling op dit moment.
Het kabinet houdt ook vast aan gemaakte afspraken. Koers houden betekent ook: voorgenomen beleid zo veel als mogelijk uitvoeren en gemaakte
afspraken nakomen. Dat betekent dat we bijvoorbeeld doorgaan met de afbouw van winning
van het Groningengas, maatregelen die zijn gericht op het terugdringen van de CO2-uitstoot (Urgenda-vonnis) en de verlaging van stikstofdepositie. Ook houden we ons
aan de afspraken over de compensatie aan ouders en het herstel van de uitvoering van
de kinderopvangtoeslag. Afgezien van de maatregelen die nodig zijn om de crisis te
bestrijden, zorgt het kabinet ervoor dat de uitgaven binnen de afgesproken kaders
blijven. Tegenvallers moeten daarom elders binnen de begroting worden gecompenseerd.
Tegenvallers doen zich voor op het terrein van justitie, asiel, onderwijs, zorg en
de sociale zekerheid. Deze worden zoveel als mogelijk gedekt uit de per saldo meevallers
op de generale dossiers, uit ramingsbijstellingen en uit de inzet van structurele
onderuitputting op specifieke begrotingshoofdstukken. Zo wordt voorkomen dat nu moet
worden bezuinigd op staand beleid.
Gezonde overheidsfinanciën zijn geen gegeven en vragen blijvend aandacht. Hoewel onze overheidsfinanciën er nog goed voorstaan en we een flinke economische
klap kunnen opvangen, laat deze Voorjaarsnota ook zien dat gezonde overheidsfinanciën
geen gegeven zijn. Hier is door het huidige kabinet en ook door de vorige kabinetten
hard aan gewerkt. De focus ligt op dit moment op het bestrijden van deze crisis. Op
het moment dat deze achter de rug is zullen we moeten kijken hoe de overheidsfinanciën
er op dat moment voorstaan en wat verstandig beleid is om de overheidsfinanciën te
laten herstellen. Het is daarom per definitie verstandig om nu al na te denken over
beleid dat het herstel na de crisis kan bevorderen en over beleid dat Nederland weerbaarder
kan maken mocht een volgende crisis zich voordoen.
3 Beeld van de economie en overheidsfinanciën
De impact van het coronavirus op de economie en de overheidsfinanciën is nog zeer
moeilijk te voorspellen. De economische situatie is op zeer korte termijn enorm veranderd. De cijfers voor
de uitgaven in deze Voorjaarsnota zijn dan ook nog gebaseerd op de raming uit het
Centraal Economisch Plan (CEP) van 17 maart. In deze raming werd nog aangenomen dat
het virus snel onder controle zou komen en de gevolgen beperkt zouden blijven tot
China. Om een beeld te geven van de impact op de economie worden de scenario’s die
het CPB op 26 maart heeft gepubliceerd hier kort besproken. Deze scenario’s zijn niet
bedoeld en ook niet specifiek genoeg voor gebruik in de begroting. Daarom zijn ze
niet gebruikt bij het opstellen van de begrotingscijfers. Voor een volledige doorrekening
van de effecten op de economie en overheidsfinanciën moet eerst duidelijker zijn hoe
de crisis zich verder zal ontwikkelen. Hiervoor wordt de volgende reguliere CPB-raming
in juni afgewacht. In paragraaf 4 wordt daarom slechts een eerste grove inschatting
gegeven van het EMU-saldo.
Bij grote onzekerheden kunnen scenario’s helpen om inzicht te krijgen in de orde van
grootte van de economische effecten. De scenario’s van het CPB zijn zo gekozen om enkele van de voornaamste onzekerheden
te illustreren, en zo een indruk te geven van wat mogelijke economische consequenties
zijn. De grote onzekerheden zijn met name de duur en economische doorwerking van de
contactbeperkende maatregelen en de impact op de financiële stabiliteit en wereldhandel.
Andere scenario’s zijn denkbaar en de scenario’s dienen dan ook niet te worden opgevat
als een onder- of bovengrens van mogelijke uitkomsten.
Tabel 3.1 Uitkomsten scenario’s CPB
Bbp-groei (%)
Werkloosheid (%)
EMU-saldo (% bbp)
EMU-schuld (% bbp)
2020
202 1
2020
2021
2020
2021
2020
2021
CEP 2020:
1,4
1,6
3,2
3,4
1,1
0,1
46,3
45,2
Scenario's:
1: 3 mnd. beperkingen
– 1,2
3,5
4
4,5
– 1,3
– 0,5
49,9
48,4
2: 6 mnd. beperkingen
– 5
3,8
4,2
5,3
– 4,6
– 2,9
55,4
56,1
3: 6 mnd. beperkingen, doorwerking negatiever
– 7,7
2
6,3
8,4
– 6,8
– 5,7
60,4
65,5
4: 12 mnd. Beperkingen
– 7,3
– 2,7
6,1
9,4
– 7,3
– 9,9
61,7
73,6
De analyse van het CPB maakt duidelijk dat de economische impact zeer groot is, ongeacht
welk scenario realiteit wordt. In elk scenario treedt in 2020 een recessie op, al verschilt de omvang van de economische
krimp. Grote delen van de economie liggen stil, ook in het buitenland. De terugval
in economische activiteit en in de wereldhandel zijn op de korte termijn dan ook zo
groot dat een recessie in 2020 niet te voorkomen is. In het tweede kwartaal van 2020
zal de economie hard getroffen worden door de contactbeperkende maatregelen. Hoewel
moeilijk in te schatten door het gebrek aan concrete cijfers lijkt een terugval met
10–20 procent in het tweede kwartaal waarschijnlijk. De ramingen van andere instellingen
zoals Nederlandse banken en het IMF wijzen erop dat het denkbaar is dat we in een
van de meer ingrijpende scenario’s terecht komen.
De werkloosheid loopt in alle scenario’s op, maar de noodmaatregelen helpen om de
klap te verzachten. Door de zeer krappe arbeidsmarkt voor de uitbraak van het coronavirus zullen veel
bedrijven mogelijk hun personeel in dienst houden in afwachting van betere tijden.
Dit deed zich ook voor in de eerste jaren na de financiële crisis van 2008–2009. Ondersteund
door de tegemoetkoming in de loonkosten door de overheid zal naar verwachting de werkloosheid
initieel niet evenredig toenemen met de afname van de economische activiteit. Veel
hangt af van de duur van de contactbeperkingen en vooral van de mate van herstel na
de crisis. Als de coronamaatregelen langer aanhouden of overlopen in een «traditionele»
economische recessie zal de werkloosheid forser oplopen, ook omdat tijdelijke contracten
dan vaker niet worden verlengd en de mensen die afstuderen moeilijk een baan zullen
vinden.
Het kabinet houdt in zijn economische reactie op de crisis niet rekening met één scenario,
maar kiest voor een adaptieve aanpak. Het noodpakket is erop gericht om de economische schade zoveel mogelijk te beperken.
Dat is in elk scenario verstandig, aangezien er hoe dan ook een recessie plaatsvindt
als gevolg van het coronavirus. De onzekerheid zit vooral in de omvang en duur van
de economische terugval. Het kabinet monitort daarom permanent de economische situatie
op basis van actuele cijfers. Het noodpakket zal waar nodig worden aangepast of aangevuld
met andere maatregelen, en kan indien noodzakelijk worden verlengd.3
Het noodpakket en het laten werken van de automatische stabilisatoren leiden tot een
omvangrijk begrotingstekort, maar de scenario-analyse van het CPB laat zien dat de
overheidsfinanciën tegen een stootje kunnen. Er is in elk scenario sprake van omvangrijke begrotingstekorten, maar ook in het
slechtste van de vier scenario’s komt de houdbaarheid van de overheidsschuld op korte
termijn niet direct in gevaar. Sinds 2016 is er sprake geweest van begrotingsoverschotten.
De overheidsschuld is daardoor gedaald tot 48,6 procent bbp in 2019. Hierdoor heeft
Nederland ruimte om de gevolgen van het coronavirus op te vangen.
4 Inschatting EMU-saldo en EMU-schuld
Deze Voorjaarsnota bevat niet de gebruikelijke actualisatie van de kabinetsraming
van belastinginkomsten en geen gedetailleerde raming van het EMU-saldo en de EMU-schuld. Op dit moment is er veel onzekerheid over met name de economische ontwikkeling en
de impact hiervan op belastinginkomsten, EMU-saldo en EMU-schuld. Ook het beroep op
de noodmaatregelen van het kabinet zorgt ervoor dat een accurate inschatting van inkomsten
en saldo lastig is.
Tegelijkertijd constateert het kabinet dat er behoefte is vanuit het parlement aan
een actueel beeld van de overheidsfinanciën. Ook is het van belang dat het Agentschap zo snel mogelijk duidelijkheid kan verschaffen
aan de financiële markten hoe het invulling kan geven aan de verhoogde financieringsbehoefte.
Daarom bevat deze Voorjaarsnota een eerste grove inschatting van het EMU-saldo in
2020 met grote zekerheden omgeven.
Een grove inschatting van het EMU-saldo in 2020 laat een tekort zien van 11,8 procent
bbp. Dit betreft nadrukkelijk geen gebruikelijke raming die is opgebouwd uit afzonderlijke
ramingen van inkomsten- en uitgavenposten (bottom-up), maar het betreft een inschatting op basis van de groeiverwachting van het IMF en
macro-economische verbanden uit het verleden (elasticiteiten). Tabel 4.1 geeft inzicht
in de wijze waarop verschillende standaard macro-economische verbanden voor de Nederlandse
economie doorwerken in het EMU-saldo van Nederland. Vanwege deze grove benadering
is deze schatting met beduidend meer onzekerheid omgeven dan voorgaande kabinetsramingen
van het EMU-saldo.
De grove inschatting van het EMU-saldo bestaat uit de volgende elementen. Bij de meeste recente CEP-raming (maart jl.) ging het CPB voor 2020 uit van een overschot
van 9,1 miljard euro ofwel 1,1 procent bbp. Uitgaande van een economische krimp in
2020 van 7,5 procent (raming IMF) en een door de Europese Commissie geschatte begrotingselasticiteit
van 0,6 verslechtert het EMU-saldo met 5,4 procentpunt bbp. Dit effect betreft enkel
de autonome doorwerking van de economie op het EMU-saldo (automatische stabilisatoren).
Daarnaast heeft het kabinet noodmaatregelen genomen die leiden tot hogere uitgaven
en lagere inkomsten en zo zorgen voor een aanvullende verslechtering van het EMU-saldo
in 2020. De ramingen van hogere uitgaven en lagere inkomsten zijn met grote onzekerheid
omgeven. Er is voor gekozen om voor de uitgaven aan te sluiten bij de uitgaven die
gemeld zijn aan het parlement. Dit is de beste inschatting van het moment. Dat betekent
dat ervan uit gegaan wordt dat toegenomen risico’s op bijvoorbeeld garanties zich
niet materialiseren in grotere mate dan begroot. Tabel 5.1 in deze Voorjaarsnota presenteert
een uitsplitsing van alle uitgavenmaatregelen die aan uw Kamer zijn gemeld. De extra
gederfde inkomsten hebben vooral betrekking op uitstel van belastingbetaling, die
in latere jaren in beginsel alsnog gerealiseerd worden maar in 2020 tot een hoger
tekort leiden. 4 Bij de budgettaire grootte van dit uitstel is aangenomen dat ondernemers deze uitstelmogelijkheid
makkelijk weten te vinden en dat terugbetaling van de uitgestelde belasting voor het
overgrote deel niet meer in 2020 gebeurt. Ook het tweede fiscale pakket van 4 miljard euro
maakt hier onderdeel van uit. Deze uitgaven- en inkomstenmaatregelen verslechteren
het EMU-saldo in 2020 potentieel naar – 11,8 procent bbp. Het IMF heeft vanwege de
eerdere publicatiedatum niet alle noodmaatregelen meegenomen in hun raming. De EMU-schuld
neemt op basis van deze grove schatting per eind 2020 toe tot 65,2 procent bbp. Dit
komt enerzijds door de doorwerking van het EMU-saldo, maar ook door de krimp van het
bbp (noemereffect).
Tabel 4.1: Grove schatting EMU-saldo en EMU-schuld
(– = saldoverslechterend en schuldverbeterend)
Miljarden euro’s
Procenten bbp
EMU-saldo CPB bij CEP 2020
9
1,1
Autonome doorwerking 7,5 procent economische krimp
– 45
– 5,4
Uitgaven beleidsmatig
Uitgaven noodmaatregelen
– 20
– 2,7
Inkomsten beleidsmatig
Uitstel betaling belasting (incl. tweede fiscale pakket)
– 361
– 4,81
Grove inschatting EMU-saldo
- 92
1
- 11,8
1
EMU-schuld CPB bij CEP 2020
387
46,3
Doorwerking grove inschatting EMU-saldo
101
12,9
Noemereffect
6,0
Grove inschatting EMU-schuld
489
65,2
X Noot
1
Deze inschatting is opgebouwd op basis van verschillende aannames en daarmee met grote
onzekerheid omgeven (zie toelichting onder tabel).
De grove inschatting van het EMU-saldo in 2020 kent belangrijke onzekerheden en dient
enkel om de orde van grootte in beeld te brengen. De onzekerheid heeft ten eerste betrekking op de economische ontwikkeling. Het is
onzeker met welk verloop van het virus en met welke economische ontwikkeling rekening
moet worden gehouden. Bij deze inschatting is gekozen voor de meest recente inschatting
van het IMF. Ten tweede is het denkbaar dat de reguliere verhouding tussen de economische
groei en het EMU-saldo gedurende deze uitzonderlijke crisissituatie niet opgaat mede
door de contactbeperkende maatregelen die kunnen leiden tot een andere uitwerking
van de schok op de overheidsfinanciën. Zo is het mogelijk dat de noodmaatregelen getroffen
door het kabinet, zoals de NOW-regeling, het beroep op de automatische stabilisatoren
zoals de WW beperken. Tevens is het mogelijk dat door maatregelen zoals de NOW de
daling van de belastinginkomsten, waaronder de loonheffing, lager uitvalt dan op basis
van de historische elasticiteit verwacht kon worden. Ten derde is het gebruik van
de faciliteiten en regelingen onzeker. Het kabinet gaat in bovenstaande berekening
verder uit van zeer omvangrijk gebruik van uitstel van betaling van belasting door
bedrijven. Deze regeling kent immers geen plafond. Het bedrag aan uitgestelde belasting
dat in 2020 niet meer binnenkomt is geschat op 32 miljard euro. De drie grootste componenten
daarbinnen betreffen de loonheffing en premies, de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting.
Deze drie belastingsoorten belopen ongeveer 90% van het totaal. Een uitsplitsing tussen
belastingsoorten is zeer gevoelig voor aannames over hoe de economische schok zal
uitwerken op de economie. Om deze gevoeligheid te beperken wordt dit als totaalbedrag
gepresenteerd. Deze inschatting over het totaalgebruik van de uitstelmogelijkheid
is echter zeer onzeker omdat een dergelijke brede uitstelregeling niet eerder is getroffen.
Daarbij wordt nog bezien in hoeverre dit op langere termijn tot een derving van de
inkomsten leidt. Zo is het ook mogelijk dat bij een sneller economisch herstel dan
hierboven geschetst een omvangrijk deel van het uitstel alsnog gedurende 2020 geïnd
wordt. In dat geval valt het tekort mogelijk lager uit. Ten vierde is nog onduidelijk
in hoeverre uitstel van betaling relevant is voor het EMU-saldo. In de hierboven genoemde
scenario’s van het CPB zit het uitstel van betaling niet in de berekening van het
EMU-saldo. Dat draagt bij aan het verschil in EMU-saldo tussen de CPB-scenario’s en
deze grove inschatting.
De eerstvolgende CPB-raming (juniraming) die rekening houdt met de actuele economische
situatie wordt verwacht op 16 juni. Daarnaast komen in de komende periode de Europese
Commissie (7 mei) en DNB (juni) met een nieuwe raming. Het kabinet baseert diens budgettaire
ramingen altijd op de economische ramingen van het CPB. Na doorrekening van de juniraming
zal het kabinet het parlement informeren met een actueel beeld van inkomsten, EMU-saldo
en EMU-schuld.
5 Uitgaven noodmaatregelen corona-uitbraak
Gezien de plotselinge en uitzonderlijke situatie heeft het kabinet heeft op 17 maart
2020 besloten tot een pakket van noodmaatregelen om de economische gevolgen van het
coronavirus het hoofd te bieden. In de weken daarna is besloten tot verschillende aanvullende noodmaatregelen. Gegeven
de uitzonderlijke situatie heeft het kabinet besloten om het uitgavenplafond aan te
passen om de extra uitgaven mogelijk te maken. Dit betekent dat de extra uitgaven
niet ten koste gaan van andere uitgaven, maar dat ze zorgen voor een verslechtering
van het EMU-saldo en een verhoging van de EMU-schuld. Het kabinet heeft daarnaast
ook maatregelen genomen die gevolgen hebben voor de inkomsten van belastingen en premies.
Het reguliere uitgavenplafond geldt dus niet voor de uitgaven uit het noodpakket en
de uitgaven leiden daarom niet tot een effect op het accres (indexatie van Gemeente-
en Provinciefonds). Gemeenten ontvangen via het noodpakket middelen om toename in
uitvoeringskosten te dekken9. Daarnaast blijft het Rijk de financiële situatie van gemeenten en effecten als gevolg
van de coronacrisis monitoren.
De budgettaire gevolgen van de verschillende noodmaatregelen zijn aan de Kamer voorgelegd
in incidentele suppletoire begrotingen of ze worden voorgelegd als onderdeel van de
eerste suppletoire begrotingen. Tabel 5.1 presenteert een overzicht van alle noodmaatregelen aan de uitgavenkant
die aan het parlement zijn gemeld en waarvoor het uitgavenplafond is aangepast.
Het kabinet blijft monitoren in hoeverre de genomen noodmaatregelen voldoende zijn
om burgers en bedrijven tijdens de coronacrisis te ondersteunen. Mocht besloten worden tot een uitbreiding van de maatregelen, dan zullen deze eveneens
leiden tot incidentele suppletoire begrotingen.
Tabel 5.1 Noodmaatregelen uitgaven en niet-belastingontvangsten waarvoor het uitgavenplafond
is aangepast
(in miljoenen euro’s, + = hogere netto-uitgaven)
2020
Koninkrijksrelaties
Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint Maarten
135
Buitenlandse Zaken
Consulaire bijstand
7
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Cultuur
300
Financiën
Verzuimboetes en kostenvervolging
59
Belasting- en invorderingsrente
88
Herverzekering leverancierskredieten
970
Economische Zaken en Klimaat
Garantie Ondernemingsfinanciering
80
Garantie Ondernemingsfinanciering coronamodule
1.000
Borgstelling MKB
203
Qredits
31
Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19
1.670
Regionale ontwikkelingsmaatschappijen
100
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Borgstelling MKB-Landbouw
10
Verruiming Borgstelling MKB-Landbouw
4
Sierteelt en fritesaardappelen*
650
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid
10.000
Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers
3.800
Compensatie eigen bijdrage kinderopvang
175
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Aanschaf, distributie en verkoop medische hulpmiddelen
680
Bijdrage vaccinonderzoek (CEPI)
50
Zorgkosten Caribisch Nederland
32
Opleiden extra zorgpersoneel
23
Onderzoek ZonMw
20
Diverse corona-gerelateerde maatregelen (w.o. RIVM en GGD)
27
Totaal
20.113
Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint Maarten
In verband met de financiële gevolgen van de Coronacrisis is, voor de maand april
en de eerste helft van de maand mei, acute liquiditeitssteun verstrekt aan Aruba,
Curaçao en Sint Maarten. De steun is verstrekt door middel van een bulletlening met een looptijd van twee jaar en een rente van 0 procent. Betaling heeft plaatsgevonden
via DNB en de middelen worden via een incidentele suppletoire begroting geboekt op
hoofdstuk IV. De middelen moeten vooral ten goede komen aan het deel van de bevolking
dat het zwaarst getroffen wordt door deze crisis.
Consulaire bijstand
Dit betreft een bijdrage van de rijksoverheid aan het convenant Bijzondere Bijstand Buitenland, voor het waarborgen van een veilige terugkeer van Nederlandse reizigers naar Nederland.
Cultuur
De liquiditeitsproblemen van instellingen in de culturele en creatieve sector vormen
een probleem voor het voortbestaan van vitale onderdelen in de culturele en creatieve
infrastructuur. Het kabinet voegt daarom 300 miljoen euro additionele middelen toe
aan het bestaande instrumentarium om de vitale onderdelen in de culturele infrastructuur
in stand te houden.
Verzuimboetes en kostenvervolging
De Belastingdienst zal voor drie maanden boetes voor het niet (tijdig) betalen achterwege
laten of terugdraaien.
Belasting- en Invorderingsrente
Om ondernemers tegemoet te komen zal de Belastingdienst het tarief van de belasting-
en invorderingsrente voor alle belastingen voor drie maanden verlagen naar 0,01 procent.
Herverzekering leverancierskredieten
De nieuwe garantie Herverzekering leverancierskredieten heeft een garantieplafond van 12 miljard euro en heeft tot doel om te voorkomen dat
de kortlopende omzetmarkt stilvalt doordat limieten op leverancierskredieten beëindigd
worden. Deze garantie leidt naar huidig inzicht tot 970 miljoen euro hogere netto-uitgaven
op de begroting van Financiën. Dit bedrag valt uiteen in 1.470 miljoen euro voor geraamde
schade-uitkering en uitvoeringskosten en 500 miljoen euro aan niet-belastingontvangsten voor premies en schaderestituties.
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)
Het garantieplafond van de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) wordt verhoogd van
400 miljoen tot 1,5 miljard euro. Hierdoor kunnen meer bedrijven aanspraak maken op
deze regeling. Dit leidt naar verwachting tot hogere kosten voor de overheid om toekomstige
verliesdeclaraties op te vangen.
Borgstelling MKB
Het borgstellingskrediet van de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) wordt met 200 miljoen euro
verhoogd en verruimd. Financiers kunnen daardoor gemakkelijker en sneller krediet
verruimen waardoor meer MKB-bedrijven eerder meer geld kunnen lenen. Dit leidt naar
verwachting tot hogere kosten voor de overheid om toekomstige verliesdeclaraties op
te vangen.
Qredits
Qredits, verstrekker van microkredieten, wordt gecompenseerd voor minder opbrengsten
door het uitstel van de aflossingsverplichting en een rentekorting op leningen voor
geraakte ondernemingen in de kredietportefeuille.
Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19
Er is een noodloket ingericht voor een tegemoetkoming van eenmalig 4.000 euro als
noodvoorziening naast de overige regelingen, voor ondernemers die direct zijn getroffen
door overheidsmaatregelen ter bestrijding van de coronacrisis en die hun omzet daardoor
geheel of grotendeels zien verdwijnen.
Regionale ontwikkelingsmaatschappijen
Het kabinet maakt overbruggingskredieten toegankelijk voor een brede groep bedrijven
die met eigen vermogen of risicodragend vermogen gefinancierd zijn en geen bankrelatie
hebben (met name start-ups en scale-ups). Deze bedrijven kunnen als gevolg van de
coronacrisis moeilijk bij een bank terecht voor een overbruggingskrediet. De Regionale
ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zullen op verzoek van het kabinet deze kredieten
verstrekken. Hiervoor wordt als eerste tranche 100 miljoen euro beschikbaar gesteld.
Borgstelling MKB – Landbouw
Door een tijdelijke gunstigere borgstelling voor werkkapitaal onder de regeling Borgstelling
MKB-Landbouwkredieten (BL) kunnen de liquiditeitsproblemen van land- en tuinbouwbedrijven
verlicht worden zodat bedrijven met een gezond toekomstperspectief gefinancierd kunnen
blijven. Er is hiervoor geen verhoging nodig van het garantieplafond. Voor uitvoeringskosten
en verwachte verliesdeclaraties is 10 miljoen euro gereserveerd.
Verruiming borgstelling MKB-landbouw
De Borgstelling MKB-landbouwkredieten wordt uitgebreid met een tijdelijke kredietfaciliteit
(BL-C) om op korte termijn liquiditeitssteun te bieden. Daarnaast worden ook visserij-
en aquacultuurbedrijven met liquiditeitssteun geholpen door deze faciliteit ook voor
hen open te stellen. Tevens heeft het kabinet besloten om de provisiekosten voor de
BL-C te halveren.
Sierteelt en fritesaardappelen
Het kabinet heeft geconstateerd dat de bestaande noodmaatregelen, zoals de NOW-regeling,
bij de sierteelt, specifieke onderdelen van de voedingstuinbouw en bij telers van
fritesaardappelen onvoldoende soelaas bieden. Zij hebben te maken met een combinatie
van situaties. Ten eerste gaat de productie door terwijl er nauwelijks omzet wordt
gemaakt. Daarnaast zijn producten slecht of niet houdbaar vanwege bederfelijkheid
en zijn er geen of beperkte alternatieve toepassingsmogelijkheden. Bovendien kennen
deze bedrijven in de periode maart, april, mei onder normale omstandigheden een grote
seizoenspiek in productie, personele bezetting en omzet. Voor de sierteelt en specifieke
onderdelen van voedingstuinbouw komt er een regeling ter hoogte van 600 miljoen euro.
Ook telers van fritesaardappelen worden gesteund met een compensatieregeling van 50 miljoen euro.
De incidentele suppletoire begroting voor deze noodmaatregelen is in voorbereiding.
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW)
Werkgevers ontvangen 90 procent van hun loonkosten als subsidie uitgekeerd, gerelateerd
aan het omzetverlies dat zij verwachten door het coronavirus. De initiële subsidieperiode
duurt maximaal drie maanden. Werkgevers hebben een loondoorbetalingsverplichting gedurende
de subsidieperiode. Dit betekent dat zij gedurende de subsidieperiode geen werknemers
mogen ontslaan om bedrijfseconomische redenen en 100 procent loon moeten doorbetalen.
Een grove schatting van de kosten van de eerste subsidietermijn (max. drie maanden)
ligt op 10 miljard euro. Dit is inclusief uitvoeringskosten van het UWV. Er wordt
vanuit gegaan dat een kwart van alle werkgevers een aanvraag indienen voor gemiddeld
45 procent van hun loonsom.
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO)
Er is een tijdelijke voorziening getroffen voor drie maanden voor zelfstandige ondernemers
(waaronder ZZP‘ers) met financiële problemen. Ondersteuning kent twee vormen, (1)
een aanvullende uitkering voor levensonderhoud en (2) een lening voor bedrijfskapitaal.
De uitkering voor levensonderhoud vult het inkomen aan tot het sociaal minimum. De
lening voor bedrijfskapitaal is gericht op het oplossen van liquiditeitsproblemen.
Vanwege de spoed worden enkele geldende voorwaarden losgelaten. De toets op levensvatbaarheid
vervalt en de vermogens- en partnertoets wordt geschrapt. Gemeenten voeren de regeling
uit en worden hiervoor gecompenseerd.
Compensatie eigen bijdrage kinderopvang
Omdat ouders wordt gevraagd de factuur van de kinderopvangorganisaties door te betalen
wordt de eigen bijdrage door de overheid gecompenseerd. Het bedrag van 175 miljoen euro
heeft betrekking op de periode van 16 maart tot en met 28 april. Dat was de periode
waarvan bij het indienen van de tweede incidentele suppletoire begroting bekend was
dat de kinderopvang gesloten was. Inmiddels is bekend dat deze periode wordt verlengd.
De budgettaire gevolgen van deze verlenging konden niet meer meegenomen worden in
deze Voorjaarsnota en worden op een later moment in de begroting verwerkt.
Aanschaf, distributie en verkoop medische hulpmiddelen
Voor de aanschaf van medische hulpmiddelen zoals mondkapjes en beschermingsbrillen
(700 miljoen euro) en beademingsapparatuur (250 miljoen euro) worden middelen beschikbaar
gesteld. Daarnaast worden middelen beschikbaar gesteld voor de opslag en distributie
van de hulpmiddelen en het opstarten van testcapaciteit in Nederland (20 miljoen euro).
Het betreft hier zowel de reeds gedane uitgaven als de uitgaven die tot circa 1 juni
naar verwachting zullen plaatsvinden gegeven de huidige ontwikkelingen. Tegenover
de uitgaven aan medische hulpmiddelen staan ontvangsten (290 miljoen euro) voor deze
beschermingsmiddelen die aan zorgaanbieders geleverd worden.
Bijdrage vaccinonderzoek (CEPI)
Voor een bijdrage aan internationaal onderzoek naar een vaccin voor COVID-19 wordt
50 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations
(CEPI).
Zorgkosten Caribisch Nederland
Om de zorgcapaciteit vanwege corona op Aruba, Sint-Maarten en Curaçao te versterken
wordt 32 miljoen euro beschikbaar gesteld. Het betreft onder meer tijdelijke uitbreiding
van de ic-capaciteit en bemensing van ic-units.
Opleiden extra zorgpersoneel
Er is een extra categorie aan het Sectorplan Plus toegevoegd (23 miljoen euro). Deze
middelen worden ingezet om extra personeel op te kunnen leiden om zorg te verlenen
aan corona-patiënten.
Onderzoek ZonMw
ZonMw heeft een expertgroep gevraagd om onderzoeksvoorstellen te prioriteren, die
op korte termijn mogelijkheden bieden om verdere verspreiding van het coronavirus
te voorkomen en het herstel van de Nederlandse bevolking te bespoedigen. De projecten
zijn al gestart of starten op zeer korte termijn.
Diverse corona-gerelateerde maatregelen (w.o. RIVM en GGD)
Ook worden middelen beschikbaar gesteld voor diverse corona-gerelateerde maatregelen,
zoals een elektronisch platform voor huisartsen (5,7 miljoen euro), het Landelijk
Coördinatiecentrum Patiëntenspreiding en mobiel medisch vervoer (5,5 miljoen euro),
het uitvoeren van tests en (contact)onderzoek door het RIVM (6,8 miljoen euro) en
de GGD (5,9 miljoen euro), en de herregistratie van zorgpersoneel (1,7 miljoen euro).
Naast bovenstaande maatregelen die in tabel 5.1 zijn benoemd, worden enkele maatregelen
genomen op de VWS-begroting die van specifieke dekking zijn voorzien. Waaronder een
bijdrage aan de stichting Waarborgfonds Sport (10 miljoen euro), een bijdrage aan
de stichting ZWiC (Zorg na Werk in Coronazorg) (10 miljoen euro) en een tijdelijke
vrijstelling voor het abonnementstarief Wmo (18 miljoen euro).
6 Uitgaven lopend kabinetsbeleid
In het Regeerakkoord10 is vastgelegd wat voor de kabinetsperiode het maximale uitgavenniveau per jaar is.
Dat heet het uitgavenplafond. Hiervoor is een verdeling gemaakt in drie deelplafonds.
Deze paragraaf toetst de uitgaven aan het totaalplafond en de verschillende deelplafonds.
Zoals eerder beschreven is het uitgavenplafond aangepast om ruimte te maken voor noodmaatregelen
die het gevolg zijn van de corona-uitbraak.
Tabel 6.1 laat zien dat het niveau van de begrote uitgaven in 2020 gelijk is aan het
totale uitgavenplafond. De uitgaven onder het deelplafond Rijksbegroting en Sociale
Zekerheid zijn hoger dan in het regeerakkoord vastgelegd. Deze worden gecompenseerd
door een onderschrijding van het deelplafond Zorg.
De mutaties per deelplafond worden in deze paragraaf verder toegelicht. In bijlage 3
en in de suppletoire begrotingen worden de mutaties ten opzichte van Miljoenennota
2020 in meer detail toegelicht.
Tabel 6.1 Plafondtoets Voorjaarsnota 2020
(in miljarden euro’s; – is onderschrijding)
2020
Totaal uitgavenplafond
Uitgavenplafond
321,7
Uitgavenniveau
321,8
Over-/onderschrijding
0,0
Rijksbegroting
Uitgavenplafond
148,5
Uitgavenniveau
149,3
Over-/onderschrijding
0,8
Sociale zekerheid
Uitgavenplafond
98,6
Uitgavenniveau
98,9
Over-/onderschrijding
0,3
Zorg
Uitgavenplafond
74,6
Uitgavenniveau
73,6
Over-/onderschrijding
– 1,0
Door afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.
Deelplafond Rijksbegroting
Tabel 6.2 Ontwikkeling uitgaven Rijksbegroting
(in miljoenen euro’s; – is onderschrijding)
2020
1
Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020
142.562
2
Overboekingen met Sociale zekerheid en Zorg
179
3
Aanpassingen uitgavenplafond vanwege loon- en prijsontwikkeling
412
4
Plafondcorrectie volumebesluit gaswinning
– 20
5
Plafondcorrecties noodmaatregelen corona
5.321
6
Overige plafondcorrecties
56
7
Uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2020 (= 1 t/m 6)
148.509
8
Uitgaven bij Miljoenennota 2020
143.546
9
Overboekingen met Sociale zekerheid en Zorg
179
10
Loon- en prijsontwikkeling
318
11
Uitgaven noodmaatregelen corona
5.321
12
Overige uitgavenmutaties zonder beslag budgettaire ruimte
56
13
HGIS
30
14
Accres Gemeente-, Provincie- en BTW-compensatiefonds (GF, PF en BCF)
72
15
Overboekingen naar GF, PF en BCF
237
16
EU-afdrachten
88
17
Rente
46
18
Winstafdracht DNB
– 308
19
Prognosemodel justitiële keten (PMJ)
113
20
Asiel
143
21
Dwangsommen IND
65
22
Dekking hogere uitgaven JenV
– 142
23
Extra middelen aanpak ondermijning
29
24
Tegenvaller referentieraming en studiefinancieringsraming
42
25
Reservering aanpak lerarentekort
29
26
Belasting- en invorderingsrente (BIR)
– 100
27
Toeslagen (compensatie ouders en herstelacties)
235
28
Herstellen toeslagen
80
29
Verbeteren dienstverlening Belastingdienst
61
30
Borgen stabiliteit Belastingdienst
111
31
Korting beleidsartikelen VWS-begroting
– 133
32
Maatregelenpakket stikstof
125
33
Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie
– 63
34
Maatregelen Urgenda Voorjaarsnota
63
35
Eindejaarsmarge Rijksbegroting (incl. GF/PF en HGIS)
1.336
36
In=uittaakstelling
– 1.336
37
Taakstellende onderuitputting
– 500
38
Kasschuiven bij Najaarsnota 2019
60
39
Kasschuiven Voorjaarsnota 2020
– 391
40
Diversen
– 150
41
Uitgaven bij Voorjaarsnota 2020 (= 8 t/m 40)
149.261
42
Over-/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 (= 8 – 1)
985
43
Over-/onderschrijding uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2020 (= 41 – 7)
752
Bij Voorjaarsnota is er in 2020 een overschrijding van het uitgavenplafond Rijksbegroting
van 752 miljoen euro (regel 43 in tabel 6.2). In Miljoenennota 2020 werd de overschrijding
voor dat jaar ingeschat op 985 miljoen euro (regel 42). Ten opzichte van Miljoenennota
2020 wordt er 5.715 miljoen euro meer dan verwacht uitgegeven op Rijksbegroting (som
van regels 9 t/m 40). Wanneer de uitgaven voor de noodmaatregelen corona hiervan worden
uitgezonderd zijn de verwachte uitgaven 394 miljoen euro hoger. Tegelijkertijd is
het uitgavenplafond Rijksbegroting opwaarts bijgesteld met 5.947 miljoen euro (regels
2 t/m 6). Gecorrigeerd voor de noodmaatregelen rond corona wordt het uitgavenplafond
opwaarts bijgesteld met 626 miljoen euro ten opzichte van de stand bij de Miljoenennota.
Aanpassingen uitgavenplafond (2 t/m 6)
Overboekingen van de deelplafonds Sociale Zekerheid en Zorg leiden tot een opwaartse
bijstelling van het deelplafond Rijksbegroting. Het betreft onder andere middelen
voor dak- en thuislozen (73 miljoen euro in 2020).
De loon- en prijsontwikkeling is hoger dan geraamd in de Miljoenennota 2020. Dit leidt
tot een opwaartse bijstelling van de uitgaven aan deze post, en een opwaartse aanpassing
van het uitgavenplafond die gelijk is aan de mutatie in de uitgaven.
Conform de begrotingsregels vallen volumebeslissingen over gas onder het deelplafond
Rijksbegroting. Voor 2020 leidt dit tot een neerwaartse bijstelling van het uitgavenplafond
met 20 miljoen euro, waardoor de budgettaire ruimte onder het plafond daalt.
De overige plafondcorrecties betreffen onder meer een correctie voor het gebruik van
een Design, Build, Finance and Maintain-contract (DBFM) voor een infrastructureel project (– 143 miljoen euro). Als het kabinet
kiest voor een DBFM-constructie, dan past het kabinet het gereserveerde budget aan
het betaalritme van het DBFM-contract aan. In plaats van een hoge investering in een
korte periode is de gebruiksvergoeding dan lager over een veel langere periode. Conform
begrotingsregels wordt het uitgavenplafond hiervoor aangepast. Daarnaast bestaat de
post uit de verwerking van een correctie van de schade-uitkeringen van de exportkredietverzekeringen
(EKV). Bij de revisie van de nationale rekeningen verwerkt het CBS de schade-uitkeringen
van de exportkredietverzekeringen als financiële transacties. Pas bij het sluiten
van de polis wordt de schade geboekt ten laste van het uitgavenplafond.
Bijstellingen uitgaven (9 t/m 40)
De bijstellingen van de uitgaven die samenhangen met overboekingen tussen deelplafonds,
loon- en prijsontwikkeling, noodmaatregelen corona en overige plafondcorrecties zijn
hierboven reeds toegelicht.
HGIS
De ODA-middelen (official development assistance) binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) zijn, conform reguliere
systematiek, bijgesteld op basis van de groeiverwachting van het BNI in het Centraal
Economisch Plan (CEP).
Accres Gemeente-, Provincie- en Btw-Compensatiefonds (GF, PF en BCF)
De hoogte van de uitgaven van het Rijk werkt via de normeringssystematiek door in
de indexatie van het Gemeentefonds, Provinciefonds en in het plafond van het Btw-compensatiefonds
(het accres). De afrekening van het accres 2019 en de actualisatie van het uitgavenbeeld
voor 2020 leiden tot een stijging van het accres. Daarnaast leidt ook de afrekening
van het BCF over 2019 tot een positieve afstorting in het Gemeente- en Provinciefonds.
Overboekingen naar GF, PF en BCF
De grondslag van het GF, PF en BCF neemt toe als gevolg van overhevelingen van middelen
voor onder andere buurtsportcoaches en de uitvoeringskosten inburgering (voi).
EU-afdrachten
De ontwikkelingen omtrent het Covid-19 virus en de verschillende voorstellen voor
crisismaatregelen vanuit de Europese Commissie zullen naar verwachting in 2020 een
substantieel opwaarts effect hebben op de Nederlandse EU-afdrachten. Op dit moment
is er nog onvoldoende informatie om de ramingen in de begroting van Buitenlandse Zaken
hiervoor aan te passen. Daarentegen is de Nederlandse afdrachtenraming, normaliter
gebaseerd op het betalingenplafond, voor 2020 bij Ontwerpbegroting 2020 incidenteel
met 810 miljoen euro naar beneden bijgesteld, omdat toentertijd de verwachting was
dat het onderliggende beleid en de daar uit volgende betalingen pas op een later moment
zouden worden uitgevoerd. Door de crisismaatregelingen die de Europese Commissie naar
verwachting zal gaan nemen, zal de ruimte tussen de Nederlandse raming en het betalingsplafond
in 2020 alsnog (grotendeels) benut gaan worden. Het surplus over het voorgaande jaar
dat de Europese Unie normaliter in juni 2020 teruggeeft aan de lidstaten (meevaller),
zal naar alle verwachting in elk geval nodig zijn om de hogere uitgaven vanwege Covid-19
te financieren. Daarom wordt deze nu niet in de Nederlandse afdrachtenraming verwerkt,
zodat er alvast een (kleine) buffer is voor te verwachten tegenvallers later dit jaar.
Op het moment dat er meer concrete informatie beschikbaar komt over de te verwachten
toename van de afdrachten zal deze in de raming worden verwerkt.
Rente
De rentelasten stijgen in 2020 als gevolg van geactualiseerde rentestanden in het
CEP 2020 van het CPB en doordat de verwachte financieringsbehoefte op basis van het
CEP is geactualiseerd.
Winstafdracht DNB
De winstafdracht DNB in 2020 wordt opwaarts bijgesteld als gevolg van de gerealiseerde
winst in 2019. De gevolgen van Covid-19 voor de winstafdracht 2021 en verder worden
verwerkt in de Ontwerpbegroting 2021.
Prognosemodel justitiële keten (PMJ)
Het Prognosemodel Justitiële Keten (PMJ) van het WODC geeft de capaciteitsbehoefte
aan van de justitiële keten. Binnen de justitiële keten worden de komende jaren fors
oplopende uitgaven geraamd, vooral voor het gevangeniswezen, de forensische zorg,
TBS en de justitiële jeugdinrichtingen. Hiervoor worden middelen beschikbaar gesteld.
Asiel
Als gevolg van de hoger dan verwachte asielinstroom en een langere verblijfsduur in
de asielopvang loopt de bezetting in het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)
op. De kosten van de eerstejaars opvang van asielzoekers uit DAC-landen (Development Assistance Committee) worden toegerekend aan official development assistance (ODA). Het overige deel van de opvangkosten wordt generaal ingepast. Dit geldt ook
voor de tegenvallers bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), de Dienst Terugkeer
en Vertrek (DT&V) en de Raad voor de Rechtspraak (RvdR).
Dwangsommen IND
Op basis van de laatste stand van zaken is de verwachting dat de uitgaven aan dwangsommen
bij de IND 65,4 miljoen euro zullen zijn. JenV dekt deze onder andere uit meevallers
in de afrekeningen over 2019 en uit een voorziening van de IND.
Dekking hogere uitgaven JenV
Dit betreft meerdere maatregelen, waaronder diverse specifieke sleutels ter dekking
van interne problematiek, ramingsbijstellingen, gedeeltelijke inzet van de prijsbijstelling,
het afromen van exploitatieoverschotten bij uitvoeringsorganisaties, inzet van het
surplus aan eigen vermogen van het COA, inzet van de asielreserve, inzet van een voorziening
van de IND en meevallers uit de afrekeningen over 2019 bij COA en Nidos.
Extra middelen aanpak ondermijning
Het kabinet stelt in 2020 29 miljoen euro beschikbaar voor de aanpak van ondermijning.
Samen met specifieke dekking vanuit de begroting van JenV is in 2020 88 miljoen euro
beschikbaar. De specifieke dekking bestaat onder andere uit gedeeltelijke inzet van
de prijsbijstelling en onderuitputting op de gelden die bij Najaarsnota 2019 beschikbaar
zijn gesteld voor de aanpak van ondermijning.
Tegenvaller referentieraming en studiefinancieringsraming
Uit de Referentieraming 2020 blijkt dat de aantallen leerlingen en studenten hoger
uitvallen dan de aantallen die in de OCW-begroting in 2019 zijn verwerkt. De voornaamste
oorzaak van de tegenvaller is de nieuwe bevolkingsprognose van het CBS. Ook op de
aanvullende bekostiging voor nieuwkomers in het primair en voortgezet onderwijs is
er een tegenvaller van structureel 62 miljoen euro. Op de studiefinancieringsraming
is sprake van hogere uitgaven vanwege meer studenten, onder andere bij het studentenreisproduct.
De tegenvaller loopt op naar structureel 510 miljoen euro en is voor structureel circa
450 miljoen euro generaal gecompenseerd. OCW dekt structureel circa 60 miljoen euro
van de tegenvaller specifiek op de niet-bekostigingsbudgetten op de eigen begroting.
Reservering aanpak lerarentekort
Voor de aanpak van het lerarentekort wordt in 2020 29 miljoen euro en structureel
32 miljoen euro beschikbaar gesteld op de aanvullende post, in afwachting van een
nadere uitwerking van de maatregel door OCW.
Belasting- en invorderingsrente (BIR)
Dit betreft een structurele ramingsbijstelling van de BIR-ontvangsten als gevolg van
wijzigingen in de grondslag en de verdeelsleutels.
Toeslagen (compensatie ouders en herstelacties)
Gedupeerde ouders worden gecompenseerd. Het kabinet heeft, zoals aangegeven in de
«Kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, het
rapport van de ADR en het Zwartboek» van 13 maart jl., besloten middelen beschikbaar
te stellen om de schade van een onredelijk hard toeslagenstelsel zo veel mogelijk
te repareren.
Herstellen Toeslagen
Er worden structureel middelen toegekend om een ingrijpende verbetering in de uitvoering
voor het herstel van Toeslagen mogelijk te maken, waarbij meer ruimte komt voor een
individuele benadering. Daarnaast worden middelen beschikbaar gesteld voor de ontvlechting
van Douane en Toeslagen van de Belastingdienst.
Verbeteren dienstverlening Belastingdienst
Burgers en bedrijven moeten op de dienstverlening van de Belastingdienst kunnen vertrouwen.
Middelen worden ingezet om de klantgerichte en individuele benadering van de Belastingdienst
te verbeteren, de Belastingtelefoon beter bereikbaar te maken en door te laten ontwikkelen
tot een visitekaartje van de Belastingdienst, en om te zorgen dat bezwaren tijdig
worden afgehandeld.
Borgen stabiliteit cruciale processen Belastingdienst
Dit betreft de middelen die, door de druk op cruciale onderdelen van de Belastingdienst
te verlagen en de uitvoeringscapaciteit op een gelijk niveau te houden, dienen te
voorkomen dat nieuwe problemen ontstaan.
Korting beleidsartikelen VWS Begroting
Ter dekking van problematiek op de VWS-begroting wordt, vooruitlopend op de jaarlijkse
onderuitputting, reeds een korting verwerkt op diverse beleidsartikelen. Daarmee wordt
beoogd om gedurende het jaar minder onderuitputting op te laten treden.
Maatregelenpakket aanpak stikstofproblematiek
Het kabinet komt met een aanvullend maatregelenpakket dat de stikstofneerslag verder
beperkt en de natuur herstelt. Hiervoor worden middelen gereserveerd op de aanvullende
post.
Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie bij Voorjaarsnota
Met deze onttrekking komen de middelen beschikbaar voor de Urgenda-maatregelen waarvan
financiering in de Voorjaarsnota wordt verwerkt.
Maatregelen Urgenda Voorjaarsnota
Dit betreft het deel van de Urgenda-maatregelen waarvan financiering in de Voorjaarsnota
wordt verwerkt. Hiervoor gelden specifieke afspraken met betrekking tot de eindejaarsmarge
en kasschuiven.
Eindejaarsmarge Rijksbegroting (incl. GF/PF en HGIS) en in=uittaakstelling
Departementen kunnen een deel van de in 2019 niet-bestede middelen via de eindejaarsmarge
doorschuiven naar 2020. Als tegenhanger van de eindejaarsmarge wordt een in=uittaakstelling
geboekt op de aanvullende post. De gedachte achter de in=uittaakstelling is dat er
aan het einde van dit jaar weer in dezelfde mate als in 2019 sprake zal zijn van onderbesteding
op de begrotingen. Door hiervoor alvast een taakstelling in te boeken zorgt het uitkeren
van de eindejaarsmarge 2019 niet voor een belasting van het uitgavenplafond.
Taakstellende onderuitputting
Bovenop de jaarlijkse in=uittaakstelling is in 2020 een taakstellende onderuitputting
verwerkt van 500 miljoen euro. In de afgelopen 3 jaar was dat sprake van forse onderuitputting
op de departementale begrotingen. Om te voorkomen dat ruimte onder het uitgavenplafond
die gedurende 2020 ontstaat niet meer (doelmatig) kan worden ingezet, heeft het kabinet
besloten hierop te anticiperen door een taakstellende onderuitputting te verwerken.
Het kabinet creëert zo eenmalig maximale ruimte voor extra uitgaven in 2020. De taakstelling
wordt gedurende 2020 ingevuld met onderuitputting en per saldo meevallers op de begrotingshoofdstukken.
Kasschuiven bij Najaarsnota 2019
Dit betreft kasschuiven op Rijksbegroting waarbij middelen uit 2019 zijn doorgeschoven
naar 2020. De afboeking in 2019 is budgettair verwerkt in de Najaarsnota 2019. De
opboeking in 2020 wordt nu verwerkt. De belangrijkste kasschuiven zijn een kasschuif
op middelen voor de Transitieautoriteit Jeugd en het Vangnet cruciale jeugdhulp op
de begroting van VWS (samen 54 miljoen euro).
Kasschuiven bij Voorjaarsnota
Er worden diverse kasschuiven verwerkt op de departementale begrotingen. De grootste
kasschuiven vinden plaats op investeringsmiddelen binnen het Infrastructuurfonds en
Deltafonds. Uit 2020 wordt circa 260 miljoen euro doorgeschoven naar latere jaren.
De reeks is gebaseerd op een actualisatie van het projectenportfolio. Andere kasschuiven
hebben onder andere betrekking op middelen voor duurzame energie, Woningbouwimpuls
en de OV-studentenkaart.
Diversen
De post diversen bevat het saldo van de resterende uitgavenmutaties op de departementale
begrotingen. Hieronder vallen onder mee de overboekingen van departementale begrotingen
naar het GF, PF en BCF en de inzet van de eindejaarsmarge ter dekking van hogere uitgaven
op verschillende begrotingen.
Deelplafond Sociale Zekerheid
Tabel 6.3 Ontwikkeling uitgaven Sociale Zekerheid
(in miljoenen euro’s; – is onderschrijding)
2020
1
Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020
84.916
2
Overboekingen met Rijksbegroting en Zorg
– 85
3
Aanpassingen uitgavenplafond vanwege loon- en prijsontwikkeling
178
4
Aanpassingen uitgavenplafond vanwege conjuncturele effect WW en Bijstand
– 386
5
Plafondcorrecties noodmaatregelen corona
13.975
6
Overige plafondcorrecties
1
7
Uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2020 (= 1 t/m 6)
98.598
8
Uitgaven bij Miljoenennota 2020
85.204
9
Overboekingen met Rijksbegroting en Zorg
– 85
10
Loon- en prijsontwikkeling
178
11
WW en Bijstand
– 386
12
Uitgaven noodmaatregelen corona
13.975
13
Overige mutaties waarvoor plafond is aangepast
1
14
Wet tegemoetkomingen loondomein
– 80
15
Transitievergoeding
– 64
16
Ziektewet
95
17
Kinderopvangtoeslag
125
18
Veranderopgave Inburgering
– 43
19
Kasschuiven plafond Sociale zekerheid
72
20
Diversen
– 111
21
Uitgaven bij Voorjaarsnota 2020 (= 8 t/m 20)
98.881
22
Over-/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 (= 8–1)
288
23
Over-/onderschrijding uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2020 (= 21 – 7)
282
In de plafondtoets Sociale Zekerheid Voorjaarsnota worden de meest recente ramingen
vergeleken met de stand Miljoenennota 2020. De cijfers betreffen verwachte uitgaven
en geen realisaties.
Bij de Voorjaarsnota is er in 2020 voor het uitgavenplafond Sociale Zekerheid sprake
van een verwachte overschrijding van 282 miljoen euro (regel 23 in tabel 6.3). Bij
Miljoenennota 2020 was er sprake van een verwachte overschrijding van het uitgavenplafond
Sociale Zekerheid van 288 miljoen euro in 2020 (regel 22). Ten opzichte van de Miljoenennota
wordt naar verwachting 13.677 miljoen euro meer uitgegeven aan sociale zekerheid (som
van regels 9 t/m 20). Wanneer de uitgaven voor de noodmaatregelen corona hiervan worden
uitgezonderd zijn de verwachte uitgaven 298 miljoen euro lager. Voor het uitgavenplafond
Sociale Zekerheid geldt dat deze met de nieuwe plafondaanpassingen naar boven wordt
bijgesteld met 13.683 miljoen euro (som van regels 2 t/m 6). Gecorrigeerd voor de
noodmaatregelen corona wordt het uitgavenplafond neerwaarts bijgesteld met 292 miljoen euro
ten opzichte van de stand bij Miljoenennota.
Aanpassingen uitgavenplafond (2 t/m 6)
In de begrotingsregels van dit kabinet is afgesproken het uitgavenplafond aan te passen
voor de loon- en prijsontwikkeling en voor niet-beleidsmatige mutaties in de WW en
bijstand. Dit betekent dat als de kosten voor de WW en de bijstand oplopen, er niet
op andere zaken hoeft te worden bezuinigd. Ook wordt het uitgavenplafond aangepast
voor statistische correcties en overboekingen met uitgavenplafonds Rijksbegroting
en Zorg. Daarnaast zijn er in verband met de gevolgen van het coronavirus meerdere
maatregelen genomen met financiële gevolgen. Ook voor deze uitgaven is het uitgavenplafond
aangepast.
Wet tegemoetkomingen loondomein
Binnen de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) laten de realisatiecijfers een meevaller
zien op de loonkostenvoordelen (LKV), een tegenvaller op het lage-inkomensvoordeel
(LIV) en een meevaller op het jeugd-LIV. Per saldo is er sprake van een meevaller.
Transitievergoeding
De meevaller op de transitievergoeding is tweeledig. Ten eerste vinden er naar verwachting
in 2020 op kasbasis minder uitgaven plaats aan de compensatie transitievergoeding
bij langdurige arbeidsongeschiktheid dan eerder voorzien. Ten tweede heeft de invoering
per 1 januari 2020 van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) een grotere impact dan
verwacht op de transitievergoeding.
Ziektewet
De verwachte uitgaven aan de Ziektewet zijn opwaarts bijgesteld door een stijging
van het volume. De grootste oorzaak is een stijging van het aantal uitzendkrachten
dat een beroep doet op de Ziektewet. Daarnaast is er een sterkere toename dan verwacht
bij het aantal uitkeringen voor zwangere vrouwen en mensen die onder de no-riskpolis
vallen.
Kinderopvangtoeslag
Een sterkere stijging van het gebruik van kinderopvang in 2019 dan verwacht verklaart
de hogere verwachte uitgaven aan de kinderopvangtoeslag in 2020. Daarnaast zijn de
terugontvangsten van kinderopvangtoeslag afgenomen doordat er minder terugvorderingen
zijn aan het einde van het jaar.
Veranderopgave inburgering
Per medio 2021 wordt het nieuwe inburgeringsstelsel VOI (Veranderopgave Inburgering)
van kracht, waarbij gemeenten de regie krijgen over inburgering. Voor het nieuwe stelsel
maakt SZW structureel extra middelen vrij op de eigen begroting. Een deel van deze
middelen valt onder deelplafond Sociale Zekerheid, het overige deel valt onder het
deelplafond Rijksbegroting.
Kasschuiven plafond Sociale zekerheid
verwacht, deze schuiven op naar 2020. Waardoor bij de Najaarsnota 2019 83 miljoen euro
verschoven is naar 2020.
Diversen
Onder de diversen valt onder andere een meevaller op de Participatiewet door lagere
uitgaven aan de IOAW. Op de Wajong doet zich een meevaller voor, onder andere door
een vrijval als gevolg van vertraging van het wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong.
Daarnaast is er per saldo een meevaller op de WKB door een afname van de uitgaven
als gevolg van een positievere inkomensontwikkeling dan verwacht. Ten slotte wordt
een meevaller verwacht op de Anw door een lager aantal aanvragen dan verwacht.
Deelplafond Zorg
Tabel 6.4 Ontwikkeling uitgaven Zorg
(in miljoenen euro’s; – is onderschrijding)
2020
1
Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020
74.713
2
Overboekingen met Rijksbegroting
– 94
3
Aanpassingen uitgavenplafond vanwege loon- en prijsontwikkeling
– 17
4
Plafondcorrecties noodmaatregelen corona
32
5
Uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2020 (= 1 t/m 4)
74.634
6
Uitgaven bij Miljoenennota 2020
73.443
7
Overboekingen met Rijksbegroting
– 94
8
Loon- en prijsontwikkeling
– 17
9
Uitgaven noodmaatregelen corona
32
10
Actualisatie Wijkverpleging (Zvw)
– 341
11
Actualisatie overige Zvw-uitgaven (niet HLA-sectoren)
56
12
Ramingsbijstelling genees- en hulpmiddelen
– 168
13
Besparingsverlies vertraging WGP
88
14
Tegenvaller Wlz-kader
480
15
Sociaal domein
134
16
Diversen
– 4
17
Uitgaven bij Voorjaarsnota 2020 (= 6 t/m 16)
73.610
18
Over-/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 (= 6 – 1)
– 1.270
19
Over-/onderschrijding uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2020 (= 17 – 5)
– 1.025
Bij de Voorjaarsnota 2020 is er sprake van een onderschrijding van het uitgavenplafond
Zorg van 1.025 miljoen euro (regel 19 in tabel 6.4). Bij Miljoenennota 2020 was er
sprake van een onderschrijding van uitgavenplafond Zorg van 1.270 miljoen euro (regel
18). Ten opzichte van Miljoenennota 2020 wordt er 166 miljoen euro meer dan verwacht
uitgegeven aan Zorg (som van regels 7 t/m 16). Tegelijkertijd is het uitgavenplafond
Zorg neerwaarts bijgesteld met 79 miljoen euro (som van regels 2 t/m 4).
Aanpassingen uitgavenplafond (2 t/m 4)
Het uitgavenplafond Zorg wordt verlaagd als gevolg van overboekingen naar het uitgavenplafond
Rijksbegroting, voornamelijk middelen voor dak- en thuislozen (75 miljoen euro). Daarnaast
is, ten opzichte van de CPB-raming bij Miljoenennota, de raming van loon- en prijsontwikkeling
in de zorg op basis van het CEP 2020 naar beneden bijgesteld. Als laatste zijn er
middelen toegevoegd om de zorgcapaciteit vanwege Covid-19 op Aruba, Sint-Maarten en
Curaçao te versterken. Het uitgavenplafond Zorg is hiervoor gecorrigeerd.
Bijstellingen uitgaven (7 t/m 16)
Op basis van de voorlopige realisatiecijfers over 2019 van het Zorginstituut Nederland
zijn de uitgaven van de wijkverpleging geactualiseerd. De uitgaven aan de wijkverpleging
zijn in 2019 441 miljoen euro lager uitgevallen dan geraamd. Vanaf 2020 wordt 341 miljoen euro
structureel verwerkt in de begroting. Deze onderschrijding wordt ingezet om de structurele
tegenvaller van de Wet langdurige zorg (Wlz) te dekken.
Op basis van de voorlopige realisatiecijfers over 2019 van het Zorginstituut Nederland
zijn de uitgaven van niet HLA-sectoren geactualiseerd. De uitgaven aan diverse sectoren
zijn in 2019 lager uitgevallen dan geraamd. Vanaf 2020 wordt een deel van deze lagere
uitgaven structureel verwerkt in de begroting. Het gaat onder meer om aanpassingen
van 58 miljoen euro bij genees- en hulpmiddelen, 53 miljoen euro bij tweedelijnszorg
en 30 miljoen euro bij ziekenvervoer. Bij de afgelopen ontwerpbegroting is in 2020
al 200 miljoen euro actualisatie verwerkt op nominaal en onverdeeld, per saldo resteert
dus nu een overschrijding van 56 miljoen euro in 2020 (– 144 miljoen euro + 200 miljoen euro).
De uitgaven aan geneesmiddelen zijn in 2020 en verder, op basis van een raming van
Zorginstituut Nederland, naar verwachting lager dan eerder geraamd. Dit leidt tot
een neerwaartse bijstelling van de uitgaven aan geneesmiddelen van 88 miljoen euro
in 2020 oplopend tot 100 miljoen euro in 2021 en verder. Daarnaast ontstaat in 2020
door uitstel van de aanpassing van Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) een besparingsverlies
(zie regel 13). Deze kosten worden opgevangen binnen de genees- en hulpmiddelen raming.
De NZa heeft in de Maartbrief een tekort van 550 miljoen euro geraamd voor de Wlz
als gevolg van extra volumegroei en de groei van wachtlijsten. Na inzet van de resterende
herverdeelmiddelen in het Wlz-kader resteert een knelpunt van 480 miljoen euro.
Voor het sociaal domein gaan er extra middelen naar gemeenten. Ten eerste betreft
dit 39 miljoen euro structureel voor de uitbreiding van diverse taken voor Veilig
Thuis. Ten tweede is er 16 miljoen euro structureel beschikbaar om 35 centrumgemeenten
te ondersteunen in hun verantwoordelijk voor vrouwenopvang. Als laatste zijn incidentele
middelen voor dak- en thuislozen (75 miljoen euro in 2020 en 125 miljoen euro in 2021)
beschikbaar. Het aantal daklozen is sinds 2016 met 10.000 gestegen. Hierdoor zijn
gemeenten op dit moment niet in staat voldoende woonplekken met begeleiding aan dak-
en thuislozen te bieden.
De post diversen betreft het saldo van een aantal kleinere mutaties.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.