Brief regering : Fiche: Commissiemededeling over een nieuwe industriestrategie voor Europa
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2862 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2020
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij vier fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Commissiemededeling over een nieuwe industriestrategie voor Europa
Fiche: Mededeling over de Europese mkb-strategie (Kamerstuk 22 112, nr. 2863)
Fiche: Mededeling lange-termijnactieplan betere implementatie en handhaving interne-marktregel
(Kamerstuk 22 112, nr. 2864)
Fiche: Mededeling – nieuw actieplan circulaire economie (Kamerstuk 22 112, nr. 2865)
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Fiche: Commissiemededeling over een nieuwe industriestrategie voor Europa
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad,
het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Een nieuwe
industriestrategie voor Europa
b) Datum ontvangst Commissiedocument
10 maart 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM(2020) 102 final
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52020DC01…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld.
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
2. Essentie voorstel
Met deze mededeling presenteert de Commissie een overkoepelende industriestrategie
die de Europese industrie moet helpen het voortouw te nemen in de dubbele transitie
naar een duurzame en digitale economie. De strategie beoogt tegelijkertijd de concurrentiekracht
van de Europese industrie te versterken en de strategische autonomie van de Europese
Unie te borgen.
Deze strategie is onderdeel van een breder pakket Commissievoorstellen voor de interne
markt, mkb en circulaire economie.
De mededeling integreert diverse beleidsvelden om te komen tot één strategie voor
de Europese industrie. De strategie richt zich op het borgen en creëren van de juiste
randvoorwaarden voor ondernemers, zodat deze ook binnen en buiten de EU kunnen floreren.
Op internationaal vlak moet de EU moet hierbij uit blijven gaan van haar eigen krachten,
de waarden van de sociale markteconomie en de Europese pijler van sociale rechten.
De EU moet zich blijven inzetten voor een gelijk speelveld door onder andere het huidige
internationale handelssysteem te versterken en beter gebruik te maken van het economische
gewicht van de interne markt. Op internationaal vlak stelt de industriestrategie dat
de EU niet moet meegaan met derde landen in protectionistisch beleid. Tegelijkertijd
zal de EU haar strategische autonomie moeten versterken door op kritieke terreinen
haar afhankelijkheden te verminderen. Tot slot, om wereldwijd competitief te zijn
is ook concurrentie op de interne markt nodig.
Om de concurrentiekracht te versterken legt de industriestrategie de verbinding met
de Green Deal, de data- en de digitaliseringsstrategie1. De Green Deal, de strategie om de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire
Unie te verwezenlijken, is door de Commissie benoemd tot de groeistrategie van de
EU en de industrie zal een cruciale bijdrage moeten leveren om deze tot een succes
te maken. De digitale transitie zal tevens veel veranderen voor de industrie, het
midden- en kleinbedrijf (mkb), arbeidsmarkt en de maatschappij. Beide transities zijn
een kans voor de industrie. In de industriestrategie beschrijft de Commissie onder
andere dat er gezorgd moet worden voor beleidszekerheid en gewerkt moet worden aan
een diepere digitale interne markt. Hiervoor zijn een innovatiementaliteit, een gekwalificeerde
beroepsbevolking en gezamenlijke investeringen nodig. De Commissie kondigt hiertoe
verschillende initiatieven aan.
De Commissie zal deze plannen vormgeven in samenspraak met de lidstaten, industrie
en alle andere belanghebbenden. De Commissie wil daarbij voortborduren op de plannen
uit onder andere de Industry 2030 High Level Roundtable en het Strategic Forum for
Important Projects of Common European Interest (SF IPCEI) en zich naast generiek beleid
richten op het ondersteunen van industriële ecosystemen. Concreet stelt de Commissie
industriële allianties voor rondom schone waterstof, koolstofarme industrieën, clouds en platforms voor de industrie, en grondstoffen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet heeft de afgelopen jaren2 het belang van een eenduidige strategie voor het versterken van de concurrentiekracht
van de EU voor de lange termijn benadrukt. Maatschappelijke uitdagingen, klimaatverandering
en toenemende internationale concurrentie gepaard met geopolitieke spanningen vragen
om een duidelijke visie op hoe de Unie haar toekomstige verdienvermogen denkt te realiseren
en hoe de welvaart en het welzijn binnen de Unie verder verbeterd kunnen worden.
Het kabinet stelt dat eerst juiste randvoorwaarden voor duurzame groei moeten worden
ontwikkeld. Hierbij gaat het o.a. om het versterken van de interne markt, verbeteren
van de (digitale) infrastructuur, vaardigheden, verminderen van regeldruk, het beschermen
van intellectueel eigendom, zorgen voor goede toegang tot financiering, stimuleren
van innovatie, marktcreatie voor schone technologieën en sterke en onafhankelijke
mededingingskaders.
De maatschappelijke uitdagingen bieden ook kansen voor het bedrijfsleven en het verdienvermogen
van Nederland. Hiervoor is het van belang dat overheden richting en zekerheid geven.
Het doel van een klimaatneutrale Unie in 2050 en het nationaal Klimaatakkoord, waarin
duidelijke afspraken samen met de industrie zijn gemaakt, scheppen heldere kaders.
Ten aanzien van digitalisering zijn de Nederlandse beleidskaders opgenomen in de Nederlandse
Digitaliseringsstrategie.3. Om deze reden heeft het kabinet nationaal reeds een missiegedreven innovatie- en
industriebeleid waarin economische kansen van grote maatschappelijke uitdagingen en
het realiseren van een vooraanstaande positie op sleuteltechnologieën centraal staan.
Het kabinet draagt uit dat het Europees industriebeleid moet bijdragen aan een gelijk
speelveld voor Europese bedrijven op de Europese en wereldmarkt, met speciale aandacht
voor de positie van het innovatieve mkb
Het kabinet is van mening dat de EU gezamenlijk meer kan bereiken dan de lidstaten
afzonderlijk. Tezamen vormen de EU-lidstaten een grote thuismarkt waar ondernemers
kunnen groeien en waar standaarden gezet kunnen worden. Alleen samen kunnen lidstaten
wereldwijd standaarden (met betrekking tot klimaat, circulariteit, digitaal, mensenrechtelijke
en andere) beïnvloeden en oneerlijke concurrentie op het mondiale speelveld tegengaan.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Algemeen
Deze strategie is voorafgaand aan de Coronacrisis gepresenteerd. De eerste signalen
wijzen erop dat deze crisis ook een impact heeft op de industrie. Versterking van
de concurrentiekracht van de industrie kan bijdragen aan economisch herstel. Het kabinet
zal bij de beoordeling van verder uitgewerkte voorstellen van de Commissie uitgaan
van de actuele stand van zaken.
Het kabinet steunt de integrale benadering van de industriestrategie en de inzet op
het maken van een transitie naar een digitale, klimaatneutrale en circulaire economie.
Op hoofdlijnen is de industriestrategie in lijn met de kabinetsinzet. Het kabinet
is positief dat er verbanden worden gelegd met de transities in de Green Deal en de
Digitale Toekomst van Europa, en met strategieën voor de interne markt, het mkb, data,
het actieplan circulaire economie en de Europese pijler voor sociale rechten. Vanwege
de impact op de industrie, economie en de maatschappij, is het van belang dat de industriestrategie
uitgewerkt wordt in samenwerking met publieke en private belanghebbenden.
Het is positief dat de Commissie het versterken van de (digitale) interne markt, het
intellectueel eigendom actieplan, het belang van data, verduurzaming van de industrie
en waterstof hoog op de prioriteitenlijst heeft staan. Daarnaast is de gekozen balans
tussen een open economie en het beschermen van economische en maatschappelijke belangen
in lijn met de kabinetsinzet.
Een meer missiegedreven aanpak met meer concrete doelen naast het behalen van klimaatneutraliteit
en circulariteit in 2050 zou de industriestrategie nog sterker maken. Aanscherping van het Europees emissiehandelssysteem (ETS, ontbreekt in de strategie. Ook is de gelegde link tussen de industrie-,
de mkb-, de digitale ende datastrategie te beperkt. Hierbij moet aandacht zijn voor
het waarborgen van cybersecurity en privacy. Tevens moet er aandacht zijn voor het
belang van Europese samenwerking op het gebied van digitalisering, data en AI, die
goed zijn geborgd in de drie mededelingen en het witboek dat de Commissie heeft uitgebracht,
en de meerwaarde hiervan voor onder meer energie-, veiligheids- en kennissector. Dit
geldt ook voor de zorg, bijvoorbeeld bij bestrijding van infectieziekten als COVID-19
en optimaliseren van behandelingen die gebruik maken van AI. Verzamelen en delen van
gegevens over de werkzaamheid van farmaceutische producten zal een positieve impuls
geven aan effectiviteit binnen de sector.
Hieronder volgt een appreciatie van verschillende in de strategie voorgestelde initiatieven.
Meer zekerheid voor de industrie: een verdergaande en meer digitale interne markt
Het kabinet verwelkomt het lange-termijnactieplan handhaving Interne markt en het
rapport Belemmeringen op de interne markt die moeten helpen de interne markt verder
te versterken, net als de gelijktijdig gepubliceerde mkb-strategie en het digitale
pakket dat de Commissie op 19 februari jl. heeft gepresenteerd. Een appreciatie van
deze initiatieven vindt u in de desbetreffende BNC-fiches en de aankomende Kamerbrief
over het rapport.
Het kabinet steunt de Commissie in de stelling dat de interne markt de springplank
is voor Europese bedrijven om internationaal concurrerend te zijn. Door de gemeenschappelijke
regelgeving en schaal die de interne markt biedt is deze de motor van ons concurrentievermogen.
Belangrijke belemmeringen bevinden zich op het digitale terrein van de interne markt.
Het kabinet steunt de Commissie ook in de opvolging van de richtlijn elektronische
handel met de Digital Services Act. Het kabinet wil dat de nieuwe wet de richtlijn
elektronisch handel vervangt en hiermee de regelgeving in lijn brengt met de nieuwe
realiteit rond digitale dienstverlening.
Belangrijk voor het goed functioneren van de interne markt zijn de mededingings- en
staatssteunkaders. Het kabinet staat positief kritisch tegenover de plannen van de
Commissie om het EU-mededingingskader te herzien. Het kabinet is van mening dat het
EU-mededingingskader gemoderniseerd moet worden om aan de eisen van het digitale tijdperk
te voldoen4 om zo marktverstoringen op de interne markt aan te kunnen pakken5. Het kabinet is geen voorstander van een algemene versoepeling van de mededingingsregels,
in het bijzonder op het gebied van het concentratietoezicht. Stevig en politiek onafhankelijk
mededingingstoezicht is naar de mening van het kabinet cruciaal is om te bewaken dat
afnemers niet geconfronteerd worden met te hoge prijzen, afnemende kwaliteit en een
gemis aan innovatie als gevolg van een gebrek aan concurrentie.6
Daarnaast dient het EU-staatssteunkader (met name het Milieu- en Energiesteunkader
2014–2020) in lijn gebracht te worden met de doelstellingen in de Green Deal. Het
kabinet zal zich actief inzetten voor nieuwe EU staatsteunkaders die de overgang naar
een klimaatneutrale en circulaire economie mogelijk maken met behoud van eerlijke
concurrentie.7 Hierbij is het van belang dat de staatssteun noodzakelijk en proportioneel is. Aanpassing
van de staatssteunregels mag niet leiden tot een ongelijk speelveld tussen de lidstaten.
De EU wil internationaal standaardzetter zijn en heeft daar met de interne markt en
de gezamenlijke regels ook een goede basis voor. Het kabinet is voorstander van normalisatie
en steunt een grotere rol van Europese belanghebbenden in internationale normalisatie-instellingen.
Hiermee wordt de kans vergroot dat meer Europese normen leidend worden.
Het kabinet deelt de opvatting dat een robuust stelsel van intellectueel eigendom
(IE)-rechten noodzakelijk is om de technologische en economische ambities van Europa
waar te maken en steunt het voornemen van de Commissie om een actieplan inzake intellectuele-eigendomsrechten
op te stellen. Regelgevende acties (zoals de definitieve totstandkoming van het unitair
octrooi en het Eengemaakt octrooigerecht dat ontbreekt in de mededeling) en een goede
naleving van (internationale) afspraken omtrent de bescherming en handhaving van IE-rechten
zijn daarvoor belangrijk. Tegelijkertijd stellen technologische ontwikkelingen, zoals
het toegenomen belang van data, know how en algoritmen ons voor vragen hoe waardecreatie
en het bevorderen van toegang tot deze ontwikkelingen met elkaar in balans kunnen
worden gebracht. Ook is een goede balans van belang die binnen een beschermingsregime
dat innovatie bevordert, maar ook tijdig ruimte biedt aan concurrentie. Een voorbeeld
hiervan is enerzijds het bevorderen van baanbrekende innovaties die patiënten ten
goede komen en een stimulans kunnen zijn voor hoogwaardig onderzoek en ontwikkeling,
en anderzijds het borgen van de toegankelijkheid, beschikbaarheid en betaalbaarheid
van geneesmiddelen.
Een wereldwijd gelijk speelveld in stand houden
Het kabinet is positief over de gekozen balans tussen een open economie met voldoende
waarborgen om het gelijke speelveld te behouden enerzijds en de mogelijkheid deze
te beschermen waar nodig anderzijds. Het kabinet is voorstander van een internationaal
aanbestedingsinstrument dat het gebrek aan wederkerigheid voor EU-bedrijven op markten
voor overheidsaanbestedingen in derde landen adresseert onder bepaalde voorwaarden8 Het kabinet kijkt daarnaast uit naar de nog andere te presenteren voorstellen, met
name als het gaat over buitenlandse investeringen en staatssteun. Het kabinet ziet
graag dat dit aansluit bij het door het kabinet gepresenteerde voorstel voor een zogenaamd
level playing field instrument.9 Dit voorstel pleit voor een toevoeging aan het mededingingskader waardoor de ongewenste
effecten van (oneerlijke) buitenlandse subsidies op de interne markt kunnen worden
geadresseerd.
De Commissie wil een Hoofd handhaving voor de handel om te gaan handhaven op afspraken
uit handelsverdragen. Dit voorstel kan op steun rekenen van het kabinet, net als het
voorstel om de Overeenkomst van Parijs tot een essentieel element van alle toekomstige
brede handelsverdragen van de EU te maken. Het Hoofd handhaving zal ook naar de afspraken
over mensenrechten en arbeidsvoorwaarden moeten kijken.
Ondersteunen van de industrie richting klimaatneutraliteit
Het kabinet ziet een belangrijke rol weggelegd voor de industrie om klimaatneutraliteit
in 2050 te bereiken. Ambitieus klimaatbeleid hoeft geen afbreuk te doen aan het concurrentievermogen
van Europa en kan hier zelfs aan bijdragen. Een mondiaal gelijkspeelveld en het tegengaan
van weglekeffecten blijft hierbij van belang. Het kabinet staat daarom positief nieuwsgierig
tegenover het aangekondigde voorstel voor een koolstofheffing aan de buitengrens (carbon border adjustment mechanism (CBAM). Ook is het kabinet positief over de oprichting van het Mechanisme voor een
Rechtvaardige Transitie (Just Transition Mechanism, JTM) waarmee zij de regio’s die het hardst geraakt worden door de transitie wil ondersteunen
en meekrijgen. Ook kijkt het kabinet uit naar de oprichting van het Just Transition
Platform.
Aanscherping van het ETS dat niet genoemd wordt in de industriestrategie is volgens
het kabinet essentieel voor de industriesector in de transitie naar klimaatneutraliteit
en voor stimulering van innovatie en de ontwikkeling van emissie reducerende technologieën.
Daarentegen is het zeer positief dat er specifiek op waterstof en slimme en duurzame
mobiliteit wordt ingezet. Echter, om ervoor te zorgen dat de transitie kosteneffectief
is, moet het industriebeleid zich ook op andere CO2-reducerende technologieën richten, zoals biochemie, CO2-opslag en hergebruik (CCUS), (chemische) recycling en elektrificatie. Voldoende aanbod
van duurzame energie is van belang. Er ligt dan ook een relatie met de aangekondigde
strategieën voor offshore windenergie en slimme sectorintegratie. Verder is het belangrijk
dat CCU erkend wordt onder het ETS en grensoverschrijdend transport van waterstof
of CO2 per schip of vrachtauto mogelijk is. Bovendien wordt in gesprek met de Commissie
bezien of nieuwe productbenchmarks toegevoegd en/of bestaande productbenchmarks uitgebreid
kunnen worden bij herziening van de ETS-richtlijn, voorzien in 2021 op basis van het
Impact Assessment van de Commissie. Erkenning van negatieve en scope twee/drie-emissies
in (nationale) accounting- en monitoringssystemen10 is bovendien van belang, omdat bij de inzet van hernieuwbare grondstoffen en materialen
de CO2-reductie op verschillende plekken in de keten plaatsvindt. Het kabinet is van mening
dat er gestuurd worden op CO2-reductie en niet op energie-efficiëntie als apart doel.
Het kabinet steunt het initiatief van de Commissie om veilige en duurzame alternatieven
in de staal en chemiesector te stimuleren. Het kabinet kijkt uit naar de uitwerking
hiervan alsook naar de uitwerking van (reeds in de Green Deal aangekondigde) strategie
voor duurzame chemische stoffen.
Opbouw van een meer circulaire economie
Zoals de Commissie aangeeft, biedt de creatie van een meer circulaire economie kansen
voor CO2-reductie en verdienvermogen in de industriesector.11 Het kabinet zal bij de uitwerking van het actieplan circulaire economie, de industrie-strategie,
en onderliggende beleidsinitiatieven aandacht vragen voor samenhang tussen de voorstellen.
Inbedding van een industriële innovatiementaliteit
Het kabinet steunt de inzet van de Commissie dat investeringen in onderzoek en ontwikkeling
in de EU vergroot moeten worden en dat de industriestrategie met name een innovatiestrategie
moet zijn. Ook overheden zouden meer moeten experimenteren met beleid en publiek-private
samenwerkingen. Het kabinet werkt al jaren met publiek-private samenwerkingen om ecosystemen
te versterken en steunt de voorstellen om dit op Europese schaal ook meer te doen.
12 De sociale en economische inpassing van innovatie met voldoende maatschappelijk draagvlak
is daarbij tevens van belang. De plaatsgebonden aanpak en regionale innovatiestrategieën
voor slimme specialisatie (RIS313) vormen hiervoor een goede basis. Verder is het kabinet positief over het plan om
ruimten te creëren waar bedrijven technologieën kunnen testen. De Europese Digitale
innovatiehubs zijn daarvoor een goed instrument om bedrijven in de regio met technologie
te laten experimenten. Het kabinet kijkt uit naar de mededeling over de toekomst van
onderzoek en innovatie en de Europese onderzoeksruimte. Het kabinet benadrukt de samenhang
tussen Europese fondsen. Het EU-budget kan meer impact hebben als het hervormd wordt
en zich onder andere meer richt op onderzoek en innovatie. Een meer missiegedreven
aanpak brengt een duidelijkere focus en samenhang tussen de verschillende EU-fondsen.
Bijscholing en omscholing
Voorzien in onderwijs en opleiding is een nationale competentie met een belangrijke
rol voor de sociale partners. Echter, voor het concurrentievermogen van de EU is het
van belang dat de bevolking binnen de gehele EU over de juiste vaardigheden beschikt
om klaar te zijn voor de klimaatneutrale en digitale transities. Het kabinet ondersteunt
daarom de aangekondigde plannen van de Commissie die aanvullend werken op de nationale
agenda’s en helpen bij het bevorderen van een leven lang ontwikkelen en het omscholen
van werkenden. Het kabinet ziet deze voorstellen met belangstelling tegemoet. U heeft
inmiddels een afzonderlijke fiche ontvangen over de EU-Genderstrategie waarbij wordt
ingegaan op gelijke kansen op onderwijs ongeacht gender.14
Investeren en financieren van de transities
Het kabinet steunt de aankondiging van een nieuwe duurzame financieringsstrategie,
een nieuwe digitale financieringsstrategie en een nieuw actieplan voor verdere versterking
van de Europese kapitaalmarktunie. Goede toegang tot diverse publieke en private financieringsmogelijkheden,
onder ander voor investeringen die bijdragen aan de transitie van de industrie richting
klimaatneutraliteit, is één van de basiselementen voor een concurrerend Europa. De
afgelopen jaren zijn goede stappen gezet om de financiering voor onder andere startende
bedrijven te verbeteren. Een sterke kapitaalmarktunie kan hieraan bijdragen via efficiëntere
allocatie van kapitaal. De klimaatwet is daarnaast van belang, omdat deze zal zorgen
voor meer zekerheid bij investeerders. Ook het akkoord op de EU-taxonomie zal investeerders
helpen bij het maken van duurzame keuzes.
Rondom financiering wordt het instrument IPCEI als zeer succesvol en veelbelovend
gepresenteerd. IPCEI betreft de mogelijkheid om staatssteun te verlenen, wanneer een
project van aantoonbaar breed Europees belang is, waarbij diverse lidstaten samenwerken
en waarbij de spillovereffecten van een IPCEI-project zich ook over diverse lidstaten
uitstrekken. Het kabinet plaatst hier een kanttekening bij.15 Hoewel het kabinet IPCEI een nuttig instrument vindt in het bredere instrumentarium
om private investeringen uit de markt te mobiliseren en innovatie te stimuleren, zet
het in op een terughoudend gebruik. Het kabinet ziet een rol bij projecten die om
een systeemverandering vragen en lastig van de grond komen. Dit kan het geval zijn
bij missies rond maatschappelijke uitdagingen indien het bestaande instrumentarium
onvoldoende bij kan dragen in het financieren van onrendabele toppen of de financieringskloof.
Het kabinet onderzoekt de rol die IPCEI kan spelen voor groene waterstof16.
Versterking van de industriële en strategische autonomie van Europa
Het kabinet vindt dat de EU het beste gedijt in een open investeringsklimaat, maar
dat de EU de risico’s rondom buitenlandse investeringen strategischer moet gaan bekijken.
Het kabinet steunt dan ook de ambitie om het kader voor FDI-screening te versterken
om versnippering te voorkomen zonder afbreuk te doen aan de huidige competentieverdeling.
Ook is het kabinet voor een gezamenlijke Europese aanpak ter verbetering van de veiligheid
van bestaande en nieuwe (5G) netwerken, waarbij wel rekening gehouden wordt met nationale
competenties, veiligheid en kansen.
Veel waardeketens zijn tegenwoordig mondiaal. Geopolitieke dreigingen, maar ook het
sluiten van grenzen tijdens de Coronacrisis laten zien dat hier ook risico’s aan gebonden
zijn. Het kabinet ziet graag dat de Commissie samen met de lidstaten onderzoekt waar
zich mogelijk ongewenste eenzijdige afhankelijkheden voordoen. Per casus kunnen dan
plannen worden opgesteld om de ongewenste eenzijdige afhankelijkheden te adressen.
Het kabinet vindt het positief dat de Commissie heeft aangekondigd een EU-farmaceutische
strategie op te stellen. De EU is op dit moment sterk afhankelijk van de import van
grondstoffen voor medicijnen. De afhankelijkheid van een beperkt aantal landen en
producenten is kwetsbaar en kan tekorten aan geneesmiddelen in de hand werken. Het
kabinet acht een Europese strategie die de betaalbaarheid, duurzaamheid, leveringszekerheid
van geneesmiddelen en innovatie in het belang van patiënten stelt wenselijk. Nederland
pleit hier in Europees verband al langer voor. Ook zet het kabinet zich in om geneesmiddelenproductie
meer in de EU te laten plaatsvinden om zo minder afhankelijk te worden van een beperkt
aantal derde landen. De huidige Coronacrisis maakt inzichtelijk dat het kwetsbaar
is om voor de productie van geneesmiddelen van een beperkt aantal leveranciers afhankelijk
te zijn.
Om de concurrentiekracht te versterken en niet afhankelijk te worden zal de Commissie
ook blijven investeren in bijvoorbeeld sleuteltechnologieën. Het kabinet steunt de
inzet hierop en ook de aanpak om synergiën tussen ruimtevaart, defensie en civiele
technologieën te benutten. Ruimtevaart kan bijvoorbeeld een bijdrage leveren aan diverse
Europese beleidsdoelstellingen, onder andere op het gebied van digitalisering, transport,
klimaat- en milieubeleid, en economische groei. Het kabinet benadrukt dat de EU een
open en competitieve defensiemarkt nodig heeft met een gelijk speelveld.17 Het kabinet steunt het Europese Defensiefonds (EDF) en denkt dat gezamenlijke onderzoeks-
en ontwikkelingsprojecten de grensoverschrijdende samenwerking ten goede zal komen
en voor dynamischere waardeketens zal zorgen. Hiervan kunnen ook mkb en nieuwe toetreders
van profiteren. Het EDF kan ervoor zorgen dat de lidstaten de strategische capaciteiten
kunnen ontwikkelen en verwerven die de EU nodig heeft om meer verantwoordelijkheid
te nemen voor haar eigen veiligheid. Besluitvorming over het EDF vindt plaats binnen
de MFK-onderhandelingen.
Het verbinden van de punten: een partnerschapsbenadering als bestuur
Het kabinet steunt de aanpak om samen met de industrie en andere belanghebbenden ecosystemen
en waardeketens in de EU te versterken. Het kabinet pleit al langer voor grondige
analyses naar de benodigdheden voor die ecosystemen en waardeketens om binnen de EU
te groeien. Het kabinet wil dat bij de analyse verder wordt gekeken dan puur financiering
en dat ook de werking van de interne markt, regelgeving, marktcreatie en vaardigheden
worden meegenomen. Het kabinet is van mening dat bij verdere uitwerking het Masterplan for a competitive transformation of EU Energy Intensive Industries enabling
a climate neutral, circular economy by 205018 betrokken moet worden.
Het Industrieforum zal een inclusievere en meer open opvolger zijn van het SF IPCEI.
Het kabinet ziet bij een verdere uitwerking van het Industrieforum graag dat de binnen
het SF IPCEI gekozen focus zeker gedurende 2020 gehandhaafd blijft en dat de actieplannen
worden uitgevoerd. Het kabinet is voor meer transparantie, maar erkent ook dat als
het Industrieforum wordt vergroot het mogelijk zijn effectiviteit verliest. Het kabinet
ziet daarom graag dat de governance rondom strategische waardeketens en ecosystemen
binnen de EU verder professionaliseert. Tevens moet de verantwoordelijkheid voor het
uitvoeren van beleid ten behoeve van strategische waardeketens en allianties duidelijk
wordt belegd binnen de Commissie. Ook ziet het kabinet een rol voor de Raad voor Concurrentievermogen
om de voortgang van de plannen te monitoren.
Het kabinet is positief over de aankondiging van een waterstofalliantie tussen vertegenwoordigers
van overheden, instituties en industrie. Dit kan met name belangrijk zijn om gezamenlijk
technologische uitdagingen, investeringsmogelijkheden en wetgevende barrières in kaart
te brengen. Ook steunt het kabinet de coördinerende rol die de Commissie heeft gepakt
rondom onder andere de batterijalliantie. Het bij elkaar brengen van verschillende
partijen voor een groter doel is een belangrijke taak voor overheden en is een goede
manier gebleken om gebundelde investeringen te stimuleren.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Omdat de strategie voornamelijk voorstellen op hoofdlijnen bevat, is het op dit moment
nog lastig om voor alle onderwerpen een inschatting te maken van het krachtenveld.
Per onderwerp zal het krachtenveld bovendien verschillen. Rondom de herziening van
het mededingingskader is discussie te verwachten, voornamelijk omdat enkele grote
lidstaten voorstander zijn van een versoepeling van het mededingingskader. Andere
lidstaten hechten daarentegen juist aan stevig en politiek onafhankelijk mededingingstoezicht.
De verwachting is dat lidstaten verschillend zullen reageren op de gevraagde industriële
bijdrage van de industrie aan de transitie richting klimaatneutraliteit. Hoe het concurrentievermogen
in de transitie naar klimaatneutraliteit het beste geborgd kan worden, blijft ter
discussie staan rondom toekomstige Europese beleidsvoorstellen. Ook rondom het aanwijzen
van nieuwe strategische waardeketens en het IPCEI-instrument zullen de meningen uiteenlopen.
Sommige lidstaten zijn ontevreden over de huidige gekozen waardeketens en willen hier
extra waardeketens aan toevoegen. Hierbij is het risico dat alle waardeketens dan
als strategisch worden geoormerkt en de focus verwatert. Daarnaast zijn grote lidstaten
voorstander van een breder gebruik van het IPCEI-instrument. Zij willen de mogelijkheden
hebben om meer projecten met staatssteun te kunnen ondersteunen. Het Europees Parlement
heeft nog geen formele positie ingenomen over deze strategie.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief.
De mededeling richt zich op het concurrentievermogen van de Europese industrie, zoals
in art 173 VWEU verwoord. De mededeling ziet daarmee met name op de beleidsterreinen
van het industriebeleid en de interne markt. Voor het kabinet staat voorop dat industriebeleid
primair de verantwoordelijkheid is van de lidstaten. Ten aanzien van industriebeleid
is de Unie (artikel 6, onder b, VWEU) bevoegd om met betrekking tot de Europese dimensie
van het industriebeleid het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren
of aan te vullen. Ten aanzien van de interne markt geldt een gedeelde bevoegdheid
tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2 onder a, VWEU).
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten opzichte van de subsidiariteit positief. De nauw
vervlochten Europese industrie met grensoverschrijdende waardeketens binnen de interne
markt en de relatie met handelspolitiek vereisen een grensoverschrijdende aanpak.
Het grensoverschrijdende karakter van de verschillende onderdelen van de industriestrategie
rechtvaardigt optreden op EU-niveau. Het kabinet kan de acties die de Commissie voorstelt,
steunen omdat deze ten doel hebben de interne markt te versterken, onder meer door
informatie-, energie-, transport-, satelliet- en communicatienetwerken in de EU te
integreren en te verbeteren. Dit geldt ook voor het verbeteren van het functioneren
van de interne markt voor diensten.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel
is positief. Over het algemeen laat de Commissie voldoende ruimte voor nationale besluiten.
De acties zijn nodig om een bijdrage te leveren aan een verbeterde interne markt en
gaan niet verder dan nodig is om de geformuleerde doelstellingen te bereiken.
d) Financiële gevolgen
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. De kabinetsinzet
voor het volgende MFK is leidend voor een integrale afweging van middelen voor de
periode na 2020; Het kabinet wil niet vooruitlopen op de besluitvorming over het volgende
MFK.
Indien er sprake is van budgettaire gevolgen voor Nederland, dan zullen deze worden
ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de
regels van de budgetdiscipline. Er zal hierbij ook gekeken moeten worden naar de financiële
gevolgen voor decentrale overheden.
e) Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten en concurrentiekracht
Daar waar de Commissie overweegt met nieuwe voorstellen te komen, is voor het kabinet
een duidelijke impact assessment van de mogelijke maatregelen essentieel. Hierin moet
duidelijk worden aangegeven welke maatregelen de Commissie beoogt en welke gevolgen
deze hebben voor overheid, bedrijfsleven en burgers. Verder steunt het kabinet het
streven van de Commissie om de regeldruk voor het bedrijfsleven te verminderen. Daarbij
dient nadrukkelijk aandacht te worden besteed aan de gevolgen voor het mkb. Uitgangspunt
is in ieder geval dat nieuwe voorstellen zo lastenluw als mogelijk worden vormgegeven.
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken