Brief regering : Korte stand van zaken op de voortgang in de modernisering van de Wet op de Lijkbezorging en de huidige situatie als gevolg van de Coronacrisis
30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging
25 295
Infectieziektenbestrijding
Nr. 48
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2020
Met deze brief schets ik uw Kamer een korte stand van zaken op de voortgang in de
modernisering van de Wet op de Lijkbezorging. Maar bovenal ga ik in op de huidige
situatie als gevolg van de Coronacrisis, die juist ook de uitvaartbranche treft. De
branche wordt geconfronteerd met nieuwe en onvoorziene situaties en problemen en gaat
daar, zo blijkt uit de frequente contacten van mijn ministerie met de branche, met
veel inzet, flexibiliteit en professionaliteit mee om. Daarvoor zou ik graag mijn
bijzondere waardering willen uitspreken. In het licht van deze bijzondere situatie
schets ik uw Kamer het traject rond de modernisering van de wet.
De Wet op de lijkbezorging (Wlb) heeft een grote maatschappelijke betekenis. De modernisering
van de wet is erop gericht om de wet toekomstbestendig te maken en meer ruimte te
bieden voor de wensen van overledenen en nabestaanden. Sinds het laatste overleg met
uw Kamer over de modernisering van de wet in november 2019 heb ik daarin belangrijke
stappen gezet, in nauwe afstemming en samenwerking met de medeverantwoordelijke ministeries
van VWS en J&V en met de uitvaartsector. Ter voorbereiding van deze brief heeft frequent
overleg plaatsgevonden met de verschillende brancheorganisaties en zijn er werksessies
belegd met vertegenwoordigers uit de hele sector.
Als gevolg hiervan heb ik mijn standpunt op alle door uw leden ingediende moties1 kunnen bepalen en is goede voortgang geboekt op toezeggingen aan uw Kamer rond onderwerpen
als verdere kwaliteitsverbetering binnen de sector en digitale nalatenschap. Kort
samengevat kan ik u melden dat ik de moties in belangrijke mate invulling kan en ga
geven. Een eerste onderzoek naar incidenten en tevredenheid van consumenten over de
verschillende elementen van de dienstverlening laat zien dat consumenten de dienstverlening
van de uitvaartsector met een gemiddelde 8 waarderen; ongeveer 1% van degenen die
waren betrokken bij de organisatie van een uitvaart is (zeer) ontevreden. Met deze
bemoedigende uitkomsten zet de branche in nauwe samenwerking met mijn ministerie zelf
stappen om via samenwerking de kwaliteit binnen de sector verder te verbeteren en
consumentenbelangen nog beter te borgen. De voorbereiding van het wetsvoorstel loopt
parallel daaraan op schema. In de bijlagen treft u een toelichting op de voorbereiding
van de vernieuwing van de Wlb, een toelichting op de mogelijkheden tot Islamitisch
begraven, een rapportage over twee flitspeilingen (kwaliteit uitvaartsector en digitale
nalatenschap)2 en een rapport over het ruimen van graven3.
De voorbereiding van de modernisering van de Wlb is door het corona-virus evenwel
in een ander daglicht komen te staan. Het coronavirus heeft verregaande gevolgen voor
uitvaarten. Door de maatregelen om het coronavirus te bestrijden kunnen nabestaanden
op dit moment niet altijd afscheid nemen van hun geliefden op de manier zoals zij
en de overledene hadden gewild. Dat doet verdriet en kan – zo niet zal – zijn weerslag
hebben op de verwerking van het overlijden en het rouwproces. Ik zie dat de uitvaartsector
zich bijzonder inspant om uitvaarten onder deze omstandigheden zowel waardig als verantwoord
plaats te laten vinden, zowel voor de nabestaanden als voor de eigen medewerkers.
In deze periode staat mijn ministerie in nauw contact met de uitvaartondernemers om
uitleg te geven over de voorwaarden waaronder uitvaarten in deze specifieke omstandigheden
kunnen plaatsvinden, in afstemming met de ministeries van VWS en J&V. Op rijksoverheid.nl
is daarvoor nu een speciale pagina ingericht4. Ook denkt mijn ministerie mee over hoe de uitvaartsector de situatie goed het hoofd
kan bieden.
In deze tijd waarin mensen en de uitvaartsector worstelen met de onzekerheden die
het corona-virus met zich meebrengt acht ik het niet opportuun om alle gesprekken
en lopende onderzoeken in het kader van de vernieuwing Wlb onverkort door te zetten.
Mijn prioriteit ligt nu bij het bijstaan van de uitvaartsector.
Wanneer het corona-virus weer zoveel mogelijk onder controle is, zet ik de vervolgonderzoeken
en de verdere gesprekken met de sector over de modernisering weer in gang. Zoals gezegd
vindt de voorbereiding van het wetsvoorstel doorgang om zo min mogelijk vertraging
op te lopen. Indien nodig zal ik u, zodra de situatie weer stabiel is, een nieuwe
planning voorleggen. Vooralsnog ga ik wel uit van de publicatie van het rapport van
de Gezondheidsraad over de toelaatbaarheid van nieuwe vormen van lijkbezorging in
mei, welke ik u zal aanbieden. Uiterlijk drie maanden later ontvangt u dan een kabinetsreactie
op dit rapport.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
BIJLAGE: Toelichting modernisering Wet op de lijkbezorging
1. Opvolging van de moties
Naar aanleiding van het notaoverleg van 27 mei 2019 (Kamerstuk 35 077, nr. 12) heeft uw Kamer een aantal moties aangenomen. In mijn brief van 28 juni 2019 heb
ik al aangegeven deze moties te betrekken bij de voorbereiding van het wetstraject
(Kamerstuk 35 077, nr. 13). Vooruitlopend op het advies van Gezondheidsraad, dat mogelijk raakt aan deze moties,
ben ik voornemens de moties als volgt op te volgen:
Motie
Opvolging
De motie van de leden Belhaj en Özütok inzake begraven en cremeren binnen 24 uur
(Kamerstuk 35 077, nr. 10)
Wettelijke termijn van 36 uur waarna men kan begraven laten vervallen. Hiervoor is
dus geen toestemming meer nodig van de burgemeester. Dit betekent echter niet dat
in de praktijk binnen 24 uur begraven altijd mogelijk zal zijn.
De gewijzigde motie van de leden Belhaj en Middendorp inzake het ophalen van de asbus
– bij voorkeur binnen een week
(Kamerstuk 35 077, nr. 11)
Termijn waarna men de asbus kan ophalen verkorten naar veertien kalenderdagen, gelet
op wensen overledene, overleg nabestaanden en onomkeerbaarheid indien men kiest voor
as verstrooiing.
De motie van het lid Middendorp c.s. inzake het onderzoek lengte grafrust in een algemeen
graf
(Kamerstuk 35 077, nr. 9)
Na onderzoek is mijn voornemen om de huidige lengte van de grafrust van 10 jaar voor
een algemeen graf te handhaven, omdat het lichaam binnen deze termijn goed kan verteren
en wegens hogere kosten van een langere grafrusttermijn
De motie van de leden Belhaj en Özütok inzake afbreekbaarheid kist of ander lijkomhulsel
in 10 jaar
(Kamerstuk 35 077, nr. 6)
Kist moet in 10 jaar kunnen afbreken en moet doorlaatbaar zijn. Dit moet vertering
van het lichaam bevorderen en is minder belastend voor het milieu.
De motie van het lid Van der Molen inzake criteria in de wet voor eeuwigdurende grafrust
(Kamerstuk 35 077, nr. 7)
In het geval van afspraken over eeuwige grafrust, is een minimale hoogte van 30 cm
boven de gemiddelde grondwaterstand voortaan voldoende. Daarmee blijft vertering van
het lichaam voldoende geborgd.
De motie van de leden Belhaj en Middendorp inzake gezamenlijk begraven of cremeren
(Kamerstuk 35 077, nr. 5)
Gelijktijdig begraven of cremeren wordt mogelijk in specifieke gevallen, waarbij toestemming
van de officier van justitie niet nodig is
Deze voornemens en de opvolging bij het wetsvoorstel tot modernisering van de Wet
op de lijkbezorging en de onderliggende regelgeving licht ik toe in de bijlage.
2. Kwaliteitsborging
Overheidsinterventie om de kwaliteit van de uitvaartdienstverlening te bevorderen,
dient een proportionele reactie te zijn op eventuele incidenten. Ook dient overheidsinterventie
zo veel mogelijk aan te sluiten bij het zelfregulerend vermogen van de uitvaartsector.
Uit een flitspeiling blijkt onder meer dat respondenten de dienstverlening van de
uitvaartsector waarderen met een 8. Ik zie de voorlopige resultaten als een bevestiging
van mijn eerdere beeld, namelijk dat incidenten uitzonderlijk zijn. Desalniettemin
werk ik samen met de branche verder aan nadere invulling van de kwaliteitsborging
voor de uitvaartsector in zijn geheel. Wanneer het corona-virus onder controle is,
wil ik een onafhankelijke verkenner aanstellen die de zelfregulering van de sector
als geheel moet aanjagen en ondersteunen. De verkenner richt zich daarbij in ieder
geval op de lopende initiatieven tot zelf accreditatie van opleidingen, het invoeren
van een centrale registratie van uitvaartverzorgers en het opzetten van een centraal
klachteninstituut.
3. Overige voortgang
– Digitale nalatenschap
In vervolg op mijn brief van 18 november jl. (Kamerstuk 30 696, nr. 46) en het AO van 26 november jl. (Kamerstuk 30 696, nr. 47) zijn, in afstemming met het Ministerie van JenV een aantal acties in gang gezet:
– Uit een flitspeiling blijkt dat nog relatief weinig personen kennis hebben van het
vraagstuk «digitale nalatenschap» of daarmee tot op heden zijn geconfronteerd. De
flitspeiling laat verder zien dat het belang van dit vraagstuk breed wordt onderkend
en dat er nog geen overheersend standpunt is met betrekking tot de vraag wat hierover
zou moeten worden geregeld. Nader onderzoek over de kennis en ervaring van digitale
nalatenschap volgt en zal ik betrekken bij het verbeteren van de voorlichting over
digitale nalatenschap.
– Tevens heb ik een onderzoek in gang gezet om in kaart te krijgen of en zo ja hoe in
juridische zin de digitale nalatenschap geregeld moet worden. Het is mijn bedoeling
om dit onderzoek dit jaar af te kunnen afronden.
– De Europese Commissie is benaderd met de vraag of zij dit onderwerp oppakken. De Commissie
heeft nog geen initiatieven om dit onderwerp te regelen en heeft van geen enkel andere
lidstaat een verzoek gekregen om tot een gezamenlijke aanpak te komen. Er wordt nu
langs andere weg geprobeerd te achterhalen wat er in andere landen speel op dit terrein.
– Uitbreiding bevoegdheden lijkschouwer (rapport- Sijmons c.s.)
In opdracht van mijn ministerie is door prof. Sijmons c.s. (Universiteit Utrecht)
onderzocht of het juridisch en ethisch verantwoord is om de bevoegdheden van de gemeentelijk
lijkschouwer uit te breiden in de zin dat hij nader (invasief en radiologisch) onderzoek
kan verrichten naar de doodsoorzaak. Sijmons c.s. concluderen dat dat het geval is,
maar wel wettelijke regeling vergt (zie ook mijn brief van 18 november jl.). Ik neem
dit advies ter harte. Momenteel ben ik in overleg met alle betrokken partijen om de
consequenties van een eventuele uitbreiding van bevoegdheden van de gemeentelijk lijkschouwer
in kaart te brengen. Vooruitlopend op deze overeenstemming zal ik de uitbreiding van
de bevoegdheden van de lijkschouwer betrekken bij de voorbereiding van het nieuwe
wetsvoorstel.
– Ruimen graven
Tijdens het AO van 26 november jl. hebben de leden Van Raak en Van der Molen aangedrongen
op regels voor het ruimen van graven. Ik heb toen aangekondigd daar pas een knoop
over door te willen hakken als er signalen zijn dat het ruimen van graven niet goed
gaat en dat een onderzoek in gang was gezet naar het ruimen van graven. Uit het recent
beschikbaar gekomen onderzoek naar de geldende (lokale) voorschriften voor het ruimen
van graven en de toepassing ervan blijkt dat er vrijwel geen incidenten zijn geweest,
wat overigens ook bevestigd wordt door de flitspeiling onder consumenten. De resultaten
van het onderzoek en de flitspeiling leiden bij mij tot de conclusie dat er nu geen
noodzaak bestaat voor dwingende regelgeving of het nader regelen van toezicht bij
het ruimen van graven. Het ruimen van graven houdt evenwel mijn blijvende aandacht;
ik zal daarom periodiek, bijvoorbeeld tweejaarlijks, onderzoek uitvoeren naar het
ruimen van graven. Indien nodig zal ik alsdan nadere regeling opstellen. Vooruitlopend
daarop zal de VNG in haar modelverordening ingaan op het gemeentelijk toezicht bij
grootschalige ruimingen bij gemeentelijke begraafplaatsen, zodat betrokkenen elkaar
scherp kunnen houden en omwille van de transparantie. Verder zal ik met de VNG en
het Landelijk Overleg Begraafplaatsen nagaan in hoeverre de modelverordening en het
Handboek ruimen van graven verder nog aanvulling behoeven naar aanleiding van de aanbevelingen
van bijgaand rapport.
– Mogelijkheden tot Islamitisch begraven in Nederland
Het lid Azarkan heeft het kabinet verzocht nabestaanden van overledenen bijstand te
verlenen en met gemeenten in gesprek te gaan om locaties te vinden waar eeuwige grafrust
gerealiseerd kan worden. Het Corona-virus zorgt er ook voor dat het overbrengen van
lichamen van overledenen naar het buitenland om daar begraven te worden moeilijk is.
Vanwege reisbeperkingen kan de situatie momenteel per dag en per land verschillen.
Dat betekent dat mensen met bijvoorbeeld een Islamitische achtergrond momenteel niet
altijd bij hun ouders in het buitenland kunnen worden begraven. Noodgedwongen komt
dan een begraving in Nederland in beeld. Ik ben mij er van bewust dat dit voor de
nabestaanden een ongewenste en verdrietige situatie kan zijn. Nederland kent diverse
Islamitische begraafplaatsen met eeuwigdurende grafrust. Ook zijn er gemeentelijke
begraafplaatsen die een deel hebben gereserveerd voor Islamitisch begraven, waarbij
de rechthebbenden de grafrust kunnen verlengen, al dan niet middels een stichting.
De capaciteit op deze begraafplaatsen is, zo leverde navraag op, voldoende. Nabestaanden
kunnen een Islamitische begrafenis laten verzorgen door uitvaartverzorgers en uitvaartondernemingen
die zijn gespecialiseerd in het Islamitisch begraven. Hoewel de wensen van overledenen
in deze uitzonderlijke tijden dus helaas niet altijd gerespecteerd kunnen worden,
omdat repatriëring niet mogelijk is, zie ik dus gelukkig goede mogelijkheden om invulling
te geven aan het Islamitisch begraven in Nederland. Ik zal hieraan ook aandacht besteden
op rijksoverheid.nl. Over eventuele knelpunten bij Islamitisch begraven onderhoud
ik contact met mijn collega van J&V.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties