Brief regering : Stand van zaken onderwijs op afstand tijdens corona-crisis
35 300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020
25 295
Infectieziektenbestrijding
Nr. 153
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA EN VAN ONDERWIJS,
CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 april 2020
Deze week is het besluit genomen dat de fysieke sluiting van de scholen en de kinderopvang
vanwege de coronacrisis ten minste nog tot en met 28 april voortduurt.1 In de praktijk betekent dit dat de scholen zeker tot en met de meivakanties gesloten
blijven. In de week vóór 28 april beoordeelt het kabinet wat nodig is voor de periode
daarna. De sluiting is buitengewoon ingrijpend, voor kinderen en voor hun ouders,
voor leerlingen en studenten, voor alle onderwijsprofessionals en pedagogisch medewerkers. Het vraagt veel van leraren, schoolleiders, zorg- en hulpverleners en anderen
om jongeren in deze tijd onderwijs te blijven geven en hen te begeleiden om zich veilig
te kunnen ontwikkelen. Toch is dit besluit nodig.
Op 20 maart jongstleden bent u geïnformeerd over de continuïteit van het funderend
onderwijs in deze periode: over onderwijs op afstand, de ondersteuning die we bieden
en hoe we oog hebben voor kwetsbare leerlingen.2 In deze brief informeren we u over:
1. Opvang voor kinderen van een ouder met een cruciaal beroep
2. Kwaliteit van onderwijs op afstand
3. Ieder kind in beeld: onderwijs aan kinderen in kwetsbare posities
4. Voorbereiding situatie na de meivakantie
In de tweede en derde paragraaf gaan we in op de drie categorieën leerlingen die we
in de vorige brief hebben geschetst.3 Aanvullend geven we inzicht in de stand van zaken voor het onderwijs aan jongeren
in een kwetsbare positie in het mbo. We lichten toe welke afspraken gelden en welke
aanvullende afspraken we met betrokken partijen hebben gemaakt om te zorgen dat in
deze bijzondere tijden ieder kind in beeld blijft.
1. Opvang voor kinderen van een ouder met een cruciaal beroep
Het kabinet heeft besloten om voor kinderen van wie één of beide ouders een cruciaal
beroep hebben4, noodopvang te organiseren.5
Mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaan we in op
de stand van zaken hiervan.
Afspraken over de (nood)opvang
Gemeenten coördineren de noodopvang, in overleg met kinderopvangorganisaties en scholen.
Zij moeten zorgen voor voldoende aanbod voor kinderen in de leeftijd van 0 tot circa
12 jaar (globaal tot het einde van hun basisschoolloopbaan, inclusief leerlingen van
het speciaal (basis)onderwijs). Ouders met een cruciaal beroep mogen niet voor een
gesloten deur staan als zij opvang nodig hebben voor hun kind. Het is belangrijk dat
gemeenten, scholen en kinderopvangorganisaties afspreken waar de noodopvang is en
daar duidelijk over communiceren. Het uitgangspunt is om de noodopvang op de eigen
school of opvanglocatie te organiseren, maar als dat nodig is, kunnen kinderen ook
op een andere school of opvanglocatie worden opgevangen. Het is toegestaan om kinderen
(van verschillende leeftijden) in groepjes op te vangen. De opvang van jonge kinderen
die nog niet naar school gaan, moet worden geboden door gekwalificeerde pedagogisch
medewerkers en voor de oudere kinderen (tussen 4 en 12 jaar) door leerkrachten, onderwijsassistenten
of pedagogisch medewerkers. Ook als de opvang op een kinderopvanglocatie plaatsvindt,
blijft de eigen school nauw betrokken bij het lesprogramma (op afstand) van deze leerlingen.
Stand van zaken (nood)opvang
De VNG, AVS en de PO-Raad houden een vinger aan de pols als het gaat om de noodopvang
voor kinderen met een ouder met een cruciaal beroep. Op basis van peilingen onder
een groot deel van hun leden ontstaat het volgende beeld:
• De organisatie van de noodopvang is goed op gang gekomen.
• Door de kinderopvang wordt naar schatting 10% van de «reguliere» kinderen opgevangen.
Daarbovenop wordt noodopvang geboden aan kinderen die eerder geen gebruik maakten
van de kinderopvang. De verwachting is dat het gebruik van de noodopvang in de komende
weken zal oplopen.
• Bijna alle gemeenten geven dan ook aan dat een meerderheid van de ouders al een contract
had voor kinderopvang. Wel neemt de helft van de ouders incidenteel nu meer uren af
en één op de tien doet dat regelmatig.
• Bijna één op de vijf ouders heeft behoefte aan opvang gedurende de nacht en het weekend.
• In het primair onderwijs is de schatting dat 3,5 procent van de leerlingen wordt opgevangen,
van wie circa 80 procent een ouder heeft met een vitaal beroep.6 De verwachting is dat dit nog iets zal toenemen.
• De meeste schoolbesturen organiseren de opvang op de eigen scholen. Slechts 5,5 procent
van alle schoolbesturen organiseert de opvang op een andere locatie dan de school.
De noodopvang is nodig. Er zijn snel en adequaat oplossingen gevonden voor relatief
kleine groepen leerlingen. Dat wordt zeer gewaardeerd. We zien ook de zorgen bij pedagogisch
medewerkers, leerkrachten of ouders over mogelijke besmettingsrisico’s. Veilige opvang
is mogelijk als de adviezen van het RIVM worden nageleefd.
Volwassenen (medewerkers en ouders) moeten 1,5 meter afstand van elkaar houden. Iedereen,
zowel kinderen als volwassenen, moet thuisblijven bij verkoudheidsklachten als neusverkoudheid,
keelpijn, lichte hoest of verhoging. Wanneer een van de gezinsleden een van deze verschijnselen
en koorts heeft, blijft het hele gezin thuis (behalve wanneer een van de ouders in
een cruciaal beroep werkt; zij blijven alleen thuis wanneer zij zelf koorts hebben).
Bij de opvang van kleine kinderen is volledig afstand houden tot het kind vanzelfsprekend
niet wenselijk en niet goed mogelijk. Hier zijn bovenal de hygiënemaatregelen belangrijk.
2. Kwaliteit van onderwijs op afstand
We hebben met trots gezien hoe het onderwijs op afstand is opgepakt met creativiteit,
flexibiliteit en een enorme inzet van alle kanten. In eerste instantie hebben scholen
vooral lesstof ter herhaling op afstand aangeboden. Nu de sluiting van de scholen
voortduurt, is het nodig om voor de langere termijn focus aan te brengen en kwaliteit
te waarborgen. De ene school is daar verder in dan de andere.
Het onderwijs op afstand is voor veel scholen nieuw, en in deze omstandigheden kan
het ook zwaar zijn. Het is voor leraren lastig om onderwijs van dezelfde kwaliteit
te verzorgen als op school en goed contact te maken met hun leerlingen. We willen
scholen meegeven dat het bij het vormgeven van afstandsonderwijs allereerst van belang
is om te investeren in contact met leerlingen. Ook is het belangrijk oog hebben voor
het welzijn van het onderwijsgevend en ondersteunend personeel in deze bijzondere
omstandigheden, en te denken aan het maken van goede afspraken met de MR. Daarnaast
geldt: kwaliteit boven kwantiteit. We verwachten niet dat scholen in deze situatie
de onderwijstijd registreren. Wel verwachten we dat zij er alles aan doen om de kwaliteit
van het onderwijs zo hoog mogelijk te laten zijn en het afstandsonderwijs zo effectief
en toegankelijk mogelijk te maken. Scholen hoeven geen onderwijstijd te compenseren
in vakanties of onderwijsvrije dagen, ook niet in latere jaren. De Inspectie van het
Onderwijs houdt hier in het toezicht rekening mee.7
De vormgeving van onderwijs op afstand in het po en vo is een zoektocht die we samen
met de PO-Raad en VO-raad, met vakverenigingen, vakbonden en organisaties zoals het
Lerarencollectief en AVS, met de VNG en diverse gemeenten doormaken. Er zijn tal van
initiatieven ter ondersteuning van onderwijs op afstand, ook vanuit schoolleiders
en de van leraren zelf.8
Op korte termijn informeren we de schoolbesturen nader over kwesties als toegang,
mogelijkheden tot prioritering in de onderwijsinhoud en de kwaliteit van het afstandsonderwijs.
Met de mbo-sector zijn in het servicedocument afspraken gemaakt over waar afstandsonderwijs
aan moet voldoen.9 Uitgangspunt is dat studenten weten waar ze terecht kunnen, wat ze kunnen verwachten
en dat er gebruik kan worden gemaakt van goede didactische werkvormen.
Te denken valt aan een webinar voor meerdere studenten tegelijk en een telefonisch spreekuur met docenten voor lesinstructie.
Toegang tot afstandsonderwijs
Een belangrijk vraagstuk is hoe we alle leerlingen en mbo-studenten toegang geven
tot het onderwijs op afstand. Schoolbesturen hebben in belangrijke mate zelf oplossingen
kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking over de benodigde apparatuur. Daarbij
is samenwerking gezocht met de gemeente en lokale initiatieven. In Rotterdam heeft
bijvoorbeeld Stichting de Verre Bergen in samenwerking met Coolblue 3.000 Chromebooks
aan de gemeente gedoneerd. Ook in Amsterdam zijn door de gemeente ruim 3.000 devices
verstrekt aan kinderen die dat nodig hebben.
Daarnaast hebben maatschappelijke organisaties als Stichting Leergeld, Nationaal Fonds
Kinderhulp en het Jeugdeducatiefonds zich in de afgelopen periode ingezet om leerlingen
uit gezinnen met een laag inkomen waar nodig van devices en internettoegang te voorzien.
Zo heeft het Jeugdeducatiefonds 2.598 laptops kunnen verstrekken, mede dankzij een
donatie van de ABN AMRO van 2.000 laptops. In Den Haag heeft Stichting Leergeld 850
laptops aan leerlingen en studenten verstrekt. In aanvulling hierop hebben wij aan
SIVON10 een bedrag van € 2,5 miljoen verstrekt, waarmee circa 6800 apparaten voor leerlingen
zijn gekocht en verdeeld over de schoolbesturen in het po, vo en mbo. De aangeschafte
apparaten worden komende dagen verspreid.
Er blijft echter nog altijd vraag naar devices in verschillende regio’s. We zijn daarom
blij met de verschillende initiatieven in de samenleving en het bedrijfsleven om leerlingen
te helpen. We werken samen met de Minister van BZK, met zijn aanpak op digitale inclusie
en de Alliantie Digitaal Samenleven, NLdigital, NL2025, de sectorraden en SIVON, om
het aanbod van deze andere partijen te verbinden met de vraag vanuit het scholenveld. Hierbij is specifieke aandacht voor de organisatie van onderwijs aan nieuwkomers.
Met de mbo-sector is afgesproken dat voor studenten die niet over voldoende digitale
middelen beschikken om afstandsonderwijs volgen, onderwijs kan worden aangeboden op
locatie, in kleine groepen en met inachtneming van de richtlijnen van RIVM.11 Indien mogelijk en noodzakelijk kan een school studenten ook tijdelijk helpen aan
een werkplek met internettoegang en een computer of laptop.
Diverse telecomaanbieders bieden kosteloos tijdelijke internetverbindingen aan voor
leerlingen die thuis nog geen toegang tot internet hebben. T-Mobile, KPN en VodafoneZiggo
hebben gezamenlijk al vele duizenden huishoudens van internet voorzien. We waarderen
het zeer dat deze en andere private partijen en maatschappelijke organisaties hun
steentje bijdragen. De telecomaanbieders overleggen met de sectorraden over knelpunten
rond internetverbindingen bij leerlingen thuis. De netwerkcapaciteit is op een aantal
asielopvanglocaties niet ingericht op het intensieve gebruik waar sinds enkele weken
behoefte aan is, waaronder voor thuisonderwijs aan leerlingen en studenten.
Daarom is het COA inmiddels samen met de telecomaanbieder gestart met een uitbreiding
van de bandbreedte en de wifi-capaciteit. De verwachting is dat dit binnen drie weken
op alle benodigde locaties gerealiseerd is. SIVON zal de vraag vanuit het onderwijs
in kaart brengen, zodat landelijk inzicht ontstaat in de benodigde verbindingen en
telecomproviders hun aanbod daar op kunnen afstemmen.
Prioritering in onderwijsinhoud en ondersteuning bij het onderwijsproces
Nu veel scholen hun leerlingen en studenten hebben kunnen bereiken, rijst de vraag
hoe het afstandsonderwijs zo goed mogelijk kan worden ingevuld, passend bij de onderwijskundige
visie van de school. Het is en blijft aan de scholen om te bepalen welke lesstof zij
op welke wijze aan hun leerlingen aanbieden, maar voor scholen die hier gebruik van
willen maken is www.lesopafstand.nl het centrale punt voor informatie, voorbeelden en ondersteuning voor po (inclusief het speciaal (basis)onderwijs) vo en mbo.
De behoefte verschilt per sector en dus verschilt ook het ondersteuningsaanbod per
sector en schoolsoort.
Omdat het voor de meeste scholen niet haalbaar is om op afstand alle lesstof te behandelen
zoals dat op school gedaan zou worden, is de SLO, expertisecentrum leerplanontwikkeling,
gevraagd om scholen die daar behoefte aan hebben te helpen bij prioritering van de
onderwijsinhoud. Welke onderdelen van het curriculum zijn het meest relevant voor
doorstroom, dus waar kan de nadruk op liggen? De eerste handreikingen komen deze week
beschikbaar, volgende week wordt dit aangevuld. Verschillende leermiddelenmakers en
uitgevers bieden uitwerkingen van methodes voor afstandsonderwijs en suggesties voor
prioritering.
De PO-Raad, SLO en leermiddelenmakers werken daarnaast samen om basisscholen die daar
behoefte aan hebben te helpen om keuzes te maken in het onderwijsproces in deze nieuwe
situatie. Voor het vo zijn op lesopafstand.nl bronnen beschikbaar die zijn ontwikkeld
in het kader van Voortgezet Leren (een initiatief van de VO-raad en ontwikkelplatform
Schoolinfo). Ook hiervoor is www.lesopafstand.nl de vindplaats. Het bevat informatie over het gebruik van digitale middelen en hulp
bij didactiek, digitale instructie en toetsing. Dit wordt komende tijd uitgebreid
met tips over onder meer het motiveren van leerlingen, het volgen van welzijn en voortgang
van leerlingen, en hoe schoolleiders oog kunnen houden voor hun team.
Voor het mbo wordt ingezet op afstandsonderwijs voor prioritaire vakken of voor studenten
die vlak voor diplomering zitten. Voorts biedt «saMBO-ICT»12ondersteuning rondom de inzet van i-coaches als verbindende schakel tussen onderwijs
en ICT, bijvoorbeeld met door online «Peersessies Les op afstand», waarin veel ruimte is voor uitwisseling van ideeën en ervaringen.
Intussen werken we samen met de sectorraden en Kennisnet verder aan informatie-ontsluiting
en vraaggerichte ondersteuning op maat.
Scholen kunnen zich vanaf maandag 6 april melden bij een loket op www.lesopafstand.nl/loket met specifieke vragen over bijvoorbeeld de inrichting en focus van onderwijs op afstand,
passende digitale didactiek en pedagogiek van onderwijs op afstand of (formatieve)
evaluatie op afstand.
Daarnaast kan het loket verwijzen naar formele besluitvorming over toezicht en andere
maatregelen van OCW die vermeld staan op www.rijksoverheid.nl. Indien nodig kunnen experts scholen voorzien van onderbouwd advies.
Ook ouders worstelen met hun taak om het onderwijsproces van hun kinderen te ondersteunen,
terwijl ze zelf meestal geen leerkracht zijn en dit moeten combineren met hun eigen
werk en zorgtaken. Ouders kunnen waardevolle tips over didactiek en pedagogiek vinden
op https://ouders.lesopafstand.nl/. Daarnaast blijven we met Ouders & Onderwijs in gesprek om waar nodig ondersteuning
aan ouders aan te bieden, wetende dat we niet van ouders kunnen verwachten de rol
van een leraar volwaardig te kunnen vervangen.
Tot slot noemen we hier dat de NPO Zapp/Zappelin samen met Schooltv (NTR) vanaf maandag
6 april educatieve programma’s uitzendt. Zo hebben basisschoolkinderen elke doordeweekse
dag toegang tot educatief materiaal. Schooltv heeft aangeboden om lesvideo’s zo snel
mogelijk ook via het themakanaal NPO Zappelin beschikbaar te stellen. De lesvideo’s
worden verdeeld in verschillende tijdsvakken. Ieder tijdvak richt zich op een specifieke
lesgroep. Zo staan in de lesvideo’s voor de onderbouw taal en rekenen centraal. In
de video’s voor de bovenbouw wordt aandacht geschonken aan geschiedenis en aardrijkskunde.
We waarderen deze inzet zeer en vind het mooi dat op deze wijze leerlingen ook via
lineaire televisie kunnen blijven leren en ontwikkelen.
3. Ieder kind in beeld: onderwijs aan kinderen in kwetsbare posities
Het belangrijkste aandachtspunt dat we scholen willen meegeven in deze tijd is om
oog te hebben voor kinderen en jongvolwassenen in een kwetsbare positie. Voor hen
en voor hun ouders en/of verzorgers heeft de huidige crisis nog meer impact. Waar
voorheen het onderwijs of de dagopvang structuur en zorg bood, valt dit nu weg. De
begeleiding van deze kinderen en jongvolwassenen is minstens zo belangrijk als de
continuïteit van het onderwijs aan alle leerlingen. In sommige gemeenten en op sommige
scholen gaat dit goed. Niet alle kinderen en jongeren zijn echter nog in beeld en
voor lang niet ieder van hen is al een oplossing gevonden. We verwachten van gemeenten
en scholen dat zij ieder kind in beeld brengen13 en sporen hen aan zoveel mogelijk oplossingen te bieden aan kinderen die dat nodig
hebben.
Voorschoolse educatie, peuteropvang en sociaal-medische indicatie
Peuters met een risico op een achterstand die normaliter voorschoolse educatie krijgen,
kunnen daar in deze periode niet aan deelnemen. Peuters in deze doelgroep met ouders
in cruciale beroepen kunnen wel gebruik maken van de noodopvang. Peuters die niet
naar de noodopvang mogen, zijn thuis. Gemeenten kunnen voor kinderen in een kwetsbare
positie, waar nodig en passend, een afweging maken hoe ze deze kinderen het beste
kunnen ondersteunen. Ook voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar is maatwerk
mogelijk.
Om de achterstand voor ve-peuters te beperken, is het zeer gewenst als betrokken partijen
initiatieven ontwikkelen voor deze doelgroep. Gemeenten, ve-aanbieders, bibliotheken
of andere maatschappelijke organisaties kunnen bijvoorbeeld prentenboeken of educatieve
spellen uitdelen of ouders tips geven voor educatieve activiteiten en websites met
gratis digitale prentenboeken.
De Staatssecretaris van SZW heeft eerder bekend gemaakt dat ouders met kinderopvangtoeslag
de eigen bijdrage die zij betalen voor de kinderopvang grosso modo gecompenseerd krijgen.
Dit geldt ook voor ouders die geen kinderopvangtoeslag hebben, maar een eigen bijdrage
betalen via de gemeente in het kader van voorschoolse educatie, een peuteraanbod, of voor mensen met een sociaal-medische indicatie (SMI). Gemeenten krijgen
hiervoor extra middelen van het Rijk.
Kansengelijkheid en begeleiding van kinderen die dat nodig hebben
Voor kinderen met een hoog risico op achterstanden en kinderen die thuis minder kansen
hebben om zich te ontwikkelen, is de continuïteit van hun leerproces het meeste in
het geding. We verwachten van scholen dat ze hun best doen om zich ook in de huidige
omstandigheden voor deze kinderen in te spannen. Scholen kunnen voor deze leerlingen
en studenten bijvoorbeeld begeleiding op afstand in kleine groepen organiseren. In
het primair onderwijs zien we dat leraren hun best doen om zoveel mogelijk individueel
aandacht voor deze kinderen te hebben en soms zelfs aan de deur komen. Academie TIEN,
een vo-school in Utrecht, zet extra vrijwilligers in vanuit de gedachte dat kinderen
in deze periode meer behoefte hebben aan contact. De VO-raad neemt het voortouw om
dit initiatief verder op te schalen in het voortgezet onderwijs.14
Stand van zaken van het onderwijs aan kinderen in kwetsbare posities
De VNG, de PO-Raad, de VO-raad en het landelijk expertisecentrum voor speciaal onderwijs
(LECSO) hebben bij hun leden een eerste inventarisatie gedaan naar de stand van zaken
van het onderwijs aan kinderen in kwetsbare posities. Dit geeft het volgende beeld:
• Sommige gemeenten zijn al een eind op weg met gerichte begeleiding van deze kinderen
en jongeren, anderen staan aan het begin. Sommige gemeenten hebben enkel de kinderen
in een kwetsbare positie in beeld, die zijn opgevangen in de noodopvang voor kinderen
van ouders met een cruciaal beroep.
• De monitoring voor kinderen in een kwetsbare positie wordt nu gestart. De gemeenten
die al een start met de begeleiding hebben gemaakt, bieden veelal maatwerkoplossingen.
• Ook het merendeel van de scholen geeft aan werk te maken van het onderwijs aan deze
kinderen. Nog lang niet alle kinderen zijn in beeld, met name de nieuwkomerskinderen
en kinderen die in armoede opgroeien.
• In het primair onderwijs wordt geschat dat 20 procent van de kinderen in de noodopvang
daar wordt opgevangen vanwege een kwetsbare positie.
• Voor kinderen in de leeftijd van het voortgezet onderwijs is geen formele afspraak
over noodopvang. Wel zijn er lokale initiatieven en er wordt versneld gewerkt aan
ondersteuning van kinderen in kwetsbare posities.
• Een vijfde van de leerlingen heeft meer begeleiding nodig dan thuis geboden kan worden.
Hiervoor kunnen op lokaal niveau oplossingen op maat gezocht worden.
• In het speciaal onderwijs gaat de zorg voor leerlingen met ernstige gedragsstoornissen
en psychiatrische problematiek zo goed als dat kan door, voornamelijk in digitale
vorm.
• Scholen kiezen er in sommige gevallen voor om deze kinderen op te vangen. Het gaat
om een enkele leerling tot circa 15 leerlingen per school.
Afspraken over onderwijs aan kinderen en jongvolwassenen in kwetsbare posities
We hebben met gemeenten en met scholen afgesproken dat er begeleiding is voor alle kinderen in een kwetsbare positie. De aanwijzing aan de Veiligheidsregio’s
is hierop direct in de eerste week van de sluiting van de scholen aangepast. Eerder
hebben we globaal geschetst voor welke kinderen de sluiting van de scholen met name
problematisch is: het gaat om kinderen voor wie vanwege bijzondere problematiek of
moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is. Voorbeelden hiervan zijn kinderen voor
wie het wegvallen van de structuur van school teveel vraagt, of voor wie de dagelijkse
zorg en begeleiding teveel vraagt van ouders.
Dit zijn kinderen met een verstandelijk, lichamelijke of zintuigelijke beperking,
chronische ziekte, psychische aandoening of gedragsproblematiek.
• Het gaat zeker ook om kinderen bij wie de spanningen thuis oplopen en die te maken
hebben met huiselijk geweld of problematiek van één van de ouders of verzorgers. De
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd geeft aan dat de hulpvraag uit kwetsbare gezinnen
sneller toeneemt dan verwacht.
Gemeenten en scholen hebben de ruimte om zelf aan te wijzen welke kinderen dit betreft
en maatwerk te bieden waar dat nodig is. Gemeenten nemen hiertoe, in opdracht van
de Veiligheidsregio, het initiatief, met betrokkenheid van onder meer onderwijs, kinderopvang,
wijkteams en jeugdgezondheidszorg, Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming,
de gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering en jeugdhulpaanbieders.
Uiteraard kan de school ook zelf handelen als zij daarvoor mogelijkheden ziet. De
opvang of de school stemt dit af met de gemeente, die regie heeft. Bij zorgen over
de veiligheid van een kind thuis dient de professional in het belang van de veiligheid
van het kind contact op te nemen met Veilig Thuis volgens de meldcode.
Aanvullende maatregelen: ieder kind in beeld
Om te zorgen dat het goede werk voor deze kinderen wordt voortgezet en om te voorkomen
dat er kinderen tussen wal en schip vallen, hebben we samen met de VNG, de sectorraden,
LECSO, de samenwerkingsverbanden passend onderwijs en Ingrado aanvullende afspraken
gemaakt. Dit is in aanvulling op de afspraken zoals toegelicht in de Kamerbrief die
u op 20 maart jongstleden ontving.15
• De VNG, de PO-Raad en de VO-raad zullen in de komende dagen hun leden opnieuw benaderen
om te zorgen dat kinderen en jongeren in een kwetsbare positie in beeld zijn en de
begeleiding krijgen die ze nodig hebben. Goede voorbeelden worden gedeeld via de sectorraden
en via het Steunpunt Passend onderwijs.
• De VNG zal daartoe via de veiligheidsregio’s de volgende aanpak met alle gemeenten
delen:
1. Scholen zijn de ogen en oren van de gemeenten. Zij kunnen het aangeven als kinderen
niet deelnemen of bereikt worden.
In alle gemeenten heeft de afdeling handhaving een belangrijke rol in als het gaat
om naleving van de richtlijnen. BOA’s (buitengewoon opsporingsambtenaren) zijn ook
alert op het aanspreken van kinderen tijdens schooltijd, maar de signalering dat kinderen
niet in beeld zijn van de school, ligt in eerste instantie bij de scholen zelf.
2. Signalen worden door leerplicht ingebracht. Op basis daarvan wordt besloten of het
wijkteam, jeugd- en gezinscoaches of een leerplichtambtenaar de voorliggende partij
is om deze kinderen te benaderen. De regie hiervoor ligt bij gemeente. De afspraak
is dat samen bepaald wordt wie een eventueel bezoek «aan de deur» brengt. Daarbij
worden de RIVM-richtlijnen gehanteerd. De functie van de leerplichtambtenaar en de
RMC-functionaris is daarbij gericht op gedeelde maatschappelijke zorg, waarbij het
contact met de leerling en student centraal staat. Het gaat in dit geval niet om het
handhaven van de Leerplichtwet.
a. Na contact met de leerling of student worden afspraken gemaakt over betrokkenheid
van het lokale team, Veilig Thuis of jeugdhulpverleningsketen bij het kind of de jongere.
• Voor het mbo geldt dat de school een melding van verzuim kan doen indien de school
geen contact krijgt met een student die in een kwetsbare positie verkeert en de student
ondanks geboden ondersteuning het onderwijsprogramma niet volgt zonder dat daarvoor
een geldige reden lijkt te zijn. De leerplicht- of RMC-ambtenaar kan een onderzoek
starten en het gesprek tussen de student en de school stimuleren. Dit wordt verder
uitgewerkt in een update van het servicedocument met de mbo-sector.
• Gemeenten maken aan alle scholen en schoolbesturen duidelijk waar zij zich kunnen
melden («loket») om te kijken of de groep die in beeld moet zijn ook daadwerkelijk
in beeld is.
• Ingrado, de vereniging van leerplichtambtenaren en RMC, heeft een handreiking opgesteld
om het voor leerplichtambtenaren makkelijker te maken om in contact te komen met gezinnen.16
17
• Met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs is afgesproken dat ook zij in beeld
brengen van welke leerlingen zij inschatten dat extra begeleiding/zorg nodig is zodat
een volledig beeld ontstaat. Ze zullen daarin faciliterend zijn en actief met de scholen
in overleg gaan om te zorgen dat deze kinderen worden benaderd. Ook in maatwerkoplossingen
kunnen samenwerkingsverbanden vanuit hun rol op het snijvlak passend onderwijs – jeugdhulp
een verbindende rol spelen.
• Met mbo-instellingen is de afspraak gemaakt dat hun locaties open mogen zijn voor
begeleiding van jongeren die geen veilige thuissituatie hebben of onvoldoende mogelijkheden
tot afstandsonderwijs.
• De MBO-raad deelt naar behoefte van scholen informatie over de begeleiding van kwetsbare
jongeren via het Kennispunt Passend Onderwijs en de Bedrijfstakgroep Entree voor jongeren
in de entreeopleiding. De MBO-raad heeft voor deze jongeren recent extra aandacht
gevraagd.
• Op dit moment werkt de Staatssecretaris van VWS het actieplan «Maatschappelijke diensttijd
(hierna: MDT) in coronatijd» uit, waarin verschillende maatschappelijke initiatieven
het voor jongeren mogelijk maken om in deze crisisperiode iets te doen voor een ander.
Daarbij is net als in de «reguliere» MDT aandacht voor begeleiding en talentontwikkeling.
Gekeken wordt hoe met dit plan ook een bijdrage geleverd kan worden aan het ondersteunen
en begeleiden van leerlingen in een kwetsbare positie bij het onderwijs op afstand
en hoe we dit actief onder de aandacht kunnen brengen bij scholen en instellingen.
Kinderen in residentieel onderwijs
Momenteel volgen ongeveer 5.000 leerlingen residentieel onderwijs in een gespecialiseerde
vorm van (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). De consequenties van huidige maatregelen
stellen de instelling en het onderwijs in deze residentiële context voor een grote
uitdaging. De structuur van school-dagbesteding-zorg, die cruciaal is voor deze jongeren,
staat onder druk.
Residentieel onderwijs vindt plaats bij twee soorten residentiële instellingen: open
en gesloten instellingen. Voor de open instellingen (jeugdzorg-instellingen) wordt
aan gemeenten, onderwijs(koepels) en samenwerkings-verbanden nadrukkelijk gevraagd
om samen met zorgaanbieders te bezien op welke wijze voor deze groep kwetsbare kinderen
en jongeren het onderwijs gecontinueerd kan worden. Voor de gesloten instellingen
(JeugdzorgPlus en justitiële jeugdinrichtingen) blijft het onderwijs in principe open,
mits de RIVM-richtlijnen gehanteerd worden. Het is aan de scholen zelf om af te stemmen
met de docenten en ander personeel hoe zij open kunnen blijven en in welke vorm onderwijs
mogelijk is. In de praktijk blijkt dit lastig te realiseren door ziekteverzuim bij
onderwijspersoneel of door de maatregel om bij klachten preventief thuis te blijven.
Bij gezondheidsklachten voor leerlingen en het personeel van de scholen zijn de richtlijnen
van het RIVM altijd leidend. Voor onderwijspersoneel gelden hierbij dezelfde richtlijnen
als voor zorgmedewerkers.18 Waar de continuïteit in het geding komt door bijvoorbeeld uitval van docenten vragen
we om op zoek te gaan naar alternatieven, zoals dat ook wordt gedaan bij het regulier
onderwijs.
Onderwijs aan nieuwkomers
De scholen die verbonden zijn aan opvanglocaties voor asielzoekers en andere nieuwkomersscholen
zijn voorlopig gesloten en geven afstandsonderwijs, digitaal of met papieren lespakketten.
We hebben van deze scholen begrepen dat de taalbarrière het moeilijker maakt om kinderen
te bereiken. Hetzelfde geldt voor anderstalige jongeren op het mbo, zoals in de entreeopleiding.
Het aanleren van een nieuwe taal vraagt bij uitstek om contact met de leraar. Ouders
kunnen hun kinderen hierin niet begeleiden, omdat zij vaak zelf ook de Nederlandse
taal niet spreken. Dit geeft zorgen over de achterstanden die deze kinderen kunnen
oplopen tijdens deze periode. Zeker kinderen die op opvanglocaties voor asielzoekers
wonen, bevinden zich hiermee in een kwetsbare positie. Zij horen dus bij de groep
leerlingen voor wie aanvullende begeleiding mogelijk is, zolang de richtlijnen van
het RIVM worden gevolgd.
We roepen scholen, schoolbesturen en gemeenten op om initiatief te nemen en samen
in gesprek te gaan om, voor zover mogelijk, maatwerkoplossingen te bieden voor deze
doelgroep. Denk hierbij bijvoorbeeld aan begeleiding in kleinere groepen dan normaal
voor een beperkt aantal uren. We raden scholen hierbij aan om met de betrokken partijen
in gesprek te gaan. Binnen de grotere groep van kinderen die op de opvanglocaties
wonen is in het bijzonder aandacht nodig voor nieuwkomerskinderen die in een onveilige
gezinssituatie verkeren. Deze kinderen moeten prioriteit krijgen bij het organiseren
van maatwerkoplossingen.
4. Voorbereidingen situatie na de meivakantie
Het verloop van de maatregelen omtrent het coronavirus is helaas niet volledig voorspelbaar.
Voorlopig zijn de scholen tot en met 28 april (en daarmee praktisch gezien tot en
met de meivakantie) gesloten. We hopen natuurlijk dat de scholen daarna weer open
kunnen, maar houden met alle scenario’s rekening en bereiden ons daar dan ook op voor
met alle betrokken partijen.
Met het oog op de aanstaande meivakantie onderstrepen we nog eens dat de onderwijstijd
die nu door overmacht wordt gemist, niet ingehaald hoeft te worden. Scholen mogen
leerlingen en leerkrachten niet verplichten om gemiste onderwijstijd in te halen in
de schoolvakanties. Leraren en leerlingen hebben recht op vakantie.19 Uiteraard is het wel mogelijk om op vrijwillige basis afstandsonderwijs of extra
begeleiding te bieden. Dat geldt ook voor medewerkers van de kinderopvang. Indien
de maatregelen na 28 april verlengd worden, moet lokaal worden bezien hoe gezamenlijk
ook in de mei-periode noodopvang kan worden geboden. Gemeenten, scholen en kinderopvang-organisaties
zorgen er dan samen voor dat er voldoende noodopvang is. Hiertoe zal onder regie van
de gemeente, eerst regionaal/lokaal de behoefte aan noodopvang in de meivakantie worden
geïnventariseerd en zal worden bekeken waar capaciteitsproblemen ontstaan en hoe deze
gezamenlijk opgelost kunnen worden. We hebben begrip voor de zorgen die hierover vanuit
de kinderopvangsector zijn geuit. Daarom wordt in nauwe samenspraak met de sector
gekeken wat nodig is.
Ondanks alle inzet voor het afstandsonderwijs is het onontkoombaar dat er achterstanden
ontstaan bij leerlingen en studenten. Door scholen, ouders en hulpverleners zijn reeds
(ook in diverse media) zorgen geuit over grote verschillen die zullen ontstaan in
de voortgang van leerlingen en studenten.
Dit geldt in het bijzonder voor leerlingen die nu in groep 8 zitten en volgend jaar
naar de brugklas gaan. Door het vervallen van de eindtoets in het po hebben deze leerlingen
geen kans gekregen op een mogelijke bijstelling van het schooladvies. We vragen de
po- en vo-scholen om gezamenlijk te zorgen voor een soepele overgang met reële kansen
voor leerlingen, op basis van het schooladvies en de informatie in het onderwijskundig
rapport. Dat kan bijvoorbeeld door een warme overdracht in de komende maanden en door
extra maatwerk in de brugklas.
Veel scholen zijn dit gelukkig al gewend. Op korte termijn ontvangen alle scholen
in het po en vo een brief om hen hiervoor handvatten te bieden.
We onderzoeken nog hoe leerlingen kunnen worden geholpen om hun leerachterstanden
in te kunnen lopen als de scholen weer open gaan.
We willen samen met het funderend onderwijs en het mbo komen tot een aanpak om leerlingen
die dat nodig hebben weer «bij te spijkeren». De Onderwijsraad is gevraagd hierover
op zeer korte termijn te adviseren. We willen hierbij vooral oog houden voor kansengelijkheid
en voor die leerlingen, die thuis weinig ondersteuning krijgen. Begin mei informeren
we uw Kamer over deze aanpak.
We kijken naar de mogelijkheden voor extra zomerscholen om meer leerlingen te helpen
om gedurende de zomer achterstanden in te lopen. Dit kan uiteraard alleen indien de
maatregelen voor sluiting van de scholen op dat moment niet meer gelden. Ook kunnen
scholen in het vo die dit jaar een aanvraag hebben gedaan voor de subsidieregeling
Lente- en zomerscholen vo 2020 (tegen onnodig zittenblijven), deze aanvraag desgewenst
«overzetten» in een aanvraag voor een zomerschool. De desbetreffende scholen (circa
250) zijn hierover reeds geïnformeerd.
Voor het mbo zijn afspraken gemaakt met de sector, zodat het onderwijs voor studenten
in een kwetsbare positie zo goed mogelijk vorm kan krijgen en er zo min mogelijk verschillen
zullen ontstaan in de voortgang van studenten. Samen met de mbo-sector houden we een
vinger aan de pols en daar waar nodig maken we nieuwe afspraken met de sector.
Tot slot
Tot slot spreken wij nogmaals onze waardering uit voor alle onderwijsprofessionals,
jeugdhulpverleners, sociale wijkteams, jeugdbeschermers, pedagogisch medewerkers,
ouders en anderen die zich tijdens deze crisis onverminderd blijven inzetten voor
goed onderwijs op afstand en de ontwikkeling van kinderen en jongeren in een veilige
omgeving.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Indieners
-
Indiener
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Medeindiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.