Brief regering : Europees Sociaal Fonds (ESF) 2014-2020 en vooruitzicht 2021-2027 en Europees Fonds voor Meest Behoeftigen (EFMB)
26 642 Europees Sociaal Fonds (ESF)
Nr. 141
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2020
Inleiding
Het Europees Sociaal Fonds (ESF) draagt in Nederland bij aan het aan het werk helpen
van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en het ondersteunen van arbeidsorganisaties
bij de bevordering van duurzame inzetbaarheid van hun werknemers. Deze brief gaat
in op de voortgang van de huidige programmaperiode 2014 – 2020 van dit fonds, de voortgang
met betrekking tot het Europees Fonds voor Meest Behoeftigen (EFMB) en over de voorbereidingen
op de nieuwe programmaperiode van het Europees Sociaal Fonds 2021 – 2027 (ESF+).
1. Voortgang en resultaten van het ESF Programma 2014-2020
In de periode 2014 – 2020 heeft Nederland uit het ESF een bedrag van € 510 miljoen
te besteden (zie bijlage 1)1. Daarnaast dragen gemeenten, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso), scholen
voor praktijkonderwijs (pro), het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV),
het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), arbeidsorganisaties, Onderwijs en
Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen) en sociale partners uit eigen middelen een ongeveer
even groot deel bij. In totaal is dus sprake van aanvullende investeringen op basis
van het Nederlandse ESF-programma van ruim € 1 miljard verspreid over zeven jaar.
In deze brief beschrijf ik waar we staan in de uitvoering van het ESF-programma en
welke resultaten tot en met 2019 zijn behaald in de drie hoofdthema’s van het programma:
(1) arbeidstoeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt; (2) het duurzaam
inzetbaar houden van werkenden; (3) het tegengaan van de mismatch op de arbeidsmarkt
in de grote steden. Daarnaast ga ik in op de wijze waarop gelijke kansen en non-discriminatie
wordt bevorderd binnen het ESF-programma.
Ik ben verheugd om te kunnen melden dat Nederland de programmamijlpalen die met de
Europese Commissie (EC) zijn afgesproken heeft gehaald. Als gevolg hiervan heeft de
EC Nederland toestemming gegeven om het nog resterende deel van het ESF-programma
volgens het oorspronkelijke plan uit te voeren en af te ronden.
Aangezien de uitvoering van het ESF-programma voorspoedig verloopt, verwacht ik dat
Nederland het volledig beschikbare budget voor ESF zal benutten. In EU-verband behoort
Nederland tot de koplopers als het gaat om benutting van de ESF-middelen.
De resultaten die zijn behaald voor de vele deelnemers die tot nu toe zijn bereikt
met het ESF zijn voor iedereen inzichtelijk via het dashboard van het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS).2
Hieronder ga ik per thema in op de stand van zaken en de resultaten tot nu toe.
1.1 Arbeidstoeleiding van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt
Het thema Actieve Inclusie richt zich op de begeleiding van mensen met een grote afstand
tot de arbeidsmarkt naar werk en/of een verbetering in de arbeidsmarktpositie. Ondanks
de economische groei van de afgelopen jaren is het juist deze groep die beperkt profiteert
en langs de kant blijft staan. Daarom is er voor gekozen om met ESF juist deze mensen
extra te ondersteunen. In totaal is daarvoor € 363 miljoen beschikbaar gesteld voor
de 35 arbeidsmarktregio’s, JenV en het UVW. In totaal zijn er na vijf van de zeven
jaren van de programmaperiode, tot en met het jaar 2018, al meer dan 232.000 unieke
deelnemers bereikt met het ESF-thema Actieve Inclusie.
Hieronder geef ik per programmaonderdeel een toelichting op de voortgang.
Arbeidsmarktregio’s: Projecten gemeenten en vso/pro-scholen
Voor de arbeidsmarktregio’s is in totaal € 280 miljoen beschikbaar gesteld. Dit geld
wordt ingezet voor de begeleiding van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt
naar werk of naar beter werk. De centrumgemeenten van de 35 arbeidsmarktregio’s zijn
verantwoordelijk voor het indienen van de subsidieaanvraag voor hun arbeidsmarktregio.
Zij kunnen subsidie aanvragen voor activiteiten, uit te voeren door gemeenten of vso/pro-scholen.
Inmiddels is € 280 miljoen verleend aan de 35 arbeidsmarktregio’s.
In de vorige voortgangsbrief (Kamerstuk 26 642, nr. 140) kon ik al melden dat het ESF in Nederland toegevoegde waarde heeft en ook een jaar
later zijn de resultaten van het programma Actieve Inclusie onverminderd positief.
In totaal zijn ongeveer 170.000 deelnemers begeleid door de gemeenten en 51.000 door
de vso/pro-scholen. Daarmee zijn de doelstellingen van het programma ruimschoots gehaald.
Van de deelnemers die begeleid zijn door gemeenten heeft 24 procent werk gevonden
na afronding van het traject en heeft 13 procent, na afronding van het traject, een
verbetering in de arbeidsmarktpositie gerealiseerd. Hiermee is de doelstelling van
het programma dat 20 procent van de deelnemers uitstroomt naar betaald werk of zijn
arbeidsmarktpositie verbetert, meer dan bereikt.
Van de (ex)leerlingen vso/pro met een afgerond ESF-traject heeft 20 procent betaald
werk gevonden. Daarnaast heeft 12 procent een verbetering in hun arbeidsmarktpositie
gerealiseerd; dit betekent een overgang van een tijdelijk naar een vast contract,
meer uren werk per week, een hoger uurloon of minder ondersteuning door een «jobcoach».
Actieve Inclusie bij UWV en het Ministerie van Justitie en Veiligheid
Aan UWV is tot op heden ruim € 30 miljoen subsidie verleend voor een project ter financiering
van jobcoaching van jonggehandicapten met een Wajonguitkering. Een jobcoach geeft
noodzakelijke persoonlijke begeleiding op de werkvloer aan werkende jonggehandicapten.
Het UWV-project heeft tot en met 2018 bijna 6.900 deelnemers bereikt. Van de deelnemers
die het ESF-traject hebben afgerond, heeft 14 procent betaald werk gevonden en 42
procent een verbetering in de arbeidsmarktpositie gerealiseerd. De oorzaak van het
hoge percentage deelnemers met een verbeterde arbeidsmarktpositie ligt in het gegeven
dat bij de inzet van het instrument job coaching de deelnemer meestal al bij de start
van het traject werkzaam is. Met de behaalde percentages is de doelstelling in het
ESF-programma dat 55 procent van de deelnemers uitstroomt naar betaald werk of zijn
arbeidsmarktpositie verbetert, gehaald.
Voor de projecten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, uitgevoerd door de
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), is een bedrag van € 46 miljoen beschikbaar gesteld.
Jaarlijks voert DJI een project uit dat gericht is op de arbeidstoeleiding van (ex-)gedetineerden
en jongeren in jeugdinstellingen. DJI zet de ESF-subsidie in om deelnemers intensief
te begeleiden in hun transitie van een gesloten regime naar zelfstandige arbeidsparticipatie
of het volgen van onderwijs. Tot en met 2018 heeft DJI met de ESF-subsidie ruim 8.100
unieke deelnemers ondersteund.
De belangrijkste twee doelgroepen van de DJI-projecten zijn jongeren in civielrechtelijke
instellingen en justitiële inrichtingen en (ex-) gedetineerden. Van de eerste doelgroep,
jongeren in civielrechtelijke instellingen en justitiële inrichtingen, heeft maar
liefst 75 procent na afronding van het traject (beter) werk gevonden of volgt onderwijs.
Hiermee is de ESF-doelstelling van 60 procent voor deze doelgroep ruimschoots gehaald.
Van de tweede doelgroep, (ex-)gedetineerden, heeft 18 procent na afronding van het
traject (beter) betaald werk gevonden of is onderwijs gaan volgen. Hiermee is de ESF-doelstelling
van 22 procent weliswaar niet behaald, maar een jaar later heeft 27 procent van de
ex-deelnemers (beter) werk gevonden of volgt onderwijs.3
Resultaten evaluatie ESF Actieve Inclusie
Jaarlijks voert het onderzoeksbureau Regioplan een verdiepend onderzoek uit naar de
effectiviteit van ESF Actieve Inclusie en «het verhaal achter de cijfers». Uit een
eerder verdiepend onderzoek kwam naar voren dat de keuzes die aanvragers maken met
betrekking tot de activiteiten en doelgroepen waar zij vanuit ESF Actieve Inclusie
op inzetten, deels samenhangen met de eisen omtrent projectadministratie en verantwoording
binnen ESF. In de evaluatie over 2018 gaat Regioplan daar verder op in.4 De aanvragers streven ernaar om zowel de administratieve last als eventuele risico’s
op correcties bij controles te minimaliseren. Het subsidiebudget wordt derhalve zoveel
mogelijk gerealiseerd met relatief eenvoudig te verantwoorden activiteiten waarmee
veel kosten gemoeid zijn, zoals klantmanagement. Andere activiteiten worden met reguliere
middelen gefinancierd.
De evaluatie van Regioplan gaat expliciet in op de toegevoegde waarde van ESF voor
(ex)leerlingen vso/pro, die bestaat uit meer activiteiten op het gebied van arbeidstoeleiding.
Zonder ESF is er minder ruimte voor maatwerk, individuele begeleiding en nazorg. Ook
draagt de ESF-subsidie bij aan de samenwerking tussen scholen onderling en tussen
scholen en gemeenten.
Uit dit onderzoek blijkt verder dat onder alle doelgroepen mannen vaker (en beter)
werk vinden dan vrouwen. Dat is zowel direct na afronding van het traject het geval
als na een jaar. Dit is in lijn met eerder onderzoek, dat erop wijst dat de uitstroom
naar werk vanuit de sociale zekerheid onder mannen hoger is dan onder vrouwen.
Sociale Innovatie en Transnationale Samenwerking
Binnen ESF Actieve Inclusie wordt vooral meerwaarde gerealiseerd doordat meer mensen
met een afstand tot de arbeidsmarkt (intensiever) worden begeleid naar werk. Aanvullend
worden er met subsidie vanuit ESF Actieve Inclusie ook nieuwe experimentele activiteiten
ontwikkeld en uitgevoerd onder het ESF-onderdeel Sociale Innovatie en Transnationale
Samenwerking (SITS). De aanvragers van deze subsidie kunnen activiteiten uitvoeren
gericht op methodiek- en instrumentontwikkeling. Het gaat hierbij om het testen, verbeteren,
evalueren of innoveren van bestaande of nieuwe instrumenten en werkwijzen gericht
op arbeidstoeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Daarnaast kunnen
aanvragers activiteiten uitvoeren met andere EU-lidstaten die gericht zijn op het
bevorderen van transnationale samenwerking en kennisdeling op het terrein van arbeidstoeleiding
van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Op dit moment is in het kader van
ESF SITS voor 37 projecten subsidie verleend en zijn 6 subsidieaanvragen nog in behandeling.
In totaal is daarmee tot nu toe ruim € 5,9 miljoen subsidie gemoeid.
1.2 Duurzame inzetbaarheid van werkenden
Het is van groot belang dat mensen nu en in de toekomst langer gezond, gemotiveerd
en productief kunnen werken. Het ESF-thema Duurzame Inzetbaarheid ondersteunt dit
met subsidie voor enerzijds bedrijven en instellingen en anderzijds regio’s en sectoren.
Hiervoor is € 102 miljoen uit het ESF beschikbaar gesteld.
Duurzame Inzetbaarheid Bedrijven en Instellingen
De subsidie voor bedrijven en instellingen is bedoeld voor arbeidsorganisaties die
advies willen inwinnen op het gebied van bevordering van de duurzame inzetbaarheid
van hun medewerkers.
Tot en met 2018 is met ondersteuning vanuit het ESF in ruim 3.500 bedrijven en sectoren
beleid ontwikkeld voor het duurzaam inzetbaar maken en houden van de medewerkers.
Dat betreft afgeronde en goedgekeurde projecten. Daarnaast is in 2018 en 2019 bij
circa 3.300 arbeidsorganisaties subsidie verleend om met soortgelijke projecten te
mogen starten.
Duurzame inzetbaarheid Regio’s en Sectoren
De subsidie voor regio’s en sectoren richt zich op het versterken van (inter)sectorale
en regionale structuren ten behoeve van de duurzame inzetbaarheid van werkenden in
de betreffende sector en/of regio. Uit de eerste evaluatie door onderzoeksbureau SEOR
bleek dat aanvragers van deze subsidie voornamelijk O&O-fondsen zijn.5 Daarnaast zijn aanvragen ingediend door werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties
en gemeenten, namens samenwerkingsverbanden. Voor deze subsidieregeling zijn er drie
aanvraagtijdvakken geweest. Voor 141 projecten is subsidie verleend waarvan er 88
nog in uitvoering zijn.
Onderzoeksbureau SEOR heeft in de tweede helft van 2019 een tweede evaluatie uitgevoerd.6 In deze evaluatie is gekeken naar de resultaten en effecten van projecten uit de
eerste tranche van Duurzame Inzetbaarheid Regio’s en Sectoren. Het gaat om 46 projecten,
waar de aanvrager een sectororganisatie of een regio was. De meest voorkomende producten
die deze projecten hebben opgeleverd zijn voorlichtingscampagnes, onderzoeken, workshops,
coachingstrajecten, beleidsplannen en DI-scans voor werknemers. Uit de evaluatie blijkt
dat de projecten een breed scala aan effecten hebben voortgebracht. Bijna alle projecten
hebben bijgedragen aan meer kennis en inzicht en hebben gezorgd voor meer bewustzijn
voor duurzame inzetbaarheid. In bijna alle gevallen gaat de sector/regio verder met
de resultaten van het project. Bij meer dan de helft van de projecten worden de resultaten
van het project ingebed bij individuele bedrijven en bij een derde van de projecten
worden of zijn de resultaten benut bij de cao-onderhandelingen.
1.3 Tegengaan mismatch op de arbeidsmarkt
Het ESF-thema Geïntegreerde Territoriale Investeringen (GTI) biedt subsidie voor een
duurzame stedelijke ontwikkeling en het tegengaan van een sociaaleconomische tweedeling
waarmee met name de grote steden kampen. Het gaat dan concreet om het aanpakken van
de mismatch op de arbeidsmarkt in de G4-steden. Dat wil zeggen dat de vraag van werkgevers
naar arbeidskrachten niet goed aansluit bij het beschikbare aanbod van werkzoekenden.
Het betreft een gemeenschappelijke doelstelling van enerzijds ESF en anderzijds het
programma «Kansen voor West II», dat wordt medegefinancierd vanuit het Europees Fonds
voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Met GTI wordt geëxperimenteerd met een gebiedsgerichte
inzet van twee verschillende Europese subsidiefondsen.
In totaal is € 25 miljoen voor ESF GTI beschikbaar. In 2018 zijn de GTI-projecten
van het eerste tijdvak afgerond. De GTI-projecten hebben samen tot en met 2018 bijna
21.000 deelnemers bereikt. Van de deelnemers die het traject hebben afgerond, heeft
21 procent betaald werk gevonden en 17 procent een verbetering in de arbeidsmarktpositie
gerealiseerd; hiermee is de ESF-doelstelling van 20 procent uitstroom naar (beter)
werk gehaald.
1.4 Rechtmatige uitvoering en vermindering administratieve lasten
De Europese verordeningen schrijven voor op welke wijze de Europese fondsen, zoals
het ESF, worden beheerd en hoe de uitgaven worden gecontroleerd. Nederland hecht groot
belang aan een rechtmatige uitvoering van de Europese subsidieregelingen. Dit heeft
geleid tot de huidige inrichting van het ESF-programma. Daarbij wordt door middel
van intensieve controles in zowel de eerste lijn (SZW-onderdeel Uitvoering van Beleid)
als de tweede lijn (Auditdienst Rijk, de auditautoriteit voor Europese fondsen) het
risico op onrechtmatig gebruik zo laag mogelijk gehouden. Dit werpt zijn vruchten
af. Binnen het thema Actieve Inclusie was sprake van een vermoeden van onregelmatigheden
bij één project. Na melding bij Inspectie SZW heeft deze een vooronderzoek uitgevoerd
en geconcludeerd dat er onvoldoende aanleiding was voor het starten van een strafrechtelijk
onderzoek. Daarnaast doet Uitvoering Van Beleid momenteel nader onderzoek naar twee
casussen binnen het thema Duurzame Inzetbaarheid. De EC accepteert dat tot 2 procent
van de ingediende ESF-declaraties over de gehele programmaperiode onjuist of onzeker
is. Tot op heden blijft Nederland met een foutenpercentage van tegen de 0 procent
voor zowel ESF als EFMB, ruimschoots onder deze norm. Uiteraard worden alle vanuit
de controles geconstateerde administratieve fouten gecorrigeerd.
Naast een nauwgezette controle op een rechtmatige besteding van ESF-middelen is tijdens
deze programmaperiode hard gewerkt aan vermindering van de administratieve lasten
door het voor subsidieaanvragers eenvoudiger te maken om de kosten te verantwoorden.
In overleg met de EC zijn diverse vereenvoudigingen bij de verantwoording van de gemaakte
kosten doorgevoerd. De grote meerderheid van de subsidieaanvragers ervaart deze vereenvoudigingen
in de verantwoording als een vermindering van de administratieve lasten, zo blijkt
uit de eindevaluatie van Bureau Bartels.7 Tegelijkertijd geeft een deel van de aanvragers aan nog altijd een stevige verantwoordings-
en controledruk te ervaren. Het verder vereenvoudigen van de uitvoering van ESF-projecten
heeft dan ook blijvend mijn aandacht.
1.5 Bevordering van gelijke kansen en non-discriminatie
In de programmaperiode ESF 2014–2020 is gesteld dat projecten mede de bevordering
van de gelijkheid van vrouwen en mannen en de bevordering van gelijke kansen en non-discriminatie
tot doel moeten hebben. Daarom is er ook ESF-budget gereserveerd om aanvragers hierbij
te begeleiden.
In de afgelopen twee jaar lag de focus van de activiteiten op het aansporen van klantmanagers
om inspirerende voorbeelden en werkwijzen met elkaar te delen. Dit gebeurde middels
de bewustwordingscampagne Durf, Doe, Divers (www.durfdoedivers.nl). Uit de evaluatie van de activiteiten in 2018 van deze campagne is gebleken dat
het creëren van bewustwording bij klantmanagers een aandachtspunt blijft.
Vanaf 2019 zijn de criteria kennisvergroting en het aanzetten tot actie bij deelnemers
toegevoegd om invulling te geven aan de aspecten gelijke kansen en non discriminatie.
De in 2019 georganiseerde regionale kennisbijeenkomsten en de in samenwerking met
het College voor de Rechten van de Mens georganiseerde training «selecteren zonder
vooroordelen» werden door de deelnemers goed gewaardeerd. De bewustwordingscampagne
is eind 2019 afgerond.
Momenteel wordt vooruitlopend op de komende programmaperiode nagegaan op welke wijze
de ondersteuning van de arbeidsmarktregio’s vormgegeven kan worden waarbij kennisvergroting
en het aanzetten van actie bij deelnemers aandacht krijgen.
1.6 ESF Award 2019
De jaarlijkse ESF-Award is er om te laten zien wat deze aanvullende middelen uit Brussel
betekenen voor de mensen die dat het hardst nodig hebben. Tijdens dit event blijkt
elk jaar opnieuw hoe belangrijk de projecten zijn voor de sociale inclusie van de
deelnemers. Afgelopen november streden vijf genomineerde ESF-projecten om de ESF-Award
2019. Ook dit jaar was ik weer onder de indruk van de inzet van de projectuitvoerders
en van de significante rol die zij spelen in het bereiken van resultaten voor hun
deelnemers. De prijs ging naar Jeugd Werkt! van de gemeente Den Helder voor hun project
«Wat je aandacht geeft groeit». Dit waardevolle project ondersteunt kwetsbare jongeren
om aan het werk te komen en te blijven.
2. Europees Fonds voor Meest Behoeftigen
Het Europees Fonds voor de Meest Behoeftigen (EFMB)8 steunt acties van de lidstaten van de EU die materiële hulp bieden aan de minstbedeelden.
Het gaat bijvoorbeeld om voedsel, kleding en persoonlijke verzorgingsmiddelen. Nationale
autoriteiten mogen door middel van het EFMB ook niet-materiële steun verlenen om sociale
inclusie van de meest behoeftigen te bevorderen. Het kabinet heeft voor het laatste
gekozen en de middelen uit het EFMB worden ingezet voor ouderen met een laag besteedbaar
inkomen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt en die te kennen geven sociaal
uitgesloten te zijn of dreigen te worden. Het doel is personen uit deze groep meer
bekend te maken met het lokale ondersteunings- en sociale activeringsaanbod, mede
opdat ze ook (blijvend) in beeld komen bij hulporganisaties en/of gemeenten. Andere
doelstellingen van het programma zijn het versterken van het sociaal netwerk en het
versterken van de (digitale) competenties van deze doelgroep. Het totale budget bedraagt
ruim € 4 miljoen, waarvan 85% uit het EFMB en 15% uit nationale cofinanciering.
Het EFMB project: Ouderen in de Wijk
In 2015 is, na het doorlopen van een aanvraagprocedure, als enige project in het programma
het project Ouderen in de Wijk geselecteerd. De Bibliotheek Utrecht is daar de hoofduitvoerder
van. Met dit project willen de openbare bibliotheken van Amsterdam, Den Haag, Rotterdam
en Utrecht ouderen met een laag besteedbaar inkomen bereiken om hen zo lang mogelijk
de regie over hun eigen leven te helpen behouden. Versterking van het sociale netwerk
van deelnemers, vergroting van hun financiële en digitale vaardigheden en andere competenties
zijn hierbij de sleutelbegrippen. Deelname aan de projectactiviteiten, waarbij tevens
veel aandacht is voor de diversiteit van de doelgroep, moet leiden tot bewustzijn
over de voorzieningen in de wijk en blijvend gebruik daarvan. Daardoor worden sociale
netwerken en persoonlijke competenties versterkt. Het project wordt uitgevoerd in
samenwerking met voornamelijk de vier grote steden, maar ook met enkele kleinere gemeenten
en samenwerkingspartners.
Per eind 2018 heeft het project ruim 2.200 deelnemers geregistreerd, waarvan 77 procent
vrouw en 23 procent man. Van de deelnemers heeft 29 procent een migratieachtergrond.
Het percentage deelnemers met een beperking bedraagt 10 procent. Binnen het project
is een belangrijke rol weggelegd voor gastvrouwen van de bibliotheken, die een essentiële
schakel vormen binnen het project door ouderen te attenderen en te enthousiasmeren
over het aanbod in de wijk.
3. Voorbereidingen nieuwe programmaperiode ESF+
In 2021 gaat er een nieuwe programmeringsperiode voor het Europees Sociaal Fonds van
start, die loopt over de jaren 2021–2027. Het nieuwe programma bundelt verschillende
sociale fondsen in het zogenaamde ESF+ met daarin onder meer het nu lopende Europees
Fonds Meest Behoeftigen (EFMB) en het Europees Sociaal Fonds. In Brussel wordt nu
onderhandeld over de Europese meerjarenbegroting 2021–2027 (het Meerjarig Financieel
Kader, MFK) en over de verschillende (fondsen)verordeningen die hieronder ressorteren.
Het eindresultaat van dit proces en de bijbehorende duidelijkheid over de hoogte van
het ESF+-budget voor Nederland is nog niet bekend. Er is daarom nog geen duidelijkheid
over de weerslag op het toekomstige ESF+-programma. Daarnaast zijn er ontwikkelingen
op het gebied van het Just Transition Fund9 en een eventuele Kindgarantie10 voor kwetsbare kinderen die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor de ESF+- programmering.
Om in 2021 voortvarend van start te kunnen gaan met de uitvoering van het ESF+-programma,
ben ik, parallel aan dit onderhandelingsproces, samen met onze programmeringspartners
en de EC, al begonnen met de voorbereidingen voor de programmering van ESF+.
De economische groei van de laatste jaren heeft ervoor gezorgd dat vacatures steeds
moeilijker vervulbaar zijn en tegelijk is er nog altijd een grote groep werkzoekenden
die er niet in slaagt aan het werk te komen. Een groot deel van deze groep heeft een
zeer kwetsbare positie ten aanzien van de arbeidsmarkt. Ontwikkelingen die zorgen
voor een sterk veranderende arbeidsmarkt (denk bijvoorbeeld aan de energie- en klimaattransitie,
flexibilisering en digitalisering) zorgen er daarnaast voor dat ook onder de groep
werkenden een groeiende groep kwetsbaren ontstaat die de snelle ontwikkelingen moeilijk
kunnen bijhouden en daardoor dreigen uit te vallen.
Ik ben daarom voornemens het ESF+ te focussen op één hoofddoel, namelijk het ondersteunen
van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie – zowel werkzoekenden als werkenden
– in de 35 arbeidsmarktregio’s in Nederland. Dit hoofddoel sluit goed aan bij de Nederlandse
beleidsprioriteiten op het gebied van arbeidsmarkt en sociale zekerheid en de kabinetspositie
met betrekking tot de toekomst van het ESF. Dit is ook in lijn met de twee investeringsbehoeften
die de EC voor Nederland heeft geïdentificeerd: het verbeteren van de toegang tot
de arbeidsmarkt en het stimuleren van een leven lang leren. Daarnaast strookt dit
met de landenspecifieke aanbeveling van de Europese Raad aan Nederland: «levenslang
leren versterken en vaardigheden verbeteren, met name voor mensen aan de rand van
de arbeidsmarkt en inactieven».11
Met de voorgenomen focus op de 35 arbeidsmarktregio’s geef ik meteen een stimulans
aan de gewenste samenwerking tussen gemeenten, sociale partners en andere partijen
in de regio bij het ondersteunen van de kwetsbare werkzoekenden en kwetsbare werkenden
op de arbeidsmarkt. Dit sluit tevens aan op de bredere samenwerkingsstructuren die
momenteel worden gestimuleerd bij initiatieven ter versterking van de publieke werkgeversdienstverlening,
het matchen op werk en het stimuleren van Leven Lang Ontwikkelen in de arbeidsmarktregio’s:
de gezamenlijke doe-agenda Perspectief op Werk, de regionale pilots Leerwerkloket+
en de regionale pilots praktijkleren.
Het huidige EFMB wordt, zoals gezegd, in het nieuwe programma een onderdeel van ESF+.
Ik ben voornemens, zoals dat nu ook reeds het geval is, het in te zetten op de sociale
inclusie van de meest behoeftigen en niet voor voedselhulp of materiële steun.
Aangezien de ervaringen met de programmaopzet 2014–2020 positief zijn, kies ik ervoor
om de huidige uitvoeringsstructuur met een centrale uitvoering van één nationaal ESF+-programma
door de werkeenheid Uitvoering Van Beleid van het Ministerie van SZW te behouden.
Ik zal mij voor de toekomstige programmaperiode blijven inzetten voor het zo efficiënt
mogelijk benutten van de ESF+-middelen door een verdere vereenvoudiging van de uitvoering
en een vermindering van de administratieve lasten voor subsidieaanvragers.
Verder onderzoek ik op dit moment de mogelijkheden van synergie met andere Europese
fondsen, met name met het Asiel- Migratie- en Integratiefonds (AMIF) en het Europees
Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Uitgangspunt hierbij is dat synergie ervoor
zorgt dat het hoofddoel van ESF+ beter kan worden bereikt.
Zodra de onderhandelingen over de voorstellen van de Commissie aangaande het Meerjarig
Financieel Kader zijn afgerond ben ik voornemens om het operationeel programma voor
ESF+ formeel voor goedkeuring bij de EC in te dienen. Dit zal op zijn vroegst na de
zomer van 2020 zijn. Ik houd u op de hoogte van de ontwikkelingen.
Tot slot
Ik ben verheugd om u te kunnen informeren over de goede voortgang van het Nederlandse
ESF-programma. De ESF-middelen worden goed benut om mensen die langdurig aan de zijlijn
staan aan het werk te helpen en om mensen die werken op een duurzame wijze inzetbaar
te houden. Het jaarlijkse ESF-Award event heeft hier weer mooie voorbeelden van voor
het voetlicht gebracht.12
Zoals u weet streef ik een inclusieve samenleving na, waarin mensen zoveel mogelijk
meedoen, liefst in betaald werk. De middelen uit het ESF dragen bij aan dit doel,
juist voor de mensen die hier net een beetje meer ondersteuning bij kunnen gebruiken.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid