Brief regering : Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 9 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2020
De impact van het coronavirus doet zich ook in Caribisch Nederland zwaar gevoelen.
De gevolgen voor de economie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn ingrijpend. Bedrijven,
zelfstandig ondernemers en werknemers hebben (net als in Europees Nederland) zorgen
over geld om de rekeningen te betalen, zorgen over het in dienst houden van mensen
of zorgen over het overeind houden van het bedrijf. Het kabinet heeft in de brief
van 25 maart 20201 de situatie in Caribisch Nederland nader toegelicht en maatregelen aangekondigd.
Met deze brief wordt de uitwerking van deze maatregelen nader toegelicht. De «Tijdelijke
subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN» die tot stand is gebracht, is bijgevoegd2.
De vormgeving van een regeling voor Caribisch Nederland is onvermijdelijk «passen
en meten», gezien de specifieke lokale context en de beperkingen qua uitvoerbaarheid.
Verbijzondering ten opzichte van de Europees Nederlandse regeling is daarmee een gegeven.
Het doel van die regeling is echter hetzelfde als de maatregelen die voor Europees
Nederland worden genomen: het behouden van banen en het bieden van ondersteuning bij
acute (inkomens)problemen die werknemers, zelfstandigen en bedrijven (gaan) ondervinden.
De regeling sluit aan op de contouren zoals vermeld in de al genoemde Kamerbrief.
De ingangsdatum van de regeling is afgestemd op het tijdstip waarop de gevolgen van
de maatregelen in verband met het coronavirus aanmerkelijk voelbaar zijn geworden
in Caribisch Nederland. Hiervoor wordt de datum van sluiting van het luchtruim van
Bonaire aangehouden. Daarom werkt de regeling terug tot en met 13 maart 2020.
Loon- en inkomstenderving
De regeling voor loon- en inkomstenderving sluit in hoge mate aan op de systematiek
van de Wet ziekteverzekering BES (hierna: ZV BES), die in de kern een loondervingsregeling
is. Het uitvoeringsproces wordt zoveel mogelijk parallel aan dat van de ZV BES ingericht,
en dus met een daarmee overeenkomstig uitkeringspercentage (80% van het gemaximeerde
dagloon). Voor de ICT-ondersteuning wordt gebruik gemaakt van dezelfde applicatie.
Het vertrekpunt voor de regeling is dat een werkgever te maken heeft met substantieel omzetverlies als gevolg van maatregelen die zijn
getroffen in verband met het coronavirus. Dit is het geval als er sprake is van minder
werk als gevolg van een omzetverlies van tenminste 20%. De subsidie wordt op aanvraag
verstrekt, waarbij de werkgever de inkomensgegevens van de werknemer (ook die met
een nul-urencontract) en de omvang van de werktijdvermindering opgeeft. De tegemoetkoming
wordt voor een periode van (in eerste instantie) maximaal 3 maanden verleend, die,
indien nodig, later kan worden verlengd.
Het doel van dit onderdeel van de regeling voor werkgevers is het voorkomen van werkloosheid
en het opvangen van inkomensverlies als gevolg van de acute vraaguitval die optreedt
ten gevolge van bijzondere omstandigheden die niet tot het normale ondernemersrisico
behoren. Werkgevers die de subsidie voor de loonkosten ontvangen, zijn gebonden aan
de eis van loondoorbetaling ter hoogte van het bedrag van de subsidie.
Overigens is geregeld dat de Minister in de periode waarin werkgevers subsidie kunnen
krijgen voor de loonkosten, geen toestemming zal geven aan werkgevers om werknemers
te ontslaan wegens bedrijfseconomische redenen indien die bedrijfseconomische redenen
een gevolg zijn van het coronavirus of maatregelen die daarmee samenhangen. De regeling
beoogt immers de noodzaak van ontslag te voorkomen. De subsidie dekt weliswaar niet
de volledige loonkosten, maar de werkgever kan op grond van het Burgerlijk Wetboek
BES het percentage van de loondoorbetaling naar beneden bijstellen, hetzij op grond
van een overeenkomst, hetzij eenzijdig via een reglement. Langs die weg kan een situatie
worden gecreëerd waardoor in beginsel geen enkel ontslag wegens bedrijfseconomische
redenen (vanwege het coronavirus) noodzakelijk zou hoeven te zijn.
Binnen de regeling is eveneens een voorziening getroffen om zelfstandig ondernemers tegemoet te komen die te maken hebben met een terugval in inkomsten en daardoor niet
in de noodzakelijke kosten voor het bestaan kunnen voorzien. Zelfstandig ondernemers
die aan de voorwaarden in de regeling voldoen kunnen in aanmerking komen voor een
maximale subsidie van 80% van het wettelijk minimumloon.
Het doel van dit onderdeel van de regeling is het tijdelijk opvangen van inkomensterugval
voor zelfstandig ondernemers die te maken hebben met acute vraaguitval als gevolg
van de bijzondere situatie vanwege het coronavirus, zodat zij daarna hun bedrijf kunnen
voortzetten.
Ook is binnen de regeling een voorziening getroffen om gewezen werknemers tegemoet te komen. De hoogte van de subsidie voor de gewezen werknemer bedraagt 80%
van het gemaximeerde dagloon op het tijdstip van het ontslag of het eindigen van een
tijdelijk contract als gevolg van maatregelen coronavirus. Bij nulurencontracten wordt
uitgegaan van het gemiddeld loon over de dertien weken voorafgaand aan het ontslag.
Het doel van dit onderdeel van de regeling is om werknemers die als gevolg van de
maatregelen in verband met het coronavirus te maken hebben met baanverlies ondersteuning
te bieden, zodat zij kunnen voorzien in de noodzakelijke middelen voor het bestaan.
Door dit onderdeel van de regeling kan een aparte regeling via de onderstand – die
de uitvoering te zeer zou belasten – achterwege blijven. Dit laat onverlet dat er
in voorkomende gevallen een beroep kan worden gedaan op de onderstand, zoals voor
uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan
vanuit de bijzondere onderstand.
Administratieve lasten
De uit deze regeling voortvloeiende administratieve lasten zijn zo gering mogelijk
gehouden door aan te sluiten bij bestaande processen en al beschikbare informatie.
Uitgangspunt is dat de aanvraagprocedure zo wordt ingericht, dat als regel geen bewijsstukken
vooraf worden opgevraagd en dat volstaan kan worden met de opgave van de aanvrager,
die de juistheid ervan dient te verklaren. Achteraf zal steekproefsgewijze toetsing
plaatsvinden. Een aanmerkelijke bijdrage aan het beperken van de administratieve lasten
is bovendien dat de aanvrager kan volstaan met één aanvraag, die voor de in de toekomst
liggende subsidieperiode als doorlopende aanvraag wordt aangemerkt.
Uitvoering
Het hoofd van de departementale RCN-unit SZW wordt belast met de uitvoering van de
regeling. De inhoud van deze regeling is in goed overleg met de RCN-unit SZW tot stand
gekomen. De RCN-unit SZW acht de regeling uitvoerbaar.
De subsidie wordt telkens achteraf uitbetaald. De urgentie van de maatregel dwingt
de RCN-unit SZW hierbij tot een marginale toetsing van de aanvragen. Er wordt gekozen
voor steekproefgewijze controle achteraf. Voor zover deze benadering van invloed zou
zijn op de rechtmatigheid, geldt deze gezien het karakter van noodmaatregel als onvermijdelijk
en is een eventueel rechtmatigheidsrisico goed te verdedigen. Indien tijdens of bij
het vaststellen van de subsidie sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar
feit, dan kan de RCN-unit SZW aangifte doen bij het Openbaar Ministerie.
Financieel
Het bedrag ter grootte van € 10 miljard dat via de bij de incidentele suppletoire
begroting inzake Noodpakket banen en economie3 is toegevoegd aan de artikel 1 van de SZW-begroting is mede bestemd voor Caribisch
Nederland. De vrijgemaakte middelen zijn bedoeld voor de eerste 3 maanden van de regeling.
De toedeling van de middelen voor Caribisch Nederland zal via een suppletoire begroting
aan de Kamer worden voorgelegd.
Hoe hoog de uitgaven aan de tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies
Caribisch Nederland zullen zijn is lastig te voorspellen. De uitgaven hangen sterk
af van het aantal aanvragen van werkgevers en de omvang van deze aanvragen (op basis
van het verwachte omzetverlies). De inschatting is dat de uitgaven circa 13 miljoen euro
zullen zijn voor de eerste drie maanden. Dit is gebaseerd op de inschatting dat werkgevers
gemiddeld voor ruim 35% van de werknemers gebruik maken van de regeling. Indien het
aantal aanvragen hoger is en/of de omvang van de aanvragen groter, dan nemen de kosten
toe.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid