Brief regering : Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2020
Het Coronavirus heeft de wereld en Nederland in zijn greep. Onze eerste prioriteit
ligt uiteraard bij de gezondheid van de bevolking, en de gezondheidszorg. De impact
van het virus is enorm – en heeft ingrijpende gevolgen voor de economie. Delen van
het werk zijn stilgevallen, hele sectoren moeten tijdelijk hun deuren sluiten, zelfstandigen
zien opdrachten wegvallen en werknemers zitten in onzekerheid thuis.
Op 17 maart heeft het kabinet het noodpakket banen en economie aangekondigd en heeft
uw Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 35 420, nr. 2). Het noodpakket bestaat uit diverse maatregelen. Deze maatregelen zorgen ervoor
dat bedrijven hun personeel kunnen doorbetalen, bieden zelfstandigen een overbrugging
en zorgen waar mogelijk voor behoud van liquiditeit via versoepelde belastingregelingen,
compensatie en extra kredietmogelijkheden. De maatregelen worden zo robuust mogelijk
vorm gegeven. Daarbij staat het zo snel mogelijk hulp bieden aan de ondernemers voorop.
We vragen eenieder om verantwoordelijk met deze regelingen om te gaan, en er alleen
gebruik van te maken als het echt nodig is.
Om de economie zoveel mogelijk draaiende te houden, vragen we van bedrijven zoveel
mogelijk mensen aan het werk te houden – ook mensen met een flexibel contract. Om
zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen verschaffen over de verschillende maatregelen
binnen het noodpakket, informeert het kabinet uw Kamer via afzonderlijke brieven.
De stand van zaken van de verschillende maatregelen die in het pakket zijn aangekondigd
is momenteel als volgt:
• Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers. Het kabinet heeft vrijdag 27 maart richting uw Kamer gecommuniceerd over de contouren
van de regeling (Kamerstuk 35 420, nr. 6). Over enkele weken ontvangt uw Kamer een algemene maatregel van bestuur. Op basis
van de contouren die 27 maart bekend zijn geworden kunnen gemeenten al beginnen met
het verwerken van aanvragen.
• Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (Noodloket). Het kabinet heeft vrijdag 27 maart gecommuniceerd over de maatregel en daarbij de
regeling aan uw Kamer gezonden. Het loket is inmiddels open. De regeling is maandag
30 maart in de Staatscourant gepubliceerd.
• BMKB, GO, Qredits, Borgstelling Landbouw. De BMKB is open onder de nieuwe voorwaarden sinds 16 maart. De aanpassing van de
GO is op 27 maart in de Staatscourant gepubliceerd. Voor Qredits geldt dat aanvragen
voor uitstel tot aflossing inmiddels kunnen worden ingediend. De borgstelling landbouw
is sinds woensdag 18 maart open en inmiddels ook bij de grote banken operationeel.
• Bijzonder uitstel van betaling. Informatie hierover is reeds beschikbaar op de website van de Belastingdienst. Streven
is om begin deze week meer duidelijkheid te geven over de precieze invulling. Ondernemers
die een aanslag IB of Vpb of een naheffingsaanslag LB of OB hebben ontvangen en als
gevolg van de coronacrisis in betalingsproblemen zijn gekomen, kunnen al een verzoek
indienen.
• Schrappen verzuimboete betalingsverzuim. Informatie hierover is reeds beschikbaar op de website van de Belastingdienst. Als
een ondernemer uitstel van betaling vraagt voor een naheffingsaanslag omzetbelasting
of loonbelasting, zorgt de Belastingdienst er ook voor dat een eventuele bij de aanslag
opgelegde boete voor een betalingsverzuim wordt geschrapt.
• Tijdelijke verlaging belasting- en invorderingsrente. Het percentage voor de invorderingsrente is per 23 maart verlaagd naar 0,01%. Het
percentage voor de belastingrente wordt per 1 juli verlaagd naar 0,01% en voor andere
belastingmiddelen (waaronder de vennootschapsbelasting) per 1 juni 2020. De Belastingdienst
rekent per de aangegeven data met de nieuwe percentages. Belastingplichtigen hoeven
daar niets voor te doen.
• Verminderen voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Informatie hierover is reeds beschikbaar op de site van de Belastingdienst. Ondernemers
kunnen gebruik maken van de bestaande mogelijkheden om een voorlopige aanslag te verlagen.
Deze brief strekt ertoe uw Kamer te informeren over de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging
voor behoud van Werkgelegenheid (NOW). Uw Kamer wordt, vanwege de eigen lokale context
in Caribisch Nederland, separaat geïnformeerd over de maatregelen die gedurende deze
crisis gericht zijn op het opvangen van loonkosten en inkomensverlies in Caribisch
Nederland.
Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid
1. Aanleiding voor de NOW
Nederland wordt door de uitbraak van het coronavirus en de daarmee verband houdende
overheidsmaatregelen geconfronteerd met buitengewone omstandigheden die een enorme
impact hebben op het maatschappelijk leven in het algemeen en de economie en arbeidsmarkt
in het bijzonder. Deze situatie, daarbij inbegrepen de daarmee gepaard gaande risico’s
voor bedrijven en banen, kan niet als normaal ondernemersrisico beschouwd worden.
De acute vraaguitval leidde tot een explosieve stijging van het aantal aanvragen voor
toepassing van de reguliere Regeling Werktijdverkorting (wtv-regeling), namelijk 55.000
aanvragen voor bijna 800.000 werknemers. Op dit ongekend grote beroep was de wtv-regeling
niet berekend. Hierom en om een snelle afhandeling van aanvragen mogelijk te maken
zodat werkgevers daarover snel duidelijkheid krijgen, is besloten om de mogelijkheid
tot ontheffing van het verbod op werktijdverkorting per 17 maart 2020 18.45 uur te
beëindigen en nieuwe regelgeving tot stand te brengen.1 Bij de intrekking van deze regeling is aangekondigd dat, bij wijze van noodmaatregel,
zo snel mogelijk een tegemoetkomingsregeling voor de loonkosten van werkgevers wordt
ingevoerd. Deze regeling, de NOW, is inmiddels tot stand gebracht; u vindt deze bijgevoegd
bij deze brief2.
2. Doel en aard van de NOW
De NOW heeft ten doel om werkgevers, in deze tijden van acute en zware terugval in
de omzet, via een subsidie te ondersteunen bij het zoveel mogelijk in dienst houden
van hun werknemers. Via de NOW wordt een periode van substantiële omzetdaling overbrugd
met een tegemoetkoming in de loonkosten. Bij een omzetdaling van ten minste 20% ontvangt
de werkgever een tegemoetkoming in de loonkosten van maximaal 90% naar rato van de
omzetdaling.
Deze tegemoetkoming is van groot belang om werknemers met hun ervaring en kennis te
behouden voor de getroffen bedrijven en instellingen, maar eveneens om werkloosheid
te voorkomen en werknemers en hun gezinnen zoveel mogelijk baan- en inkomenszekerheid
te bieden in deze onzekere tijden.
Met deze noodmaatregel krijgen werkgevers de mogelijkheid en de bijzondere verantwoordelijkheid
om zich hard te maken voor een zo groot mogelijk behoud van werkgelegenheid in Nederland,
ook waar het gaat om werknemers met een flexibel contract. De sociale partners in
de Stichting van de Arbeid hebben laten weten dat werkgevers- en werknemersorganisaties
in gezamenlijkheid met het kabinet al het mogelijke willen doen om de effecten van
deze crisis zo goed mogelijk met elkaar op te vangen en om bedrijven en organisaties
zo goed mogelijk te laten blijven functioneren.3 Het kabinet waardeert deze gezamenlijke inzet, die ook nodig is om werkgevers en
werknemers zoveel mogelijk duidelijkheid en zekerheid te bieden.
Om dit te realiseren hebben het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
UWV de afgelopen weken met grote inzet gewerkt om op zo kort mogelijke termijn tot
een werkbare en uitvoerbare regeling te komen. Ook de uitvoering is in korte tijd
ingericht en wel op een zodanige wijze dat aanvragen in korte tijd kunnen worden verwerkt,
zodat de subsidie snel beschikbaar kan komen. Het kabinet heeft grote waardering voor
de wijze waarop UWV deze taak oppakt.
Bij deze vaststelling hoort ook nadrukkelijk de notie dat nu het uiterste wordt gevraagd
van UWV. Het is realistisch om te verwachten dat zich gezien de korte voorbereidingstijd
opstart- of uitvoeringsproblemen voor zullen doen. Indien dergelijke problemen zich
voordoen, zullen deze zo snel mogelijk worden geadresseerd.
UWV streeft ernaar om de regeling vanaf 6 april 2020 uit te kunnen voeren. UWV heeft
de processen erop ingericht om vanaf dat moment een groot aantal aanvragen te kunnen
ontvangen. De komende dagen zal vast komen te staan of deze processen tijdig geïmplementeerd
kunnen worden, zodat UWV op vrijdag 3 april 2020 definitief kan vaststellen of de
regeling vanaf 6 april 2020 is uit te voeren. Omdat de definitieve zekerheid over
de startdatum van de aanvraagperiode nog ontbreekt, is in de tekst van de regeling
zekerheidshalve opgenomen dat de aanvraagperiode voor subsidie loopt van 14 april
tot en met 31 mei 2020, of zoveel eerder als mogelijk is.
3. Inhoud en doelgroep van de regeling
De NOW ondersteunt werkgevers die geconfronteerd worden met een omzetdaling van ten
minste 20% over een aangesloten periode van 3 maanden. Uitgangspunt is daarbij dat
omzetdalingen van meer dan 20% in deze periode het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden
die buiten het normale ondernemersrisico vallen en bijvoorbeeld samenhangen met overheidsingrijpen
en openbare orde maatregelen. Een werkgever hoeft daarbij niet aan te tonen in welke
mate de buitengewone omstandigheden bijdragen aan de omzetdaling van ten minste 20%.
De ondersteuning betreft een subsidie voor de loonkosten van de werknemers die in
dienst zijn bij een werkgever en die verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.4 De regeling geldt derhalve ook voor werkgevers die werknemers in dienst hebben met
een flexibel contract. Werkgevers kunnen ook subsidie ontvangen voor deze werknemers,
voor zover zij in dienst blijven en loon ontvangen van de werkgever gedurende de periode
waarover de subsidie wordt verstrekt. De NOW is uitdrukkelijk ook van toepassing op
de loonkosten voor werknemers waarvoor de werkgever geen loondoorbetalingsplicht heeft,
zoals werknemer met een nulurencontract. Voor payroll- en uitzendwerkgevers gelden
dezelfde voorwaarden als voor reguliere werkgevers. Ook zij kunnen via de NOW een
tegemoetkoming aanvragen en worden gecompenseerd voor de loonkosten van werknemers
die zij in dienst houden. Het kabinet roept werkgevers op om verantwoordelijkheid
te nemen voor hun flexwerknemers en het loon van flexwerkers zoveel mogelijk door
te betalen.5
Omdat de situatie waarin we ons bevinden omgeven is met onzekerheden en erom vraagt
goed en snel in te kunnen spelen op de actuele ontwikkelingen, voorziet de NOW in
eerste instantie in een subsidieverlening voor de loonkosten van maart tot en met
mei 2020. De mogelijkheid om de regeling met drie maanden te verlengen wordt echter
nadrukkelijk opengehouden. Daarover zal voor 1 juni 2020 besloten worden, zodat een
eventuele tweede tranche aansluit op de eerste aanvraagperiode die op 31 mei 2020
eindigt. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwlettend en is daarbij voortdurend
in gesprek met werkgevers- en werknemersorganisaties, bedrijven en financiers om de
noodzakelijke aanpassingen te kunnen doen als de situatie daar om vraagt. Dit is,
onder het voorbehoud van uitvoerbaarheid, in beginsel snel te realiseren doordat het
wijzigingen op het niveau van een ministeriële regeling betreft. Bij verlenging kunnen
overigens nadere voorwaarden aan de regeling worden toegevoegd. Deze voorwaarden tijdens
de verlengingsperiode zullen worden gerelateerd aan de omstandigheden van dat moment
en kunnen beperkend zijn voor de toegang tot de regeling of de hoogte van de uitkering.
Hieronder worden de contouren van de onderhavige regeling geschetst.
Berekening van de tegemoetkoming
De subsidie bedraagt maximaal 90% van de loonsom over de driemaandsperiode maart 2020
tot en met mei 2020. Voor de loonsom wordt van het socialeverzekeringsloon uit tegenwoordige
dienstbetrekkingen uitgegaan. Ook aanvullende lasten en kosten zoals werkgeverspremies
en werknemersbijdragen aan pensioen en de opbouw van vakantiebijslag worden gecompenseerd.
Ter bespoediging van de aanvraagprocedure is gekozen voor een opslag voor werkgeverslasten
van 30% voor alle gevallen. Als loon wordt maximaal twee keer het maximumdagloon per
maand per individuele werknemer in aanmerking genomen.6 Loon boven € 9.538 per maand komt derhalve niet voor subsidie in aanmerking, waarmee
eveneens mogelijkheden voor misbruik en oneigenlijk gebruik worden tegengegaan.
De subsidie wordt gerelateerd aan het percentage van de omzetdaling. Het percentage
van 90% van de totale loonsom is een maximumpercentage dat zal worden uitbetaald bij
een omzetdaling van 100%. Is de omzetdaling lager, dan zal de subsidie evenredig lager
worden vastgesteld. In de keuze voor het percentage van 90% tot maximaal twee keer
het maximumdagloon per maand per individuele werknemer, komt tot uitdrukking dat het
kabinet een afweging heeft gemaakt tussen enerzijds de verantwoordelijkheid van de
overheid om bedrijven in deze bijzondere situatie tegemoet te komen en anderzijds
het beroep dat de overheid doet op het bedrijfsleven om onder deze bijzondere omstandigheden
ook zelf verantwoordelijkheid te dragen ten dienste van bredere maatschappelijk belangen.7 Daarnaast blijft het op deze manier voor werkgevers altijd gunstiger om waar dat
mogelijk is omzet te blijven genereren.
De omzetdaling van minimaal 20% moet zich voordoen over een driemaandsperiode waarvan
de startdatum valt op de eerste dag van de maanden maart, april of mei 2020. De omzet
in deze meetperiode wordt vergeleken met de omzet van januari tot en met december
2019, gedeeld door vier. Als een werkgever op 1 januari 2019 nog niet bestond, geldt
een afwijkende omzetbepaling.
Met een meetperiode van drie maanden voor de omzetdaling wordt voorkomen dat een vrij
beperkte en kortdurende daling van de omzet al in aanmerking komt voor een subsidie
uit hoofde van de NOW. Het kan desondanks voorkomen dat de gebruikte tijdvakken voor
2019 niet representatief zijn, bijvoorbeeld door groei van de onderneming of seizoenspatronen.
Gegeven de benodigde eenvoud van de regeling, welke noodzakelijk is om op zeer korte
termijn zeer veel aanvragen te kunnen behandelen, is een correctie daarvoor niet mogelijk.
Er is voor gekozen om de afname van omzet als uitgangspunt te nemen omdat een lagere
omzet betekent dat er minder geld beschikbaar is om salarissen te betalen. Daarnaast
is omzetdaling een criterium dat meetbaar en controleerbaar is. Voor werkgevers die
bestaan uit één rechtspersoon of natuurlijk persoon gaat het om de (verwachte) omzetdaling
op het niveau van de natuurlijke persoon of rechtspersoon. Als sprake is van een samenstelling
van rechtspersonen geldt de omzetdaling op concernniveau; daarmee wordt zo goed mogelijk
aangesloten bij het verband tussen de omzetdaling en inzet van personeel en bij wat
het in jaarrekeningenrecht gebruikelijk is. Verkregen subsidies en andere bijdragen
uit publieke middelen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij scholen en culturele instellingen,
worden gelijkgesteld met omzet.
Aanvraag, voorschot en toekenning van de subsidie
Hierboven is uiteengezet hoe de omzetbepaling berekend zal worden. Aan de voorkant
zal, bij de aanvraag van de subsidie, een hanteerbare uitvraag met uitleg plaatsvinden.
Werkgevers dienen, naast het opgeven van gegevens als bedrijfsnaam en loonheffingennummer,
de volgende stappen te doorlopen:
• De werkgever vraagt subsidie aan voor de loonsom in maart, april en mei in verband
met een terugval in omzet van meer dan 20%.
• Als de werkgever verwacht dat het effect van de huidige situatie pas met vertraging
in de omzetcijfers zichtbaar wordt, kan de werkgever aangeven dat hij de meetperiode
voor de omzetvergelijking één of twee maanden later wil laten aanvangen. De loonsom
blijft ook in deze gevallen de loonsom van maart, april, mei 2020.
• De werkgever noteert de verwachte omzet in de drie maanden van de door gekozen meetperiode
en vergelijkt deze met de totale omzet in 2019, gedeeld door vier, zodat beide cijfers
zien op een omzet over drie maanden.
• Op basis daarvan berekent de werkgever het omzetverlies in procenten. Dat percentage
wordt op het aanvraagformulier ingevuld.
• Voor bijzondere situaties (het bedrijf bestond niet gedurende geheel 2019; het bedrijf
maakt onderdeel uit van een groter geheel), bevat de nadere toelichting op het formulier
aanwijzingen voor de juiste berekening van het omzetverlies.
Sommige werkgevers hebben meerdere loonheffingsnummers. Als deze werkgever voor zijn
gehele loonsom in aanmerking wil komen voor subsidie, zal de werkgever meerdere aanvragen
moeten indienen, namelijk per loonheffingennummer. De werkgever dient wel de omzetdaling
op te geven die hij voor de gehele onderneming verwacht; hij vult dus bij elke aanvraag
dezelfde omzetdaling en dezelfde meetperiode in.
Nadat positief op de aanvraag is beslist, zal UWV een voorschot verlenen van 80% van
de subsidie zoals deze wordt berekend op basis van de bij de aanvraag geleverde gegevens
over de verwachte omzetdaling. Gegevens over de loonsom baseert UWV op de polisadministratie,
waarbij als uitgangspunt de maand januari 2020 wordt genomen. Voor UWV geldt een beslistermijn
van 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. De betaling van het voorschot
vindt plaats in drie termijnen. In de praktijk wordt ernaar gestreefd de betaling
van de eerste termijn van het voorschot te laten plaatsvinden binnen 2–4 weken.
Binnen 24 weken na afloop van de periode waarover de NOW is toegekend dient de werkgever
vaststelling van de subsidie aan te vragen. In beginsel is hierbij een accountantsverklaring
vereist. Er wordt naar gestreefd om binnen vier weken na publicatie van de regeling
duidelijkheid te geven onder welke grens een accountantsverklaring niet is vereist.
De regeling kan op dat punt nog worden aangepast. Binnen 22 weken na ontvangst van
deze aanvraag zal UWV de definitieve subsidie vaststellen. Bij de afrekening kan sprake
zijn van een nabetaling of, als bijvoorbeeld om het omzetverlies lager is uitgevallen,
terugvordering.
De NOW is zo vormgegeven dat op zeer korte termijn een robuuste regeling kan worden
uitgevoerd waarbij snelle ondersteuning van bedrijven voorop staat. Dat is waar de
huidige situatie om vraagt. De regeling is bedoeld voor een zeer groot aantal ondernemers.
Dit grote aantal kent een grote diversiteit in soorten, samenstellingen en sectoren
van bedrijven. Deze elementen maken dat er niet altijd ruimte is om rekening te houden
met bedrijfsspecifieke kenmerken of gedetailleerde voorwaarden te stellen.
Zo is er besloten dat het omzetverlies wordt bepaald door de omzet in de gekozen driemaandsperiode
startend op 1 maart, 1 april of 1 mei te vergelijken met de totale omzet over heel
2019 (gedeeld door vier). Dat is voor grote en kleine bedrijven het makkelijkst te
berekenen, maar het kan voor sommige bedrijven ook nadelig uitpakken, zoals bedrijven
die in de huidige maanden normaliter hun omzetpiek hebben en snelgroeiende bedrijven.
Ook is ervoor gekozen om het omzetverlies te bepalen op concernniveau. Als een concern
als geheel minder dan 20% omzetverlies heeft, krijgen afzonderlijke stilliggende onderdelen
van dat concern geen tegemoetkoming. Het is aan het concern om, als het hele concern
geen of beperkt omzetverlies heeft, verantwoordelijkheid te nemen voor de werknemers
van onderdelen met meer omzetverlies. Bovendien zou er veel meer ruimte voor ongewenst
strategisch gedrag zijn wanneer de omzet wordt beoordeeld per individuele werkmaatschappij.
Op onderdelen moet ook nog worden bezien hoe bij de afrekening de verrekening van
o.a. de werkgeversbetalingen en de correctie in geval van bedrijfseconomisch ontslag
tijdens de periode waarin een NOW-subsidie wordt ontvangen, kan worden verwerkt in
de systemen van UWV.
In verband met bovenstaande punten zal de werking van de regeling de komende tijd
nauwlettend gemonitord worden en zal worden bezien of de in de regeling gehanteerde
voorwaarden voor subsidie leiden tot het daarmee beoogde doel. Indien dat niet of
in te beperkte mate het geval blijkt, kan overwogen worden de regeling aan te passen,
mits dat geen belemmering vormt voor de uitvoering.
De snelheid waarmee de noodmaatregel tot stand is gekomen impliceert eveneens dat
mogelijk zaken over het hoofd zijn gezien en de regeling onvoorziene consequenties
kan hebben, die achteraf niet gerepareerd kunnen worden. Dit hangt samen met de noodzaak
van het op zeer korte termijn beschikbaar stellen van voorschotten en, als consequentie
daarvan, dat de definitieve subsidie achteraf wordt vastgesteld door UWV.
De afrekening achteraf is niet zonder risico op misbruik en oneigenlijk gebruik. Voor
zover mogelijk worden deze risico’s geadresseerd met beheersmaatregelen (zie paragraaf
5), maar het is realistisch te verwachten dat er nog onvolkomenheden in de aanpak
van deze risico’s zullen zijn.
4. Voorwaarden deelname aan de regeling
Aan deelname aan de regeling zijn, gelet op het doel ervan – behoud van banen – een
tweetal belangrijke voorwaarden verbonden: de inspanningsverplichting om de loonsom
zoveel mogelijk gelijk te houden en de voorwaarde om gedurende de periode waarvoor
subsidie ontvangen wordt geen ontslagaanvraag te doen wegens bedrijfseconomische omstandigheden.
a) Inspanningsverplichting om de loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden
Om in aanmerking te komen voor subsidie wordt verwacht dat de werkgever zich inspant
om de loonsom zoveel mogelijk gelijk te houden en werknemers dus door te betalen.
Een daling van de loonsom zal dan ook gevolgen hebben voor de hoogte van de uiteindelijke
subsidie waar de werkgever aanspraak op kan maken. Er worden immers minder mensen
doorbetaald of de hoogte van de loonsom is neerwaarts bijgesteld, dus neemt ook de
tegemoetkoming in de loonkosten af.
Het voorschot dat in het kader van de NOW wordt verstrekt, is in beginsel gebaseerd
op de loonsom over het aangiftetijdvak januari 2020. Als de loonsom over de maanden
maart-april-mei lager is, wordt de hoogte van de subsidie verminderd met 90% van het
bedrag waarmee de loonsom is gedaald. Dit heeft tevens het effect dat werkgevers van
werknemers met een flexibel contract worden gestimuleerd om het loon door te betalen
(voor dezelfde urenomvang). Wordt ervoor gekozen om de lonen van werknemers met flexibele
arbeidsomvang door te betalen, dan tellen deze lonen mee bij de vaststelling van de
NOW en wordt hierover subsidie ontvangen.
b) Geen ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen
Uitgangspunt van de NOW is dat via deze regeling zoveel mogelijk werkgelegenheidsverlies
wordt voorkomen. Om die reden wordt van de werkgever verlangd zich er bij de aanvraag
van de NOW aan te committeren, geen ontslag wegens bedrijfseconomische redenen aan
te vragen voor zijn werknemers gedurende de periode waarover hij de tegemoetkoming
ontvangt.8 Van de werkgever wordt dan ook verwacht dat hij in de periode van 18 maart tot en
met 31 mei 2020 bij UWV geen verzoek doet om toestemming te verkrijgen voor opzegging
van een arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen. De voorwaarde geldt
niet voor ontslagaanvragen die bij het UWV zijn ingediend in de periode van 1 maart
tot en met 17 maart.
Indien toch ontslag wordt aangevraagd en deze aanvraag niet (of niet tijdig) is ingetrokken,
wordt bij de vaststelling van de subsidie een correctie doorgevoerd. Bij de vaststelling
van de subsidie wordt vastgesteld wat het loon is van de werknemers voor wie ontslag
is aangevraagd. Dit loon wordt vervolgens verhoogd met 50%. Dit loon plus de vermeerdering
van 50% wordt in mindering gebracht op de totale loonsom waarop de uiteindelijke hoogte
van de subsidie wordt gebaseerd. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat niet-naleving
van de voorwaarde om geen ontslag aan te vragen gevolgen heeft voor de hoogte van
de subsidie.
5. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Bij het opstellen van de regeling zijn de M&O-risico’s geïdentificeerd en zijn daarop
voor zover mogelijk beheersmaatregelen genomen. Uitgangspunt hierbij is dat de werkgever
verantwoordelijk is voor de informatie die hij bij zijn aanvraag verstrekt. Dit uitgangspunt
komt tot uiting in het vereiste dat de werkgever een zodanig contoleerbare administratie
beheert, dat achteraf gecontroleerd kan worden of een subsidie terecht is verstrekt.
De werkgever verleent desgevraagd, tot vijf jaar na vaststelling van de subsidie,
inzage in deze administratie. Ook heeft de werkgever de verplichting onverwijld melding
te doen als duidelijk is dat hij niet langer aan de vereisten voor subsidieverlening
voldoet.
Voor de verificatie van de door de aanvrager verstrekte gegevens, wordt gebruik gemaakt
van een gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst en UWV. De uitwisseling richt
zich in eerste instantie op de naam en rekeningnummers van aanvragers. UWV heeft tevens
de mogelijkheid de betaling van het voorschot op te schorten indien sprake is van
een ernstig vermoeden dat niet aan de subsidievoorwaarden wordt voldaan en kan een
reeds verleende subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
Indien tijdens of bij het vaststellen van de subsidie sprake is van een redelijk vermoeden
van een strafbaar feit, dan heeft UWV de mogelijkheid om aangifte te doen bij het
Openbaar Ministerie (OM). Het OM kan vervolgens een strafrechtelijk onderzoek instellen
en overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Op grond van informatie van het UWV en/of
op grond van signalen en meldingen kan de Inspectie SZW onder gezag van het OM een
opsporingsonderzoek instellen.
Voorts zullen door middel van data-analyse controles worden uitgevoerd. Ook zullen
achteraf risicogericht controles worden uitgevoerd, zowel op basis van datacontroles
als wel door middel van het gebruik van steekproeven.
6. Budgettaire consequenties en uitvoeringskosten
De NOW heeft forse budgettaire consequenties. Via de Incidentele suppletoire begroting
inzake Noodpakket banen en economie9 is de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gewijzigd.
Daarbij is een bedrag van 10 miljard euro toegevoegd aan de uitgaven van artikel 1
van de begroting (artikel Arbeidsmarkt). Dit bedrag van 10 miljard euro is bedoeld
voor de subsidie-uitgaven en de uitvoeringskosten van de NOW, en voor de tijdelijke
subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland.
Hoe hoog de daadwerkelijke uitgaven aan de NOW zullen zijn, is lastig te voorspellen.
De uitgaven hangen sterk af van het aantal aanvragen van werkgevers en de omvang van
deze aanvragen (op basis van de verwachte omzetdaling). Het bedrag van 10 miljard euro
dat in de SZW-begroting is opgenomen is gebaseerd op de inschatting dat een kwart
van de werkgevers (gemeten naar loonsom) gebruik maakt van de regeling, en dat zij
gemiddeld een omzetdaling verwachten van 45%. Het betreffen grove inschattingen die
met grote onzekerheid zijn omgeven. Indien het aantal aanvragen hoger is en/of de
omvang van de aanvragen groter, dan nemen de kosten toe.
Op dit moment zijn de exacte gevolgen voor de uitvoeringskosten van UWV en het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog niet bekend. Binnen het bedrag van 10 miljard euro
is een reservering gemaakt van cumulatief 450 miljoen euro voor drie jaar. Deze toedeling
zal via een suppletoire begroting aan uw Kamer worden voorgelegd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.