Brief regering : Kabinetsreactie op de Initiatiefnota van de leden Smeulders, Ellemeet, Westerveld en Buitenweg over Samen de baas: een pleidooi voor meer zeggenschap in de zorg, in het onderwijs en bij de politie (Kamerstuk 35240)
35 240 Initiatiefnota van de leden Smeulders, Ellemeet, Westerveld en Buitenweg over Samen de baas: een pleidooi voor meer zeggenschap in de zorg, in het onderwijs en bij de politie
Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2020
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
                  van 2 juli 2019 is gesproken over de initiatiefnota «Samen de baas: een pleidooi voor
                  meer zeggenschap in de zorg, in het onderwijs en bij de politie» van de leden Smeulders,
                  Ellemeet, Westerveld en Buitenweg (GroenLinks) (Kamerstuk 35 240). De commissie heeft verzocht om deze initiatiefnota van een kabinetsreactie te voorzien.
                  Met deze brief dank ik de leden voor hun nota en bied ik mede namens de Minister voor
                  Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de Minister voor Medische Zorg en Sport en
                  de Minister van Justitie en Veiligheid de kabinetsreactie aan en kom hiermee aan het
                  verzoek tegemoet.
               
In de initiatiefnota uiten de leden terecht hun zorgen over de personeelstekorten
                  in de publieke sector en de signalen van hoge werkdruk, uitval en afname van werkplezier.
                  Zij pleiten daarom voor het vergroten van de (mede)zeggenschap voor werknemers in
                  de publieke sector. De leden doen hiertoe diverse voorstellen die zien op het recht
                  op inspraak, het recht op goed toezicht en bestuur en het recht op de menselijke maat.
               
Allereerst wil het kabinet graag zijn waardering uitspreken voor de initiatiefnota
                  van de leden van GroenLinks en het werk dat zij hiervoor hebben verzet. Het kabinet
                  deelt de zorgen van de initiatiefnemers over de tekorten aan personeel, de signalen
                  van hoge werkdruk en het ervaren gebrek aan autonomie in de publieke sector.1 Het kabinet werkt aan deze problemen vanuit verschillende invalshoeken. Medezeggenschap
                  speelt hierbij een belangrijke rol. Een goed functionerende medezeggenschap zorgt
                  er immers voor dat werkgevers en werknemers regelmatig met elkaar in gesprek gaan
                  en ideeën uitwisselen en draagt zo bij aan een goed functionerende onderneming met
                  betrokken werknemers. Goede medezeggenschap kan tot praktische, gedragen oplossingen
                  leiden om tekorten tegen te gaan en ervaren werkdruk te verminderen.
               
Op dit moment lopen er verschillende initiatieven die in lijn zijn met de voorstellen
                  die de leden van GroenLinks doen. Zoals het project Versterking Medezeggenschap in
                  het funderend onderwijs waar de regering inzet op de verdere uitbreiding van de ondersteuning
                  en versterking van de medezeggenschapsraden; het actieprogramma Werken in de zorg
                  waar via regionale actieplannen werknemers worden betrokken bij de aanpak van de tekorten;
                  de inzet bij de politie op het versterken van medewerkersparticipatie; de activiteiten
                  van de Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) ten aanzien van scholing en ontwikkeling.
               
Goede medezeggenschap wordt vormgegeven door werkgevers en werknemers samen. Voor
                  een positieve werkcultuur waarbij iedereen – van conciërge tot directeur – zich betrokken
                  voelt, is het bovendien essentieel dat het bestuur en de werkgever het belang van
                  overleg erkennen en dit ook actief uitdragen. Of in de woorden van de initiatiefnemers
                  zelf: dat medezeggenschap niet wordt gezien als een moetje.2
Juist om ervoor te zorgen dat het belang van goede medezeggenschap door werkgevers
                  en werknemers zelf erkend wordt, zet het kabinet in op het stimuleren en bevorderen
                  van de medezeggenschap. Er bestaat reeds een uitgebreid wettelijk kader met rechten,
                  plichten en mogelijkheden, waarbinnen bovendien veel maatwerk mogelijk is om aanvullende
                  initiatieven te ontplooien. De mogelijkheid tot maatwerk is met name van belang, omdat
                  de ervaren problemen en gewenste aanpak per regio, per sector en ook binnen sectoren
                  zelf kan verschillen. Een groot academisch ziekenhuis is gebaat bij andere maatregelen
                  dan een kleine huisartsenpraktijk. Sectoren of ondernemingen kunnen vaak zelf het
                  beste het beleid ten aanzien van de geschetste problematiek vormgeven, al dan niet
                  in samenspraak met de ondernemingsraad (OR) of medezeggenschapsraad (MR) en al dan
                  niet ondersteund door overheidsbeleid.
               
Een tweede reden om in te zetten op het stimuleren en bevorderen van het bestaande
                  instrumentarium in plaats van op het uitbreiden daarvan, is dat in de praktijk blijkt
                  dat de bestaande rechten op dit moment niet altijd ten volle worden benut. Daarom
                  wil het kabinet ervoor zorgen dat alle betrokkenen zich bewust zijn van de mogelijkheden
                  die het huidige wettelijk kader biedt en deze zo veel mogelijk daadwerkelijk gebruiken.
                  Om meteen daad bij het woord te voegen, treft u in de bijlage bij deze brief het relevante
                  wettelijk kader. Dit kader maakt duidelijk wat de reeds bestaande mogelijkheden zijn
                  en waar kansen liggen om deze vaker te gebruiken. Overigens bestaan er binnen de publieke
                  sector belangrijke verschillen tussen sectoren wat betreft onder andere de rol van
                  de overheid en mate van overheidssturing.
               
Graag ga ik hieronder in op de concrete voorstellen die de leden van GroenLinks in
                  de initiatiefnota doen.
               
1. Recht op inspraak
               
1.1 Introduceer een Minister van Zeggenschap
               
De Wet op de ondernemingsraden (WOR) biedt het wettelijk kader voor het vormgeven
                  van de medezeggenschap, waarbij de medezeggenschap de zeggenschap volgt. De Minister
                  van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verantwoordelijk voor de WOR en daarmee voor
                  de medezeggenschap. Delen van het onderwijs zijn echter uitgezonderd van de WOR en
                  ook voor de andere publieke sectoren geldt specifieke wet- en regelgeving, zie hiervoor
                  ook het wettelijk kader in de bijlage. Bovendien is de problematiek binnen de verschillende
                  sectoren zeer uiteenlopend. Dit maakt het onwenselijk om één bewindspersoon verantwoordelijk
                  te maken voor deze portefeuille. Juist bij de betreffende departementen is de benodigde
                  kennis in huis om goed, sectorspecifiek beleid op te stellen. In die lijn is het ook
                  logisch dat de betreffende bewindspersonen verantwoordelijkheid dragen voor het gevoerde
                  beleid. Het kabinet is van mening dat op deze manier het beleid op de meest efficiënte
                  wijze wordt vormgegeven en verantwoord. Het lijkt het kabinet daarom onverstandig
                  om de Minister van SZW eindverantwoordelijk te maken voor de (mede)zeggenschap in
                  de gehele publieke sector. De verantwoordelijke Ministers zullen de Kamer op de hoogte
                  houden van relevante ontwikkelingen op het gebied van de medezeggenschap in de drie
                  genoemde sectoren.
               
1.2 Onderzoek hoe de kennispositie van de (G)MR en OR ingrijpend versterkt kan worden
               
Voor een goede invulling van de medezeggenschap is kennis en kunde van groot belang,
                  zowel aan de kant van de ondernemer als aan de kant van de OR. De verschillende wetten
                  die zien op de medezeggenschap (Wet op de ondernemingsraden, Wet medezeggenschap op
                  scholen) bevatten bepalingen over de ondersteunings- en scholingsmogelijkheden. Deze
                  staan nader uitgewerkt in het wettelijk kader in de bijlage. Binnen dat kader wordt
                  op diverse manieren en vanuit verschillende invalshoeken ingezet op het versterken
                  van de kennispositie van de OR en (G)MR.
               
Zo maakt het thema ontwikkeling en scholing ondernemingsraden sinds 2014 vast onderdeel uit van het werkprogramma van de Commissie Bevordering
                     Medezeggenschap (CBM).3 In dat kader heeft de commissie het ITS Radboud Universiteit Nijmegen verzocht onderzoek
                     te doen naar de ontwikkeling in scholing van ondernemingsraden.4 Een belangrijke bevinding uit dit onderzoek is dat driekwart van de ondernemingsraden
                     onvolledig gebruikmaakt van zijn scholingsrechten.5 Naar aanleiding van het rapport heeft de CBM diverse activiteiten ontplooid. Zo is
                     in 2018 een stappenplan gepubliceerd voor ondernemingsraden om tot een scholingsplan
                     te komen en zijn er andere manieren onderzocht om het benutten van de scholingsrechten
                     te stimuleren.6
Voor het werkprogramma 2020 staat het thema opnieuw op de agenda, waarbij de CBM het
                     belang van ontwikkeling en scholing van zowel OR-leden als bestuurders blijft uitdragen.
                     De Minister van SZW volgt net als de afgelopen jaren de activiteiten van de SER op
                     dit gebied nauwgezet en met grote interesse en is verheugd dat het onderwerp ontwikkeling en scholing deskundigheid OR-leden en bestuurders in 2020 één van de speerpunten binnen het werkprogramma is.
                  
Onlangs is ook in het onderwijs onderzoek gedaan naar het gebruik van de ondersteuning
                  door de medezeggenschap. De uitkomsten van dit onderzoek worden meegenomen in de aanbestedingsprocedure
                  voor de versterking van de medezeggenschap. Tevens wordt met het veld onderzocht welke
                  handreikingen er op basis van dit onderzoek verbeterd of gecreëerd kunnen worden.
               
1.2.1 Versterking medezeggenschap
               
In de initiatiefnota wordt specifiek het project Versterking Medezeggenschap in het
                     funderend onderwijs7 genoemd als goed voorbeeld van het versterken van de kennispositie van de (G)MR.
                     Het kabinet deelt deze opvatting en zet daarom in op het toekomstbestendig maken van
                     dit project. De subsidieregeling van de afgelopen jaren eindigt 31 maart 2020, maar
                     de ondersteuning en versterking van de medezeggenschap wordt voortgezet.
                  
Middels een Europese aanbesteding wordt de uitvoering van de versterking van de medezeggenschap
                     bij een opdrachtnemer belegd. Deze opdrachtnemer krijgt onder andere als taak mee
                     om eerst goed in kaart te brengen wat de behoefte van de medezeggenschap is en om
                     de bekendheid met de bestaande scholings- en ondersteuningsmogelijkheden te vergroten.
                     Daarbij zullen de adviezen uit het onderzoek naar ondersteuning van de MR in het primair
                     en voortgezet onderwijs meegenomen worden. Dit onderzoek is in december 2019 afgerond
                     en is uitgevoerd naar aanleiding van een motie van het lid Westerveld (GL). De Minister
                     van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal uw Kamer in het eerste kwartaal 2020 informeren
                     over de uitkomsten. De lessen uit het project Versterking Medezeggenschap en dit onderzoek
                     vormen de basis voor de toekomstige ondersteuning van de medezeggenschap. Op die manier
                     wordt geborgd wat de afgelopen jaren is bereikt en geleerd.
                  
1.2.2 Sectorspecifieke initiatieven
               
Er lopen diverse sectorspecifieke initiatieven die erop gericht zijn om de kennispositie
                     van de OR en MR te versterken, in sommige gevallen ondersteunt het kabinet deze initiatieven
                     ook financieel.
                  
Zo heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 2019 een Challenge
                     uitgeschreven voor innovatieve ideeën met het doel de medezeggenschap te versterken.
                     De winnaar van de Challenge, Pluvo, ontwikkelt momenteel een pilot waarin trainingen
                     en een archief in een praktisch instrument worden samengebracht. Het Ministerie van
                     OCW en de stuurgroep Versterking medezeggenschap steunt Pluvo hierbij. Begin 2020
                     wordt de pilot geëvalueerd en kan worden bepaald of de trainingen en het ontwikkelde
                     instrument aansluiten bij de behoefte van de medezeggenschapsraden. Voorts is afgelopen
                     jaar een bijeenkomst gehouden over medezeggenschap in het mbo. Hieruit kwam naar voren
                     dat er een goede uitwisseling tussen de studentenraad en het bestuur bestaat. Wel
                     noemen de studentenraden dat hun begeleiding beter kan. Het JOB (Jongeren Organisatie
                     Beroepsonderwijs) ontvangt subsidie om onder andere hier mede invulling aan te geven.
                     Zij hebben veel kennis en informatie die zij aan studenten beschikbaar stellen. Over
                     de uitkomsten van het onderzoek zal de Kamer worden geïnformeerd.
                  
Overigens blijkt uit de medezeggenschapsmonitor van 2018 dat de medezeggenschap positief
                     is over de informatievoorziening op de instelling.
                  
De Minister van Justitie en Veiligheid is in zijn brief van 29 januari 2019 (Kamerstuk
                     29 628, nr. 858) nader ingegaan op de ontwikkelingen omtrent de positie van de medezeggenschap bij
                     de politie. De afgelopen jaren zijn de Centrale ondernemingsraad (COR) en de ondernemingsraden
                     van de eenheden, het Politiedienstencentrum en de Politieacademie bezig geweest met
                     professionalisering van de medezeggenschap. Zo loopt er een onderzoek naar de toekomst
                     van medezeggenschap bij de politie en een pilot in samenwerking met CNV-Jongeren over
                     vernieuwing en verjonging bij de medezeggenschap. Ook heeft de COR in zijn reglement
                     opgenomen jaarlijks in november zijn functioneren en dat van zijn leden te evalueren.
                  
De COR heeft een vaste trainer die de OR-leden middels een trainingsprogramma ondersteunt
                     in het onderhouden en ontwikkelen van competenties. Dit programma bestaat onder meer
                     uit trainingsdagen, tweemaal per jaar een tweedaagse, workshops en coaching. Daarnaast
                     worden er op individueel niveau maar ook op groepsniveau (bijvoorbeeld door een commissie)
                     opleidingen gevolgd.
                  
De medezeggenschapskolom van de politie werkt ook aan leren en professionaliseren
                     aan de hand van inhoudelijke thematiek zoals bij de evaluatie van de Politiewet 2012.
                     De COR organiseert daarnaast een aantal themadagen per jaar waarin wordt gewerkt aan
                     kennisverrijking van de medezeggenschap, waarvoor ondersteuners van de politiechefs
                     en korpsleiding worden uitgenodigd. Daarnaast bestaat er een afstemmingsoverleg tussen
                     het dagelijks bestuur van de COR en de voorzitters en secretarissen van de ondernemingsraden
                     waar getracht wordt van elkaar te leren en gezamenlijk richting te geven op belangrijke
                     dossiers.
                  
1.2.3 Medezeggenschap in het lesprogramma
               
De initiatiefnemers vragen om met onderwijsinstellingen in gesprek te gaan over het
                  opnemen van medezeggenschap als onderwerp binnen het lesprogramma van relevante opleidingen
                  (pabo, verpleegkunde, politieacademie). Het kabinet erkent dat het belangrijk is dat
                  jonge werknemers bij binnenkomst in een organisatie weten op welke manieren zij kunnen
                  meepraten over hun werk en de organisatie. Maar voor alle sectoren geldt dat de opleidingsinstellingen
                  zelf verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de opleidingen. Dit is een groot goed
                  en daarom is het uiteindelijk aan de verantwoordelijke instellingen om samen te bezien
                  of en hoe specifieke onderwerpen (zoals medezeggenschap) opgenomen kunnen worden in
                  de verschillende curricula.
               
1.3 Faciliteer en initieer periodieke personeelsevaluaties
               
Het kabinet erkent dat regelmatige reflectie en evaluatie voor bestuur, toezicht en
                     werknemers van belang is. Gelukkig wordt hier in de praktijk al veelvuldig invulling
                     aan gegeven. De medezeggenschap bij de politie gebruikt de eigen kanalen om zienswijzen
                     bij de achterban te polsen op diverse thema’s. Daarnaast voert de politie een periodieke
                     medewerkersmonitor uit.
                  
Voor de sector zorg geldt dat verschillende organisaties en branches op eigen initiatief
                     evaluaties houden. Daarnaast wordt in het kader van het onderzoeksprogramma Arbeidszorg
                     Zorg en Welzijn (onderzoeksprogramma van VWS samen met sociale partners binnen de
                     zorg) een representatieve steekproef van zorgmedewerkers tweemaal per jaar bevraagd,
                     bijvoorbeeld over de mate waarin het personeel zich toegerust voelt voor het werk.
                  
Ook in het onderwijs worden diverse evaluaties gehouden. Naast de eerder genoemde
                     medezeggenschapsmonitor en personeelsevaluaties worden tevredenheidsonderzoeken gehouden
                     onder leerlingen, studenten en ouders. De tevredenheid onder het personeel en de ervaren
                     werkdruk wordt deels via de vakbonden gemonitord. Gezamenlijk vormen al deze evaluaties
                     belangrijke input voor de bestuurders om het beleid op af te stemmen en indien nodig
                     bij te sturen.
                  
Het kabinet constateert dat het personeel in de publieke sector regelmatig bevraagd
                     wordt en dat de uitkomsten gebruikt worden om het beleid te evalueren. Het kabinet
                     ziet dat er al veel goede sectorbrede initiatieven zijn op dit terrein, al dan niet
                     door de overheid geïnitieerd en/of gefaciliteerd, waaraan extra periodieke personeelsevaluaties
                     weinig toevoegen.
                  
1.4 Onderzoek een consultatieplicht
               
In de verschillende wetten rond medezeggenschap wordt geregeld welke rechten de OR
                  of MR heeft. Ook wordt daarin richting gegeven aan de wijze waarop de bestuurder en
                  de raden met elkaar samen dienen te werken. Een overzicht van de onderwerpen waarover
                  de medezeggenschap advies- en instemmingsrecht heeft staat opgenomen in het wettelijk
                  kader in de bijlage.
               
Zoals gezegd kunnen instellingen of sectoren besluiten aanvullende maatregelen te
                     nemen ten aanzien van raadpleging. Dit is bijvoorbeeld het geval in de zorg. Bij steeds
                     meer zorginstellingen doet de Verpleegkundige Advies Raad (VAR) zijn intrede of een
                     vergelijkbare vorm, zoals de Zorg Advies Raad. Inmiddels is in ongeveer 70% van de
                     ziekenhuizen een VAR of een vergelijkbare raad waarin de verpleegkundigen zich hebben
                     georganiseerd aanwezig. De VAR heeft de taak om op basis van beroepsinhoud een directie of raad van bestuur van een zorginstelling te adviseren. De beroepsvereniging
                     Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) stimuleert (het oprichten van) VAR’s.
                     Zo hebben zij een helpdesk VAR, informatie op hun website en een Landelijke VAR Netwerkdag.
                  
Daarnaast zijn binnen diverse zorgcao’s afspraken gemaakt over inspraak van zorgprofessionals.
                     Zo is in de recent gesloten cao voor de Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg
                     (VVT) afgesproken dat werkgevers een Adviesraad of anderszins inrichten voor zorgprofessionals,
                     die door de Raad van Bestuur betrokken wordt bij beleid dat van invloed is op de beroepsuitoefening
                     van de zorgprofessional.
                  
Verder subsidieert het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een project
                     van beroepsvereniging V&VN en vakbond CNV waarbij zij actief individuele werkgevers
                     en in het kader van regionale actieplannen aanpak tekorten (RAAT) samenwerkende partijen
                     ondersteunen bij het behoud van personeel. Onder andere door concrete acties te stimuleren
                     gericht op vernieuwende medezeggenschap en met een «menukaart» hoe werknemers op een
                     goede manier kunnen worden betrokken binnen organisaties én bij de regionale aanpakken.
                  
De commissie Werken in de Zorg toetst de RAAT’s en kijkt daarbij ook of werknemers
                     voldoende worden betrokken bij de regionale aanpakken. In haar advies van 29 november
                     2019 constateert de commissie dat zorgprofessionals meer betrokken worden bij de aanpak
                     van het arbeidsmarktvraagstuk in de zorg.8 Steeds meer zorginstellingen werken met een Verpleegkundige Adviesraad (VAR) of een
                     soortgelijke adviesraad waarbij werknemers hun mening kunnen laten horen en bespreken
                     met deze adviesraden ook de aanpak van het personeelstekort. De commissie constateert
                     echter ook dat in vrijwel alle regio’s men nog zoekende is hoe op een goede wijze
                     invulling te geven aan de invloed en betrokkenheid van zorgprofessionals bij het regionale
                     arbeidsmarktvraagstuk. Goede betrokkenheid van werknemers blijft nadrukkelijk een
                     aandachtspunt, zowel voor individuele zorgorganisaties als bij de RAAT’s. De commissie
                     zal de voortgang hierop blijven volgen.
                  
Het kabinet is gezien de vele wettelijke mogelijkheden tot raadpleging, informatievoorziening,
                  advisering en instemming de mening toegedaan dat de introductie van een consultatieplicht
                  onnodig is en de bestaande overlegstructuur complexer maakt. Op het moment dat belangrijke
                  besluiten genomen worden is al voorzien in tijdige informatievoorziening en consultering
                  van zowel de OR als de MR. Daarnaast bestaat er altijd de mogelijkheid om in aanvullende
                  maatregelen met betrekking tot inspraak en raadpleging te voorzien, zoals in de zorg
                  met de intrede van de Verpleegkundige Adviesraad. Het kabinet hecht echter sterk aan
                  de mogelijkheid tot maatwerk en keuzevrijheid. Niet elke maatregel is automatisch
                  geschikt voor iedere sector of voor de sector als geheel.
               
1.5 Rechtstreeks vergaderen met de raad van toezicht zonder tussenkomst van het bestuur
               
Voor een goede invulling van de medezeggenschap is overleg tussen en met alle betrokkenen
                     essentieel. De OR/MR raadpleegt de werkvloer, gaat in onderling beraad, overlegt met
                     het bestuur en dient ook toezichthouders te kunnen spreken. De WOR en de Wet medezeggenschap
                     op scholen (WMS) bieden het wettelijk kader voor het overleg met de OR/MR. In het
                     wettelijk kader in de bijlage staan de betreffende artikelen en bevoegdheden nader
                     uitgewerkt.
                  
De medezeggenschap heeft reeds diverse mogelijkheden om te spreken met toezichthouders.
                     De WMS geeft aan dat dit twee keer per jaar dient te gebeuren en laat de ruimte aan
                     de MR en Raad van Toezicht om de bestuurder hier wel of niet bij aanwezig te laten
                     zijn. OCW heeft geen signalen uit de praktijk ontvangen dat dit niet goed werkt.
                  
De politie kent een systeem van toezicht en waarborgen waarbij intern en extern toezicht
                     op elkaar aansluiten. Intern is er een korpscontrolafdeling, een auditafdeling en
                     een auditcommissie politie met het idee dat de politie haar eigen sterkste criticaster
                     wil zijn. Extern sluit de politie zoveel mogelijk aan bij toezichthouders die ook
                     gelden voor andere grote overheidsorganisaties op rijksniveau. De Minister van J&V
                     gaat hier in zijn brief van 5 december 2018 uitgebreider op in.9
1.6 Geef professionals instemmingsrecht (i.p.v. adviesrecht) op hoofdlijnen van de
                  begroting
               
Een goede bestuurder weegt bij het nemen van beslissingen alle belangen en zorgt ervoor
                     dat er draagvlak is voor het uiteindelijke besluit. De wet geeft de OR in dit kader
                     adviesrecht ten aanzien van financiële besluiten, zodat ook het belang van de werknemers
                     goed geborgd is.10 Het omzetten van dit adviesrecht naar instemmingsrecht gaat erg ver en het is de
                     vraag of dit voor alle sectoren noodzakelijk is om de betrokkenheid bij de financiële
                     besluitvorming te bewerkstelligen.
                  
In het onderwijs hebben bestuurders een grote mate van autonomie over de richting
                     en inrichting van het financiële beleid. Voor het mbo en het hoger onderwijs geldt
                     dan ook een instemmingsrecht voor de MR met betrekking tot de vaststelling van de
                     begroting. De WMS kent een adviesrecht op de begroting voor het funderend onderwijs.
                     Momenteel wordt gewerkt aan een wetswijziging om er in 2021 ook voor het funderend
                     onderwijs een instemmingsrecht van te maken. Op deze manier zijn de rechten in de
                     hele onderwijssector gelijk.
                  
De politiebegroting maakt onderdeel uit van de begroting van het Ministerie van Justitie
                     & Veiligheid, waar de Tweede Kamer mee moet instemmen. De Minister van J&V stelt deze
                     begroting vast. Controle op de begroting van het Ministerie van J&V en daarmee ook
                     het begrotingsartikel politie, is dus reeds op ministerieel niveau georganiseerd.
                     De politiebegroting is derhalve geen formeel onderwerp van gesprek tussen de korpschef
                     en de COR. Dit voorstel is daarom niet van toepassing op de politie.
                  
1.7 Geef burgers agenderingsrecht
               
Een (semi)publieke instelling dient een maatschappelijk belang en het gevoerde beleid
                  raakt niet alleen werknemers. Het is de taak van de OR, het bestuur en de toezichthouders
                  om dit belang te waarborgen. De WOR biedt iedere belanghebbende de mogelijkheid om
                  via de OR een bepaald onderwerp te agenderen. Het onderwijs en de zorg betrekken via
                  de WMS en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) bovendien ouders,
                  leerlingen en cliënten bij de medezeggenschap. Zij vormen immers de belangrijkste
                  belanghebbenden. Tot slot heeft iedere burger in Nederland de mogelijkheid zijn stem
                  te laten horen. De mogelijkheden hiertoe zijn legio, van schriftelijke petities, tot
                  online twitteracties of demonstreren op straat. Bovenstaande middelen geven burgers
                  mogelijkheden tot inspraak in het maatschappelijk debat, waarmee de agenda voor het
                  politieke debat bepaald kan worden. Een online, vanuit de overheid gefaciliteerd,
                  agenderingsrecht biedt in dit kader geen toegevoegde waarde.
               
2. Recht op goed toezicht en bestuur
               
2.1 Geef professionals bindende voordracht voor de helft van het aantal toezichthouders
               
In het onderwijs geldt dat het adviesrecht van de MR bij de benoeming in de functies
                  van het bestuur en het interne toezicht op het bestuur, bedoeld in artikel 11 WMS,
                  eerste lid, geschiedt op basis van vooraf openbaar gemaakte profielen. Bij de benoeming
                  van de leden van de raad van toezicht wordt de medezeggenschapsraad van de school,
                  bedoeld in artikel 3 van de WMS, in de gelegenheid gesteld een bindende voordracht te doen voor een lid. Dit is ook
                  in de verschillende sectorwetten binnen het onderwijs (Wet op het voortgezet onderwijs
                  en Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek) vastgelegd.
               
In de zorg is met name de Governancecode Zorg van belang. Daarin staat dat de raad
                  van toezicht transparant is over de samenstelling van de raad en dat de ondernemingsraad
                  en de (centrale) cliëntenraad inbreng hebben op de samenstelling van de raad. Diverse
                  cao’s kennen bovendien bepalingen die de OR adviesrecht of voordrachtsrecht geeft
                  ten aanzien van de benoeming van de toezichthouder. Het Ministerie van VWS is in gesprek
                  met de beroepsvereniging van toezichthouders om te kijken of en hoe de rol van verpleegkundigen
                  in vertegenwoordigende functies, waaronder de raad van toezicht, handen en voeten
                  gegeven kan worden.
               
Voor de politieorganisatie geldt een andere situatie. Zoals eerder geschetst bestaat
                  het toezicht op en waarborgen van de politie uit een interne en een externe component.
                  Zowel voor het interne toezichtsorgaan (de auditcommissie politie) als voor de externe
                  toezichthouders (Inspectie JenV, ADR, ARK, Bureau ICT-toetsing, etc.) is het niet
                  wenselijk om deze benoemingen te laten plaatsvinden door de professionals. Deze externe
                  toezichthouders zijn allemaal onafhankelijk van de Minister. Daarbij bestaat de auditcommissie
                  politie (het interne toezichtsorgaan) uit acht leden, waarvan drie leden uit de politie
                  afkomstig zijn en die dus op deze wijze reflecteren vanuit het gezichtspunt van de
                  professional.
               
Onlangs is de motie van de leden Smeulders (GL) en Palland (CDA) over het voordrachtsrecht
                  van de ondernemingsraad ten aanzien van de raad van commissarissen en de raad van
                  toezicht aangenomen.11 Zoals verzocht zal de regering onderzoeken hoe het voordrachtsrecht voor raden van
                  toezicht in de publieke sector geborgd kan worden. De Minister van SZW zal de Kamer
                  hier voor de zomer van 2020 over informeren.
               
Tot slot wordt momenteel invulling gegeven aan de motie van het lid Westerveld (GL)
                  over inspraak van de medezeggenschap bij de selectieprocedure van toezichthouders.12 In dat kader is er contact geweest met betrokkenen uit de praktijk en met de vertegenwoordigende
                  partijen. Uit deze gesprekken komt naar voren dat er in het onderwijs geen brede behoefte
                  is aan wettelijke maatregelen die de inspraak van de medezeggenschap bij de selectieprocedure
                  van toezichthouders wijzigen.
               
2.2 Onderzoek de introductie van een werkvloerkrediet
               
Het kabinet benadrukt nogmaals het belang van goed overleg tussen bestuur, toezicht
                  en werkvloer. Voor een goede medezeggenschap is het bovendien essentieel dat met name
                  bestuurders en toezichthouders dit belang erkennen en actief uitdragen. Een extra
                  eis aan de jaarrekening middels een werkvloerkrediet vergroot de regeldruk en bevordert
                  niet per se de kwaliteit van het overleg. Het is uiteindelijk de inhoud van het overleg
                  dat telt en niet het aantal keer dat de toezichthouder zijn gezicht laat zien. Zoals
                  het kabinet eerder heeft geschetst bestaan er voor zowel de OR/MR als de bestuurder
                  diverse mogelijkheden om toezichthouders te spreken en uit te nodigen voor (overleg)vergaderingen.
               
Er bestaan diverse initiatieven die zich richten op dit thema. Zo zet de Alliantie
                     Medezeggenschap en Governance (AMG) zich in om «medezeggenschap en governance» hoger
                     op de agenda te krijgen bij ondernemingsraden, toezichthouders en raden van bestuur.
                     De AMG organiseert jaarlijks een congres waarbij een trofee wordt uitgereikt aan de
                     onderneming die het inhoudelijk overleg tussen de drie raden het best heeft ingeregeld.
                     In 2017 was een van de genomineerden een zorginstelling uit de Achterhoek.13
Ook de CBM heeft aandacht aan het onderwerp besteed. Zij hebben hiervoor een tweetal
                     handreikingen opgesteld, één gericht op de OR en één gericht op de Raad van Commissarissen/Raad
                     van Toezicht.14 Beide handreikingen bevatten informatie en tips om het onderlinge contact en vertrouwen
                     te verbeteren.
                  
2.3 Stimuleer de beroepsadviseur
               
De publieke sectoren kennen verschillende initiatieven die vergelijkbaar zijn met
                  de beroepsadviseur. Sinds de vorming van de Nationale Politie zet de organisatie in
                  op het versterken van de brede participatie en inspraak van werknemers. Medewerkersparticipatie
                  kan verschillende vormen aannemen en structureel of incidenteel van aard zijn. De
                  verschillende organisatieonderdelen bepalen zelf hoe de medewerkersparticipatie het
                  beste vorm kan worden gegeven. De leiding van de organisatieonderdelen ziet erop toe
                  dat een veilig en stimulerend klimaat wordt gecreëerd, waarin zowel leidinggevende
                  als medewerker de participatie kan invullen. Via medewerkersparticipatie verzekert
                  de politie inspraak van de werkvloer. De medewerkersparticipatie is de afgelopen jaren
                  versterkt en heeft geresulteerd in initiatieven zoals teamplannen en het opzetten
                  van een medewerkersmonitor.
               
In de Governancecode zorg wordt het belang van de stem van zorgprofessionals onderschreven.
                     Dit kan op verschillende manieren worden vormgeven, bijvoorbeeld door middel van het
                     instellen van een professionele adviesraad of het aanstellen van een beroepsadviseur. In beginsel is het aan
                     werkgevers en werknemers om samen de meest passende manier te vinden om dit vorm te
                     geven. Dit sluit aan bij de bevindingen van prof. dr. Rinnooy Kan in het kader van
                     zijn verkenning met betrekking tot regieverpleegkundige, welke de Minister voor Medische
                     Zorg en Sport op 8 oktober 2019 aan uw Kamer heeft verzonden.15
Daarnaast is het Ministerie van VWS in gesprek met de beroepsvereniging van zorgbestuurders
                     en met de beroepsvereniging van de interne toezichthouders in de zorg om te kijken
                     of en hoe de rol van verpleegkundigen in vertegenwoordigende functies bij zorginstellingen
                     handen en voeten gegeven kan worden.
                  
Specifiek voor verpleeghuizen staat in het kwaliteitskader verpleeghuiszorg dat de
                     zorgorganisatie professionele inbreng moet borgen in het aansturen van de organisatie
                     door opname van een specialist ouderengeneeskunde, verpleegkundige of psychosociaal
                     zorgverlener als lid van de Raad van Bestuur. Zolang dit (nog) niet is gerealiseerd
                     dient er structureel overleg te zijn tussen de Raad van Bestuur met vertegenwoordigers
                     van de genoemde beroepsgroepen.
                  
Tot slot bestaat in het funderend onderwijs de MR per definitie uit ouders/leerlingen
                  en een personeelsgeleding. Daarmee is er borging van de stem van de werkvloer en van
                  direct betrokkenen. De personeelsgeleding kan collega’s stimuleren om actiever te
                  worden en haar van input te voorzien. Deze activering van het personeel kan echter
                  beter op schoolniveau vormgegeven worden dan via landelijk opgelegde richtlijnen.
                  Door in te zetten op goede ondersteuning en het versterken van het instrumentarium
                  schept het kabinet de randvoorwaarden voor een krachtige medezeggenschap. Dit zal
                  ook de aantrekkelijkheid vergroten.
               
3. Recht op de menselijke maat
               
3.1 Stimuleer locatiegebonden (mede)zeggenschap
               
De WOR regelt dat per onderneming (in principe per vestiging/locatie) een OR moet
                  worden ingesteld. In het geval er meerdere ondernemingen onder een bestuurder vallen
                  kan er een Centrale ondernemingsraad (COR) worden ingesteld. Het funderend onderwijs
                  kent eenzelfde structuur van medezeggenschapsraad (MR) en Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
                  (GMR), waarbij de MR locatiegebonden is. In het hoger onderwijs is de medezeggenschap
                  per instelling georganiseerd. Binnen een instelling is er zowel op centraal als decentraal
                  niveau medezeggenschap. Sinds de Wet versterking bestuurskracht is hier op het niveau
                  van de opleiding de opleidingscommissie als medezeggenschapsorgaan aan toegevoegd.
                  Het mbo kent een stelsel van gescheiden medezeggenschapsraden voor het personeel,
                  studenten en eventueel ouders. Met de invoering van de gedeelde medezeggenschapsstructuur
                  in 2010 werd de verbetering van de participatie in de medezeggenschap voor de student
                  beoogd. In artikel 8a.1.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) is geregeld
                  dat het bevoegd gezag een zorgplicht heeft voor een volwaardige, goed functionerende
                  medezeggenschap van studenten en, in voorkomende gevallen, ouders. De centrale studentenraad
                  met advies- en instemmingsrechten is een wettelijk vereiste. Ook kiezen instellingen
                  er vaak voor om decentrale studentenraden op locatie of opleidingsniveau in te richten,
                  daarbij is het aan de instelling en de studenten om hierover afspraken te maken.
               
Bij de politie is er een COR ingericht op centraal niveau. Op decentraal niveau (bij
                  de eenheden, de Politieacademie en het Politiedienstencentrum) zijn er OR’en ingesteld.
                  De OR’en houden zich bezig met vraagstukken die hun organisatieonderdeel betreffen.
                  In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2018–2020 sector Politie is afgesproken om bij de
                  eenheden bijzondere commissies in te richten die toezien op de uitvoering van de cao-afspraken
                  op eenheidsniveau. In deze bijzondere commissies zitten de eenheidsleiding, de vakbonden
                  en de medezeggenschap vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid aan tafel om te
                  bespreken welke knelpunten er op lokaal niveau spelen bij het toepassen van de centraal
                  gemaakte afspraken in het arbeidsvoorwaardenakkoord en over de rechtspositie van politieambtenaren.
               
Het is helaas niet altijd eenvoudig om voldoende leden voor OR’en en MR’en te vinden.
                     Het kabinet vreest dat een extra medezeggenschapslaag met de bijbehorende toename
                     in het aantal raden, overleg- en afstemmingsmomenten en een versnippering van besluitvorming
                     niet tot een verbetering in de medezeggenschap zal leiden. Het kabinet moedigt daarom
                     initiatieven aan die erop gericht zijn de werkvloer meer te betrekken bij en te interesseren
                     voor medezeggenschap en het werk van de OR.
                  
De inzet in het onderwijs, maar ook die van de SER-commissie (CBM) is er op gericht
                     om de kwaliteit van de medezeggenschap te vergroten, de bestaande instrumenten beter
                     te benutten en langs die weg de aansluiting van de OR en de MR op de achterban te
                     verbeteren. Op die manier worden werkvloer en andere belanghebbenden aan de bestuurskamer
                     verbonden. Daarmee zullen de OR en de MR verder kunnen groeien in hun rol en zal het
                     animo om zitting te nemen in de OR of MR toenemen.
                  
De laatste drie voorstellen raken aan de omvang van instellingen. Daarom geeft het
                  kabinet een gezamenlijke reactie op de drie voorstellen.
               
3.2 Onderzoek optimale schaalgrootte, 3.3 stimuleer opsplitsen (de-fuseren) waar nodig,
                  3.4 stel een plafond voor schaalvergroting in
               
Om de medezeggenschap te bevorderen hoeft niet per se iets aan de omvang van instellingen
                  te worden gedaan. Een ideale schaalgrootte is bovendien moeilijk, zo niet onmogelijk
                  vast te stellen. De optimale schaalgrootte is per type instelling verschillend en
                  afhankelijk van bijvoorbeeld de regio en de manier waarop de bedrijfsvoering is ingericht.
                  Maatwerk is essentieel en daarom acht het kabinet het niet mogelijk om in kaart te
                  brengen wat de optimale schaalgrootte is per sector voor de (semi)publieke dienstverlening.
                  Om diezelfde reden is het niet wenselijk een plafond voor schaalvergroting in te stellen.
               
Bij de inventarisatie van de mogelijkheden om het fusietoezicht in de zorg aan te
                  scherpen is ook gekeken naar de wenselijkheid en haalbaarheid van het stellen van
                  een algemene grens aan de schaal van instellingen. Zoals de Minister van VWS in zijn
                  brief van 22 oktober 2018 heeft toegelicht, legt het stellen van een algemene grens
                  aan de grootte van zorginstellingen teveel nadruk op schaalgrootte ten opzichte van
                  de publieke belangen inzake de betaalbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid van zorg.16 Ook gaat het stellen van een generieke norm voorbij aan de complexiteit en de dynamische
                  omstandigheden waarin zorginstellingen opereren. Wel zijn andere mogelijkheden onderzocht
                  om het fusietoezicht aan te scherpen, te weten op het gebied van kwaliteit en marktmacht.
                  De Minister van VWS heeft uw Kamer daarover geïnformeerd in de Kamerbrief van 18 februari
                  2020 over aanscherping van het fusietoezicht.17
Het kabinet is voornemens om in het funderend onderwijs de fusietoets af te schaffen.
                  Het wetsvoorstel daartoe ligt op dit moment in de Eerste Kamer. Deze afschaffing heeft
                  tot doel het wegnemen van drempels voor lokale samenwerking tussen schoolbesturen.
                  Zodat ze, in deze tijden van leerlingendaling, proactief kunnen samenwerken voor een
                  toekomstbestendig onderwijsaanbod. Vooruitlopend op het wetsvoorstel is de commissie
                  fusietoets in het onderwijs (CFTO) opgeheven. Dit omdat er na de herziening van de
                  fusietoets in 2017 slechts nog een klein aantal fusies in het funderend onderwijs
                  in aanmerking kwam voor advies van de CFTO.
               
Voor de sector politie geldt tot slot dat zij een omvangrijk traject van herinrichting
                  achter de rug hebben. De huidige organisatievorm staat sinds 2013. Opsplitsen en de-fuseren
                  is nu niet aan de orde.
               
Tot slot
               
De WOR bestaat in 2020 zeventig jaar. Sinds de invoering in 1950 is er veel veranderd
                  op het terrein van de medezeggenschap. Ook de wet- en regelgeving is in de loop der
                  jaren diverse malen aangepast, waarbij de invoering van een apart medezeggenschapsregime
                  voor het onderwijs in de jaren tachtig in dit kader een van de belangrijkste wijzigingen
                  is. De ondernemingsraad en de medezeggenschapsraad hebben zich sindsdien beiden ontwikkeld
                  tot een gewaardeerde gesprekpartner. Zij brengen inzichten van de werkvloer mee en
                  creëren draagvlak voor de koers die de onderneming vaart.
               
Goede medezeggenschap draagt bij aan een goed functionerende onderneming. Het is belangrijk
                  dat we kritisch blijven nadenken over manieren waarop we de medezeggenschap kunnen
                  versterken en werknemers beter kunnen betrekken. Zeker gezien de signalen van verhoogde
                  werkdruk en personeelstekorten is dat essentieel. Het kabinet blijft daar waar nodig
                  initiatieven uit de sector ondersteunen die hieraan bijdragen.
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Bijlage: Wettelijk kader
                  
Wet op de ondernemingsraden
In artikel 19 van de Grondwet is het recht op medezeggenschap vastgelegd. Dit grondrecht
                        is uitgewerkt en vastgelegd in de Wet op de ondernemingsraden (WOR). De WOR biedt
                        het minimale wettelijk kader waarbinnen de medezeggenschap in ondernemingen moet worden
                        vormgegeven. Iedere Nederlandse onderneming met 50 werknemers of meer is verplicht
                        een ondernemingsraad (OR) in te stellen.
                     
De OR heeft verschillende rechten: adviesrecht, instemmingsrecht, initiatiefrecht
                        en het recht op informatie. Deze rechten geven de OR de mogelijkheid te adviseren
                        over belangrijke zaken als fusies en reorganisaties, in te stemmen met regelingen
                        voor werktijden en opleidingen, voorstellen te doen en informatie te verkrijgen. De
                        ondernemer dient minimaal twee keer per jaar in een overlegvergadering waar ook het
                        bestuur bij aanwezig is de algemene gang van zaken met de OR te bespreken. Als een
                        onderneming in gebreke blijft en geen OR instelt of de rechten en plichten onvoldoende
                        nakomt, kunnen de gevolgen groot zijn. Zo neemt het UWV een aanvraag tot collectief
                        ontslag pas in behandeling als de ondernemer aantoont dat de OR is gehoord over de
                        sluiting of het faillissement van de onderneming. Voor wat betreft adviesplichtige
                        besluiten heeft de OR het recht beroep aan te tekenen tegen het besluit van de ondernemer
                        bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Die kan de ondernemer verplichten
                        het besluit te wijzigen of terug te draaien. Indien de ondernemer deze verplichting
                        niet nakomt is sprake van een economisch delict, waarvoor een geldboete of gevangenisstraf
                        kan worden opgelegd.
                     
Onderwijs
Een aantal sectoren valt niet of slechts gedeeltelijk onder de WOR, waarvan het onderwijs
                     in dit kader de belangrijkste is.18 Voor het basis- en voortgezet onderwijs geldt de Wet medezeggenschap op scholen (WMS).
                     Een belangrijk verschil met de WOR is dat bij de medezeggenschap in deze onderwijssectoren
                     ook ouders en, in het voortgezet onderwijs, leerlingen worden betrokken. Medezeggenschap
                     voor het personeel van instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
                     is geregeld in de WOR, maar voor ouders en studenten regelt de Wet educatie en beroepsonderwijs
                     (WEB) de medezeggenschap. Hogescholen en universiteiten kunnen op hun beurt kiezen
                     of de WOR van toepassing is of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
                     (WHW). De WOR verplicht universiteiten en hogescholen om de studenten te betrekken
                     bij de medezeggenschap via een studentenraad of door personeel en studenten gezamenlijk
                     in een medezeggenschapsorgaan onder te brengen. De WHW voorziet eveneens uitgebreid
                     in bepalingen waarin goede medezeggenschap op de instelling wordt geborgd.
                  
Zorg
Zorginstellingen vallen onder de WOR. Daarnaast is op zorginstellingen de Wet medezeggenschap
                     cliënten zorginstellingen (Wmcz) van toepassing. Hierin zijn de rechten en bevoegdheden
                     van de cliëntenraad geregeld. In 2019 is de nieuwe Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen
                     2018 (Wmcz 2018) aangenomen. Deze wet heeft tot doel de positie van cliëntenraden
                     en cliënten in de zorg te versterken en goed bestuur in de zorg te bevorderen. Daartoe
                     regelt deze wet onder meer een instemmingsrecht voor cliëntenraden en betere bekostiging
                     van opleiding en ondersteuning voor de cliëntenraad.
                  
Politie
Sinds de vorming van de nationale politie is de politie een onderneming in de zin
                     van de WOR, met de korpschef als bestuurder. Dit betekent dat de korpschef een Centrale
                     ondernemingsraad (COR) als gesprekspartner heeft. De COR heeft alle rechten die in
                     de WOR aan een OR worden toegekend. De begroting van de politie wordt meegestuurd
                     als bijlage bij de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en wordt
                     vastgesteld door de Minister van Justitie en Veiligheid. De politiebegroting is geen
                     eigenstandige begroting en is derhalve geen onderwerp van gesprek tussen de korpschef
                     en de COR.
                  
Scholing
De verschillende wetten die zien op de medezeggenschap bevatten bepalingen over ondersteunings-
                        en scholingsmogelijkheden.
                     
Zo is met de wijziging van het scholingssysteem van OR-leden in 2013 het recht op
                        kwalitatief goede scholing expliciet vastgelegd in de WOR. Op grond van artikel 18
                        en artikel 22 van de WOR hebben OR-leden recht om onder werktijd met behoud van loon
                        en op kosten van de werkgever scholing te volgen. Een recht dat afdwingbaar is bij
                        de kantonrechter.
                     
Daarnaast is het op grond van artikel 16 en 22 van de WOR mogelijk om voor een specifiek
                        onderwerp een interne of externe deskundige te raadplegen op kosten van de werkgever,
                        mits dit vooraf aan de werkgever kenbaar is gemaakt.
                     
De Wet medezeggenschap op scholen (WMS) kent vergelijkbare bepalingen. In artikel 8
                        is opgenomen dat de medezeggenschapsraad (MR) extra informatie of ondersteuning kan
                        inwinnen. De bestuurder dient dit te faciliteren. De MR kan zelf aangeven wanneer
                        hij hiervan gebruik wil maken. Daarmee is er dus ook een waarborg dat de MR over de
                        juiste kennis en informatie kan beschikken wanneer de MR instemming of advies dient
                        te geven over een bepaald onderwerp. Bovendien is in de WMS opgenomen dat het bestuur
                        een regeling treft voor de personeelsgeleding voor faciliteiten in tijd voor het voeren
                        van overleg, scholing en overige medezeggenschapsactiviteiten.
                     
Advies- en instemmingsrecht
Op grond van artikel 25 van de WOR heeft de OR adviesrecht ten aanzien van belangrijke
                        besluiten die de bedrijfsorganisatie en financiële positie van de onderneming raken.
                        Het kan hierbij onder andere gaan om reorganisaties, fusies, investeringen in nieuwe
                        technologie of het besluit om op grote schaal personeel in te lenen.19 Daarnaast heeft de ondernemer op grond van artikel 27 de instemming van de OR nodig
                        om bepaalde regelingen vast te stellen of te wijzigen. Het betreft bijvoorbeeld arbeids-
                        en rusttijdenregelingen, een beloningssysteem, het ziekteverzuimbeleid of een klachtenregeling.20 Beide artikelen geven de OR de bevoegdheid om mee te denken en mee te beslissen over
                        besluiten die raken aan de beroepsuitoefening van professionals waarvoor in de initiatiefnota
                        wordt verzocht een consultatieplicht in te stellen. De OR wordt ten aanzien van deze
                        besluiten dus reeds geconsulteerd. Naast het advies- en instemmingsrecht zijn het
                        informatie- en initiatiefrecht belangrijke instrumenten die de OR kan inzetten om
                        geconsulteerd en gehoord te worden. Tot slot heeft de OR op grond van artikel 28 een
                        aantal stimulerende taken.21 Zo dient de OR de naleving van de voorschriften op het gebied van arbeidsomstandigheden
                        en arbeids- en rusttijden te bevorderen. Uit onderzoek blijkt dat het instrumentarium
                        in de WOR voldoende mogelijkheden biedt om de besluitvorming te beïnvloeden, maar
                        dat OR'en hun rechten niet altijd ten volle benutten.22
In de WMS is eveneens opgenomen dat de MR op verschillende onderwerpen instemmingsrecht
                        of adviesrecht heeft. Daarnaast is in de wet geregeld dat de MR recht heeft op informatie
                        en dat de bestuurder de MR tijdig moet betrekken en informeren wanneer er een besluit
                        voorgelegd gaat worden. Ook voor het mbo en het hoger onderwijs is in de sectorwetten
                        vastgelegd dat de MR tijdig dient te worden geïnformeerd.
                     
Overlegbepalingen
Artikel 16 van de WOR bepaalt dat de OR bestuurder(s), een of meer commissarissen
                        of leden van de raad van toezicht kan uitnodigen om bij een reguliere vergadering
                        van de OR aanwezig te zijn. Deze bepaling biedt de OR reeds de mogelijkheid om tijdens
                        de eigen vergadering met een toezichthouder te overleggen zonder dat de bestuurder
                        van de onderneming daarbij aanwezig is.
                     
Artikel 23 en 24 van de WOR bevatten de regels inzake de overlegvergadering tussen
                        OR en bestuurder, die beide partijen de mogelijkheid biedt om de toezichthouder uit
                        te nodigen voor het overleg. Wanneer het gaat om een vergadering als bedoeld in artikel 24
                        eerste lid, en de algemene gang van zaken wordt besproken is de toezichthouder verplicht
                        deel te nemen, tenzij de OR oordeelt dat diens aanwezigheid niet nodig is.
                     
In artikel 24e1 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) is geregeld dat de interne toezichthouder
                        of het interne toezichthoudend orgaan ten minste tweemaal per jaar overleg pleegt
                        met de medezeggenschapsraad. In bepalingen over medezeggenschap van andere onderwijswetten
                        zijn vergelijkbare bepalingen opgenomen.
                     
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid