Brief regering : Laatste ontwikkelingen rondom de aanpak van het coronavirus in Nederland
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 124
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2020
In deze brief informeer ik, mede namens het kabinet, uw Kamer verder over de laatste
ontwikkelingen rondom de aanpak van het coronavirus in Nederland en de nieuwe maatregelen
die we nemen om de uitbraak van COVID-19 in te dammen en verdere verspreiding zoveel
mogelijk te beperken. In deze brief bouw ik voort op de brief met maatregelen en adviezen
die ik u op 10 maart jl. heb gestuurd.1 Tevens geef ik in deze brief invulling aan verschillende moties die op 10 maart jl.
door uw Kamer zijn aangenomen, de toezeggingen die ik daar gedaan heb en de vragen
die u gesteld heeft tijdens het mondelinge vragenuurtje van diezelfde dag.
Nieuwe maatregelen van kracht
Inmiddels heeft de WHO aangekondigd dat er sprake is van een pandemie, een epidemie
op wereldwijde schaal. U heeft allemaal de beelden gezien van de situatie in Italië
en ook in een aantal andere lidstaten is er sprake van een fors aantal besmettingen.
In Nederland is inmiddels sprake van 614 positief geteste patiënten, waarvan niet
bij alle besmettingen de bron (nog) te herleiden is. Ook buiten Noord Brabant zien
we meer van dit soort importgevallen die ons zorgen baren.
Om grootschalige verspreiding in Nederland te voorkomen moeten we extra maatregelen
nemen. We moeten zeker niet te weinig doen, maar ook niet teveel. Dat betekent dat
we ook goed nadenken over eventuele negatieve gevolgen, we mogen de sociaaleconomische
en maatschappelijke effecten niet onderschatten. Daarom zoeken we steeds naar proportionele
maatregelen die ook ruimte laten voor de eigen afweging en gezond verstand.
Gelet op de nationale en internationale situatie heeft het Outbreak Management Team
heden een nieuw advies uitgebracht voor heel Nederland. Dit advies heb ik – vanwege
de urgentie – direct schriftelijk voorgelegd aan het Bestuurlijk afstemmingsoverleg
(BAO) en is vandaag besproken in het ICCB en MCCB. In het MCCB was ook een vertegenwoordiging
aanwezig van de voorzitters van de veiligheidsregio’s.
Het kabinet neemt de adviezen over. Het betreft een aantal verstrekkende maatregelen,
die een beroep doen op een ieder van ons. Het kabinet benadrukt dat het noodzakelijk
is om de maatregelen op te volgen om verdere verspreiding van het virus te beperken.
Gegeven de situatie achten wij deze verstrekkende maatregelen nodig. Deze maatregelen
houden in:
1. Voor heel Nederland geldt dat mensen worden opgeroepen thuis te blijven als zij of
neusverkouden zijn en/of keelpijn hebben en/of hoesten en daarbij eventueel koorts
hebben. Pas de huisarts bellen als klachten verergeren. Mensen met klachten gaan niet
naar het werk of naar school en beperken hun sociale contacten. Voor zorgpersoneel
en personeel in vitale processen geldt dat men alleen moet thuisblijven met klachten
en koorts, in overleg met de werkgever.
2. Tevens worden mensen in heel Nederland opgeroepen, ook wanneer zij geen klachten hebben,
om waar mogelijk thuis te werken en werktijden zoveel mogelijk te spreiden.
3. Voor heel Nederland geldt dat evenementen met meer dan 100 bezoekers worden afgelasten.
Dat geldt ook voor publieke locaties, zoals musea, concertzalen, theaters en sportclubs
en sportwedstrijden.
4. Mensen worden dringend verzocht bezoek aan kwetsbare personen, dat wil zeggen ouderen
en personen met verminderede weerstand, te beperken. Aan ouderen en mensen met verminderde
weerstand wordt geadviseerd om bezoek aan grotere gezelschappen en het gebruik van
het OV te vermijden.
5. We roepen zorgpersoneel en personeel van vitale processen op om zoveel als mogelijk
niet naar het buitenland af te reizen en evenementen (ook als daar minder dan 100
mensen bij aanwezig zijn) of andere bijeenkomsten met meer dan 100 bezoekers, zoals
musea, theater en concerten te vermijden.
6. Tot slot roept het OMT alle ziekenhuizen op om voorbereidingen te treffen voor de
zorg van patiënten met COVID-19 door kritisch de electieve operaties te beschouwen,
de noodzaak van poliklinieken te beschouwen, alvast zoveel mogelijk IC capaciteit
te creëren en bezoek in ziekenhuizen zoveel mogelijk te beperken.
Deze maatregelen vervangen de maatregelen in Noord-Brabant en gelden vanaf heden en
tot en met in ieder geval 31 maart 2020.
Voor alle maatregelen geldt dat we de bevolking, organisaties, werkgevers en werknemers
vragen om hiermee verstandig om te gaan.
Maatregelen hoger onderwijs
Het kabinet constateert dat op universiteiten en hogescholen sprake is van vele nationaliteiten
en daarmee vele in- en uitreisbewegingen. We roepen universiteiten en hogescholen
daarom op om in ieder geval tot en met 31 maart alleen nog onderwijs op afstand te
geven. We zien dat meerdere universiteiten hun onderwijs en andere activiteiten zelf
al hebben afgeschaald. Een voorbeeld hiervan is de medische faculteit van de Universiteit
Leiden.
Kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en het mbo blijven open. Het sluiten
van kinderopvang en scholen is geen effectieve maatregel om de verspreiding van het
virus tegen te gaan, maar zou wel betekenen dat ouders thuis moeten blijven (ook als
zij werkzaam zijn in vitale processen).
Noodzaak van de gekozen aanpak
Het kabinet realiseert zich dat dit veel vraagt van onze bevolking en grote impact
heeft op werkgevers, werknemers en andere organisaties. De kern van het kabinetsbeleid
is dat we de gezondheid van mensen die kwetsbaar zijn maximaal willen beschermen.
Het kabinet wil iedereen in dit land dan ook oproepen om de adviezen van het RIVM,
GGD’en en veiligheidsregio’s in acht te nemen en ook zelf na te denken over het verkleinen
van risico’s en daarnaar te handelen. Dat betekent ook nog steeds om de hygiënemaatregelen
in acht te nemen en geen handen te schudden. Op deze wijze beperken we het risico
op verspreiding van het coronavirus naar onze dierbare naasten met een kwetsbare gezondheid.
Ook houden we zo de capaciteit in de zorg zo veel mogelijk overeind. Zowel zorg die
nodig is voor COVID-19 patiënten als die voor de andere patiënten.
Strategie COVID-19
Uw Kamer heeft mij dinsdag gevraagd meer inzicht te geven in de strategie die het
kabinet hanteert om de verspreiding van COVID-19 te beperken en meer duidelijkheid
te bieden over de wijze waarop we ons in Nederland voorbereiden op een volgende fase
(Handellingen II 2019/20, nr. 61, mondelinge vragen van het lid Wilders aan de Minister
voor Medische Zorg en Sport over het coronavirus). Dit is ook aan bod gekomen tijdens
de technische briefing die op dinsdagavond 10 maart jl. op verzoek van uw Kamer is
georganiseerd.
Uitbraak
Zoals blijkt uit bovenstaande is het verloop van de uitbraak moeilijk voorspelbaar.
Ontwikkelingen en maatregelen in het buitenland spelen hierbij onder meer een grote
rol. In de verschillende technische briefings, die op verzoek van uw Kamer zijn georganiseerd,
bent u geïnformeerd dat, als het coronavirus ongehinderd zijn gang zou kunnen gaan,
naar schatting ruim de helft van de bevolking op enig moment met het virus zou worden
besmet. Aangezien het hier een nieuw virus betreft, is er geen sprake van weerstand
in de bevolking. Er is ook geen vaccin. Als slechts een klein percentage van de Nederlandse
bevolking zodanig ziek zou worden dat ziekenhuisopname nodig is, betekent dat een
groot probleem voor de Nederlandse zorgsector. Het aantal patiënten is dan simpelweg
veel groter dan het aantal beschikbare ziekenhuisbedden. Dit zal zich dan als eerste
manifesteren op de Intensive Care. In een dergelijke situatie kunnen ook continuïteitsproblemen
ontstaan door personeelsuitval bij andere processen die vitaal zijn in ons land, denk
in het bijzonder aan politie, onderwijs, verkeer en vervoer, energiebedrijven en drinkwaterbedrijven.
In zo’n situatie willen we in Nederland niet terecht komen.
Fasering aanpak uitbraak
Tijdens het debat op 5 maart jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 60, debat over de ontwikkelingen
rondom verspreiding coronavirus) ben ik ingegaan op de verschillende fasen die we
onderscheiden bij de uitbraak van een infectieziekte:
1. Indammen (containment)
2. Beperken (mitigatie)
3. Aanpassen (adaptie)
1. Indammen (containment)
Maatregelen in deze fase zijn erop gericht om verdere verspreiding van het virus zoveel
mogelijk in te dammen. Allereerst gelden hier natuurlijk algemene hygiënemaatregelen
en goede publieksinformatie. De GGD test mensen op het nieuwe coronavirus als zij
voldoen aan de casusdefinitie of wanneer het contactonderzoek van de GGD daartoe aanleiding
geeft. Besmette patiënten isoleren we tot we voldoende zeker zijn dat ze niet besmet
zijn. Huisgenoten van besmette patiënten en mensen die contact hebben gehad met iemand
met COVID-19, worden gevraagd thuis te blijven. Deze maatregelen zijn het meest effectief
om besmettingen te voorkomen maar vergen veel inspanning van onze zorgmedewerkers
bij GGD-en, het RIVM, ziekenhuizen, laboratoria, en zorginstellingen.
2. Beperken (mitigatie)
Mocht indamming van het virus niet lukken, dan is de strategie erop gericht om de
opmars van het virus zoveel mogelijk te vertragen en daarmee te voorkomen dat zich
een scherpe piek ontwikkelt in het aantal besmettingen en patiënten. De maatregelen
zijn dan toegespitst op het afvlakken van de curve om daarmee de zorg zoveel mogelijk
te ontlasten. Maatregelen die hierbij horen is het vermijden van de contacten op grotere
schaal.
3. Aanpassen (adaptatie)
In fase 3 spreken we van adaptatie. Dat betekent dat we maatregelen inzetten om zo
goed mogelijk met de aanwezigheid van het virus om te gaan.
Onderscheid
Voor alle fasen geldt dat sprake is van een dynamisch beeld, waarbij van dag tot dag
– aan de hand van de actuele verspreiding van het virus en modelberekeningen – zal
moeten worden bezien wat op dat moment de meest effectieve maatregel is. Bij elke
fase hoort een pallet aan maatregelen. Een aantal maatregelen komt terug in alle fasen,
omdat die zowel een rol kunnen spelen bij de vertraging van de verspreiding van het
virus, als bij het afvlakken van de piek van de uitbraak. Het is dus denkbaar, als
de situatie daarom vraagt, dat maatregelen die voorzien zijn voor de beperkende fase
alvast worden ingezet in de fase van indamming, om verspreiding zo lang mogelijk tegen
te gaan.
Er is geen hard onderscheid tussen de verschillende fasen. Als het aantal besmettingen
waarvan de bron niet meer te herleiden is steeds groter wordt of de capaciteit van
de GGD tekortschiet om contactonderzoek te blijven doen, bijvoorbeeld omdat grote
delen van Europa een risicogebied zijn geworden, vindt overgang plaats naar de mitigatiefase.
Met de nieuwe maatregelen blijven we ons inzetten om het virus verder in te dammen,
maar bereiden we ons ook voor op de fase van beperken. Over welke maatregelen in welke
fase én in welke mate moeten worden ingezet, ontvang ik steeds advies van deskundigen,
zoals de experts van het Outbreak Management Team (OMT). Hierover vindt afstemming
plaats in het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO), op regionaal niveau via de ROAZ-en
en de veiligheidsregio’s, en op nationaal niveau via de crisisstructuur (ICCb en MCCb).
Over de verdeling van de verantwoordelijkheden binnen de crisisstructuur ontvangt
u nog een aparte brief, zoals ik tijdens het debat van 5 maart jl. heb toegezegd.
Huidige fase
We bevinden ons nog steeds in de fase van indammen. De situatie in het land laat wel
verschillen zien. De maatregelen in de huidige fase variëren van maatregelen die behoren
tot de indammingsfase zoals het bron- en contactopsporing door de GGD en algemene
hygiënemaatregelen. Daarnaast nemen we in Nederland, gelet op het onzekere beeld ook
in aan aantal plaatsen buiten Noord-Brabant, een aantal maatregelen die behoren tot
de mitigatiefase, maar worden hier dus al in de indammingsfase ingezet.
Voorbereiding beperking
We bereiden ons nu, net als veel andere landen in Europa, voor op de fase van beperking,
de mitigatiefase. In de mitigatiefase zijn verdergaande maatregelen mogelijk. Het
op allerlei manieren verminderen van sociale contacten komt dan in beeld. U moet hierbij
denken aan het verbieden van ook kleinere evenementen, sluiting van restaurants en
bars, scholen en sportclubs, geen bijeenkomsten meer op het werk houden, en het beperken
van openbaar vervoer. Vanzelfsprekend hebben deze maatregelen grote maatschappelijke
en sociaaleconomische consequenties. We hebben deze maatregelen in voorbereiding voor
zover ze passen bij hetgeen de experts van WHO, ECDC en het RIVM ons adviseren en
proportioneel zijn in hun maatschappelijk en sociaaleconomische effect.
Ten behoeve van deze fase worden vanzelfsprekend ook voorbereiding in de zorg getroffen.
In de technische briefing bent u specifiek geïnformeerd over de voorbereiding zoals
deze in een ziekenhuis wordt getroffen, maar dit wordt in de gehele zorgsector gedaan.
Verderop in deze brief kom ik daarop terug.
In de afgelopen periode zijn diverse vergaande suggesties voor maatregelen gedaan.
Hieronder noem ik enkele suggesties en voorzie deze ook van een meer effectiever alternatief.
Ten aanzien van onbenutte capaciteit in ziekenhuizen heb ik reeds een inventarisatie
gemaakt van de aanwezige IC-bedden waar mensen in isolatie opgenomen kunnen worden.
Ik berichtte uw Kamer daar eerder over. Voor wat betreft het openstellen van het Calamiteitenhospitaal,
sluit ik niet uit dat ik in een volgende fase een beroep zal doen op het hospitaal.
Nu is het niet nodig om het Calamiteitenhospitaal alleen voor COVID-19 beschikbaar
te houden. Ten aanzien van het uitvoeren van testen maken we duidelijke afwegingen.
We willen goed zicht houden op het aantal patiënten. Dat betekent dat we zorgvuldig
omgaan met het aantal beschikbare testkits. We gaan geen schaarste creëren door iedereen
te testen. Waar mogelijk worden zorgmedewerkers vanuit andere sectoren ingezet, en
kijken we naar het mobiliseren van vrijwilligers, gepensioneerden en studenten. Met
het Rode Kruis bespreken we hoe hun grote groep vrijwilligers een bijdrage kan leveren
aan de zorg. Een laatste suggestie die we horen is het in quarantaine plaatsen van
iedereen uit risicogebieden. Behoudens het feit dat we daarmee locaties benutten die
we mogelijk voor andere doeleinden nodig hebben, is het effectiever om personen die
uit risicogebieden komen te vragen bij milde luchtwegklachten thuis te blijven. Dit
beleid hebben we anderhalve week geleden ingezet.
Informatievoorziening
De ontwikkelingen rondom het coronavirus volgen elkaar in hoog tempo op. Ik vind het
van groot belang dat de informatievoorziening voor iedereen in dit land begrijpelijk,
toegankelijk en eenduidig is, zoals eerder aan uw Kamer aangegeven. Ik wil op basis
van de maatschappelijke behoefte informatie verstrekken, handelingsperspectief bieden
en betekenis geven. We gaan de communicatie daarom intensiveren.
Zoals eerder in uw Kamer besproken zet ik hiertoe een breed scala aan middelen in
om de publiekscommunicatie goed vorm te geven. Vanuit verschillende departementen
wordt samengewerkt aan eenduidige communicatie vanuit de rijksoverheid. De webpagina
www.rijksoverheid.nl/coronavirus biedt actuele informatie en er zijn vragen en antwoorden voor specifieke doelgroepen
als onderwijs en werkgevers te vinden. Daarnaast kunnen mensen in Nederland voor publieksvragen
zeven dagen per week tussen 8.00 en 20.00 uur telefonisch terecht bij het informatienummer
0800–1351. Hier zijn de afgelopen 12 dagen meer dan 50.000 publieksvragen beantwoord.
Zowel op de website als bij het informatienummer voegen we voortdurend nieuwe vragen
en antwoorden toe, zodat de informatie actueel is en aansluit op de informatiebehoefte
van verschillende doelgroepen. De dagelijkse update van het RIVM maakt hier onderdeel
van uit.
De beantwoording van vragen via de sociale mediakanalen (webcare) wordt geïntensiveerd.
De komende maand beantwoorden we vragen op Twitter en andere sociale mediakanalen
ook in het weekend. Tevens is dagelijks nieuwe informatie beschikbaar op Teletekst;
pagina 715. Met dit kanaal bereiken we ook mensen die minder of niet op sociale media
actief zijn. Daarnaast zijn diverse communicatiemiddelen ontwikkeld die de rijksoverheid,
koepelorganisaties en ook veiligheidsregio’s kunnen gebruiken en verspreiden. Voorbeelden
hiervan zijn posters met handelingsperspectieven, advertenties in dagbladen en speciale
banners voor sociale media.
Voor (kwetsbare) groepen die we mogelijk minder goed kunnen bereiken via de reguliere
communicatiekanalen zetten we in op doelgroepgerichte communicatie. Hierbij is de
doelgroep en niet het communicatiemiddel leidend. Zo is de komende periode standaard
een gebarentolk bij het achtuurjournaal. Daarnaast hebben we voor doven en slechthorenden
informatieve filmpjes in gebarentaal ontwikkeld, met als uitgangspunt de meest gestelde
vragen over het coronavirus en de vier handelingsperspectieven:
– Was je handen regelmatig;
– Hoest en nies in de binnenkant van je elleboog;
– Gebruik papieren zakdoekjes, en;
– Schud geen handen.
De belangrijkste handelingsperspectieven zijn ook vertaald naar Engels, Papiamento
en Papiamentu, Pools, Arabisch, Turks en Spaans. Deze vertalingen worden onder andere
aan zorgorganisaties beschikbaar gesteld. Voor laaggeletterden is, via het landelijk
expertisecentrum Pharos dat gespecialiseerd is in communicatie met laaggeletterden,
een aangepaste boodschap opgesteld.
Rijksbreed bekijken wij voortdurend wat nodig is om aan te sluiten bij nieuwe ontwikkelingen
en zorgen we ervoor dat de informatievoorziening voor iedereen in dit land begrijpelijk,
toegankelijk en eenduidig is. Als de situatie daar om vraagt zal de communicatie verder
geïntensiveerd worden.
Met bovenstaande stappen geef ik invulling aan de motie van de leden Dik-Faber en
Diertens over eenduidige, begrijpelijke en toegankelijke informatie voor alle inwoners
van Nederland2, en de motie van het lid Diertens c.s. over eenduidige informatie vanuit de overheid3.
Ook de Nederlandse media berichten op radio, tv en online veelvuldig over de actuele
ontwikkelingen. Media maken hierbij gebruik van eigen bronnen en informatie die wij
actief richting pers en publiek verspreiden. Naast onze publieksinformatie vervullen
zij hiermee eveneens een rol richting een breed publiek.
Internationale afspraken
Ik overleg veelvuldig met de Europese landen over de aanpak van het nieuwe coronavirus.
Ook de Minister-President heeft op 9 maart jl. overlegd met zijn collega’s van België
en Luxemburg. Centraal hierbij stond het in kaart brengen van het grensverkeer en
de levering van persoonlijk beschermingsmateriaal. Daarnaast is er op 10 maart een
extra Europese Raad ingelast per videoverbinding.
Vanuit de EU vindt ook coördinatie en hulpverlening plaats. Het EU Civiele Beschermingsmechanisme
kan door lidstaten die daar behoefte aan hebben benut worden om informatie met elkaar
te delen en om hulp aan te vragen. Lidstaten kunnen via dit gremium hulp vragen op
het terrein van beschermingsmiddelen, ziekenhuis en laboratoriumcapaciteit. Verder
biedt de Commissie ondersteuning aan lidstaten op verschillende gebieden, zoals cofinanciering
via het EU Civiele Beschermingsmechanisme voor de repatriëring van EU-burgers uit
Wuhan en de gezamenlijke aanschaf van persoonlijke beschermingsmiddelen. Zoals ik
eerder heb aangegeven doet Nederland mee aan deze afspraken over de beschikbaarheid
van persoonlijk beschermingsmateriaal. Ik vind het van belang dat de interne markt
naar behoren blijft functioneren, ongerechtvaardigde obstakels moeten worden vermeden.
Zoals ik ook tijdens de EPSCO Raad heb benadrukt is solidariteit, zeker nu, van groot
belang. Vrijdag 13 maart staat er een JBZ-raad gepland, waar dit onderwerp verder
besproken zal worden door de Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken.
De Europese Commissie heeft 140 miljoen euro aan middelen vrijgemaakt voor onderzoek,
bijvoorbeeld naar vaccinontwikkeling, en hier 17 projecten voor geselecteerd. Eerder
zijn al middelen toegekend aan o.a. WHO, lidstaten voor repatriëring van EU-burgers
uit China (totaal 232 miljoen euro). De Commissie volgt de sociaaleconomische gevolgen
nauwlettend en geeft aan alle instrumenten die noodzakelijk zijn hiervoor te willen
inzetten. De Commissie heeft in de Europese Raad toegezegd 25 miljard euro in een
investeringsfonds te storten voor de opvang van sociaaleconomische gevolgen en daarvoor
direct 7,5 miljard euro vrij te maken. Op de Europese Raad van 26–27 maart komt dit
onderwerp terug. Omdat COVID-19 zo veel andere sectoren raakt wordt het onderwerp
bovendien ook op andere Raden besproken.
De Commissie dringt er bij de lidstaten op aan maatregelen te treffen die gebaseerd
zijn op wetenschappelijk en medisch advies. Dit omdat de verspreiding van het virus
moet worden ingedamd. Tegelijkertijd geldt dat daarbij, waar mogelijk, moet worden
vermeden de maatschappij stil te leggen. De maatregelen die lidstaten nemen zijn niet
altijd gelijk. Er zijn ook al lidstaten die al in de fase van beperken zijn. Sommige
buurlanden van Italië controleren ook de grens, dat past ook bij de maatregelen die
Italië zelf heeft genomen. Daarnaast is elk land anders georganiseerd. Zo is Nederland
bijvoorbeeld een land met relatief veel kleine steden dichtbij elkaar, waartussen
veel gereisd wordt. Het kabinet kiest telkens voor een goede balans tussen het aan
de ene kant maximaal indammen van het virus en het aan de andere kant door laten gaan
van het maatschappelijke leven.
Gisteren heb ik, op initiatief van Duitsland, een videoconferentie bijgewoond met
een aantal collegaministers. Aan het overleg namen naast Duitsland en Nederland, Italië,
Polen, Frankrijk, Zwitserland, Spanje, Griekenland en Denemarken en het Verenigd Koninkrijk
deel. Tijdens het overleg zijn wederom de laatste stand van zaken gedeeld rondom besmetting
en maatregelen. De zorg om een tekort aan persoonlijk beschermingsmateriaal werd breed
gedeeld. Ik heb Frankrijk en Duitsland direct aangesproken op de problemen waar Nederland
mee kampt door de maatregelen die zij hebben getroffen. Duitsland heeft aangegeven
op 12 maart een versoepeling van de maatregelen uit te doen, waardoor er per zaak
wordt gekeken of er uitvoervergunningen worden toegekend. Duitsland hoopt dat dit
ervoor zal zorgen dat zo spoedig mogelijk, hopelijk al voor het einde van de week,
vrachten met persoonlijke beschermingsmaterialen naar Nederland toe kunnen komen.
Morgen komen de eerste 500.000 mondmaskers aan in Nederland. Er volgen er snel nog
meer. Ook zullen er 80 sets beademingsapparatuur vanuit een voorraad van Defensie
geschikt worden gemaakt voor gebruik. Er wordt onderzocht op welke wijze er snel alternatieve
desinfectantia kunnen worden geproduceerd waarbij onder andere DSM hulp heeft aangeboden.
Er zijn nog veel meer aanbiedingen, die momenteel worden onderzocht op kwaliteit en
betrouwbaarheid. Grootste knelpunt op dit moment zijn de verschillende exportbeperkingen
die andere lidstaten hebben geïntroduceerd, als gevolg waarvan transport en distributie
van beschermingsmateriaal bemoeilijkt wordt.
Caribisch Nederland
In Caribisch Nederland en in de landen van het Koninkrijk zijn er sinds de besmettingen
op St. Martin vooralsnog geen nieuwe gevallen meer bijgekomen. In eerdere brieven
is gemeld dat er intensieve samenwerking is met de zes eilanden in het Caribisch gebied,
gecoördineerd via het RIVM. De samenwerking wordt nu versterkt via de ziekenhuizen
op Aruba, Bonaire, Curaçao en St. Maarten. Dit is van belang met het oog op eventuele
verspreiding van besmettingen in het Caribisch gebied van het Koninkrijk, waarbij
de landen elkaar kunnen bijstaan op het terrein van capaciteit als de druk op de gezondheidszorg
aldaar toeneemt. Vandaag zal hierover ook overleg zijn met de bewindslieden van Curaçao,
Aruba en St. Maarten.
De epidemiologische situatie in het Caribisch gebied geven nog geen aanleiding om
de maatregelen die momenteel voor Nederland worden genomen van toepassing te verklaren
op Caribisch Nederland. Afhankelijk van hoe de situatie zich in de Caribische regio
ontwikkelt zullen specifieke, op de regio toegespitste, maatregelen worden genomen.
Testbeleid
De huidige cijfers zijn heel bruikbaar om de uitbraak in Nederland goed te kunnen
volgen en duiden. Ziekenhuizen testen laagdrempelig, bijvoorbeeld ook bij patiënten
met een onbegrepen pneumonie. Daarnaast hebben enkele ziekenhuizen een onderzoek onder
hun medewerkers uitgevoerd en breder getest. Tijdens de technische briefing van 10 maart
jl. bent u hierover door het UMCU geïnformeerd.
Uw Kamer heeft mij gevraagd hoe het zit met het aantal besmettingen en het testbeleid.
Zoals het RIVM ook tijdens de technische briefing van 10 maart jl. heeft aangegeven
worden mensen getest op het nieuwe coronavirus als zij voldoen aan de casusdefinitie
of wanneer het contactonderzoek van de GGD daartoe aanleiding geeft. De GGD test geen
gezinsleden van besmette patiënten meer die in quarantaine zitten en zelf ook klachten
ontwikkelen meer, tenzij zij in de zorg werken, ouder zijn dan 70 jaar, onderliggend
lijden hebben of een mogelijke opname-indicatie. Deze gezinsleden worden dus niet
in de berekeningen meegenomen die op de website van het RIVM staan. Samen met de GGD’en
werkt het RIVM aan een manier om ook die aantallen te presenteren. Daarbij kijken
ze ook naar de mogelijkheden om iets te zeggen over mensen die genezen zijn en het
aantal mensen dat is getest.
Ik heb uw Kamer ook toegezegd informatie te geven over de beschikbaarheid van testen
in verband met mogelijke tekorten aan afnamematerialen en bepaalde reagentia. We verkennen
diverse oplossingen en kunnen de problemen voorlopig het hoofd bieden. Het RIVM heeft
de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVVM)gevraagd hierin het voortouw
te nemen. Ik bericht u hier zo spoedig nader over.
Aankoop beschermingsmiddelen
Ik heb u in het debat van vorige week al gemeld dat ik werk aan een landelijke aanpak
voor de aanschaf, verdeling en distributie van persoonlijke beschermingsmiddelen.
De directeuren publieke gezondheid (DPG) zullen hierin een belangrijke verantwoordelijkheid
hebben, in samenspraak met het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ). Inmiddels is deze
nieuwe werkwijze en bijbehorende structuur vergevorderd en zal deze vanaf komende
week in werking gaan treden. De inkoop van bovenstaande producten zal worden uitgevoerd
door een centraal team van inkopers van ziekenhuizen. Ik ondersteun dit inkoopteam,
bijvoorbeeld als het gaat om internationale contacten met ambassades in Nederland
en het buitenland en voorfinanciering van enkele grote voorraden, om de structuur
snel te kunnen laten draaien. Ik zal daar het budget voor inzetten dat hiervoor noodzakelijk
is. Naar aanleiding van de media-aandacht rondom de tekorten van beschermingsmateriaal
zijn er verschillende aanbiedingen bij het Ministerie van VWS binnengekomen. Die worden
op dit moment allemaal serieus op kwaliteit en betrouwbaarheid beoordeeld. Grootste
knelpunt op dit moment zijn de verschillende exportbeperkingen die andere lidstaten
hebben geïntroduceerd, als gevolg waarvan transport en distributie van beschermingsmateriaal
bemoeilijkt wordt.
Vorige week heeft uw Kamer ook gevraagd naar de mogelijkheden om iets te doen tegen
excessieve stijging van prijzen voor bepaalde producten, zoals voor mondkapjes en
desinfectantia. In de aanbiedingen die ik tot nu toe heb ontvangen, zien we een prijsstijging
terug die past bij de toename van de huidige vraag. Daarnaast krijg ik incidentele
signalen over excessieve prijzen. Ik distantieer me hiervan. Ik ben hierover in overleg
met mijn collega’s van EZK en J&V en betrek dit ook bij de gesprekken die ik op dit
moment in Europees verband voer over de aanpak van tekorten aan beschermingsmateriaal.
Verschillende veldpartijen hebben de behoefte geuit om ook enkele andere hulpmiddelen
aan deze werkwijze toe te voegen, die essentieel zijn voor een goede zorgverlening
en waar nu een tekort aan is, of dreigt. Hierbij kan gedacht worden aan de chirurgische
mondmaskers, desinfectiegel en wondgaas dat in de operatiekamers wordt gebruikt. De
GGD-GHOR en het ROAZ-netwerk hebben zich hiertoe bereid verklaard. Dat betekent dat
ook voor deze producten vanaf komende week gebruik kan worden gemaakt van deze werkwijze
ten aanzien van inkoop. Op een iets langere termijn onderzoek ik of en hoe ook andere
partijen, die geen onderdeel uitmaken van het ROAZ-netwerk, op deze structuur kunnen
worden aangesloten.
Zorgcapaciteit
ROAZ-regio’s
Op 10 maart jl. heb ik overleg gevoerd met de voorzitters van de 11 regionale overleggen
acute zorg (ROAZ-regio’s). De ROAZ-regio’s zijn verantwoordelijk voor de continuïteit
van zorg. Zij zijn dus een heel belangrijke partner in de aanpak van het virus. De
ROAZ-regio’s bereiden zich in alle regio’s voor op een mogelijk grote belasting van
de zorg. Daarbij bekijken zij telkens per regio wat nodig is. Zo is de druk op de
zorg in Noord-Brabant al hoger dan in sommige andere regio’s van het land. Natuurlijk
kan bij deze voorbereidingen gebruik gemaakt worden van de plannen en draaiboeken
die zijn gemaakt ter voorbereiding van een eventuele grieppandemie. We hoeven dus
niet bij nul te beginnen in de bestrijding van deze uitbraak.
De voorzitters van de ROAZ-regio’s hebben mij geïnformeerd over hoe zij nu en straks
omgaan met personeel dat (tijdelijk) thuis zit, over hoe om te gaan met medische hulpmiddelen,
persoonlijke beschermingsmiddelen en capaciteit. Naar aanleiding van de maatregelen
in Noord-Brabant zijn er tussen zorgverleners concrete afspraken gemaakt hoe om te
gaan met hun werknemers om te voorkomen dat er continuïteitsproblemen ontstaan. Binnen
de ROAZ-en wordt gekeken naar inzet van studenten, coassistenten, en andere inroosteringen
om capaciteitsproblemen op te vangen. Ook hebben zij mij geïnformeerd over de onderlinge
samenwerking, de afstemming met de directeuren Publieke Gezondheid (dPG’en) van de
GGD’en, de afstemming met de voorzitters van de Veiligheidsregio’s en de samenwerking
met de organisaties in de langdurige zorg. Ten slotte hebben zij mij geïnformeerd
over hoe zij zich voorbereiden op eventueel volgende fasen, bijvoorbeeld door het
gereed maken van aparte afdelingen voor cohortverpleging en in kaart te brengen welke
electieve zorg kan worden afgeschaald op het moment dat er minder zorgpersoneel beschikbaar
is.
Met de voorzitters van de ROAZ-regio’s heb ik afspraken gemaakt over de inkoop en
distributie van persoonlijke beschermingsmiddelen en over de wijze waarop zij mij
blijven informeren. Mocht de komende tijd er acute schaarste vraagstukken ontstaan
in relatie tot de acute zorgtaak, dan ligt de verantwoordelijkheid om hier richting
te geven bij mij, in samenspraak met de voorzitters van de veiligheids- en ROAZ-regio’s.
GGD-regio’s
In de technische briefing is uw Kamer geïnformeerd over de werkzaamheden bij de GGD’en.
Zij voeren op dit moment veel activiteiten uit. Vanzelfsprekend is de druk bij met
name de GGD’en in de provincie Noord-Brabant aanzienlijk, maar ook in andere delen
van het land is de druk op de organisatie hoog. De directeuren Publieke Gezondheid
hebben gezamenlijk gekeken op welke manier zij de lasten kunnen verlichten voor onder
meer de afdelingen infectieziekten. Zo worden vanuit andere afdelingen ook medewerkers
ingezet. Daarnaast worden medewerkers onderling uitgewisseld tussen de GGD’en. Gisteren
hebben de directeuren Publieke Gezondheid in Brabant besloten enkele groepsvaccinaties
het komende half jaar uit te stellen. De redenen voor deze tijdelijke aanpassingen
van het Rijksvaccinatieprogramma zijn de bestrijding van nieuw coronavirus en de hoge
werkdruk hierdoor bij de jeugdgezondheidszorg. In overleg met het RIVM en de Staatssecretaris
van VWS is besloten dit besluit ook te nemen voor de rest van het land, zodra dit
organisatorisch haalbaar is. Het gaat om de groepsvaccinaties voor 9-jarigen (DTP/BMR)
en 13-jarigen (HPV) worden uitgesteld tot na de zomervakantie. De groepsvaccinaties
voor 14-jarigen (Meningokokken ACWY) moeten in een andere vorm plaatsvinden, maar
dit gebeurt wel voor 1 juli 2020. De beslissing is genomen in verband met onvoorspelbaarheid
van de uitbraak van COVID-19. De vaccinaties op het consultatiebureau (0–4 jaar) hebben
gewoon doorgang. De gezondheid van de kinderen komt hiermee niet in gevaar, omdat
het gaat om tijdelijke uitstel. De Staatssecretaris zal u over de gevolgen in zijn
voortgangsbrief «Verder met vaccineren» nader informeren.
Tot slot
Sinds het vaststellen van het virus bij de eerste patiënt in Nederland zijn er vijf
personen met COVID-19 overleden. Ik vind dit heel verdrietig en ik wens hun naasten
en dierbaren dan ook veel sterkte met het verlies. Deze patiënten hadden allen een
kwetsbare gezondheid. Dit onderstreept voor mij extra de noodzaak dat we verspreiding,
zeker naar kwetsbare mensen, zoveel mogelijk moeten blijven indammen. Ik wil uw Kamer
goed op de hoogte houden van de maatregelen die we daartoe nemen.
Ik vind het belangrijk om in deze uitbraak het hoofd koel te houden. Maatregelen moeten
het openbare leven zo min mogelijk in de weg staan en tegelijkertijd wel bijdragen
aan maximale beperking van verdere verspreiding. Dit vraagt doorlopende monitoring
en flexibiliteit. De inzet van onze zorgmedewerkers bij GGD-en, het RIVM, ziekenhuizen
en zorginstellingen is enorm. Tegelijkertijd kunnen we allen in deze situatie een
bijdrage leveren.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Indieners
-
Indiener
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg