Brief regering : Verslag informele Raad Buitenlandse Zaken met ministers van Defensie van 4 en 5 maart 2020 te Zagreb
21 501-28 Defensieraad
Nr. 197
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2020
Inleiding
Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) Defensie
van 4-5 maart 2020 te Zagreb.
De Ministers van Defensie spraken, tijdens een werkdiner, over de operationele prioriteiten
van de Europese Unie, in aanwezigheid van de SG NAVO de heer Stoltenberg. Voorts werd
tijdens de reguliere vergadering gesproken over het nog te ontwikkelen «strategisch
kompas», EU-defensieprioriteiten en over de evaluatie van de permanent gestructureerde
samenwerking (PESCO).
Zoals toegezegd aan uw Kamer informeer ik u via deze weg ook over de voortgang en
stand van zaken van de EU-defensiesamenwerking.
Operationele prioriteiten
De nieuwe Hoge Vertegenwoordiger (HV), de heer Josep Borrell Fontelles, sprak voor
het eerst in EU-verband met de Ministers van Defensie. De HV stond stil bij de operationele
inzet van de EU en benadrukte dat communicatie hierover richting de EU-burgers essentieel
is voor het draagvlak. De SG NAVO uitte zijn waardering voor de bijdrage die de EU
levert aan de veiligheid in de wereld door middel van de verschillende EU-missies
en -operaties en onderstreepte het belang hiervan voor de bondgenoten.
De Raad sprak specifiek over de recente ontwikkelingen in Syrië, Libië en de Sahel-regio.
Voorts was er aandacht voor EU-NAVO samenwerking en Afghanistan.
In de Raad werd gesproken over de recente ontwikkelingen in Syrië en Turkije, en de
toenemende druk op de zuidoostgrens van Europa. Meerdere lidstaten betuigden hun solidariteit
aan die EU-lidstaten die heel direct met de vluchtelingenproblematiek worden geconfronteerd.
Ook Nederland uitte zijn zorgen over de situatie. De HV benadrukte het belang om als
EU nader in overleg te treden met Turkije.
Brede steun werd uitgesproken in de Raad voor de voorziene nieuwe militaire operatie
in de Middellandse Zee, ter implementatie van het wapenembargo voor Libië. De nieuwe
operatie moet bijdragen aan het onderkennen van eventuele schendingen van het wapenembargo
door de inzet van maritieme-, lucht- en satellietcapaciteiten. Momenteel wordt door
de lidstaten gesproken over de details van de mogelijke inzet. Lidstaten spraken voorts
over de negatieve ontwikkelingen in de Sahel en het belang van strategische coördinatie
tussen de verschillende initiatieven aldaar. De voorstellen voor de uitbreiding van
het mandaat van de EU trainingsmissie in Mali (EUTM Mali) werd door een grote groep
lidstaten positief onthaald. De voorzitter van het EU Militair Comité en enkele lidstaten
onderstreepten nogmaals dat het leveren van voldoende personeel en materieel essentieel
is voor succesvol optreden in de Sahel.
De SG NAVO stelde dat EU-NAVO samenwerking zich moet richten op het implementeren
van de huidige samenwerkingsprojecten, waaronder militaire mobiliteit. Anderzijds
moet er ook ruimte zijn voor nieuwe samenwerkingsgebieden, zoals disruptieve technologieën,
de opkomst van China en de consequenties van klimaatverandering. De SG NAVO gaf voorts
een toelichting op de voorziene afbouw van de aanwezigheid van militairen in Afghanistan.
Deze afbouw zal nauw samenhangen met de mate waarin de verschillende betrokken partijen
zich houden aan de gemaakte afspraken.
Tot slot kondigde de HV aan dat de Coördinated Maritime Presences (CMP) pilot, die zal plaatsvinden in de Golf van Guinea, op korte termijn zal worden
gepresenteerd.
Strategisch kompas en EU-defensieprioriteiten
De HV identificeerde vier prioriteiten voor EU defensiesamenwerking, te weten: het
versterken van de operationele inzet, meer gezamenlijke capaciteitsontwikkeling, nauwe
samenwerking met partners – waaronder de NAVO, en het bereiken van coherentie tussen
defensie-initiatieven en het reflecteren van nieuwe domeinen als hybride en klimaatverandering
hierin. De prioriteiten van de HV kregen veel steun van de lidstaten.
De HV en Commissaris Breton benadrukten voorts meermaals het belang van voldoende
mensen en middelen; er is een hoog ambitieniveau, de EU heeft verschillende nieuwe
instrumenten opgezet, maar in de praktijk blijft de inzet van lidstaten veelal achter.
Ook door de lidstaten werd veelvuldig stilgestaan bij het belang van voldoende financiering
voor de verschillende initiatieven op het gebied van veiligheid en defensie, waaronder
het Europees Defensiefonds (EDF) en de Europese Vredesfaciliteit (EPF), alsook voor
de bevordering van militaire mobiliteit. Nederland heeft zich gezien de lopende MFK
onderhandelingen niet expliciet uitgelaten over hoogte van de budgetten, maar onderschreef
het belang van de verschillende EU defensie-initiatieven.
Veel lidstaten richtten zich daarnaast op het belang van de implementatie van de verschillende
(nieuwe) initiatieven, zoals EPF, PESCO en het EDF, en het bereiken van coherentie
tussen de verschillende defensie-initiatieven. Daarbij werd het van belang geacht
ook de samenhang met andere beleidsterreinen te bewaken. Er moet voldoende aandacht
blijven voor de nexus tussen interne en externe veiligheid, alsook voor de «nieuwe»
ontwikkelingen op het gebied van cyber, hybride dreigingen en op technologisch vlak.
Het strategisch kompas, zo stelden de verschillende lidstaten, kan richting geven
aan een coherente doorontwikkeling van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid.
Het moet bijdragen aan een gezamenlijk begrip van dreigingen en uitdagingen, en meer
specifieke doelstellingen identificeren om het EU ambitieniveau te behalen. Nederland
onderschreef de noodzaak voor een gezamenlijke dreigingsanalyse als basis voor het
kompas. In het proces dienen de lidstaten aan het roer te staan en moet worden voorkomen
dat het ambitieniveau wordt verlaagd. Het initiatief voor het opstellen van een strategisch
kompas kon rekenen op brede steun van de lidstaten, waaronder die van Nederland.
Strategische evaluatie PESCO
De evaluatie van PESCO moet richting geven aan de volgende fase van PESCO, tot aan
2025. Ten aanzien van de strategische herziening was brede overeenstemming onder de
lidstaten over het belang van een pragmatische aanpak: geen nieuwe commitments, maar wel een grotere inspanningsverplichting ten aanzien van de reeds bestaande
afspraken. PESCO moet tastbare resultaten gaan boeken. Nederland gaf daarbij aan dat
ook nieuwe terreinen als klimaat en hybride dreigingen beter gereflecteerd moeten
worden in de invulling van PESCO. Er werd in deze context veelvuldig stilgestaan bij
het belang van het vinden van een oplossing voor de deelname van derde landen aan
PESCO-projecten. Ook Nederland heeft dit belang nogmaals benadrukt.
Stand van zaken EU-defensiesamenwerking
Zoals toegezegd aan uw Kamer treft u hieronder de stand van zaken van de EU-defensiesamenwerking.
Daarbij ga ik kort in op het EDF, EPF en PESCO. Voorts treft u onder het kopje «overig»
updates aan van onderwerpen die niet regulier aan bod komen, maar waartoe momenteel
aanleiding bestaat.
EDF
Het EDF richt zich op grensoverschrijdende defensieonderzoek en capaciteitsontwikkeling
en gaat formeel van start in 2021. Het totale EDF-budget is onderhevig aan de bredere
onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027. In het huidige voorstel
zet het voorzitterschap in op een totaalbudget van € 7 mld., het oorspronkelijke voorstel
van de Europese Commissie was € 13 mld.
De Nederlandse inzet ten aanzien van het EDF wordt afgestemd in de Interdepartementale
Coördinatiegroep Europese defensiesamenwerking, met als doel dat de Nederlandse belangen
en behoeftes zo goed mogelijk worden gereflecteerd in het EDF werkprogramma.
De budgetten vanuit European Defence Industrial Development Programme 2019 (EDIDP,
de voorloper van het EDF op het gebied van capaciteitsontwikkeling) worden half mei
2020 toegekend aan de winnende consortia. Half maart 2020 wordt de call for proposals EDIDP 2020 verwacht.
EPF
Het voorstel voor de EPF wordt, zoals bij uw Kamer bekend, sinds de tweede helft van
2018 besproken op ambtelijk niveau in de Raadswerkgroep Buitenlands Beleid (RELEX).
Het onderwerp is meerdere keren aan bod gekomen in de Raad Buitenlandse Zaken-Defensie,
waarover uw Kamer via de gebruikelijk procedures is geïnformeerd. Na verschillende
presentaties van de Europese instellingen over onder meer de voorgestelde werking
en de omvang van het fonds, bespreken de lidstaten het voorstel nu meer in detail.
De onderhandelingen zijn momenteel gericht op het beheer van de twee pijlers, de leidende
principes en de besluitvorming omtrent het instrument. Eerder zijn op Nederlands initiatief
bepalingen inzake risicoanalyses en evaluatie aangescherpt. De HV heeft met een brief
aan zowel de EU Ministers van Defensie als ook de Ministers van Buitenlandse Zaken
opgeroepen om snel tot een besluit te komen.
Het EPF-budget valt buiten de EU-begroting. De EPF wordt dus feitelijk ook niet meegerekend
waar het gaat om het MFK-plafond, maar wordt door Nederland wel in samenhang bezien
met de bredere MFK-onderhandelingen.
PESCO
Zoals reeds aangegeven in deze brief vindt momenteel de evaluatie van PESCO plaats,
welke als doel heeft te bezien hoe PESCO heeft gefunctioneerd sinds het in 2018 van
start is gegaan en te bespreken hoe PESCO ook in de toekomst zo effectief mogelijk
kan bijdragen aan Europese defensiesamenwerking. De Nederlandse inzet is er op gericht
PESCO flexibel te houden, zodat wijzigingen in de veiligheidscontext optimaal kunnen
worden gereflecteerd in PESCO.
In het totaal zijn er 46 PESCO projecten, Nederland neemt deel aan 10 van deze projecten.
Tijdens de RBZ d.d. 4-5 maart 2020 ondertekende Nederland een Memorandum of Understanding voor het PESCO-project «snelle reactieteams bij cyberincidenten en wederzijdse bijstand
op het gebied van cyberbeveiliging». Nadere informatie over het delen van het voortgangsrapport
van de PESCO projecten met uw Kamer volgt.
Er is nog geen besluit genomen omtrent de participatie van derde landen aan PESCO-projecten.
Nederland, gesteund door een grote groep lidstaten, wil de samenwerking met derde
landen graag mogelijk maken omdat deze samenwerking wat Nederland betreft essentieel
is. Andere landen hanteren een meer restrictieve benadering en wijzen juist op de
strategische risico’s van de betrokkenheid van derde landen. Nederland blijft zich
ten aanzien van deze kwestie inzetten voor een besluit voor samenwerking met derde
landen.
Overig
Graag deel ik mee dat ik samen met de Minister van Buitenlandse Zaken een adviesaanvraag
heb neergelegd bij de Adviesraad Internationale Vraagstukken, naar aanleiding van
de motie om «een onderzoek te laten doen door een onafhankelijk adviesorgaan naar
de optimale vormgeving van de Europese veiligheidsarchitectuur en de optimale taakverdeling
tussen de NAVO en de EU» (Kamerstuk 35 189, nr. 7). Het rapport met het advies omtrent dit vraagstuk is voorzien in juni 2020.
Voorts kan ik u mededelen dat de Steering Board van het Europees Defensieagentschap
(EDA) de voormalig Minister van Defensie van Tsjechië, de heer Jiři Šedivy, heeft
aangesteld als nieuwe directeur van het EDA.
Tot slot geldt dat de Military Planning and Conduct Capability (MPCC) dit najaar in EU verband zal worden geëvalueerd. De resultaten hiervan worden
begin 2021 besproken. De Nederlandse inzet ten aanzien van deze evaluatie zal worden
vormgegeven in samenhang met de Nederlandse inzet ten aanzien het Strategisch Kompas.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie